© CC0 (Publiek domein)

De almacht van de surveillance-kapitalisten ondermijnt onze vrijheid

Onder mensen die zich beroepshalve met internet en Big Data bezighouden, werd reikhalzend uitgekeken naar Shoshana Zuboffs nieuwe boek, ‘The Age of Surveillance Capitalism’. Vrolijk word je er niet van, maar het boek is van groot belang.

Toen de heren van het theatercollectief De Verleiders op 28 januari bij DWDD aanschoven, moeten ze gedacht hebben: laten wij onze gastheer, de koning van de superlatief, eens naar de kroon steken. Aldus geschiedde: tegen zoveel semantische bombarie bleek zelfs Matthijs van Nieuwkerk niet opgewassen. Het deed hem dusdanig naar adem happen, dat hij niet in de gaten had dat de acteurs zich lelijk vergaloppeerden aan een onderwerp dat op zichzelf best wat grote woorden gebruiken kan.

‘Overdrijven is ook een kunst,’ zei mijn vader altijd. Die wijsheid hadden De Verleiders zich ter harte moeten nemen. Het thema van slimme surveillance-technologieën is uiterst urgent, en waar grote zaken in het geding zijn, mogen best grote woorden gebruikt worden. Maar wie zich van de overtreffende trap bedient, dient dat wel op basis van feiten te doen – of als gedachte-experiment voor wat ons mogelijkerwijs te wachten staat. Neem je die regels niet in acht, dan keert de hyperbool als boemerang terug. Voor je het weet komt de toehoorder tot de conclusie dat het ‘allemaal wel meevalt’ en dat doet deze zaak, die in veel opzichten wel degelijk dystopische trekken vertoont, geen goed.

Een ‘meesterwerk van horror’ dat zelfs kenners van de materie tot op het bot doet sidderen

De Verleiders vonden het niet nodig om experts te raadplegen, omdat dit hun objectiviteit niet ten goede zou komen. Dat mag misschien symptomatisch heten voor een tijd waarin deskundigheid gewantrouwd wordt en waarin de opvatting van de expert gelijkgeschakeld is aan die van de gemiddelde reaguurder. Maar toch zou ik George van Houts cum suis van harte het nieuwste boek van expert Shoshana Zuboff aanbevelen. Onder mensen die zich beroepshalve met dit onderwerp bezighouden werd reikhalzend uitgekeken naar de verschijning van The Age of Surveillance Capitalism.  

Zuboff, die verbonden is aan de Harvard Business School, maakt de hoge verwachtingen ruimschoots waar. Ze heeft een bijna 700 pagina’s tellend werk geschreven dat je bij tijd en wijle de adem beneemt. Deze geëngageerde wetenschapper schuwt de grote woorden niet; woorden als mokerslagen, die niet alleen gedragen worden door zeven jaar onderzoek, maar ook door een diep doorleefde en grondig geïnformeerde verontwaardiging – ik zou haast zeggen: woede – over de werkwijze van dataplunderende grootmachten als Google en Facebook. Zuboffs combinatie van geestdrift en gedegen kennis over dit thema, bracht een recensent van het journalistieke platform The Intercept tot de conclusie dat haar boek een ‘meesterwerk van horror’ is dat zelfs kenners van de materie tot op het bot doet sidderen.

Moederschip van de nieuwe economische realiteit

De verdienste van Zuboff is dat zij enerzijds nauwgezet de aanloop beschrijft naar een volgens haar parasitaire economische logica – oftewel: het surveillance-kapitalisme – en anderzijds uitgebreid stilstaat bij de destructieve gevolgen ervan. In die aanloop staat één woord centraal: de ontdekking van wat zij gedragssurplus (behavorial surplus) noemt. Google gebruikte de persoonsgebonden data van gebruikers aanvankelijk uitsluitend om zijn dienstverlening aan diezelfde gebruikers te verbeteren. Na de dotcom-crisis van 2000 nam de druk van investeerders op de oprichters van de zoekmachine toe; Googles verdienmodel schoot zogezegd tekort. Opgejut door het grote, ongedurige geld ontdekten de whizzkids van het bedrijf, min of meer bij toeval, dat ze op een enorme berg ongebruikte gedragsdata zaten, een imposante hoeveelheid datapuin dat een ware goudmijn bleek te zijn.

