© ANP/Sander Koning

6 redenen vóór een energietransitie die niets met CO2 te maken hebben

3 Connecties
24 Bijdragen

Onze energierekening gaat omhoog, want de CO2-uitstoot moet omlaag. Maar dat laatste is voor de meeste Nederlanders een te abstract doel. Om een breder draagvlak voor de energietransitie te creëren, zijn andere argumenten noodzakelijk. Argumenten die duidelijk maken dat verduurzaming om veel meer gaat dan CO2-reductie alleen – en veel meer oplevert.

In de Energieagenda zijn afspraken vastgelegd om in 2050 de energievoorziening bijna geheel duurzaam te maken en daarmee de uitstoot van CO2 ten opzichte van 1990 met 80 tot 95 procent te verminderen. Deze drastische reductie van de CO2-emissies heeft tot doel de opwarming van de aarde te beperken tot minder dan 2 graden. Dat is een belangrijk doel, maar ook een dat voor veel burgers te ver van hun bed is. De Noorse psycholoog Per Espen Stoknes, auteur van het boek What We Think About (When We Try Not To Think About) Global Warming, maakt dat duidelijk: ‘Het enerzijds weten dat er iets aan de hand is, maar er niks aan (kunnen) doen leidt tot een innerlijk conflict, ook wel cognitieve dissonantie genoemd. Dit effect treedt op wanneer gedrag, emotie en cognitie (kennis) niet op één lijn liggen, en is een van de belangrijkste redenen dat veel mensen klimaatverandering negeren, bagatelliseren, of ontkennen.’ 

Het belang en de mogelijkheden van de energietransitie spelen derhalve ook een ondergeschikte rol op de agenda van een aantal grote politieke partijen. Het wil dan ook nog niet zo vlotten in Nederland met de verduurzaming van de energiemix. De laatste CBS-cijfers over 2016 geven aan dat de energiemix van Nederland slechts 5,9 procent duurzame energie bevat, terwijl de energiemix in 2023 volgens het Energieakkoord 16 procent duurzame energie moet bevatten. In het nieuwe regeerakkoord zijn goede stappen geformuleerd om hier wat aan te doen. Die stappen kunnen worden gefinancierd dankzij verhogingen van de energiebelasting en de Opslag Duurzame Energie (ODE). Volgend jaar gaat dat om een verhoging – inclusief het btw-effect – van ongeveer 70 euro op de energierekening voor een gemiddeld gezin. En die verhoging zal de komende jaren toenemen volgens het voorgenomen beleid. 

Om draagvlak voor het beleid en begrip voor deze kostenstijgingen te creëren zijn andere argumenten nodig dan alleen die CO2-reductie. Er zijn argumenten nodig die tevens demonstreren dat energietransitie veel meer is dan alleen die CO2-reductie, en ook veel meer zal opleveren. Het is van belang om de energietransitie nadrukkelijker te koppelen aan andere urgente en voor de burger concretere problemen die samenhangen met de huidige op fossiele brandstoffen gebaseerde energievoorziening. Er zijn genoeg andere problemen die we kunnen oplossen (en kansen die we kunnen aangrijpen) als we aardgas, olie en steenkolen links laten liggen en overstappen op duurzamere alternatieven. We zetten er een paar op een rijtje.

Nederland wordt door de dominantie van Gazprom steeds kwetsbaarder voor Russische verdeel-en-heerspolitiek

1. Onafhankelijkheid van dictatoriale en corrupte gas- en oliestaten

Nederland wordt steeds afhankelijker van buitenlands gas. In 2015 importeerden we voor het eerst bijna net zoveel gas als we verbruikten; ondertussen daalde de eigen gaswinning naar het laagste niveau sinds 1971. Dat is goed nieuws voor een aantal andere landen: zo zag Rusland de hoeveelheid gas die naar Nederland stroomde in de afgelopen vijf jaar verdubbelen. Omdat Nederland volgens afspraak steeds minder eigen gas zal gaan produceren, wordt die afhankelijkheid almaar groter. Als de nieuwe Nordtream II-pijpleiding er komt, zal 50 procent van al het Russische gas door deze en andere leidingen naar Europa stromen. De dominantie en invloed van staatsbedrijf Gazprom zal daardoor flink toenemen.

