© CC0 (Publiek domein)

Bedrijfsovernames? Laten we het eens over de toekomst van onze economie hebben

5 Connecties

Relaties

Fusies Overname Robert Went

Personen

Hella Hueck

Organisaties

Akzo Nobel
54 Bijdragen

Tot voor kort waren de meeste ceo’s fel gekant tegen bescherming van Nederlandse bedrijven tegen buitenlandse overnames. Nu zijn ze compleet omgeslagen. Wat is hier aan de hand? En hoe moeten we verder? Journalist Hella Hueck en WRR-econoom Robert Went zetten de zaak op een rijtje.

1. Waarom hebben we het hier nú ineens over met z’n allen?

Het lijkt wel Groundhog Day. Om de zoveel tijd borrelt de ‘uitverkoop-van-Nederland’-discussie weer eens op, over buitenlandse investeerders die Nederlandse bedrijven willen overnemen of opsplitsen.

In 2006 was de wereld te klein toen activistische aandeelhouders wilden dat industrieel conglomeraat Stork werd opgesplitst. In 2007 werd de Hema-rookworst plotseling Brits. Zo’n tien jaar later zijn het ‘onze kroonjuwelen’ Unilever en AkzoNobel die door buitenlandse bedrijven en investeerders worden belaagd. En nu gaan er geruchten dat ook Philips binnenkort aan de beurt is.

We staan aan het begin van een nieuwe fusie- en overnamegolf

Volgens hoogleraar economie Hans Schenk, die zich al zo’n dertig jaar met dit onderwerp bezighoudt, staan we aan het begin van een nieuwe fusie- en overnamegolf: ‘De eerste die we hebben kunnen meten was aan het einde van de negentiende eeuw. Eind jaren 1990 begon de zesde, die eindigde in de dotcom-crash. En nu zitten we in de zevende.’ In zo’n fusiegolf worden volgens Schenk tien keer zoveel overnames gedaan als in de periode daarvoor.

Goed, fusiegolven hebben we dus vaker gehad. Maar de spelregels zijn dit keer anders, zeggen werkgeversorganisatie VNO-NCW en verschillende CEO’s van grote bedrijven. Zij zijn omgeslagen als een blad aan een boom, en pleiten voor meer bescherming tegen overnames. Daar geven ze twee redenen voor.

Ten eerste wordt door het beleid van de Europese Centrale Bank de rente kunstmatig laag gehouden, waardoor geld lenen spotgoedkoop is geworden. En ten tweede: het bedrijfsleven maakt zich grote zorgen over de Amerikaanse president Trump, die een protectionistisch America First-beleid voert. Door deze ontwikkelingen is van een gelijk speelveld geen sprake meer, betogen zij.

Oud-topmannen als Jan Hommen (Philips, ING) en Sjoerd Vollebregt (voormalig CEO Stork) pleiten voor een bedenktijd van een jaar als beursgenoteerde bedrijven een (vijandig) overnamebod krijgen.

We kunnen wel stellen dat het bijzondere tijden zijn

Zelfs minister Kamp (VVD) heeft wel oren naar zo’n extra beschermingsmaatregel - volledig tegen zijn eigen partijlijn in. We kunnen dus wel stellen dat het bijzondere tijden zijn.

2. Leuk hoor, die ruzies tussen aandeelhouders en CEO’s. Maar dit raakt mij verder toch niet?

Het gaat in deze discussie inderdaad vooral over aandeelhouders en aandeelhouderswaarde. Maar wie een pensioen opbouwt, heeft eigenlijk ook aandelen, want daar beleggen de pensioenfondsen deels in. En niet alleen de bedrijven die fuseren of overnemen dragen de risico’s; er zijn veel meer ‘stakeholders’ met belangen die op het spel staan.

Wat gebeurt er met de werkgelegenheid bij de bedrijven en hun toeleveranciers? Wat zijn de gevolgen voor innovatie, onderzoek en ontwikkeling van nieuwe producten? Wat gebeurt er met beleid om duurzaam te produceren — bij Unilever bijvoorbeeld? En wat zijn de gevolgen voor consumenten, en voor de regio’s waarin de bedrijven actief zijn?

