© Sam Gerrits

Bij het aardbevingsbestendig maken van Groningen wordt vooral veel geld verbrand

De afhandeling van de aardbevingsschade — geraamd op 8 miljard euro — is maar een fractie van de totale prijs van gaswinning in Groningen. Het prijskaartje om het gebied veilig te maken kan ruim drie keer hoger uitvallen. En dat niet alleen: de manier waarop het nu gebeurt is verre van effectief. Hoe moet dit dan wél worden aangepakt?

In dit stuk ga ik bespreken of er in Groningen sprake is van levensgevaar, wat het gaat kosten om de regio aardbevingsveilig te maken, en hoe je dat idealiter zou moeten aanpakken.

Laat ik daarvoor beginnen met een ijkpunt voor natuurgeweld en veiligheid in Nederland: de Watersnoodramp van 1953, nu 65 jaar geleden. Ook wat deze ramp betreft, moeten we de oorzaak bij onszelf zoeken. Wij hebben de Zeeuwse grond ingepolderd, wij hebben niet goed op onze dijken gelet, niet op de inklinking van akkers tot onder de zeespiegel, et cetera.

Qua menselijk leed is er natuurlijk geen vergelijken aan. Naast 1.836 menselijke slachtoffers, verdronken er in 1953 jaar geleden meer dan 187.000 koeien, paarden, varkens en kippen in het zeewater. In Groningen spreken we vooralsnog over nul dode mensen en evenzoveel dode dieren. Zelfs de zeer zware storm die op 18 januari van dit jaar over het midden van het land trok was dodelijker.

Maar wat materiële schade en veiligheid betreft, kunnen we misschien wel een vergelijking maken. In Zeeland werden zo’n 3.000 woningen en 300 boerderijen verwoest; meer dan 400.000 woningen en 3.000 boerderijen hadden waterschade. In hoeveel gevallen het hier ging om een kelder vol modder en hoeveel structurele schade er was, dat weet ik niet. Maar al met al lag zo’n 1410 vierkante kilometer poldergrond tijdelijk in zee.

De totale materiële schade voor het rampgebied werd destijds geschat op anderhalf tot twee miljard gulden. Volgens deze rekenmachine van het Internationaal Instituut Voor Sociale Geschiedenis is dat tegenwoordig rond de 7 miljard euro. 

Nu de veiligheid. De Deltawerken kostten volgens het rapport Deltacommissie 2.2 miljard gulden om aan te leggen, tegenwoordig is dat zo’n 8 miljard euro. Daarnaast schatte het rapport de onderhoudskosten op 125 miljoen gulden per jaar; ongeveer 450 miljoen euro anno 2018. Van 1953 tot 2014 is er dus zo’n 27 miljard euro aan onderhoud uitgegeven. Van 2014 tot 2044 gaan we nog eens 20 miljard euro in de Deltawerken investeren.

Om een tweede Watersnoodramp te voorkomen en de veiligheid van de Zeeuwen te garanderen, hebben we tegen 2044 dus rond de 55 miljard euro uitgegeven. Dit sommetje is ruw; verbeter me maar in de commentaren. Het punt is: niemand vraagt zich af of al dat geld nu nuttig besteed is of niet. We achten het vanzelfsprekend.  

De Italianen keken hun ogen uit toen ze onze tien centimeter dunne muurtjes zagen

Gebouwd op windkracht

Interessant genoeg is het aardbevingsgebied in Groningen ongeveer net zo groot als het Watersnoodrampgebied van 1953: tussen de 1.400 en de 1.475 km², afhankelijk van je definitie. In het aardbevingsgebied zijn 180.000 gebouwen aantoonbaar in waarde gedaald — zo ongeveer alle woningen die er staan.

Hoe aardbevingsveilig zijn die woningen? En is er sprake van levensgevaar?

Ingenieur Ton van Beek deed in 2015 en 2016 in het Stevinlab van de TU Delft onderzoek naar de aardbevingsbestendigheid van een typisch Gronings huis. in opdracht van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) liet hij een normale rijtjeswoning uit de jaren ’70 — zoals je ze veel tegenkomt in het Groningse aardbevingsgebied — levensgroot nabouwen door Groningse metselaars, met Groninger mortel en kalkzandsteen. Die hing hij vol met sensoren; vervolgens duwde er tegenaan.

