Advocatenkantoor De Brauw Blackstone Westbroek op de Zuidas in Amsterdam.

Advocatenkantoor De Brauw Blackstone Westbroek op de Zuidas in Amsterdam. © HH/Peter Hilz

Advocaten met dubbele pet verlammen onafhankelijk onderzoek naar fraude

Jonathan Taylor, de Britse klokkenluider die de corrupte praktijken van SBM Offshore aan het licht bracht, wil weten wat de rol was van het destijds door SBM ingehuurde advocatenkantoor. Taylor denkt dat dit kantoor met de SBM-top onder één hoedje speelde. Hij probeert daarover deze week via de rechter een publieke verklaring af te dwingen. Volgens de OESO staan Nederlandse advocaten wel vaker in de weg bij onderzoek naar corruptie en fraude.

Dit stuk in 1 minuut
  • Woensdag buigt het Gerechtshof in Amsterdam zich over het hoger beroep waarmee klokkenluider Jonathan Taylor wil afdwingen dat een advocaat openheid geeft over diens werkzaamheden voor een voormalige cliënt. Tot nu toe beroept de advocaat zich op zijn verschoningsrecht. Hij zwijgt over wat hij ziet als ‘vertrouwelijkheden’ tussen cliënt en advocaat.
  • De cliënt in kwestie is SBM Offshore en de advocaat is Jaap de Keijzer, voormalig partner van De Brauw Blackstone Westbroek. De Keijzer was als ingehuurd advocaat betrokken bij een intern bedrijfsonderzoek naar fraude door SBM. 
  • Jonathan Taylor – een voormalig SBM-medewerker die de zaak wereldkundig maakte – stelt dat De Keijzer in dat onderzoek niet aan waarheidsvinding deed, maar juist meewerkte aan het zoveel mogelijk onder de pet houden van de corrupte praktijken van SBM. 
  • De twist staat symbool voor een grotere kwestie: hoe betrouwbaar zijn advocaten als ‘onafhankelijke’ fraudeonderzoekers in het bedrijfsleven? Het OM ziet voordelen, de advocatuur heeft er lucratieve business aan, maar deskundigen zien er niks in: ‘Een advocaat denkt van nature in het belang van de cliënt.’
Lees verder

Jaap de Keijzer voelt weinig behoefte om vragen te beantwoorden. Precies twaalf minuten duurt zijn getuigenverhoor bij de rechtbank in Haarlem op 28 januari 2020. Dan staat iedereen weer buiten.

Toen hij nog partner was bij De Brauw Blackstone Westbroek, het grootste advocatenkantoor van Nederland, werd De Keijzer door SBM Offshore ingehuurd voor een intern bedrijfsonderzoek naar grootschalige smeergeldbetalingen door het miljardenconcern. Maar wat hij en zijn collega's in dat onderzoek allemaal aantroffen, blijft onuitgesproken. Die informatie valt onder zijn beroepsgeheim – zijn verschoningsrecht – als advocaat, zegt De Keijzer tegen de rechter. ‘Mijn geheimhoudingsplicht ziet op alle kennis die ik in de hoedanigheid van advocaat van SBM in deze zaak heb gekregen.’

Hoe heeft De Brauw het onderzoek naar omkoping bij SBM aangepakt? Wanneer zijn de betrokkenen geïnterviewd? Hoe kwamen de conclusies van De Brauw tot stand? De rechter krijgt nergens antwoord op. De Keijzer weigert ook te zeggen met welk advocatenkantoor hij destijds in het onderzoek samenwerkte: beroepsgeheim. Hij wil nog net erkennen dat hij Jaap de Keijzer heet, maar daar blijft het wel bij.

Hij wil nog net erkennen dat hij Jaap de Keijzer heet, maar daar blijft het wel bij

Dit verhoor in Haarlem, nu een jaar geleden, was aangevraagd door de Brit Jonathan Taylor, een oud-bedrijfsjurist van SBM Offshore die de fraudezaak in 2014 naar buiten bracht. Het concern bekende schuld, trof nog hetzelfde jaar een schikking met justitie en betaalde een boete van 240 miljoen dollar. Maar volgens Taylor hield de SBM-top daarbij allerlei belastende informatie achter, met hulp van de ingehuurde advocaten. De klokkenluider liet daarom al meerdere betrokkenen, onder wie (oud-)bestuurders van het concern, opdraven voor een openbaar getuigenverhoor.