Wat hierna gebeurde is al bijna geschiedenis. Eerst benutte Google deze gedragsgegevens om gebruikers met persoonsgerichte advertenties te bestoken. Maar naarmate de zelflerende systemen van het bedrijf slimmer werden en de databergen groeiden, legde Google zich meer toe op het voorspellen en uiteindelijk zelfs sturen van gedrag. Toen het gouden ei van de gedragsdata eenmaal was ontdekt, ontstond er al snel een internationale datamarkt;  een volledig aan het zicht onttrokken virtuele markthal waar databoeren en datahandelaren onze persoonlijke gedragsprofielen aan de hoogste bieder doorverkopen.

Hoe voorspelbaarder de handel en wandel van de datamens, des te lucratiever diens gangen

Volgens Zuboff is Google het moederschip van deze nieuwe economische realiteit, een realiteit zonder precedent in de geschiedenis. Wat deze mutatie van het kapitalisme zo ongekend maakt, is dat men het hele menselijke ervaringsgebied – onze verlangens, motieven, emoties, dromen en intenties – koloniseert en als grondstof gebruikt voor commerciële praktijken. Die praktijken zijn er in toenemende mate op gericht om ons gedrag voorspelbaar te maken; hoe voorspelbaarder de handel en wandel van de datamens is, des te lucratiever diens gangen zijn.

Hiertoe wordt een digitale surveillance-infrastructuur opgetuigd die de mens en zijn datasporen in kaart brengt, analyseert en algoritmiseert, dat wil zeggen: die de homo digitalis in de richting van gewenste uitkomsten stuurt. Denk aan de wijze waarop individueel kiezersgedrag gemanipuleerd kan worden, zoals in het Cambridge Analytica-schandaal is gebeurd, of aan de manier waarop een spel als Pokémon Go – een voorbeeld waar Zuboff uitgebreid bij stilstaat – de spelers ervan ongezien en ongemerkt naar de dichtstbijzijnde fastfoodketen of koffieboer dirigeert.

De principes van dit hyperkapitalisme sijpelen door in het maatschappelijke en sociale weefsel, al was het maar omdat de distributie van kennis en informatie exclusief in handen is gekomen van een paar tech-giganten. Hun dominantie is totaal aan het worden; zij weten en bepalen wat er door wie geleerd, gekend of gezien wordt. Deze ongehoorde concentratie van kennis en macht is volgens Zuboff uniek in de geschiedenis. Juist dit aspect zorgt ervoor dat we nauwelijks beseffen waarmee we geconfronteerd worden. Het gedrocht dat uit de geïndustrialiseerde datamist tevoorschijn komt is zo uitzonderlijk en grotesk, dat we niet goed snappen wat we zien.

Gestage automatisering

Om te begrijpen wat er op het spel staat grijpt Zuboff onder meer terug op de filosoof Hannah Arendt, en dan met name op haar ideeën over de aard van het menselijk handelen. Volgens Arendt brengt de mens die handelt per definitie iets nieuws en onvoorspelbaars in de wereld; elke handeling kan een keten aan gebeurtenissen in gang zetten die letterlijk tot het einde der tijden voortduurt. Daarom vergelijkt Arendt het vermogen om te handelen met een tweede geboorte; in elke handeling schuilt een belofte, hoe ongewis ook. Vandaar de gevleugelde uitspraak dat ‘de toekomst altijd open ligt’. In die openheid – de ruimte tussen voornemen en daad, tussen jezelf een belofte maken en het al dan niet inlossen daarvan – ligt de menselijke vrijheid besloten.