De NAM wilde weten hoeveel huizen in Groningen instortingsgevaarlijk zijn. Met andere woorden: hoeveel huizen hebben versterking nodig? In het huisblad van de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen zegt Van Beek in 2016: ‘In Nederland bouwen we op windkracht. Op aardbevingen zijn deze huizen nooit berekend.’

Het Stevinlab werkte nauw samen met Eucentre, een gerenommeerd centrum voor aardbevingsonderzoek in het Italiaanse Pavia; daar zetten ze vergelijkbare Groninger model-huizen op een schudtafel om ze te testen op stevigheid. Van Beek: ‘Dit was onontgonnen gebied. Er was helemaal geen kennis van het effect van aardbevingen op Nederlandse huizen. Op slappe, vochtige bodem bouw je zo licht mogelijk, om verzakking te voorkomen. De Italianen keken hun ogen uit toen ze onze tien centimeter dunne muurtjes zagen. Zij zijn muren van minstens dertig centimeter gewend.’

Onafhankelijk geoloog Peter van der Gaag doet al vijfentwintig jaar grondboringen in de verschillende soorten slappe klei en veen van het ingepolderde wad rond Loppersum en schreef tientallen rapporten en analyses over de situatie. Hij is bekend met het onderzoek van de TU Delft en heeft ook de schud-gegevens van Eucentre bekeken.

Zijn inschatting: de Italianen hebben met hun schudtafel alleen gekeken naar de horizontale grondversnelling (in het Engels: Peak Ground Accelleration, of PGA). Dit terwijl de verticale grondversnelling van de polderklei en het veen vaak intenser is. Bovendien worden de panden op de slappe grond getordeerd (gedraaid) door de aardbevingen en hebben ze beving na beving te verwerken gehad.

De ondermijning van de huizen door cumulatieve aardbevingsschade is daarnaast nog lang niet voorbij. Bij een aardbeving met magnitude (M) 4 op de schaal van Richter ziet Van der Gaag een groot aantal woningen in het poldergebied risico lopen: met name de oude monumentale boerderijen op traditionele gemetselde funderingen in de zogenaamde knipklei maken dan kans om in te storten.

In deze boerderijen is sprake van cumulatieve schade. Door de daklast worden de wanden bij elke beving verder uit elkaar gedrukt. Daardoor kunnen de dakbalken hun ondersteuning verliezen en kan er tijdens een aardbeving een moment van bezwijken ontstaan. Van der Gaag: ‘Dan spreek je van levensgevaar. We zien nu al in mestkelders met muren van dertig centimeter dik gewapend beton scheuren vallen die door en door zijn.’

Je kunt geen Deltawerken voor de Groninger aardbevingen bouwen

Volgens de seismologen van Shell is de kans dat er in 2018 een aardbeving met magnitude 4 valt behoorlijk groot. Één op vijftien, om precies te zijn.

Vijftigduizend dijken

Zeeland houdt de zee buiten de deur met dijken en waterkeringen. Maar aardbevingen hebben geen deur nodig; je kunt dus geen Deltawerken voor de Groninger aardbevingen bouwen.

Het probleem zit immers in de grond zelf: er is door het verdwenen gas een onderdruk van zo’n 280 atmosfeer ontstaan in het Slochterenveld. Die onderdruk veroorzaakt aardbevingen, die bevingen worden versterkt door de slappe drilpuddinggrond. Op die grond staan vervolgens huizen te schudden die zijn gebouwd om windstoten te weerstaan, maar niet berekend zijn op aardbevingen.

De huizen met de grootste schade staan logischerwijs op wadpoldergrond. Die grond kun je immers niet steviger maken, tenzij je hem (ironisch genoeg) weer teruggeeft aan de Waddenzee.

Wat overblijft: de woningen zélf aardbevingsbestendig maken. Dat dit wel eens duurder kan uitpakken dan de bouw van de Deltawerken klink ongelofelijk, maar is volkomen logisch als je bedenkt wat de functie van de Deltawerken is. De werken vormen als het ware een stevig opstaand randje langs onze zuidwestkust, waardoor we niet ieder huis in de binnenlanden waterdicht hoeven te maken.