Sijbren de Jong van het Hague Centre for Strategic Studies geeft aan dat Nederland op deze manier steeds kwetsbaarder wordt voor Russische verdeel-en-heerspolitiek. En wat geldt voor Nederland, geldt ook voor andere Europese landen als het Verenigd Koninkrijk (en in nog sterkere mate België, Frankrijk en Italië): die landen waren altijd al afhankelijk van buitenlands gas, maar konden dat gas ook uit Nederland en Noorwegen importeren. Doordat deze gasbronnen echter opdrogen, wordt heel Europa afhankelijker van Russisch gas.

Ook de Southern Gas Corridor-pijpleiding, die het Shah Deniz II-gasveld in Azerbeidzjan via Turkije en Griekenland moet verbinden met Italië, biedt geen soelaas. Zoals Bas van Beek en Jilles Mast in een artikel voor FTM aangeven, wordt Europa via deze pijplijn afhankelijk van Ilham Aliyev, de president van Azerbeidzjan: een petrodictator die op het gebied van mensenrechten, democratie en persvrijheid bijna net zo slecht presteert als Poetin in Rusland.

De olie- en gasprijs zijn van groot belang voor de economie: nagenoeg alle sectoren zijn er direct of indirect afhankelijk. De prijs van gas is voor een belangrijk deel gekoppeld aan de olieprijs; de prijs van olie is weer deels afhankelijk van de belangen van dictatoriale oliestaten.

Waar dat toe kan leiden, zagen we eind 2016. Toen besloot de OPEC, in samenwerking met onder andere Rusland, om minder olie te gaan verkopen. Het doel: schaarste creëren, zodat er weer hogere prijzen gevraagd konden worden. De olieprijs steeg uiteindelijk van minder dan 30 dollar naar bijna 60 dollar per vat. De gasprijs steeg in diezelfde periode steeg van bijna 10 naar 16 Euro per megawattuur (MWh).

Wanneer een land olierijk is, is de kans aanzienlijk groter dat een dictatoriaal regime aan de macht blijft

2. Nederlandse petrodollars houden dictatoriale regimes op de been

In zijn boek Blood Oil presenteert Leif Wenar cijfers waaruit duidelijk blijkt dat wanneer een land olierijk is, de kans aanzienlijk groter is dat een dictatoriaal regime aan de macht blijft. Zo stortten de regimes in landen waar de olie-inkomsten per hoofd van de bevolking beperkt zijn – zoals Jemen ($410), Egypte ($400) en Tunesië ($380) – tijdens de Arabische Lente één voor één in elkaar. In landen waar er een hoge gemiddelde olieopbrengst per hoofd van de bevolking is, zoals Qatar ($ 38.160), Koeweit ($ 29.840) en Saoedi-Arabië ($ 11.930), bleef de regering echter regelmatig moeiteloos aan macht.

Maar dat wil niet zeggen dat de bevolking het in die laatste landen nu zoveel beter heeft. Toen de Nederlandse econoom Rick van der Ploeg in Ghana, Kazachstan en Nigeria veldonderzoek deed naar de impact van de inkomsten uit petrodollars op de bevolking, ontdekte hij onder andere dat in Nigeria het bruto binnenlands product per inwoner dankzij de olieopbrengsten steeg van 33 dollar in 1965 naar 325 dollar in 2000. Tegenstrijdig genoeg schoot het percentage Nigerianen dat van minder dan een dollar per dag moet rondkomen in dezelfde periode ook omhoog: van 26 procent in 1970, naar bijna 70 procent in 2000.

Met andere woorden: de petrodollars worden door de regimes vooral gebruikt om de eigen zakken te vullen en zichzelf in stand te houden (bijvoorbeeld door te investeren in wapens), en veel minder om te investeren in economische diversificatie of een verbetering van het algehele welvaartsniveau.