Voor zulke maatschappelijke effecten is meer aandacht gekomen sinds de financiële crisis in 2008 de wereld hardhandig op de beperkingen van ‘de vrije markt’ wees. Belastingbetalers draaiden op voor het redden van ‘hun banken’ en werden geconfronteerd met jaren van bezuinigingen.

We zijn in de laatste decennia veel meer te weten gekomen over de nadelige effecten van fusies en overnames

Bij veel burgers, beleidsmakers en ook steeds meer politici speelt bovendien al veel langer een sluimerend ongemak; het gevoel dat we door globalisering en Europeanisering te veel de controle en zeggenschap over onze eigen economie zijn kwijtgeraakt. Er is veel onvrede over de rol van multinationals: ze geven slechts om winst op korte termijn, lijken zich niet bezig te houden met langetermijnkosten en gedragen zich als een soort hotelbewoners in de landen waar ze zich vestigen.

Hoogleraar Arnoud Boot (tevens lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid) vroeg zich acht jaar geleden al af: ‘Is de onderneming een instrument van de financiële markt aan het worden, met een soort “kwartetten in bedrijfsonderdelen” als meest extreme manifestatie hiervan?’ Dat schreef hij in zijn boek over ‘De ontwortelde onderneming’ (2009).

In datzelfde jaar constateerde Menno Tamminga in zijn boek ‘De uitverkoop van Nederland’ dat Nederland de grootst mogelijke moeite heeft ‘om zijn belangen te determineren en behartigen’. Zoals gezegd: Groundhog Day.

Van alle overnames mislukt tussen de 65 procent en 85 procent

Bovendien zijn we in de laatste decennia veel meer te weten gekomen over de nadelige effecten van fusies en overnames. Deze zorgen spelen allemaal mee, en wij vinden dat ze serieus genomen moeten worden, en dat we ze niet moeten verwarren met — of weg laten zetten als — een plat, nationalistisch ‘Oranjegevoel’. 

3. Welke kans is groter: dat je huwelijk strandt of dat een fusie mislukt?

Bezint eer je begint: van alle huwelijken loopt zo’n 40 procent op de klippen. Maar de kans dat een fusie van bedrijven mislukt, is nog veel groter. Uit meer dan honderd economische onderzoeken die zijn gedaan in Europa, de Verenigde Staten en Japan blijkt dat van alle overnames tussen de 65 procent en 85 procent mislukt, en dat aandeelhouderswaarde daarbij veelal wordt vernietigd.

Hoogleraar Schenk: ‘Deze conclusies zijn vaak gewoon ontkend. Dan hoor je: ach, die economen in hun ivoren toren, wat weten die er nou van met hun modellen? Maar als je steeds dezelfde uitkomsten krijgt, ga je wel een beetje geloven in je model. En na dertig jaar onderzoek dringt die kennis nu ook eindelijk door tot minister Kamp.’

‘Ik blijf me verbazen over hoeveel kapitaal bedrijven in deze branche vernietigen’

Er zijn maar een paar CEO’s in de wereld die dat ook zo zien. Zij zijn zeer terughoudend met de overname-ratrace. Jonas Prising van Manpower is zo’n topman die zich niet gek laat maken: ‘Ik loop bijna twintig jaar rond in de uitzendwereld en heb verschillende consolidatiegolven meegemaakt. Ik blijf me verbazen over hoeveel kapitaal bedrijven in deze branche vernietigen met ondoordachte overnames.’

4. Is de angst niet overdreven? AkzoNobel is al nauwelijks meer Nederlands...

Klopt, AkzoNobel is een multinational die zaken doet over de hele wereld. Als je kijkt naar de omzet of het aantal werknemers is het Nederlandse aandeel maar zo’n 10 procent van het grote geheel. Maar het hoofdkantoor van AkzoNobel staat in Amsterdam, en we weten uit cijfers van het CBS dat bedrijven met een buitenlandse moeder sneller activiteiten naar het buitenland verplaatsen dan bedrijven die Nederlands zijn.

