
Gemeenten zouden de jeugdzorg goedkoper en beter regelen. Het tegenovergestelde is gebeurd. Wat ging er mis? Lees meer
De gemeenten zouden jeugdzorg dichterbij, efficiënter en uiteindelijk ook goedkoper gaan regelen. Het tegenovergestelde gebeurde: het aantal zorgaanbieders is gestegen van 120 in 2014, naar zo’n 6.000 nu. En inmiddels ontvangt één op de tien Nederlandse kinderen een vorm van jeugdzorg.
Maar is geld het enige probleem? Onder de werktitel "Jeugdzorg in het Rood” doet Follow the Money onderzoek naar de geldstromen in de jeugdzorg. In deze gids loodsen we je langs de belangrijkste bevindingen.
Hoe kindvriendelijke jeugdzorg moest wijken voor hekken en sloten op de deur
Bij de jeugdbescherming is het wachten op de volgende meltdown
Lelystad versus Pluryn: in het gevecht om de rekening delft de gemeente het onderspit
Opvanghuis voor kinderen krijgt dikke onvoldoende, maar blijft voorlopig open
Staatssecretaris Van Ooijen over het repareren van de jeugdzorg: ‘Het is een enorm praatcircus’
Minister Franc Weerwind: ‘Herwinnen van vertrouwen, dat is mijn belangrijkste opdracht’
Terugkijken | Beslissen in een failliete jeugdzorg: het verhaal van drie kinderrechters
In het hart van een zorginfarct: de rechter kan in een kinderleven het keerpunt zijn
In het hart van een zorginfarct: het gaat de kinderrechter om het kind, niet om ‘de waarheid’
In het hart van een zorginfarct: kapotte relaties
De gemeente Amsterdam gaf in 2018 en 2019 geld aan jeugdzorg uit als water. © Ramon van Flymen / Hollandse Hoogte
Amsterdam geeft jeugdzorggeld uit als water
Een ingrijpende stelselwijziging moest de Amsterdamse jeugdzorg vanaf 2018 goedkoper en beter maken. In plaats daarvan werd in twee jaar tijd 114 miljoen méér uitgegeven dan oorspronkelijk begroot. Terwijl de omzetten van zorgaanbieders stegen, ontstonden wachtlijsten voor jeugdigen met zware en complexe problemen. Over een maand start de derde grote wijziging in vijf jaar tijd. Daar is de gemeente niet klaar voor, waarschuwt de Rekenkamer. ‘Ons bekruipt het gevoel dat we niet serieus worden genomen.’
- In 2018 voerde Amsterdam een nieuw inkoopstelsel in. De gemeente gaf in de eerste twee jaar van dat nieuwe stelsel in totaal 114 miljoen euro méér uit aan jeugdzorg dan in eerste instantie begroot.
- De gemeente verklaart dit onder andere door ‘financiële productieprikkels’ voor aanbieders, die ruimte kregen om ‘te doen wat nodig was’ voor de kinderen. Die ruimte, zo schrijft de Rekenkamer, is ‘zeer breed geïnterpreteerd’.
- Verder zegt Amsterdam dat het Rijk te weinig geld beschikbaar stelt.
- De Rekenkamer vindt de redenen die de gemeente noemt voor de kostenstijging niet goed onderbouwd. Bovendien vond de kostenstijging voor het grootste deel plaats bij aanbieders van zware specialistische jeugdzorg, terwijl het aantal kinderen dat door hen behandeld werd juist afnam, schrijft de Rekenkamer.
- Ook de zorgaanbieders vinden dat het met minder geld toe kan. Eén aanbieder appte een screenshot van haar banksaldo naar de verantwoordelijke ambtenaar met de boodschap: ‘Het is niet bepaald in het belang van mijn instelling, maar het kan echt een stuk goedkoper en ook nog veel beter.’
- In plaats van het bestaande inkoopsysteem te verfijnen, kiest Amsterdam ervoor wéér een nieuwe manier van inkopen in te voeren. De Rekenkamer denkt dat de gemeente hier niet klaar voor is. Ook denken de onderzoekers dat de gemeente meer kan doen met hun aanbevelingen. ‘Ons bekruipt het gevoel dat we niet serieus worden genomen.’
In het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) is de sfeer uitgelaten. Amsterdam huurt het Tropeninstituut in februari 2018 af om de goede samenwerking tussen veertien gemeenten te vieren. Het vele publiek doet zich in het Tropeninstituut tegoed aan gebak, laaft zich aan ‘inspiratiesessies’ over samenwerking tussen muzikanten, en hoe in de natuur datzelfde gebeurt door biomimicry, luistert naar presentaties van wethouders en bekijkt een optreden van freestyle basketballers. Een vlogger legt het evenement vast.
Vanaf 2018 maakt een nieuwe manier van inkopen dit alles makkelijker. Voortaan krijgt elke gecontracteerde zorgaanbieder een vast bedrag per kind. Met dit geld kan de zorgverlener het hulptraject van het kind regisseren en daarbij zo nodig andere zorgaanbieders inschakelen. Het budgetplafond wordt losgelaten, zodat de wachtlijsten krimpen en daarnaast zou het nieuwe systeem de kwaliteit van de zorg beter meetbaar maken.
Kortom, hoop gloort. Als klap op de vuurpijl luistert minister Hugo de Jonge de kick-off op. Hij staat voor een scherm met de ferme woorden: ‘Jeugdhulp: het resultaat telt’. De komst van de in hagelwitte schoenen gestoken minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is volgens de Amsterdamse wethouder Simone Kukenheim ‘een enorme erkenning voor hoe hard we werken’. ‘Toen we wisten dat je zou komen, waren we zo blij en trots. We hebben meteen een sessie belegd om te overleggen: wat gaan we de minister zeggen.’