Vergelijk dit nu met de wadpolder. Om in alle huizen in het aardbevingsgebied dezelfde mate van veiligheid te garanderen als die waar de Zeeuwen al vijfenzestig jaar van genieten, moet je als het ware om ieder onveilig huis een ‘dijk’ zetten.

In het meest recente kwartaalrapport van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG), Hans Alders, staat dat van de 6.500 tot dusver geïnspecteerde woningen er ruim 3.000 onveilig waren en dus versterkt zullen moeten worden. De NOS pikte dat vervolgens op als ‘Ruim 3.000 huizen in 'kerngebied' niet aardbevingsbestendig’; ik miste in die kop vooral de woordjes ‘tot dusver.’

Ik vroeg Alders daarom wat voor inschatting hij maakt betreffende het totaal aantal onveilige huizen in het poldergebied. Het antwoord: ‘De NCG kan op dit moment geen uitspraken doen over hoeveel woningen er in de toekomst in totaal moeten worden versterkt in het aardbevingsgebied.’ Daarna kwam er nog een meter aan indekkende tekst en kleine lettertjes; die ik u zal besparen.

Uiteindelijk heb ik zelf dus maar een sommetje gemaakt. Dit sommetje is gebaseerd op enkele aannames die weliswaar met lokale schade-experts geverifiëerd zijn. Maar, dat zeg ik er eerlijk bij, er is geen expert-workshop aan vooraf gegaan. Gezien de urgentie en het gebrek aan transparantie bij de NCG vond ik evenwel toch dat ik het sommetjes moest maken, al was het maar als aanzet voor de echte onafhankelijke experts om tot een betrouwbaarder inschatting te komen. Ik zie jullie inschattingen en correcties graag tegemoet in de commentaren.

Als mijn sommetje klopt, spreken we van 50.000 onveilige panden

Gebruik makend van gegevens van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), en er in overleg met Groningse schade-experts even vanuit gaande dat huizen met een waardedaling van rond de 10 procent of meer risico lopen (tabel 2), kom ik uit op zo’n 30.000 gewone huizen die op dit moment instortingsgevoelig zijn bij een aardbeving met magnitude 4 of meer (tot maximaal M 4.5) volgens de schaal van Richter.

Maar dat is niet alles. De onderzoekers van de RUG hebben hun gegevens gebaseerd op verkochte woningen. Hierdoor vallen de pakweg 20.000 monumentale panden in het aardbevingsgebied, die door hun ouderdom ook gevoelig zijn voor instorting, grotendeels buiten het onderzoek. Daar kom ik op terug.

Als mijn sommetje klopt, spreken we dus van zo’n 50.000 onveilige panden. Dat is ongeveer één op de vier panden in het aardbevingsgebied, en pakweg de helft van de panden in het ‘kerngebied’. Dat cijfer komt aardig overeen met de voorlopige conclusies van de NCG. Door cumulatieve aardbevingsschade kan dit aantal in de toekomst oplopen. 

Near Collapse

Er zijn in Loppersum tot op heden al 43 zogenaamde ‘Jarino-woningen’ gesloopt omdat ze te onveilig waren. Nog eens 1.450 woningen van vergelijkbare instortingsgevoeligheid, veelal gebouwd door bouwbedrijf Jarino uit Roden (groot geworden met de bouw van mobiele wooncontainers), zijn inmiddels versterkt volgens de ‘near-collapse’-norm van het Nederlands Normalisatie-instituut NEN. 

‘Near collapse’ houdt in: bij de maximaal door het KNMI voor Loppersum verwachte horizontale grondversnelling (PGA) van 0.20 g mogen deze huizen niet direct instorten, maar in een toestand van bijna instorten — near collapse — verkeren. Hierdoor hebben inwoners de tijd om het vege lijf te redden.

Bij de woningen van Jarino is de norm bereikt door de huizen rondom met hout te betimmeren en het dak te verstevigen. Op de dakversteviging staan ook zonnepanelen, als een soort ironische verwijzing naar de toekomst. Per huurhuis kost deze zo minimaal mogelijke ingreep officieel tussen de 110.000 en 115.000 euro. Volgens de Groningse schade-experts die ik sprak en gegevens die RTV-Noord verzameld heeft kan dit bedrag echter oplopen tot wel 300.000 euro.