Van de grote bedrijven met een moeder binnen de Europese Unie heeft 25 procent in de periode 2009-2011 activiteiten naar het buitenland verplaatst. Bij bedrijven buiten de Europese Unie is dat 26 procent. Voor Nederlandse bedrijven? Slechts 8 procent.

Met andere woorden: voor de werkgelegenheid in eigen land is het beter als ‘onze’ grote bedrijven in Nederlandse handen blijven.

Hoewel het CBS eind dit jaar pas met resultaten over de afgelopen jaren komt, is dit volgens de onderzoekers structureel. Zij verwachten niet dat nieuwe cijfers een heel andere trend zullen laten zien.

Ten tweede: wanneer een bedrijf als Akzo overgenomen wordt en activiteiten verplaatst of gereorganiseerd worden, dan zullen ook alletoeleveranciers dat merken. Tegenwoordig zijn veel diensten, die vroeger onderdeel waren van het bedrijf zelf, uitbesteed. Denk aan de catering, beveiliging, schoonmakers. En grote bedrijven hebben ook advocaten, accountants en IT-ers nodig die worden ingehuurd.

Een kleine 13 procent van de totale toegevoegde waarde van bedrijfstakken komt voor rekening van de industrie zelf, maar als je ook de toeleveranciers meetelt is dat 20 procent. Het belang voor Nederland van bedrijven als AkzoNobel en Unilever is dus veel groter dan alleen het bedrijf zelf.

Gemiddeld 75 procent van de fusies voegt niets toe

Ten derde is het zeer twijfelachtig of die fusies en overnames überhaupt wel groei opleveren voor de Nederlandse samenleving. Expert Hans Schenk zei in een eerder interview met ons dat gemiddeld 75 procent van de fusies niets toevoegt. Sterker nog: er wordt waarde vernietigd. Vooral grote, beursgenoteerde bedrijven kunnen een hevige impact hebben op de economie. Schenk rekent het even voor:

‘In de laatste fusiegolf hebben de VS en Europa samen 12.000 miljard dollar besteed aan overnames. Laten we zeggen dat de helft niet goed besteed is, dan ben ik aan de milde kant. Dan praten we over een verlies van 6.000 miljard dollar. Dat is zo’n groot bedrag dat het 1 procent verlies van je BBP zou kunnen zijn. Dat kan net genoeg zijn om een economie in een recessie te brengen.’

Als een verlies afgeboekt moet worden, moet iemand dat verlies nemen in de reële economie, zegt Schenk: ‘De bank bijvoorbeeld. Dat kan dan effect hebben op het verstrekken van hypotheken. Of het bedrijf dat de veel te dure overname heeft gedaan moet reorganiseren en mensen ontslaan.’

5. Maar wij nemen toch zelf ook heel veel bedrijven in het buitenland over?

Dat klopt, en dat argument wordt dan ook vaak aangehaald. Wij doen precies hetzelfde! Hoe dacht je anders dat Akzo zo groot is geworden?

Hoe dacht je dat Akzo zo groot is geworden?

Maar de vraag moet zijn: welke waarde – of het nou een Nederlands bedrijf is dat overneemt of een Nederlands bedrijf dat overgenomen wordt – wordt daarmee uiteindelijk toegevoegd? Bar weinig, vaak. Een paar voorbeelden:

1999

KPN koopt voor (omgerekend) 20 miljard euro het Duitse E-Plus.

In 2002 schrijft KPN 13,7 miljard af omdat het bedrijf veel minder waard blijkt te zijn.

In 2013 wordt E-Plus aan Telefonica verkocht. KPN boekt nog eens 3,7 miljard af. 

In totaal heeft KPN dus 17,4 miljard te veel betaald.

2000-2003

Numico wil behalve in babyvoeding ook in de vitaminepreparaten en koopt drie Amerikaanse bedrijven voor 4,5 miljard.