Inmiddels hangt de vlag er anders bij. Geldproblemen nopen zowel Amsterdam als Zaanstad tot cliëntenstops bij instellingen, die de meest complexe kinderen behandelen. In Het Parool toont wethouder Kukenheim zich ‘woedend’ op Den Haag, dat halverwege 2019 voor alle gemeenten in Nederland zo’n 350 miljoen extra wil vrijmaken voor de jeugdzorg. Een ‘dramatisch bod’, aldus de wethouder, die verzucht dat er door het groeiende aantal kinderen in jeugdzorg meer geld nodig is. ‘Ik vind dit heel erg pijnlijk.’
Wat de wethouder er niet bij vertelt, is dat de oorzaak van deze geldproblemen samenhangt met het nieuwe inkoopsysteem van 2018. Amsterdam verwachtte met dat nieuwe systeem al in het eerste jaar een kostendaling van ruim 25 miljoen euro, zo blijkt uit het rapport van de Rekenkamer Metropool Amsterdam dat vandaag is gepresenteerd. Het werd een kostenstijging van 42,8 miljoen euro. Het zorgde er mede voor dat Amsterdam in 2018 en 2019 114 miljoen meer uitgaf aan jeugdzorg dan in eerste instantie begroot. Ter vergelijking, dat is meer dan de totale jeugdzorgbegroting van de regio Tilburg.
Volgens Kukenheim is de oorzaak van dit gapende gat op de begroting helder: meer Amsterdamse kinderen maken gebruik van jeugdzorg. In de bestuurlijke reactie op het Rekenkamerrapport wijst ze op landelijke onderzoeken (van Significant en KPMG), waaruit blijkt dat er sinds de decentralisatie zowel de kostenstijging als het aantal cliënten in jeugdzorg stijgen. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten zou volgens Kukenheim ‘noodsignalen’ krijgen, omdat gemeenten er financieel niet uitkomen op jeugdzorg.
Maar de Amsterdamse kostenstijging ten opzichte van 2017 ontstaat voor het grootste deel bij aanbieders van de duurste specialistische jeugdhulp. Zij behandelen kinderen die in een instelling wonen of een intensieve dagbehandeling nodig hebben. Bij de zwaarste jeugdhulp stegen de kosten in 2018 met 34,9 miljoen euro. Daarvoor behandelden diezelfde aanbieders bijna vijfhonderd kinderen minder, blijkt uit het Rekenkamerrapport. De gemeente betaalde in deze periode aan 17 van de 18 grootste aanbieders meer dan het jaar daarvoor. Hoe dit zit, is volgens Rekenkameronderzoeker Erik Oppenhuis voor niemand duidelijk; door de komst van het inkoopsysteem van 2018 ging de vergelijking met het vorige systeem ‘helemaal verloren’.
Volgens de gemeente komt de kostenstijging in deze zwaardere zorg doordat kinderen langer hulp krijgen. Ook zouden meer 18-plussers dan voorheen via de Jeugdwet geholpen zijn. Kukenheim beschrijft ook een ‘financiële productieprikkel’: zorgaanbieders moesten van de gemeente ‘doen wat nodig was’ voor de kinderen. Daardoor kregen de zorgaanbieders veel ruimte om cliënten te helpen. ‘Heel veel kleine nieuwe aanbieders dachten vanuit een goed hart: Hé, ik kan nu gewoon gaan produceren’, zegt Kukenheim.
Nu staat de gemeente op het punt om in januari 2021 voor de derde keer in vijf jaar tijd het inkoopstelsel om te gooien, terwijl er volgens de Rekenkamer onvoldoende is nagegaan of er nog ruimte voor verbetering in het huidige zit. ‘Dat zit ons dwars,’ zegt Rekenkamerdirecteur Jan de Ridder: ‘We hameren enorm op: wees nu eens stabiel, standvastig en koersvast. Wij zien meer in een proces van leren en verbeteren, in plaats van steeds van systeem te veranderen.’
Daarbij is Amsterdam helemaal niet klaar voor weer zo’n grote omslag, zeker niet volgende maand. ‘Cruciale onderdelen van het systeem moeten nog helemaal worden opgebouwd,’ zegt Rekenkamer-onderzoeker Oppenhuis. ‘De komende tijd neemt de gemeente de ruimte om die te ontwikkelen. Dat doe je dus terwijl je al met een nieuw systeem begonnen bent.’ Een omslag als deze kost een organisatie gewoonlijk anderhalf tot twee jaar, zeggen de onderzoekers. Amsterdam trok er een jaar voor uit. De Rekenkamer ziet daarom ‘grote risico’s’ voor de kwaliteit van zorg, de wachtlijsten en de continuïteit.
Wethouder Kukenheim neemt ‘met volle overtuiging afscheid’ van het huidige systeem. ‘Het doel was om zoveel mogelijk kinderen te helpen. Dat is gelukt, maar hierdoor is het systeem aan haar eigen succes ten onder gegaan.’ Kukenheim noemt het onverantwoord om met het huidige systeem door te gaan.
‘Amsterdam doet maar wat’
Vanaf januari 2021 zijn tien zorgorganisaties verantwoordelijk voor specialistische jeugdhulp. Hoewel over een maand de nieuwe contracten ingaan, weten deze aanbieders nog altijd niet wat de gemeente precies van ze verwacht. ‘Amsterdam doet maar wat. Niets is concreet. Over de inhoud van de zorg gaat het niet, alleen over geld. We zitten aan tafel met inkoopmanagers die niets van zorg weten. Het is een puinzooi,’ zegt een van de zorgaanbieders die momenteel onderhandelt met de gemeente. Een andere zorgondernemer meldt dat meerdere zorgbedrijven inmiddels advocaten hebben ingeschakeld.
Volgens de wethouder is het gebruikelijk dat contractpartijen juristen inschakelen om te helpen bij de aanbesteding. Kukenheim bestrijdt dat Amsterdam maar wat doet. ‘We weten waar we aan beginnen. We zijn nog niet klaar, maar het systeem heeft ruimte nodig om zich te kunnen ontwikkelen. Het is zeker geen proeftuin. Het is echt wel doordacht.’