De aftimmerklus gaat relatief snel: de huizen zijn van woningbouwcorporaties die de versteviging van een complete straat in één keer kunnen bekostigen. Bouwbedrijven kunnen dus snel geld verdienen, hetgeen verklaart dat deze 1.450 woningen als eerste zijn geholpen.

Je zou zeggen dat je voor dat geld ook nieuwbouw kunt plegen, en dat is ook zo. Een nieuwbouwhuis kost in Groningen tussen de 130.000 en 150.000 euro. De veertien Groningse woningcorporaties uit het aardbevingsgebied beseffen zich zodoende steeds beter dat ‘near collapse’-verstevigen weggegooid geld is, want feitelijk worden deze woningen daarmee opgegeven. De corporaties pleiten dan ook voor sloop-nieuwbouw: dat is goedkoper, nieuwbouwwoningen kunnen gasloos en energieneutraal worden gebouwd, en, niet onbelangrijk: ze zijn na een aardbeving niet total loss.

Een nieuwe geldmachine

De NCG denkt daar echter anders over. Sterker nog: Hans Alders vindt ‘near collapse’-verstevigen zo’n goed idee dat hij het merendeel van de 60.000 huurwoningen in het aardbevingsgebied op deze manier wil gaan aanpakken.

Niet alleen gelet op de mening van de veertien woningbouwcorporaties is dat vreemd. Halen we mijn sommetje op basis van RUG-gegevens erbij, dan zien we ook daar een grote discrepantie. Ik kom immers uit op zo’n 30.000 niet-monumentale woningen die versterkt moeten worden; dat zijn lang niet allemaal huurwoningen.

Hier moet ik de lezer er nogmaals aan herinneren dat mijn sommetje slechts een aanzet is tot een inschatting: ik kan me dus vergissen. Toch zijn de Groningse schade-contraexperts die ik sprak het met me eens. Eddie van Marum, contra-expert bij de Groningse schadehulpverlener HBS, vindt het NCG-plan zelfs ronduit verdacht: ‘Lang niet al die huurwoningen hoeven versterkt te worden. De bouwbedrijven die dit gaan uitvoeren zijn weer dezelfde zeven grote aannemers waar het Centrum Veilig Wonen [CVW, red.] al jaren zaken mee doet: Geveke Bouw, Rottinghuis, BAM, Bouwborg, Bouwbedrijf Kooi, Friso Bouwgroep en Van Wijnen. Dit is gewoon weer een nieuwe geldmachine.’

Met de oude geldmachine doelt Van Marum op het stelselmatig traineren van schadeafhandeling door het CVW, iets waar een significant deel van de 1,2 miljard euro schade-compensatiegeld voor Groningen tot dusver aan is opgegaan. Lokale, kleinere Groningse aannemers komen er niet tussen en verdienen noch aan de schadeafhandeling, noch aan de versterkingsacties een rooie cent. De ‘G7’ van bouwbedrijven doet alles.

Peter van der Graag

Als je de dijken gaat versterken, begin je toch ook niet in De Lier?

We weten niet welk deel van de versterkte woningen drie ton gekost heeft. Laat ik daarom voorzichtig de ‘near collapse’-versterking van zeg 10 procent van de 1.450 woningen op twee of drie ton per woning zetten, en de rest op 110 of 115.000 euro. Dan heeft deze weinig opbouwende ingreep van NCG Hans Alders en zijn G7 een dikke € 180 miljoen gekost. Nemen we de 43 gesloopte Jarino-woningen waarvoor ‘unieke’ nieuwbouw is gepleegd erbij, dan komen we uit op ruim 190 miljoen euro. Voor vrijwel hetzelfde geld had je 1.500 aardbevingsveilige nieuwe huizen kunnen neerzetten.

De ‘near collapse’-versterkingsactie van huurhuizen is aardig op stoom. Als hij doorgaat zoals Alders het gepland heeft, zijn we aan het eind van de rit een kleine 8 miljard euro verder aan een betimmering die door veertien woningbouwcorporaties ongewenst is. Dat is net zo duur als de aanleg van de gehele Deltawerken.