Daar is een paar jaar later alweer 1,6 miljard van afgeschreven.

2007

AkzoNobel koopt voor 11,8 miljard het Britse ICI.

Na twee jaar wordt 3,7 miljard afgeboekt.

6. Dus we gaan helemaal geen fusies of overnames meer doen? Get real!

We zien in deze discussie dat aan de ene kant volop wordt gepleit voor meer bescherming, terwijl anderen stellen dat het beschermen van beursgenoteerde bedrijven onnodig is, of zelfs contraproductief, en dat het onze economie schade zal toebrengen. Kortom: veel stevige meningen.

Wat te doen? Een panklaar antwoord hebben we niet, helaas

Maar zoals Arnoud Boot in het FD al schreef: ‘Wie investeerders louter als aasgieren ziet, is verkeerd bezig. En wie het bestuur ziet als moeder Theresa is ook niet van deze planeet. Maar het ontkennen van het bestaan van een wereld van flitskapitaal is evenzeer onzinnig.’

Dus, wat te doen?

Een panklaar antwoord hebben we niet, helaas. Er is geen algemeen aanvaarde theorie of praktijk die een adequate bescherming van een onderneming voorschrijft. Het wordt een zoektocht. Een zoektocht naar de bescherming die het best bij Nederland past, en daarom is het goed dat we deze discussie voeren.

Minister Kamp heeft een voorstel gedaan waar de politiek zich momenteel over buigt. Door de botsing van verschillende visies op de toekomst van onze economie, komen daar verschillende ideeën uit voort, zoals het geven van meer invloed aan werknemers op besluiten over overnames.

Wat Schenk voorstelt, is in Duitsland al doorgevoerd

Ook Hans Schenk trekt de discussie breder: ‘Als je weet dat de kans heel groot is dat een overname sowieso mislukt, maakt het niet zoveel uit of het bod vijandig is of niet. Ik heb het niet over al die kleine bedrijven. Die hebben niet zo’n impact op de economie als het fout gaat. Maar die grote wel. Ik leg de grens bij overnames vanaf pakweg 500 miljoen euro.’

Volgens Schenk zou je die moeten voorleggen aan een toetsingscommissie die kijkt naar het breder maatschappelijk belang: ‘De directie moet aan de toetsingscommissie uitleggen hoe al die mooie schaalvoordelen bereikt worden. En of dat écht plausibel is. Als je al die mooie beloftes binnen vijf jaar niet gerealiseerd hebt, moet de fusie ongedaan gemaakt worden. Ik denk dat een maatschappelijke toets samen met een jaar bedenktijd een grote vooruitgang is. Je haalt dan alle speculatie uit de markt.’

Wat Schenk voorstelt is in Duitsland al doorgevoerd: daar worden overnames van 400 miljoen euro of meer onder de loep genomen. Daarnaast willen Italië, Frankrijk en Duitsland graag dat de Europese Commissie bedenkt hoe strategische, technologische bedrijven beter beschermd kunnen worden.

7. Dus we moeten het over de toekomst van onze economie hebben?

Ja! Exact. De zoektocht naar de bescherming die Nederland nodig heeft, raakt een veel groter en belangrijker onderwerp: wat voor economie willen we in de toekomst hebben? Zulke vragen worden nog maar weinig gesteld. Het is tijd dat ze weer op de agenda komen.

Er lijkt een einde te komen aan Nederland als braafste jongetje van de klas

Het regent artikelen en analyses over de onvrede en onrust over hoe het economisch en sociaal met ons gaat – denk ook even aan Brexit en de verkiezing van Trump – en het neoliberalisme wordt wekelijks doodverklaard.

Andere landen vragen zich wél af hoe het verder moet met hun economie, of kennen al langer een actievere rol voor de overheid. Grote landen als Frankrijk en Duitsland hebben een industriepolitiek, schreven verschillende kranten de afgelopen tijd.