De tien zorgaanbieders gaan samenwerken, zo is het idee. Elke aanbieder krijgt een vast bedrag waarmee zij alle cliënten moeten helpen. De gemeente legt hen daarbij een acceptatieplicht op, om te voorkomen dat zorgaanbieders alleen de lichte, ‘makkelijke’ zorgcliënten aannemen. Ook verwacht de gemeente investeringen van aanbieders in ‘innovatie en samenwerking’, zonder dat hier budget aan is gekoppeld. Dat komt op Rekenkamerdirecteur De Ridder ondoordacht over: ‘In de bestuurlijke reactie zegt het college dit op orde te brengen. Het college voegt daar wel aan toe afhankelijk te zijn van extra geld vanuit het Rijk. Onze conclusie is dat dan de gemeente haar eigen verantwoordelijkheid wel erg beperkt invult.’
Vanaf de introductie op 1 januari 2018 vreet inkoopsysteem SPIC (Segment Profiel Intensiteit Combinatie) administratieve uren van zorgverleners. Met SPIC kunnen zij kinderen indelen in twee segmenten, elf profielen en vier intensiteiten: er zijn in totaal 84 SPICs.
Verwijzers moeten elk kind in één van de 84 zorgzwaartes plaatsen, maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. De vele SPICs maken het systeem zo ingewikkeld, dat zorgbedrijven er ‘experts voor op moesten leiden’, zeggen zij tegen Follow the Money. Het kost verwijzers en aanbieders veel tijd om te bepalen in welk hokje een jeugdige past. Jeugdzorgstichting Levvel, met vierduizend Amsterdamse cliënten in 2018, schat de administratieve kosten van dit systeem alleen bij hen al op een miljoen euro per jaar. Daar komt de tijd die hulpverleners er mee kwijt zijn nog bij. FNV-bestuurder Maaike van der Aar stelt dat met de SPICs de administratie voor zorgprofessionals ‘honderd procent zeker is verzwaard’. Omdat tussen de vergoeding van lichte en zware zorg een groot gat zit, kiest de gemeente vaker voor duurdere, zware zorg dan nodig, constateert de Amsterdamse Rekenkamer.
Een taskforce moest de administratieve lasten in de jeugdzorgregio verminderen. Maar oplossingen kwamen moeizaam van de grond, omdat het ‘complexe veld’ van veertien gemeenten, vijf verwijzers en 34 aanbieders moeilijk tot overeenstemming kwam, schrijft de Rekenkamer. Een aanbieder die bij deze taskforce-gesprekken zat, stelt dat zorgverleners vooral ‘op papier mochten meedenken’. ‘Je kunt in tien werkgroepen zitten, maar de gemeente gaat toch haar eigen gang.’ Zo zou volgens haar in de taskforce over een ‘administratieprotocol’ worden gesproken, terwijl achteraf bleek dat er al lang eentje klaar lag.
Financiële huishouding niet op orde
Uit het Rekenkamerrapport komt een beeld naar voren van een gemeente die besparingsplannen maakt zonder ze eerst door te rekenen. Schattingen van gerealiseerde besparingen hebben ‘over het algemeen een meer intuïtief karakter’. Zo denkt de gemeente met een set maatregelen zo’n 5,5 miljoen te besparen, terwijl de Rekenkamer constateert dat dit bedrag bijna twee keer zo hoog is. Het sterkt de Rekenkamer in de gedachte dat de gemeente niet goed weet hoeveel verbeteringen er binnen het huidige systeem mogelijk zijn.
Schattingen van gerealiseerde besparingen hebben ‘over het algemeen een meer intuïtief karakter’, schrijft de Rekenkamer
Bovendien zou Amsterdam haar ‘eigen financiële informatiehuishouding onvoldoende op orde hebben’, waardoor informatie niet altijd systematisch bij elkaar wordt gebracht of geanalyseerd. Zo gebruikt Amsterdam twee verschillende financiële systemen die samen niet optimaal functioneren, waardoor ambtenaren naderhand met de hand moeten corrigeren. Ook staan volgens de onderzoekers uitdraaien uit de gemeentelijke monitorsystemen ‘vol met kanttekeningen, die nodig zijn om de cijfers goed te kunnen interpreteren’. Het feit dat drie verschillende partijen betrokken zijn bij de financiële administratie (medewerkers van Financiën, een businesscontroller en een aparte financieel adviseur) draagt bij aan de complexiteit, vindt de Rekenkamer. Ook monitort Amsterdam gebrekkig, zegt de Rekenkamer, waardoor de gemeente niet ziet waar kostenstijgingen ontstaan. ‘En dan kun je dus ook niet sturen op de kosten,’ weet Rekenkamerdirecteur De Ridder.
Dossier
Dossier: Jeugdzorg in het rood
In 2015 kregen gemeenten de taak jeugdzorg dichterbij, efficiënter en uiteindelijk ook goedkoper te regelen. Het tegenovergestelde gebeurde: het aantal aanbieders is explosief gestegen, net als het aantal kinderen in het systeem en de uitgaven. Follow the Money onderzoekt wat er misgaat.
Te hoge tarieven
Met de tekorten stegen ook de omzetten van zorgbedrijven, met als grootste stijger Familysupporters Amsterdam. Haalde dit bedrijf in 2017 nog 1,2 miljoen euro omzet, in 2018 was dat 4,3 miljoen euro. Bestuurder Linda Bijl verklaart deze stijging doordat cliënten en verwijzers hen ‘goed wisten te vinden’. Al snel merkte Bijl in 2018 dat het wel heel erg goed ging. In augustus appt ze daarom een screenshot met het banksaldo van Familysupporters naar het toenmalige hoofd van de afdeling jeugd van de gemeente. ‘De SPICS zijn niet goed voor Amsterdam. Het is niet bepaald in het belang van mijn instelling, maar het kan echt een stuk goedkoper en ook nog veel beter,’ schrijft Bijl erbij. Ze deed voorstellen om het systeem te verbeteren. ‘Daar is niets mee gedaan.’