Onzichtbaar erfgoed

Ook Peter van der Gaag vindt het startpunt van de versterkingsactie ronduit vreemd. ‘Waarom zijn ze in Loppersum begonnen met woningen aardbevingsveilig maken? Onderdendam is veel aardbevingsgevoeliger. Als je de dijken gaat versterken, begin je toch ook niet in De Lier, waar ze een meter onder Normaal Amsterdams Peil (N.A.P.) wonen? Dan begin je in de Alexanderpolder, daar wonen mensen zeven meter onder N.A.P. En waarom huurwoningen? Ik kan je zo 500 monumentale boerderijen aanwijzen in het aardbevingsgebied, waarvan op zijn minst de stal in gaat storten bij een magnitude 4 aardbeving. Daar wordt op dit moment alleen maar op papier aan gewerkt. En dan heb ik het nog niet eens over de andere monumenten.’

Je kunt je afvragen waarom er niemand in Den Haag kanttekeningen zet bij de vreemd geprioriteerde reddingsactie van de NCG. Een mogelijke reden hiervoor is dat de monumentale boerderijen en het andere erfgoed in het aardbevingsgebied niet goed in beeld zijn bij de overheid. Dit komt onder meer doordat het erfgoed, zeker in vergelijking met een stad als Amsterdam, nauwelijks gedocumenteerd is.

‘In het erfgoed zit de ziel van de streek’

Mijn collega Krijn Soeteman studeerde af op de architectuur- en kunstgeschiedenis van de kapitale boerderijen en villa’s in het Groningse Hogeland, met een scriptie die voornamelijk op veldwerk, archiefspitten en eigen hypotheses gebaseerd is. Domweg omdat er geen literatuur voorhanden was. Een groot deel van het bedreigde Groninger erfgoed is op papier onzichtbaar. 

Je kunt natuurlijk niet door één organisatie laten bepalen wat wel en niet erfgoed is. Maar de ene Groninger is er drukker mee dan de andere. Ingenieur Derk Kremer kan als voorzitter van de Vereniging Groninger Monument Eigenaren (VGME) zo ongeveer elk karakteristiek pand in het aardbevingsgebied op de kaart aanwijzen: middeleeuwse kerkjes, monumentale boerderijen, windmolens, ambtswoningen van burgemeesters, noem maar op.

Kremer snapt de aanpak van de NCG ook niet: ‘Er staan 1.200 rijksmonumenten in het aardbevingsgebied, maar dat is niet al ons erfgoed. Dan heb je het ook over gemeentelijke monumenten, karakteristieke panden en beeldbepalende panden. Zo’n 20.000 in totaal in onze streek.’ Al deze panden moeten behouden blijven, vindt de VGME: ‘In het erfgoed zit de ziel van de streek.’ Kremer acht de huidige NCG-norm van 150 procent herbouwwaarde dan ook onvoldoende.

Vogelvrij

Kremer heeft een grove berekening gedaan wat het gaat kosten om alleen de 20.000 beeldbepalende panden in Groningen te behoeden voor instorten en in goede staat te behouden voor het nageslacht. Hij komt daarbij al gauw op een kostenplaatje van 18 tot 20 miljard euro.

Zijn sommetje hangt af van een paar variabelen. De grootste: dat ieder monument uniek is, en complex qua opbouw. Neem bijvoorbeeld de vrijstaande zestiende-eeuwse toren in Zeerijp, waar bij de laatste aardbeving een meterslange scheur in ontstond. Of de Sint-Hippolytuskerk in Middelstum (zie afbeelding): een bakstenen kruiskerk uit 1445, waar in ieder gewelf steeds meer scheuren vallen. Inmiddels dwarrelen er regelmatig stukjes fresco naar beneden. ‘Amerikanen staan altijd te kijken: dat in deze kerk al mensen bijeen kwamen toen Columbus Amerika nog moest ontdekken. En dan sta ik ’s avonds met de stofzuiger stukjes geschiedenis op te zuigen,’ zo vertrouwde de koster mij toe.

Gezien de gebrekkige documentatie zal het architectonische archief van al dit Groninger erfgoed ook wel niet compleet zijn. Dat is een bijkomende kostenpost. Voor je een pand kunt gaan versterken, moet je immers wel weten hoe het in elkaar zit.

Volgens erfgoeddeskundige Theo Elsing is het Groninger erfgoed te redden, als er maar genoeg geld beschikbaar gemaakt wordt. De NAM zegt dat er 12 miljard euro beschibaar is voor schadeafhandeling; ook over het veilig stellen van het Groninger erfgoed zijn mooie woorden gevallen.