Thomas L. Friedman

The First Law of Petropolitics: de prijs van de olie en de weg naar de vrijheid bewegen zich in oliestaten in tegengestelde richtingen

3. Petrodollars worden ingezet voor activiteiten die de Europese samenleving ontwrichten

Wat hebben de terreuraanslagen van IS in Europa, Assad die zijn eigen bevolking met gifgas bestrijdt, de strijd om Irak, de steun van Saoedi-Arabië aan extremistische islamitische groeperingen, de aanslagen van Al-Qaeda en de militaire acties van Poetin in Oekraïne met elkaar gemeen? Ze werden allemaal mede mogelijk gemaakt door (westerse) petrodollars.

En dat niet alleen: veel van de genoemde conflicten zijn ook terug te leiden naar de strijd om diezelfde petrodollars. Zo berekende het Heidelberg Instituut voor Internationaal Conflictonderzoek dat van de 414 conflicten die in 2013 gaande waren, er negentig verband hielden met de strijd rond natuurlijke hulpbronnen. Olie, en dan vooral de prijs van olie, is de grootste boosdoener. De New York Times-columnist Thomas L. Friedman introduceerde daarom The First Law of Petropolitics. De wet poneert het volgende: ‘The price of oil and the pace of freedom always move in opposite directions in oil-rich petrolist states.’  Omdat de lokale bevolking uit deze landen (Syrië, Somalië en Zuid-Soedan, om er een paar te noemen) een veilig heenkomen zoekt, creëert die strijd vluchtelingenstromen – onder andere naar Europa. Ook deze hebben een ontwrichtende uitwerking op de Europese samenleving.

Tot slot worden er om de conflicten te helpen beslechten steeds vaker Europese soldaten ingezet. Iedere keer dat ons land echter militairen of straaljagers naar conflictgebieden als Somalië en Syrië stuurt, kost dat belastinggeld. En het kan goed zijn dat deze soldaten en vliegtuigen beschoten worden door wapens die zijn gekocht met het geld dat is verkregen met olieverkopen.

Aardgas is waarschijnlijk minder schoon dan we denken. Bovendien is het minder veilig, zoals de Groningers reeds hebben ervaren

4. Milieuvervuiling en aardbevingen

Één van de grootste olierampen uit de geschiedenis is in alle stilte al meer dan vijftig jaar aan de gang: in de Nigerdelta lekken er ieder jaar tientallen miljoenen vaten olie weg. De olielekkages zorgen ervoor dat de grond en het water vervuild raken, landbouw en visserij niet meer mogelijk zijn en inwoners te kampen krijgen met gezondheidsproblemen en armoede. Ook de fauna en flora in het gebied worden door de lekkages ernstig bedreigd.

Maar niet alleen in Afrika zijn de milieueffecten van oliewinning groot. Ook in andere delen van de wereld zal de winning van olie en gas voor milieu- en andere schade blijven zorgen. Bijvoorbeeld in het kwetsbare Noordpoolgebied. Terwijl de Amerikaanse president Trump de weg vrijmaakt voor oliewinning in de regio, heeft het Amerikaanse Bureau of Ocean Energy Management (BOEM) berekend dat de kans op een serieuze olieramp vóór 2100 bij het doorgaan van de plannen zo’n 75 procent is.

En dan is er nog aardgas, vaak gepresenteerd als ‘schone’ fossiele brandstof. Maar die bewering klopt alleen als vergeten wordt dat bij de winning van gas ook het sterke broeikasgas methaan vrijkomt. Lekt bij de winning 3 tot 8 procent van het methaan weg, zo lezen we op de Correspondent, dan verdampt de klimaatwinst van gas ten opzichte van steenkool. Volgens de door Shell geciteerde bronnen ligt de uitstoot van methaan ruim onder de 3 procent, maar het Correspondent-artikel zet vraagtekens bij die cijfers. In het artikel wordt recent onderzoek aangehaald dat een zorgwekkend beeld schetst van de tot voor kort onopgemerkte methaanuitstoot: zo blijkt uit recente metingen dat onder andere door schaliegaswinning de methaanemissies in de VS tussen 2002 en 2014 met dertig procent zijn toegenomen. Ook volgens Roland Kupers, voormalig vice-president van Shell LNG, is het probleem van methaanlekkage groter dan wordt aangenomen. Eerder gaf hij op FTM aan dat het probleem van methaanlekkage wordt onderschat.