Er lijkt nu ‘een einde te komen aan Nederland als “braafste jongetje van de klas” als het om het eigen bedrijfsleven gaat,’ schreef NRC. ‘Jarenlang was de opstelling van de politiek: wij gaan er niet over, laat de vrije markt z’n werk doen. Inmiddels beweegt Nederland in de richting van EU-lidstaten als Frankrijk en Italië, die een stuk minder gêne kennen bij de bescherming van eigen economische belangen.’

8. Maar die landen zijn heel protectionistisch en groeien zelf niet zo hard. Zo’n overheid die zich overal mee bemoeit, moet je toch niet willen?

Het is veel breder dan dat. Trump, wat je ook van de man en zijn voorstellen vindt, wil ook een actievere overheid. En zelfs in het land van Margaret Thatcher wil de conservatieve premier Theresa May nu voor Engeland een nieuwe industriepolitiek.

De term ‘industriepolitiek’ moeten we misschien maar niet te veel gebruiken

De regering publiceerde een dik green paper met een voorwoord van de premier, waarin zij schrijft dat ‘een moderne industriële strategie’ nodig is. May wil ‘een nieuwe benadering voor de regering, die niet afzijdig moet blijven om de bedrijven hun gang te laten gaan maar die een nieuwe actieve rol moet spelen.’

Over de precieze betekenis van dit doel is door de regering een publieke consultatie gestart. In dat kader is onder andere een onafhankelijke Industrial Strategy Commission opgericht. Die commissie komt binnenkort met een eerste advies.

9. OMG: terug in de tijd! Van industriepolitiek kan toch niks goeds komen?

De term ‘industriepolitiek’ moeten we misschien maar niet te veel gebruiken. Bereid je voor op misprijzende blikken en afkeurend gemompel als je dat woord in een gesprek met economen laat vallen. Overheden zijn niet beter dan marktpartijen in het kiezen van successen, zul je te horen krijgen, dus je loopt het risico dat belastinggeld gaat naar losers in plaats van naar winners.

Er werden in het verleden inderdaad honderden miljoenen verloren aan ten dode opgeschreven bedrijven en sectoren – aan scheepsbouwbedrijf Rijn-Schelde-Verolme bijvoorbeeld. Daaruit hebben velen de conclusie getrokken dat de overheid zich verre moet houden van actieve bemoeienis met de structuur van de economie. Ten onrechte.

Ongeveer de hele iPhone is tot stand gekomen dankzij overheidssubsidies en -onderzoek

Want je kunt ook doorslaan en te naïef zijn over hoe de markt alles goed voor ons zal organiseren en oplossen. De bekende Italiaanse econoom Mariana Mazzucato, die ook al eens bij minister Kamp op de koffie is uitgenodigd, timmert aan de weg met onderzoek dat laat zien dat zo ongeveer de hele iPhone tot stand is gekomen dankzij overheidssubsidies en -onderzoek.

Econoom Ha-Joon Chang wijst op andere voorbeelden: ‘Another example of supporting world class companies was the Korean government's early support of Samsung electronics. Why do the Japanese excel at manufacturing cars? Why does Latin America excel at coffee?

Mazzucato is een van de velen die pleiten voor een actieve rol van de overheid bij het aanpakken van grote maatschappelijke uitdagingen, zoals de vergroening van de economie en de aanpassingen die de ‘verzilvering’ van de bevolking vragen.

EU-commissaris Carlos Moedas, die binnen Europa over onderzoek, wetenschap en innovatie gaat, haalt haar tegenwoordig regelmatig instemmend aan: ‘As Mariana Mazzucato says: Innovation-led growth is not just about fixing a market failure but also about setting direction and creating new markets. If you just tackle the market failure you can head into the wrong direction.’

10. Dus we hebben een visie nodig? Daar zal premier Rutte blij van worden...

Het is niet anders. De overheid moet een visie ontwikkelen op de toekomst van het land en de economie. Daarover spraken we in Londen met Diane Coyle, een sympathieke Britse topeconoom die lid is van de eerder genoemde Britse Industrial Strategy Commission. Industriepolitiek is eigenlijk een verkeerd woord, zegt zij. Want we moeten het dus niet alleen over de toekomst van de industrie hebben, maar over die van de hele economie.