Ongeveer 15.000 beeldbepalende panden zijn vooralsnog vogelvrij

Maar ondertussen koopt de NAM stelselmatig erfgoed op in het aardbevingsgebied — niet om het veilig te stellen, maar om het te slopen. Zo werd de sloop van een karakteristiek huis in ‘t Zandt deze maand ternauwernood voorkomen. Dat belooft weinig goeds voor de beeldbepalende gebouwen in Groningem, want zo’n 380 monumentale panden staan nu al op instorten.

Wat betreft de Rijks- en gemeentemonumenten is door de NCG een intentie uitgesproken ze niet te slopen en hoe dan ook te versterken. De ongeveer 15.000 beeldbepalende panden die daar niet onder vallen, zijn vooralsnog dus vogelvrij.

Van de goede bedoelingen van de NCG is in de praktijk evenwel nog maar weinig te zien. Zo wonen Wiard Kraak en Margreet Kadijk al anderhalf jaar met hun zoontjes in een container op het erf van hun rijksmonumentale boerderij, nadat de NAM deze onveilig verklaarde. Aan het pand is nog niets gedaan.

De Nederlandse Onderzoeksraad voor Veiligheid constateerde vorig jaar dat juist haar aanbevelingen wat betreft institutionele inbedding van de veiligheid in Groningen niet zichtbaar waren opgepakt. Ze noemde de aanpak te gefragmenteerd: ‘Eén organisatie zou integraal verantwoordelijk gemaakt moeten worden voor de afhandeling van de problemen in Groningen.’ Blijkbaar acht de Onderzoeksraad de NCG daar niet toe in staat.

Vijfentwintig miljard euro

De monumenten van de VGME beslaan 40 procent van de onveilige panden; de overige 60 procent bestaat uit gewone huizen en boerderijen. Dit jaar worden in het aardbevingsgebied 2.500 woningen versterkt. 

De Groningers pikken dit halfslachtige gedoe niet langer — en terecht

Laten we even voor het gemak aannemen dat deze door de NCG uitgekozen woningen dat ook écht nodig hebben; dan zijn er einde 2018 zo’n 4.000 van de 50.000 onveilige panden geholpen en blijven er zo’n 46.000 onveilige huizen over.

In het meerjarenprogramma van de NCG staat dat er in de komende vijf jaar 4.600 huizen per jaar worden onderzocht. In dat tempo duurt het nog 10 jaar voordat alle onveilige huizen in het aardbevingsgebied onderzocht zijn — en nog een jaar of 20 voordat ze aardbevingsbestendig zijn. Of het Groninger erfgoed in de plannen van de NCG de behandeling krijgt die het verdient, is daarnaast maar zeer de vraag.

De Groningers pikken dit halfslachtige gedoe niet langer — en terecht. Twaalf Groninger gemeenten zijn al naar minister Eric Wiebes van Economische Zaken gestapt voor een Groninger Deltaplan. Dat noemen ze niet voor niets zo.

Ik snap wel dat de NCG zich wat het totale aantal onveilige panden in het aardbevingsgebied betreft in door advocaten afgetimmerde nevelen hult. In de afgelopen 20 jaar zijn er veertien aardbevingen gevallen van Magnitude 3 of meer op de schaal van Richter in het ‘kerngebied’; die hebben flinke schade aangericht. Met iedere aardschok worden met name de traditionele boerderijen onveiliger.

Zolang we gas blijven winnen, verwachten deskundigen niet dat de bevingsfrequentie gaat afnemen. Shell schat de kans op een aardbeving sterker dan Huizinge dit jaar op 1 op 6, en een M 4 op 1 op 15.En het aantal aardbevingen blijft gestaag toenemen. 

25 miljard euro is nog altijd maar 5 procent van de 500 miljard die het oppompen van aardgas ons heeft opgeleverd

Voorlasnog heb ik niemand gevonden die de rekensom durft te maken van wat het gaat kosten om het erfgoed te behoeden voor verder verval en om te voorkomen dat er doden gaan vallen in het aardbevingsgebied. (Met andere woorden: wat het gaat kosten om Groningen aardbevingsveilig te krijgen, zoals Zeeland overstromingsveilig is). Dus doe ik het maar zelf hier — wederom als voorzetje voor de echte experts, en om de veiligheid van de Groningers beter op de agenda te krijgen.