Je zou kunnen zeggen dat onze handelingsvrijheid de natuurlijke vijand is van het surveillance-kapitalisme, dat er juist op is gebrand ons gedrag voorspelbaar en berekenbaar te maken. Volgens Zuboff zijn we dan ook getuige van een gestage automatisering van het hele menselijke bewustzijn en handelen, met als uitkomst dat de mens zélf een automaat wordt: net zo controleerbaar, programmeerbaar én manipuleerbaar als elke andere machine. Onze openheid naar de toekomst staat hiermee op het spel en daarmee de menselijke vrijheid en waardigheid zelf, aldus Zuboff. Zij pleit derhalve voor de invoering van een nieuw mensenrecht: het recht op een toekomstige tijd.

Op hol geslagen kapitalisme

De oplossingen die Zuboff aandraagt om ons van dit Faustiaanse pact te bevrijden doen wat schraal aan in vergelijking met haar bijtende analyse. Ze stelt bijvoorbeeld dat het opbreken van alziende voyeurs als Google en Facebook weinig zin heeft, omdat dit de verdere verspreiding van de surveillance-logica niet in de weg zal staan. Die constatering staat op gespannen voet met het gevaar dat een handvol techreuzen een onaantastbare en onomkeerbare monopoliepositie weet te verwerven, zoals Zuboff zelf ook constateert. Mededingingsmaatregelen, zoals onlangs in Duitsland ingevoerd, zijn wel degelijk een belangrijk instrument om de almacht van grootdatabezitters te beteugelen.    

Zuboff acht wetgeving die de beginselen van het surveillance-kapitalisme afwijst wel behulpzaam, maar de werkelijke tegenbeweging moet volgens haar van het dataproletariaat zelf komen. De gedataficeerde en gealgoritmiseerde massa moet, ondersteund door kritische wetenschappers en internetactivisten, collectief in beweging komen om haar eigen bestaansvoorwaarden weer op te eisen. Hoe sympathiek een dergelijke oproep ook klinkt, in het licht van Zuboffs eigen analyse is zo’n aansporing toch wat onbevredigend.

Je kunt niet over het surveillance-kapitalisme schrijven zonder het kapitalisme zelf te deconstrueren

Zuboff maakt goed duidelijk hoe desastreus en grotesk de effecten van een op hol geslagen kapitalisme zijn. Dat vraagt om een fundamentele bezinning op de kapitalistische logica zelf. Dit punt van kritiek komt aan bod in wat je gerust een epische bespreking van haar boek kunt noemen, geschreven door de Wit-Russische internetcriticus Evgeny Morozov. De essentie van zijn gloedvolle betoog van 16.500 woorden komt erop neer dat je niet over het surveillance-kapitalisme kunt schrijven zonder het kapitalisme zelf te deconstrueren. Wat hij Zuboff feitelijk verwijt is dat zij niet radicaal genoeg is in haar kritiek, dat zij niet werkelijk buiten het bestaande economische paradigma denkt en daardoor impliciet de instandhouding van het huidige systeem rechtvaardigt.

Morozov heeft hier zeker een punt. Zo stelt Zuboff zichzelf bijvoorbeeld niet de vraag waarom je de behoefte aan menselijke interactie en sociabiliteit überhaupt aan de markt zou willen overlaten. Dat verklaart wellicht waarom zij nergens serieus ingaat op de optie data als een nutsvoorziening te zien, een collectief goed waar marktwetten geen vat op mogen krijgen.

Toch gun ik Zuboff het voordeel van de twijfel. Misschien is zij minder ambitieus of diepgravend dan Morozov zou wensen; maar haar verdienste is ontegenzeggelijk dat ze het debat over deze kwestie van nieuwe munitie voorziet. Morozovs eigen reactie op haar boek getuigt daar al van. Door zo indringend te laten zien hoezeer we met z’n allen in een digitale dwangbuis gevangen zitten, opent ze allicht (en misschien zelfs ongewild) de weg naar het soort discussie waar Morozov naartoe wil.  

In die discussie kunnen we het schrille, samenzweerderige toontje van matig geïnformeerde komedianten missen als kiespijn. Let je even op, Matthijs?