Wederom: een visie heb je nodig

En misschien wel haar belangrijkste punt: het gaat dan niet om een lijst maatregelen waarmee je bepaalde sectoren of bedrijven gaat steunen met mooie subsidies. Er is zeker geld nodig, maar de overheid kan vaak ook al een rol spelen door partijen bij elkaar te brengen.

Dus wederom: een visie heb je nodig. En dan moet je het over economisch structuurbeleid hebben. En over een agenda om de kwakkelende productiviteitsgroei te vergroten. Want helaas: innovaties zoals de iPhone hebben niet tot een explosie van productiviteit geleid. De productiviteit verhogen is niet makkelijk - alle rijke landen worstelen ermee.

Wat ons ook erg aansprak is Coyle’s argument dat er eigenlijk geen keus is. Ook als je denkt of claimt dat je land niet aan industriepolitiek doet, dan doe je dat de facto wel. Je maakt namelijk altijd keuzes, doet sommige dingen wel en andere dingen niet.

Zo zijn we bijvoorbeeld aan de veel te grote financiële sector gekomen die ons in 2008 en de jaren daarna de das om heeft gedaan. Geen expliciete visie leidt ook tot keuzes, maar dan ad hoc, en je bent gevoeliger voor lobby’s. Dan kun je maar beter expliciet keuzes maken, die zijn te controleren.

Ook bij moderne industriepolitiek zal wel eens wat misgaan

Het VNO-NCW is altijd goed in het maken van grote plannen, zoals NL Next Level. Die rapporten worden met flair en optimisme in de pers gepresenteerd en trekken veel aandacht. Zulke inspanningen verdienen een goed debat en serieuze concurrentie van plannen en voorstellen van andere stakeholders en betrokkenen. Dan kunnen de politiek, en wij allemaal, beter onderbouwd afwegen en bepalen welke kant we op willen gaan.

Ook bij moderne industriepolitiek zal wel eens wat misgaan, dat gebeurt in bedrijven dagelijks. Daar moet je niet van schrikken, of meteen Kamervragen over stellen; dat moet je goed evalueren. Om dat te kunnen doen moet je wel doelen formuleren en instrumenten inzetten die evalueerbaar zijn. Dan kun je pas leren van fouten en broeden op successen voor de toekomst.

11. Kunnen jullie het nog wat concreter voor me maken: waar zou die moderne industriepolitiek zoal uit moeten bestaan?

We kunnen er binnenkort meer over lezen in het rapport van de Britse commissie, maar Diane Coyle schetst vast een paar hoofdlijnen. Om te beginnen: het idee dat ‘de overheid’ en ‘de markt’ twee heel verschillende domeinen zijn, is allang achterhaald.

De overheid kan en moet verantwoordelijkheden op zich nemen die voor het bedrijfsleven te risicovol zijn. Zo zal een bedrijf minder snel investeren in fundamentele wetenschap omdat het lastig in te schatten is of die investeringen zich snel uitbetalen. Ook kan de overheid een rol spelen in het beheersen van risico’s, want zij kan op de kapitaalmarkt geld aantrekken voor een lager rentepercentage dan bedrijven.

Je moet bedenken wat voor buitenlandse investeringen je wil aantrekken

Wat je in elk geval niet moet doen, zegt Coyle, is ‘de gevestigde orde op je thuismarkt beschermen. Overheden hebben vaak de neiging dat te doen, en dat zijn ook de bedrijven die een sterke lobby hebben bij de regering. Maar innovatie komt vaak niet bij die gevestigde orde vandaan.’

Coyle geeft als voorbeeld de auto-industrie. ‘Dat is een belangrijke sector met veel banen, die zorgt voor veel export en een hoge productiviteit. In de hele waardeketen komen nieuwe bedrijven op die bezig zijn met het ontwikkelen van elektrische auto’s en batterijen. Je moet daarom ook een open economie hebben, zodat buitenlandse bedrijven zich makkelijk kunnen vestigen.’