Voor de 30.000 ‘gewone’ onveilige woningen in het kerngebied reserveer ik even twee ton per pand. Gezien de kosten per rijtjeshuis van de ‘near collapse’-versterkingsactie, lijkt me dat niet gek. Er zitten veel unieke woonhuizen en boerderijen tussen, die een unieke aanpak vragen.

Het Financieele Dagblad stelt tussen neus en lippen voor om deze woningen allemaal maar te slopen. Dat lijkt me geen duurzame oplossing. Het hele dorp Heveskes is al gesloopt; het lijkt me aardig om dit voor de verandering eens wél goed aan te pakken. 

Met twee ton per huis kom ik voor de 30.000 onveilige ‘gewone’ panden op 6 miljard euro; als ik daar de kosten van het behouden van het erfgoed bij optel, kom ik op een voorzichtige raming van 25 miljard euro. Ik denk dat het meer is.

Zoals je ziet valt het aardbevingsveilig maken van Groningen wat duurder uit dan de 8 miljard euro die de Deltawerken hebben gekost. Maar 25 miljard euro is nog altijd maar 5 procent van de totale 500 miljard euro die het oppompen van aardgas ons land heeft opgeleverd. Dat acht ik een billijke prijs om geen dakbalken op je kop te krijgen.

Het zit er dik in dat de belastingbetaler dit gaat bekostigen

De 12 miljard euro waar de NAM het over heeft is alleen bedoeld voor het afhandelen en herstellen van schade. Over wie het veilig maken van Groningen gaat betalen, heb ik nog weinig gehoord. Ik hoop dat Exxon en Shell dat willen doen, maar uiteindelijk zit het er dik in dat de belastingbetaler — jij en ik dus — het gaat bekostigen.

Hoe nu verder?

En dan is er nog de toekomst. Ik juich het toe dat de Groninger woningbouwcorporaties liever nieuwbouw willen plegen, dan dat ze miljarden investeren in huizen die na een grote beving alsnog total loss zijn.

Het uitgangspunt voor een veilige woning lijkt mij daarbij de fundering. Het is op dit moment nog totaal onbekend hoe de slappe wadpolderbodem van het ‘kerngebied’ over langere tijd reageert op herhaalde aardbevingen, wat draagkracht betreft. Is het draagvermogen van de grond van vóór de bevingen ooit vergeleken met het draagvermogen van nu? Bestaan er rekenmodellen, waarin de (gedeeltelijke) verweking van zand en klei bij een aardbeving van magnitude 4 of hoger is meegenomen? Kun je überhaupt nog veilig op de traditionele gemetselde funderingen bouwen? En waarom staan die 500 risicoboerderijen van Van der Gaag nog steeds te wiebelen op hun gemetselde fundamenten?

Door de complexe opbouw van de ondergrond kan de maximale grondversnelling in het aardbevingsgebied per locatie enorm verschillen. Dat los je niet op met een ‘one size fits all’-trillings-contourenkaart met concentrische cirkeltjes. Dat vergt maatwerk. Je zult per locatie de stevigheid van iedere nieuwbouwwoning moeten aanpassen aan het draagvermogen van de ondergrond.

Het verbaast me zeer dat er onder het toeziend oog van de NCG nog altijd op windkracht gebouwd wordt in het aardbevingsgebied. Zeg bouwbedrijven: vlieg even wat Italiaanse ingenieurs in! Dat land heeft al eeuwen ervaring met aardbevingsbestendig bouwen. En begin op zijn minst met muurtjes die dikker zijn dan tien centimeter. Fundamenten van aardbevingsbestendig beton lijken me ook best een goed plan.

Ik heb BuildinG, ‘Hét kennis- en innovatiecentrum voor toekomstbestendig bouwen’, dat zichzelf omschrijft als ‘thuis in de toekomst’, benaderd over deze zaken. De twee projectcoördinatoren die ik sprak, hadden geen idee waar ik het over had en verwezen me door naar Hans Alders.

Ik heb het nog niet over de afhandeling van de aardbevingsschade gehad. Dat doe ik in een volgend stuk.