Volgens Bijl zijn de tarieven die zorgaanbieders in rekening mochten brengen de belangrijkste oorzaak van de tekorten. Met de 35 aanbieders die de zwaarste zorg bieden, sprak de gemeente per instelling een tarief af. Bijl kwam erachter dat de ene zorgaanbieder 180.000 euro kreeg voor een traject, terwijl een andere zorgaanbieder voor een kind met precies hetzelfde zorgzwaartetraject 20.000 euro kreeg. ‘Er is gewoon veel te veel geld overgemaakt naar aanbieders. Wij hadden een laag tarief en hielden al veel geld over.’
Volgens wethouder Kukenheim is het logisch dat de tarieven zo konden verschillen in hetzelfde zorgzwaartetraject. ‘De ene zware zorg is de andere niet.’ De gemeente besloot uiteindelijk wel dat zorgaanbieders geld terug moesten betalen. Bij Familysupporters ging het om een bedrag van zo’n 350.000 euro. Hoe de gemeente bij dit bedrag is gekomen, is voor Bijl nog steeds een vraag. ‘Die berekening is mij nooit duidelijk geworden.’ In het rapport van de Rekenkamer is te lezen dat de terugbetaling is gebaseerd op basis van het aantal uren ingezette zorg. ‘Wat de werkelijke kosten per SPIC in die jaren waren, weet de gemeente niet,’ stelt de Rekenkamer vast. In totaal betalen de 35 aanbieders in 2018 23 miljoen euro terug. Zonder dit bedrag was de kostenstijging ten opzichte van 2017 nog hoger geweest. ‘Maar niet iedereen heeft terugbetaald,’ zegt Bijl. ’Het was op vrijwillige basis omdat het door het contract niet verplicht kon worden.’
Volgens de gemeente hebben alle partijen terugbetaald en hebben zeven aanbieders zelfs nog geld teruggekregen van de gemeente. ‘Er is inderdaad discussie geweest over de berekening. Het bleek dat sommige aanbieders hun administratie niet op orde hadden, waardoor cijfers telkens veranderden. Stevige gesprekken zijn gevoerd. Beide partijen moesten zich uiteindelijk senang voelen bij de hoogte van de terugbetaling,’ zegt wethouder Kukenheim.
Een aantal zorgaanbieders dat aan het einde van de maand een traject startte en aan het begin van een maand stopte, kreeg toch twee volle maanden betaald. Ook kwam het voor dat twee aanbieders betaald kregen voor dezelfde cliënt, blijkt uit het Rekenkamerrapport.
Verwend met dividend
Van de 35 aanbieders die de zwaarste hulp in Amsterdam leveren, maakte Perspectief GZ in 2018 de meeste winst: 34,2 procent voor belasting, een nettowinst van 5,7 ton bleef over. Het bedrijf behandelt de meest complexe doelgroep, onder andere licht verstandelijk beperkte jongeren met ernstige gedragsproblemen uit de top 600 van criminele veelplegers van Amsterdam. Volgens bestuurder Hüseyin Kayapinar komt de hoge winst niet door inkomsten uit de Jeugdwet, maar vooral doordat meer volwassen cliënten zijn behandeld en door een besparing op managers. Perspectief GZ krijgt in 2021 in Amsterdam alleen een contract voor de lichte zorg. Wel is de bestuurder in overleg met de gemeente om via onderaannemerschap alsnog zwaardere zorg te kunnen bieden. ‘Na zeventien jaar mag onze expertise niet verloren gaan. Het gaat erom dat de kinderen kwalitatief de beste jeugdhulp op maat krijgen.’
Unal Zorg en Zigzag Zorg maakten beiden bijna tien procent winst en keerden in 2018 beide dividend uit. Bij Unal Zorg ging het om 5 ton en bij het verpleegkundige kinderdagverblijf Zigzag Zorg om 150.000 euro. Opvallend is dat deze twee bedrijven sinds 2011 respectievelijk 1,7 miljoen en 1,4 miljoen euro hebben uitgekeerd. Volgens directeur Ingrid Keemink van Zigzag Zorg is er mede dividend uitgekeerd als vergoeding voor de investering in een Limburgse vestiging. Die vestiging is in 2016 voor een onbekend bedrag verkocht. Een deel van de dividenduitkering is ook gebruikt om één van de drie aandeelhouders uit te kopen. Hoe hoog dat bedrag is, maakt het bedrijf niet bekend.
De twee overgebleven directeuren lijken er in ieder geval niet slechter van geworden. Het gezamenlijke eigen vermogen van hun privéholdings is met zo’n 8 ton toegenomen tussen 2012 en 2018. ‘Door een platte organisatie kunnen wij efficiënt werken en tegelijkertijd hoogwaardige zorg bieden. Wij werken meer dan 36 uur. In een stichting zou je er dan waarschijnlijk een extra bestuurder bij aanstellen. Als we dat zouden doen, dan komen we op een lager resultaat uit,’ legt Keemink uit.
Unal Zorg heeft ondanks meerdere verzoeken niet op vragen van Follow the Money gereageerd. Zigzag Zorg is aangesloten bij Stichting Ja! die namens de kleinschalige zorgaanbieders in onderhandeling is met de gemeente over het nieuwe contract. Unal Zorg is in gesprek met de stichting over samenwerking. Bestuurslid Linda Bijl van Stichting Ja! schrikt als ze hoort van de dividenduitkeringen. ‘Ik vind dit vreselijk vervelend om te horen. Wij hadden hier geen weet van. We vinden dat je tot 10 procent winst mag maken, maar wij willen dat dit geld in het bedrijf blijft en niet naar privépersonen gaat.’ De stichting zal hierover in gesprek gaan met beide partijen.