De fraude bij SBM Offshore

Begin 2014 kwam via zakenblad Quote naar buiten dat het Schiedamse miljardenconcern SBM Offshore mogelijk op grote schaal buitenlandse officials had omgekocht, in ruil voor opdrachten. Volgens documenten die een anonieme bron op Wikipedia had geplaatst, zou het concern 250 miljoen dollar smeergeld hebben betaald, onder meer in Brazilië en in enkele Afrikaanse landen. De bedrijfstop zou van de omkoping hebben geweten. 

Oud-bedrijfsjurist Jonathan Taylor maakte in 2015 via interviews met Vrij Nederland en Nieuwsuur bekend dat hij de klokkenluider was. SBM had op dat moment al schuld bekend aan omkoping en valsheid in geschrifte, en een schikking getroffen met het Nederlandse OM. Het concern betaalde een boete van 240 miljoen dollar.

Lees verder Inklappen

Vorig jaar in Haarlem accepteerde de rechter dat Jaap de Keijzer, de destijds door SBM aangetrokken advocaat, bleef zwijgen. Taylor ging daartegen in beroep; hij eist een publieke verklaring van de voormalige partner van De Brauw. Dit hoger beroep dient woensdag bij het Gerechtshof in Amsterdam.

Airbnb in Dubrovnik

Zelf kan Taylor er dit keer niet bij zijn. Hij zit sinds afgelopen zomer vast in Kroatië. De klokkenluider werd er aangehouden op verzoek van de autoriteiten in Monaco, waar SBM aangifte tegen hem deed. Taylor kwam op borgtocht vrij, maar mag het land niet verlaten. De kerstdagen bracht hij daarom noodgedwongen alleen door in een Airbnb-appartement in Dubrovnik, waar hij nog altijd zit. Meerdere Britse parlementariërs ijveren voor zijn vrijlating, tot nu toe vergeefs.

Volgens Taylors advocaat was het onderzoek door De Brauw onderdeel van het rookgordijn dat SBM optrok

Volgens Otto Volgenant, Taylors advocaat, was het interne onderzoek door De Brauw onderdeel van het rookgordijn dat SBM rond de fraudezaak optrok. ‘Dat onderzoek nam twee jaar in beslag, maar kwam tot aantoonbaar onjuiste conclusies,’ zegt Volgenant. ‘De Brauw had zogenaamd “geen aanwijzingen” gevonden voor smeergeldbetalingen in Brazilië. Dat was precies wat het SBM-management graag wilde horen, maar er klopt natuurlijk niets van. Voordat het onderzoek van De Brauw begon, was intern allang duidelijk dat er op grote schaal smeergeld was betaald.’

Dat advocaat De Keijzer zich nu op zijn verschoningsrecht beroept, is volgens Volgenant niet terecht. ‘Fraudeonderzoeken zoals die van De Brauw bij SBM Offshore zijn juist opgezet om te delen met het Openbaar Ministerie. Daarmee vallen ze buiten de vertrouwenssfeer tussen advocaat en cliënt. We zouden graag zien dat het Hof zich hierover uitspreekt.’

‘De vraag ligt inderdaad voor of ik mij op het verschoningsrecht kan beroepen,’ zegt Jaap de Keijzer aan de telefoon. ‘Het is aan de rechter om daarover te oordelen. Het is het goed recht van de heer Taylor om in beroep te gaan, dat moet hij vooral doen.’

Zelf rotzooi opruimen

De twist tussen Taylor en De Keijzer staat symbool voor een grotere kwestie: de inzetbaarheid van advocaten als ‘onafhankelijke’ fraudeonderzoekers in het bedrijfsleven. Het Openbaar Ministerie (OM) wil dat intern onderzoek door advocaten een centralere rol gaat spelen in de strijd tegen fraude. ‘We zien het liefst dat bedrijven zelf hun rotzooi opruimen,’ zei officier Thomas Bosch van het Functioneel Parket in 2019 tegen het Het Financieele Dagblad. Dergelijk ‘zelfonderzoek’ zou justitie veel tijd kunnen besparen – de advocaten nemen dan een deel van het speurwerk over.

Volgens minister Grapperhaus wordt fraudeonderzoek efficiënter en beter als het (deels) wordt overgelaten aan advocaten

Bosch benadrukte dat justitie altijd het laatste woord houdt, maar de Zuidas rook meteen een kans: ‘In de ideale situatie is een onderzoek door de FIOD dan niet eens meer nodig’, zei Nauta Dutilh-partner Marike Bakker tegen het FD. ‘De FIOD hoeft enkel de onderzoeksresultaten te controleren en te valideren. De zaak kan dan in principe worden afgedaan op basis van het onderzoeksrapport van het bedrijf zelf.’