Aardgas is dus waarschijnlijk minder schoon dan we denken. Bovendien is het minder veilig: zoals de Groningers reeds hebben ervaren, kan de winning van aardgas extra aardbevingen kan veroorzaken. Ook dit is een probleem dat verholpen wordt als we afstappen van fossiele brandstoffen.

5. Lucht- en geluidsverontreiniging

De Wereldgezondheidsorganisatie heeft een interactieve kaart gemaakt waarop zichtbaar is dat Nederland tot de landen behoort waar de luchtvervuiling zeer ernstig is. Het Planbureau voor de Leefomgeving ziet wegverkeer als een van de belangrijkste bronnen van luchtvervuiling: auto's, vrachtwagens, motoren en ander verkeer stoten veel fijnstof, stikstofoxiden en koolmonoxide uit. Ook dragen ze bij aan uitstoot van andere schadelijke stoffen die leiden tot de vorming van ozon. Huishoudelijke en industriële fossiele verbrandingssystemen, zoals gaskachels, cv-ketels en gasfornuizen, dragen daarnaast substantieel bij aan de luchtverontreiniging.

Alhoewel er nog veel onduidelijkheden en onzekerheden bestaan over de precieze impact van de verschillende vervuilende stoffen in de lucht, bestaat er wel een groeiende consensus dat luchtverontreiniging een belangrijke impact kan hebben op onder meer luchtwegaandoeningen en hart- en vaatziekten.

De energietransitie lost niet alleen problemen op: ze biedt ook enorme kansen

6. Creëren van commerciële kansen en nieuwe banen

De energietransitie lost niet alleen problemen op: ze biedt ook enorme kansen. Zo is Denemarken ooit begonnen aan de energietransitie door vanuit een welbegrepen eigenbelang de energievoorziening onafhankelijk van fossiele bronnen te willen maken. Daardoor loopt het land anno 2017 voorop; ook heeft het met Vestas een wereldspeler  op het gebied van windturbines gecreëerd.

Door in te zetten op de energietransitie kan ook Nederland – net als op het gebied van water – koploper worden in de omslag naar een nieuw energiesysteem. Investeringen in die omslag kunnen, zoals McKinsey in een recent rapport getiteld Versnellen van de energietransitie: kostbaar of kansrijk? aantoonde, de economie een enorme impuls geven. Innovatie en kennis als nieuw exportproduct, met als resultaat meer werkgelegenheid.

Daarbij: door te investeren in een slimme energie-infrastructuur die de overgang van fossiele energie naar hernieuwbare energie ondersteunt, de elektrificatie van mobiliteit, warmte en de duurzame productie van chemicaliën en brandstoffen mogelijk maakt en de warmte-, gas- en elektriciteitsvoorziening koppelt, kan Nederland haar positie als duurzame transport- en opslaghub van Noordwest-Europa voor de toekomst veiligstellen en uitbouwen.

Hoe nu verder?

Helemaal los van natuurlijke grondstoffen komen we hoogstwaarschijnlijk nooit: ook de energiebronnen voor een duurzame toekomst zijn afhankelijk van grondstoffen als coltan, wolfraam, kobalt en zeldzame metalen als neodymium. En helaas: ook deze grondstoffen zijn veelal afkomstig uit landen met dictatoriale en vaak corrupte regimes die afhankelijk zijn van deze inkomsten.