In de salarissen van de 35 aanbieders vallen de verschillen in beloningen op. Zo heeft Boomerang Zorg met een omzet van 4,8 miljoen euro 4 bestuurders die in 2019 ieder 107.000 euro kregen. De twee bestuurders van Levvel met een omzet van 162 miljoen euro in 2019 verdienen samen 340.592 euro. ‘Wij voldoen aan de Wet normering topinkomens,’ zegt directeur Ismael Imaalitane van Boomerang Zorg. ‘En je kunt je ook afvragen: hoeveel directeuren, managers en coördinatoren heeft Levvel en wat verdienen zij? Wij doen al deze taken zelf.’
Boomerang Zorg biedt veelal hulp aan reclasseringsjongeren, ook jongeren uit de top 600. Het bedrijf startte in 2016 met verblijf en begeleiding en zag de omzet sinds het contract met Amsterdam in 2018 explosief stijgen. Volgens directeur Ismael Imaalitane hebben de vier directieleden de eerste twee jaar bijna geen salaris gekregen. ‘Wij hebben alles geïnvesteerd in de inrichting van de woningen voor cliënten. We hebben een lege loods helemaal verbouwd om geschikt te maken voor de jongeren. Dat hebben we kunnen doen doordat we met z’n vieren waren. Met één man op het schip red je het niet. Wij zijn zowel bestuurder als zorgverlener en maken hierdoor veel uren.’ Boomerang Zorg had overigens een lening uitstaan van 2 ton waarmee grond is gekocht om een zorgverblijf te bouwen in Marokko. ‘Dat plan is uiteindelijk niet doorgegaan. De grond staat nu te koop.’ Boomerang Zorg is één van de tien zorgpartners die samen met Multiplus in gesprek is met de gemeente over een nieuw contract.
Tarieven weer omlaag
In een poging de kosten te beteugelen, verlaagt Amsterdam in 2019 de tarieven en voert een budgetplafond in. Komt een zorgaanbieder boven dat maximale bedrag, dan mag deze geen nieuwe cliënten meer aannemen. Dat heeft bij 18 van de 35 specialistische jeugdzorgaanbieders tot een cliëntenstop geleid.
Cliëntenstops en het ‘strakker sturen op budgetten’ leiden tot langere wachtlijsten, ook in Amsterdam. De Rekenkamer noemt het verder ‘aannemelijk’ dat door de cliëntenstops de wachtlijsten toenemen, met als mogelijk gevolg dat kinderen zwaardere zorg nodig hebben als zij wel aan de beurt zijn. In maart van dit jaar schreef wethouder Kukenheim in een raadsbrief dat het aantal jeugdigen op een wachtlijst in 2020 boven het gemiddelde van 2017 zal liggen. Daarmee is de gemeente weer terug bij af, want Amsterdam had juist vanwege die lange wachtlijsten het inkoopsysteem gewijzigd. Wethouder Kukenheim noemt de stops in een recent persbericht ‘ernstig en onacceptabel, want het gaat hier om de meest kwetsbare kinderen van de stad’.
Bovendien staan cliëntenstops op gespannen voet met de Jeugdwet. In het persbericht staat dat de gemeente de wachtlijstkinderen als alternatief lichtere zorg zal bieden en dat de cliëntenstops zijn ingegeven door ‘forse budgetoverschrijdingen’. Dit stuit op onbegrip bij zorgadvocaat Koen Mous. ‘Het excuus van tekortschietende budgetten is geen reden om niet aan de zorgplicht te voldoen’, zegt hij na het lezen van het persbericht. ‘Dit kan mijns inziens niet. Cliënten kunnen de gemeente aanspreken op de zorgplicht en dan moet de gemeente ervoor zorgen dat de noodzakelijke zorg gewoon binnen de reguliere termijnen geleverd wordt.’ Vindt wethouder Kukenheim dat Amsterdam haar wettelijke zorgplicht vervult? ‘Niet genoeg. Naar mijn maatstaven kunnen we te weinig. Ik vind dat dit een vraag is die je echt aan de staatssecretaris moet stellen. Als je ons met deze opdracht op pad stuurt met zo weinig geld, dan krijg je niet anders dan wachtlijsten.’
Familysupporters kon in 2019 tien maanden lang, van maart tot en met december, geen nieuwe cliënten toelaten. In januari 2020 mochten er pas weer nieuwe cliënten komen. Dit jaar was de cliëntenstop in april alweer bereikt. Boomerang Zorg bereikte deze zomer het budgetplafond. Door de cliëntenstop moest een afdeling, geschikt voor zes kinderen, gesloten worden. ‘Wij krijgen ook cliënten via de rechter doorverwezen. Deze justitiële cliënten kunnen wel gewoon blijven instromen,’ zegt directeur Ismael Imaalitane.
Twijfels over de toekomst
De wachtlijsten zullen in 2021 niet slinken, verwachten de aanbieders. ‘We worden gekort op ons budget en op het aantal cliënten dat we mogen helpen. We krijgen het budget van 2019, gebaseerd op de cliëntaantallen van 2019 en toen zaten we in het eerste kwartaal al aan een cliëntenstop,’ zegt Anne-Sophie Schürmann van Groei & Glunder. Volgens Mariënne Verhoef van Levvel is de bureaucratie de afgelopen vijf jaar alleen maar toegenomen. ‘Het verdwijnen van het SPIC-systeem zal veel administratiekosten besparen, maar de echte winst zou zijn als de gemeente één loket zou hebben waar wij terechtkunnen met onze cliënten. In elk stadsdeel zijn weer andere regelingen. Het zou goed zijn als de gemeente ons die zoektocht uit handen neemt, zodat wij meer zorg kunnen verlenen,’ zegt Mariënne Verhoef.