Naar eigen zeggen zijn de advocaten prima in staat om een onafhankelijk feitenonderzoek te doen en zo het OM werk uit handen te nemen. ‘Een onafhankelijk onderzoek is cruciaal,’ zei De Brauw-partner Marnix Somsen eerder in het FD. ‘Het gaat om geloofwaardigheid als het bedrijf met de resultaten naar het OM of een toezichthouder stapt.’

Minister van Justitie Ferdinand Grapperhaus (inmiddels demissionair), zelf voormalig partner bij Allen & Overy, toonde zich enthousiast. Volgens hem wordt fraudeonderzoek ‘efficiënter en beter’ als het (deels) wordt overgelaten aan advocaten. ‘In de Verenigde Staten zijn er heel goede ervaringen mee opgedaan,’ zei hij in de Tweede Kamer.

Partijdigheid

Helaas voor de minister protesteerde het parlement. Er zitten namelijk nogal wat haken en ogen aan het plan om advocaten meer te betrekken bij fraudeonderzoek, zoals Follow the Money eerder schreef. Het belangrijkste bezwaar: advocaten zijn niet onafhankelijk. Ze worden ingehuurd door een bedrijf waar mogelijk is gefraudeerd, in sommige gevallen zelfs door de bestuurders die er persoonlijk bij betrokken zijn. Advocaten dienen in de eerste plaats de belangen van hun cliënt. 

Om een voorbeeld te geven: toen De Brauw in 2012 voor het eerst werd ingehuurd door SBM Offshore, adviseerde Marnix Somsen – dezelfde die in het FD hoog opgaf over zijn onafhankelijkheid – de concerntop om tijdens het onderzoek ‘zo min mogelijk papier’ te produceren, zodat er ook zo min mogelijk bewijsmateriaal voor justitie te vinden zou zijn. 

‘Partijdigheid is voor advocaten hun core business. Je loopt dus het risico dat hun rapporten niet heel objectief zijn,’ zegt D66-Kamerlid Maarten Groothuizen. Mede op zijn initiatief gaf de Tweede Kamer het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) afgelopen zomer de opdracht eerst te onderzoeken wat precies de voor- en nadelen zijn van fraudeonderzoek door advocaten. Met dat onderzoek moet het WODC overigens nog beginnen.

Marcel Pheijffer, hoogleraar accountancy

Advocaten denken van nature in het belang van de cliënt – de crux is: met welke opdracht ga je zo'n onderzoek in?

Ook Marcel Pheijffer, hoogleraar forensische accountancy, ziet het gebrek aan onafhankelijkheid als een probleem. ‘Advocaten zijn van nature geneigd te denken in het belang van de cliënt. De crux is: met welke opdracht ga je zo'n onderzoek in? Accepteer je het als de cliënt niet alles wil laten onderzoeken? Als er vooraf dingen zijn uitgesloten, beïnvloedt dat het onderzoek en kun je dus twijfelen aan het eindresultaat.’

Daar komt bij dat advocaten tijdens interne onderzoeken vaak een dubbele pet op hebben: ze staan het bedrijf tegelijk in andere kwesties bij. Ze adviseren bij een reorganisatie of arbeidsconflict, begeleiden een overname, of verdedigen het bedrijf tegen een andere aanklacht. Niet zelden fungeert het kantoor dat het interne fraudeonderzoek doet al jaren als huisadvocaat – in Nederland bestaan geen regels om dat te voorkomen. Pheijffer: ‘Zolang je meerdere rollen met elkaar vermengt, kun je nooit volhouden dat het fraudeonderzoek echt onafhankelijk is.’

Beruchtste zelfonderzoek

De markt voor intern fraudeonderzoek is de afgelopen vijftien jaar hard gegroeid. Bedrijven zijn steeds vaker geneigd om bij signalen van malversaties binnenshuis een onderzoek in te stellen. De publieke aandacht voor witteboordencriminaliteit is toegenomen, en bestuurders en commissarissen willen niet het risico lopen van een onverwachte inval door justitie. Voor advocatenkantoren is dit een lucratieve business: bij installatieconcern Imtech factureerde De Brauw in tweeënhalf jaar tijd 55 miljoen euro, bij SBM Offshore liep de advocatenrekening naar schatting op richting de 40 miljoen.