Het is een goede eerste stap dat het Europees Parlement de lidstaten ervan heeft weten te overtuigen dat verplichte zorgvuldigheidscontroles van grondstofwinning noodzakelijk zijn

Als grootverbruikers van deze grondstoffen zijn we er dan ook mede verantwoordelijk voor dat de winning van deze grondstoffen zo duurzaam en eerlijk mogelijk plaatsvindt. Transparantie is hiervoor een eerste vereiste: bindende transparantiewetten kunnen eraan bijdragen dat de inkomsten uit grondstoffen minder ten goede komen aan corrupte regimes en meer worden ingezet voor de ontwikkelingen van die landen.

Zo groeit ook de kans dat grondstoffenwinning kan gaan fungeren als een vliegwiel voor economische ontwikkeling ter plaatse. Om dit te realiseren, zijn Europese wettelijke maatregels nodig om bedrijven die deze grondstoffen gebruiken te laten rapporteren over de herkomst. In lijn met de OESO-richtlijnen zouden bedrijven van het begin tot het einde van de keten zich ervan moeten vergewissen dat zij niet bijdragen aan misstanden. Door alle bedrijven daartoe te verplichten, krijgt ook China een prikkel om op een andere wijze met grondstofwinning om te gaan. Want wie aan Europa levert, zal aan de Europese eisen moeten voldoen. 

Het is dan ook een goede eerste stap dat de leden van het Europees Parlement erin zijn geslaagd om de lidstaten te overtuigen van de noodzaak van verplichte zorgvuldigheidscontroles in een informeel akkoord. Deze ‘conflictmineralen’-wet verplicht vrijwel alle importeurs van tin, wolfraam, tantaal en goud om met ‘passende zorgvuldigheid’ controles uit te voeren op hun leveranciers. Grote producenten zullen ook openbaar moeten maken hoe zij van plan zijn na te gaan dat hun bronnen voldoen aan de regels.

Fossiele brandstoffen vallen helaas niet onder deze wet, maar de problemen die ermee samenhangen zorgen wél voor de grootste maatschappelijke en milieubedreigingen omdat zo veel van onze producten gemaakt zijn van – of worden verplaatst met – deze grondstoffen. Hoewel een uitbreiding van de wet voor deze grondstoffen daarom nodig is, kunnen de problemen ook via een andere weg worden verkleind: door in te zetten op de energietransitie, zal onze afhankelijkheid van die grondstoffen sterk worden gereduceerd en zullen de maatschappelijke problemen die ermee samenhangen afnemen. Tegelijkertijd wordt een impuls aan de economie gegeven.

Met een gecoördineerde inzet van ons intellect kunnen we een mondiale koppositie verwerven op het gebied van duurzame kennis en innovatie

De energietransitie is meer dan alleen CO2-reductie

Laten we het dan toch nog even over CO2 hebben. Natuurlijk gaat de energietransitie uiteindelijk een significante reductie in CO2-uitstoot opleveren. En deze reductie gaat er op de zeer lange termijn toe leiden dat het klimaatprobleem wellicht behapbaar wordt. Nederland speelt daarin echter een zeer bescheiden rol: als klein land heeft het slechts een beperkte invloed op de thermostaatknop van de wereld.

Maar door vol in te zetten op de energietransitie en de energievoorziening zo veel mogelijk te elektrificeren, maken we onszelf wél minder afhankelijk van fossiele brandstoffen. Hierdoor worden niet alleen CO2-emissies gereduceerd, maar worden ook andere – voor de burger concretere – problemen verkleind, zoals luchtvervuiling, vluchtelingenstromen en terreurdreiging. Én: het prikkelt het intellect van de vele kennisinstellingen die ons land bezit. Met een gecoördineerde inzet van dat intellect kunnen we een mondiale koppositie verwerven op het gebied van duurzame kennis en innovatie. Vanuit die positie kan Nederland wel op wereldniveau een duurzame invloed uitoefenen. 

Door deze boodschap met goede voorbeelden nadrukkelijk te koppelen aan de energietransitie, worden de positieve effecten ervan concreter gemaakt. Hiermee kan, zelfs bij klimaatontkenners, draagvlak voor het beleid worden gecreëerd. Waar wachten we nog op?