‘We kregen schaarse middelen van het Rijk. Als Amsterdam hebben we zelf bijgeplust, maar daar zit een einde aan’
De Rekenkameronderzoekers denken dat die administratieve sores voorlopig nog niet voorbij zijn. Sterker: zij denken dat met de komst van het nieuwe systeem de administratieve lasten eerst zullen stijgen, omdat de gemeente in eerste instantie veel informatie opvraagt bij aanbieders. ‘Aanbieders zullen daar hun administratie op moeten inrichten.’ Het rapport stelt dat dit voor veel aanbieders bovenop de nu al als hoog ervaren administratieve lasten komt.
Om verdere problemen in de toekomst het hoofd te bieden, presenteerde de Rekenkamer aan de gemeente een aantal conclusies en aanbevelingen. In reactie daarop wijst de gemeente op lopende acties, als teken dat de oplossing nabij is. ‘Zorgwekkend,’ vindt Rekenkamerdirecteur De Ridder dit. ‘Want deze acties worden al besproken in ons rapport en die vinden we niet toereikend. Dan bekruipt ons toch het gevoel dat we niet serieus worden genomen.’
Wethouder Kukenheim onderschrijft de aanbevelingen van de Rekenkamer, maar wijst erop dat dit wel in een bepaalde context gezien moet worden. ‘We kregen schaarse middelen van het Rijk. Als Amsterdam hebben we zelf bijgeplust, maar daar zit een einde aan. Ik lig er zeker weleens wakker van. Ik wil het liefst zoveel mogelijk kinderen helpen. Daarom zijn we ook met regelmaat bij het ministerie te vinden.’
De Rekenkamer besluit het rapport met een aanbeveling aan de raad. De raad zou om een duidelijk plan van aanpak moeten vragen waarin precies vermeld staat hoe het college concrete veranderingen doorvoert en op welke termijn.
24 Bijdragen
ben wellerdieck 4
Jacques Doggen 2
Daan Appels 1
Jacques DoggenOok een journalistiek relevante vraag, maar hier heb ik bijzonder weinig kennis van. Ik weet alleen dat ik ze liever niet in de achtertuin heb ;)
Eveline Bernard 6
Theo van Beuningen 4
Harro Labrujere 1
Tristan TH
Amsterdam in 2018 op 130,7 mln / 8.388 hulpbehoevenden = 15581€ p.p.!
Wat ik er persoonlijk van vind? Van mij mag de knip erop blijven. Uitgaven voor jeugdzorg stijgen al jaren de pan uit, en het aantal jongeren dat jeugdzorg nodig heeft neemt ook veel te hard toe. Ik denk dat men eerst maar eens het kaf van het koren moet scheiden en bepalen wie de zorg het hardste nodig heeft. Gemiddeld heeft nu ongeveer 10% van álle jongeren zorg nodig.
Zit er wat in het leidingwater of zo?
Dit gaat echt flink mis - en is niet op te lossen met meer uitgaven.
Frans Fakkers
Tristan THJudith Spanjers 2
Frans FakkersIk denk dat de oorzaak hiervan complex is. Het zorgsysteem zit inmiddels zo ingewikkeld in elkaar dat er meerdere verantwoordelijken zijn. Er zijn vier zorgwetten, de Zorgverzekeringswet (zvw), de Wet Langdurige Zorg (WLZ), de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en dan hebben we ook nog de forensische zorg, de zorg voor (ex)-gedetineerden. Voor de zvw en de WLZ is het Rijk verantwoordelijk, voor de Jeugdwet en de Wmo de gemeenten. Maar binnen de Jeugdwet ligt er ook een verantwoordelijkheid bij het Rijk als het gaat om de controle op de kwaliteit van de zorg. Die ligt bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. De gemeente is alleen verantwoordelijk voor de controle op de rechtmatigheid van de geleverde jeugdzorg.
Probleem is dat veel gemeenten nog geen toezichthouder hebben hiervoor, waardoor die controle nog niet overal wordt uitgevoerd. Voor de Wmo is de gemeente verplicht om een toezichthouder aan te wijzen, maar bij de Jeugdwet is dat niet duidelijk vastgelegd. Daarbij is het zo dat het probleem met de zorgwinsten niet naar één partij is te verwijzen, omdat zorgaanbieders van alle vier de wetten gebruik kunnen maken. Rijk en gemeenten zijn dus allebei verantwoordelijk. Gemeenten wijzen naar het Rijk dat die de mogelijkheid zou moeten creëren om de problemen aan te pakken en het Rijk wijst naar de gemeenten dat de gemeenten zelf aan zet zijn om actie te ondernemen. Eigenlijk zijn de gemeenten nu de dupe van het Rijk dat voorheen nooit heeft actie heeft ondernomen tegen de wildgroei van zorgbedrijven en de winstgevendheid van zorgbedrijven.
Vandaag meldde bestuursvoorzitter Aad de Groot van zorgverzekeraar DSW dat er nooit een boete uit is gedeeld door zorgverzekeraars. Ook zij staan met lege handen in de aanpak van zorgfraude. De verzekeraars kunnen geld terugvorderen bij fraude, maar de bedrijven kunnen vervolgens gewoon door blijven gaan. 'Frauderen is risicoloos' zegt hij. En dat is gebleken in de afgelopen jaren.