Tegelijk groeide de afgelopen jaren het bewijs dat justitie maar weinig aan zulke onderzoeken heeft. Onder meer bij Imtech, Keolis, PrivaZorg, Dutch Solar Systems, Baker Tilly en Strukton bleek de betrouwbaarheid van het speurwerk twijfelachtig. De betrokken advocaten kwamen nogal vaak tot conclusies die gunstig uitvielen voor het bedrijf dat de onderzoeksopdracht gaf.

Ook bij het beruchtste zelfonderzoek van de afgelopen jaren was dat het geval: het onderzoek door De Brauw naar fraude bij een dochterbedrijf van NS. Jaap de Keijzer leidde ook dit onderzoek. Met zijn team concludeerde hij dat toenmalig NS-topman Timo Huges van niets wist - een claim die later twijfelachtig bleek. Huges moest alsnog opstappen, De Keijzer werd door de tuchtrechter berispt wegens nalatigheid.

Partijdigheid is bovendien niet het enige probleem. Ook het verschoningsrecht waarop advocaten zich beroepen, vormt vaak een belemmering. NRC Handelsblad onthulde dat fraudeonderzoeken bij Shell en Damen Shipyards jaren vertraging opliepen omdat hun advocaten elke snipper informatie bestempelden als client privileged, vertrouwelijk.

Om die informatie dan toch te krijgen, moet het OM voortdurend naar de rechter stappen om te bewijzen dat het er recht op heeft, zei Esther Sachs, rechercheofficier bij het Functioneel Parket, in NRC. ‘Het verschoningsrecht schept de gelegenheid om enorme vertragingen in een onderzoek te brengen.’

Het verschoningsrecht schept de gelegenheid om enorme vertragingen in een onderzoek te brengen

De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), waarin 37 rijke landen samenwerken, concludeerde afgelopen november dat dit in Nederland een probleem is. ‘Processen om claims op het verschoningsrecht te beoordelen, vormen een aanzienlijk obstakel voor het onderzoeken en vervolgen van omkopingszaken in het buitenland.’ De OESO riep de Nederlandse regering op om snel een oplossing te zoeken. 

Daarnaast zou justitie snel duidelijke richtlijnen moeten opstellen voor intern fraudeonderzoek door advocaten. Het gebrek aan regels komt de betrouwbaarheid niet ten goede, aldus de OESO.

Met de dag ongeloofwaardiger

Wat het onderzoek van De Brauw bij SBM Offshore betreft: dat werd na 2014 met de dag ongeloofwaardiger. Uit uitgelekte tapes bleek later dat SBM-topman Sietze Hepkema de advocaten had opgedragen het onderzoek zo klein mogelijk te houden ('containment') en bovendien het land waar veruit de meeste omkoping plaatsvond – Brazilië – helemaal niet te onderzoeken ('take Brazil out'). 

De Braziliaanse agent die volgens De Brauw 'legitimate services' verleende, bekende in eigen land schuld aan omkoping, betaalde een boete van 54 miljoen euro en belandde 28 jaar achter de tralies. De vroegere ceo van SBM bekende bij de Amerikaanse rechter dat hijzelf opdracht gaf tot het betalen van steekpenningen en verdween voor drie jaar in de cel.

De rechtbank in Haarlem stelde al in 2018 vast dat er bij SBM inderdaad sprake was van een cover-up. De toezichthoudende Autoriteit Financiële Markten (AFM) legde het bedrijf een boete op van 2 miljoen euro voor het misleiden van aandeelhouders. 

Otto Volgenant, de advocaat van Jonathan Taylor, vindt het problematisch dat het interne bedrijfsonderzoek van De Brauw nog altijd niet openbaar is. ‘Het zou goed zijn als het Hof zegt dat [de voormalige De Brauw-partner] De Keijzer zich niet achter het verschoningsrecht kan verschuilen, omdat SBM het onderzoek inmiddels ook met justitie gedeeld heeft. Dat zou een steen in de vijver zijn van zulke zelfonderzoeken.'

Maar Jaap de Keijzer maakt zich geen zorgen. ‘Wat het Hof zal oordelen kan ik niet zeggen, dat zijn what if-vragen. We wachten eerst de zitting af. Ik denk dat de rechtbank in Haarlem het bij het juiste eind had, en hoop en verwacht dat het Hof dat zal bevestigen.’