‘Multinationals zijn veel productiever. Nissan en Toyota hebben ons land veel gebracht. De auto-industrie in het Verenigd Koninkrijk bestaat vooral uit buitenlandse bedrijven, maar het is een van onze meest productieve sectoren.’

Je moet ook bedenken wat voor buitenlandse investeringen je wil aantrekken. Daarbij zou het niet alleen om de werkgelegenheid moeten gaan, zegt Coyle. Je moet kijken of ze goed zijn voor de ontwikkeling van je productiviteit.

Als je niet uitkijkt, gebeurt er in de regio helemaal niks meer

12. En hoe beoordeel je dan wat je wel en niet moet doen?

Dat is niet altijd makkelijk. Kosten-batenanalyses zijn vaak ongeschikt om daar een beslissing over te nemen, zegt Coyle. Zo’n analyse kijkt namelijk naar kleine, zich opstapelende veranderingen, en niet naar de grote. Terwijl je juist met een groot project het gedrag van mensen wil veranderen.

Stel dat je een hogesnelheidstrein wilt aanleggen van Groningen naar de Randstad. Hoe bereken je de baten daarvan? Als het werkt, is de verandering heel groot. Je krijgt misschien een achtergestelde regio met een nieuwe weg of spoorverbinding, omdat daardoor meer mensen daarnaartoe gaan, en er nieuwe economische activiteiten ontstaan. Hoe neem je dat – een onzeker effect – mee in zo’n berekening?

In de manier waarop we nu naar beslissingen kijken, zit bovendien een ‘winner takes all’-dynamiek. Je hebt geen onbeperkte middelen, dus wat ga je doen: een nieuw spoor in Londen aanleggen of doe je dat in een regio die achterblijft? Een nieuw treinspoor levert altijd meer op in Londen. Daar verdienen de mensen meer, kunnen de kaartjes duurder zijn, en heb je de investering sneller terugverdiend dan wanneer je een spoor in het Noorden van Engeland aanlegt. Als je niet uitkijkt, gebeurt er in de regio helemaal niks meer.

‘We zijn nog zoekende naar de juiste weg’

Daarmee komen we als vanzelf bij de verschillen binnen een land, en regionale ontwikkeling. ‘In de jaren 80 raakten veel mensen die vaste banen en fatsoenlijke lonen hadden ineens hun werk kwijt door de de-industrialisatie,’ zegt Coyle.

‘Er was geen enkel beleid om die mensen weer naar nieuw werk te begeleiden. Het sluiten van de fabrieken en de mijnen was geconcentreerd in bepaalde gebieden in Engeland. Hun kinderen kregen ook geen werk, de huizen en gemeenschappen gingen achteruit, en daar kwamen ze niet meer uit.Dat kwam door globalisering en automatisering, maar we hadden veel meer op kunnen vangen als we daar beleid voor hadden gehad.’

‘Je hebt een kritische massa met een bepaald voorzieningenniveau nodig voor een stad in een regio, zodat getalenteerde jongeren daar willen blijven wonen en bedrijven zich er willen vestigen. Je hebt in ieder geval goede infrastructuur nodig, mensen met de juiste opleiding – dat is niet per se een hoge opleiding trouwens – en ook goede voorzieningen, zoals een ziekenhuis en een theater. En misschien ook wel een vliegveld waarmee je direct naar China kunt vliegen.’

‘Wat je moet doen verschilt per geval, en we zijn nog zoekende naar de juiste weg. Maar het korte antwoord is dat de overheid in elk geval geld moet uitgeven.’

Het zijn prikkelende ideeën en gedachten, we kijken uit naar het rapport van de commissie en de verdere discussie in de het VK. Ben je positief over de toekomst van je land, vragen we tot slot aan Diane Coyle? ‘Nee, het wordt afgrijselijk met de Brexit, maar juist daarom moeten we hier des te harder aan werken.’

Pfff…. lang verhaal. Tot slot een toepasselijk muziekje?