Judith Spanjers 2
Frans FakkersUiteindelijk is het aan de Tweede Kamer en de gemeenteraad om controle uit te oefenen en de bestuurders aan te spreken. Maar omdat het zorgsysteem zo complex is geworden en de jeugdzorg alleen al één grote black box is, kunnen Kamerleden en raadsleden lastig hun controletaak uitoefenen. Zij vragen al jaren om cijfers, maar heldere antwoorden blijven uit. Daarbij is het jeugdzorgdossier zo complex, dat het voor raadsleden eigenlijk nauwelijks te controleren is. Zij moeten veelal vertrouwen op het college. Dat maakt hun positie heel kwetsbaar. Want ze stemmen in met systemen waar ze eigenlijk zelf nauwelijks goed grip op kunnen krijgen. Toen ik zes jaar geleden met mijn zorgonderzoek begon was het fraudebewustzijn nihil en waren cijfers nauwelijks inzichtelijk. Inmiddels is daar in ieder geval enige vooruitgang in geboekt, maar het blijft een hete aardappel die vooruitgeschoven wordt. Er komen een aantal wetsvoorstellen aan die het probleem aan zouden moeten gaan pakken, maar de vraag is of die het probleem op gaan lossen. Ondertussen blijven het Rijk en de gemeenten naar elkaar wijzen en staan de fraude-onderzoekers met lege handen, omdat zij niet genoeg handvaten hebben om echt door te kunnen pakken. Er is nog een wereld te winnen dus en er ligt een belangrijke taak voor raadsleden en Kamerleden om alert te blijven en maatregelen te nemen om de zorgkosten binnen te perken te kunnen gaan houden.
Karin Deijlen 2
Tristan THBert Kerkhof 1
Het verdrag van De Rechten van het Kind bepalen dat elk kind recht heeft op twee ouders. Hieraan schort het veelal in de jeugdzorg. Meer dan de helft van de eerstgeboren baby’s in Nederland wordt buiten het huwelijk geboren. Onlangs bij de behandeling in de Tweede Kamer van de initiatiefwet Erkennen van Ouders bleek dat de SGP, de CU en het CDA willen dat het hebben van twee gezaghebbende ouders voorbehouden blijft aan gehuwden. Bij het stemmen heeft de zienswijze van de religieuze politieke partijen het overigens niet gehaald, maar het kan nog maanden duren voordat de nieuwe regeling van kracht is.
In de praktijk van het buurtwerk blijkt dikwijls dat het ongehuwd zijn, leidt tot een aantekening in het dossier als een huishouden ‘met complex probleem’. De rechteloosheid van met name vader bij het opvoeden van een kind, leidt dikwijls tot alleenstaand ouderschap. Voor een alleenstaande moeder is het moeilijk om werk buitenshuis te combineren met zorg thuis. Zo’n 60 procent van jeugdzorg komt voort uit het ontbreken van vaderlijke zorg met name in de pubertijd.
De alimentatie bijdragen van de gescheiden vader die opdraait voor het onderhoud van vrouw en kind, worden door de gemeente in mindering gebracht op een bijstandsuitkering. Het kan gaan om bedragen tussen over het algemeen €200 tot €1200 per maand. De gemeente int dus de alimentatie bijdrage van de gescheiden vader. De verdiensten van vader komen niet in het huishouden met kind terecht. Gevolg: financiële tekorten in het huishouden van cliënte. Dikwijls is dit aanleiding voor probleemcumulatie.
-->vervolg
Bert Kerkhof 1
(1) Kan de zorg voor het kind verdubbelen,
(2) Het verbetert de inkomenspositie van het gescheiden levend gezin,
(3) Het bespaart de gemeente de inkoop van jeugdzorg van derden en
(4) Wordt voldaan aan de vereisten van het Verdrag van de Rechten voor het kind
Onderzoek en diagnostiek door de buurt-teams schieten tekort, zo laat de NPO televisie uitzendingen van De Hofbar van 1 december zien. Volgens jurist en gedragswetenschapper Marianne Vlaming van Regis is er een gebrek aan expertise. Een jaar voortgezette SKJ opleiding is onvoldoende voor accuraat feiten onderzoek. Een gezinsvoogd schrijft een rapport op haar eentje, dikwijls achter haar bureautje, buiten het zicht van ouders. Vaak is zelfs geen huisbezoek afgelegd. Sowieso heeft een verstoten vader meestal niet het juridisch gezag en blijft voor buurtzorg buiten beeld. Roddel en achterklap onder de rode knop of uit de buurt kunnen een rol spelen. Er is geen controle op het systeem: de raad voor kinderbescherming en achterin de pijplijn een familierechter nemen dossiers voor zoete koek over, zonder toetsing van het onderzoek.
De cijfers over het ‘transformatieplan Amsterdam / Amstelland laten een stijging zien van ‘lichte zorg’. Deze zorg maakte in 2017 nog 40 procent uit van de totale uitgaven, in 2018 daalde het naar 35 procent. Maar in 2019 was het aandeel weer gestegen naar 39 procent.
-->Vervolg
Bert Kerkhof 1
Suicidaal gedrag is de meest ernstigste vorm van psychiatrische stoornis en komt nogal eens voor bij jongeren. Vanwege hun insteek van één integrale aanpak voor álle jongeren, wordt in de buurtteams de noodzaak van acuut suicidaal gedrag onvoldoende herkend, zoals de uitzending van De Hofbar van 17 november 2020 laat zien. Aanbeveling is het toewijzen door het rijk van een vast aantal IC plaatsen jeugdpsychiatrie aan de ziekenhuizen. Dit soort zorg is niet commercieel te maken, aldus jeugdpsychiater Arne Popma van het AMC.
Zo’n veertig procent van jeugdzorg heeft te maken met fysieke- en of verstandelijke handicaps van het kind. De zorg voor een gehandicapt kind kan voor de ouders intensief zijn. Bij de komst van de AWBZ werden het aantal centra voor dagbesteding voor het gehandicapte kind uitgebreid, wat de zorgtaken voor de ouders heeft verlicht en twee-verdienen heeft mogelijk gemaakt. In tegenstelling tot de jeugdzorg kosten ten gevolge van alleenstaand ouderschap kan op de kosten voor gehandicaptenzorg moeilijk worden bezuinigd.
Bert Kerkhof
Oud stafmedewerker Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland
https://childinstress.com
Bert Kerkhof 1
Maar uit de eerste grafiek van het artikel is te lezen dat jeugdzorg Amsterdam €202,3 miljoen aan kosten heeft gemaakt in 2018. Hoe zijn deze laatste cijfers te rijmen met de cijfers uit de genoemde tabel?
Daan Appels 1
Bert KerkhofUiteraard wil ik uw vraag graag beantwoorden. Ik snap deze alleen niet helemaal, denk ik. Bedoelt u dat de totaalbedragen (108,6 en 202,3 miljoen) verschillen? Dit komt doordat Amsterdam meer dan 18 zorgaanbieders kent.
Groet!
Gerrit Zeilemaker 6
Kan het niet zijn dat dit ook vooral de bedoeling is: de vlucht naar voren! Om maar geen politieke verantwoordelijkheid te hoeven nemen voor het eigen falen?
Bovendien lijkt deze mevrouw Kukenheim (D66) mijn geen erg groot licht als ik zo haar reacties in het artikel lees. In ieder geval geen erg groot financieel licht!
Het resultaat is een enorme overschrijding van het budget én een wachtlijst. Hoe is dat mogelijk? Ondertussen wordt ruimschoots dividend uitgekeerd!
En mogen we tenslotte zo langzamerhand constateren dat de grote decentralisatie (plus bezuiniging) in 2015 van staatssecretaris van Rijn (PvdA) een grote mislukking is, die uiteindelijk meer gaat kosten: in maatschappelijke ellende en geld?
Het zou misschien eens goed zijn om de werking van het systeem van voor 2015 te beschrijven en dan de vergelijking te maken. Misschien moet het werk gewoon naar de centrale overheid terug in plaats van decentraal in handen van allerlei particuliere bedrijven. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald!
Judith Spanjers 2
Gerrit ZeilemakerJasper van Weerd 1
Is er een richtlijn vanuit de Wet?
Als je met bijvoorbeeld 5 zorgzwaartepakketten zou werken. Zou je de administratieve last voor iedereen inzichtelijker, dus minder complex maken, waarbij je dan in het begin waarschijnlijk een overtekening krijgt in zwaardere pakketten. Maar je kunt dan wel per pakket gaan monitoren, managen en handhaving toepassen bij onjuist pakketgebruik, ipv continue druk te zijn met de administratieve organisatie. Als je de zwaardere categorieën dan over tijd inzichtelijk weet te besturen en richten, kun je de geleerde lessen ook toepassen op de lagere zwaarte pakketten.
Daan Appels 1
Jasper van WeerdBert Kerkhof 1
Daan AppelsHet journalistiek beschrijven en ook het financieel monitoren van jeugdzorg kan niet zonder het maken van onderscheid tussen diverse cliënten groepen:
Ten behoeve van transparantie en rechtsgelijkheid alsmede preventie van opvoedingstekorten en criminaliteit mag de variabele éénhoofdig/tweehoofdig huishouden niet worden gemist. Het vinden van zorgkosten die oneigenlijk aan jeugdzorg zijn toebedeeld en eigenlijk in het onderwijs thuishoren, vereist een cijferopstelling waarin onderscheid wordt gemaakt tussen zware en lichte zorg. Continuïteit wat betreft klassieke vormen van jeugdzorg is geholpen met uitsplitsen naar het bestaan van fysieke en/of verstandelijke beperkingen. Het adequaat reageren op de meest acute en ernstige gezondheidsrisico’s voor de kleine groep van suïcidale kinderen vereist een heel andere organisatie dan buurtwerk is.
Word net als ik een Data Science-expert. Blijf op de hoogte van de toekomst met de ook op andere terreinen veelgevraagde kennis van Data Science! Datacamp.com biedt gratis intro's voor alle cursussen.
Harro Labrujere 1
Daan AppelsBert Kerkhof 1
De centrale overheid was onvoldoende in staat tot paal en perk stellen aan de alsmaar groeiende claim op het rijk. Met de decentralisatie werd een beroep gedaan op méér mensen en gemeentelijke rekenkamers voor het doorgronden van de processen die tot jeugdzorg aanleiding zijn. Hoewel de reorganisatie van 2015 in de eerste jaren extra heeft gekóst, leverde het op rijksniveau ook inzichten op:
In de tweede kamer is onlangs met overtuigende meerderheid goedkeuring verkregen voor het initiatief wetsontwerp Beide Ouders (34605). De winst is nog moeilijk in geld uit te drukken: de komende jaren moet blijken in hoeverre de inzichten kunnen binnendruppelen in gemeentelijke kaders, bij toeziend voogdessen cirkels en kantongerechten die vanouds verantwoordelijk zijn voor de ongecontroleerde kostenstijging en daarmee gepaard gaande verarming van opvoedingsmilieu.
Urgentie noopt tot een bonus-malus regeling: de gemeenten en regio's waar de inzichten het snelst indalen, genieten het meeste profijt. Terecht is kritiek ook van de Amsterdamse wethouder Kukenheim op de eenmalige bijdrage van €350 miljoen van het rijk: elke financiële tegemoetkoming betekent langer onvoldoende gecontroleerde uitgaven en hoge dividend uitkeringen.
De huidige ministers Paul Blokhuis (CU, jeugdzorg) en Sander Dekker (VVD, rechtsbescherming) beheersen onvoldoende het meester-schaken van Martin van Rijn en Jetta Klijnsma met de overheveling van 2015. Alle op gemeenteniveau verzamelde rekenstaten ongezien en ongecontroleerd terug op het bord leggen van het rijk zoals het was tot 2015, zou een weggooien betekenen van het kind met het badwater.
Het rijk houdt beter voet bij stuk door verantwoordelijk blijven stellen van gemeenten en regio voor beheer van financiën en handhaven van opvoedingsrechten van de beide biologische ouders. Eens met het pleidooi van rekenkamerdirecteur Jan de Ridder: ‘wees nu eens stabiel, standvastig en koersvast'.
Laurens Kruijt
Waarom bespreken jullie in dit artikel nergens de effectiviteit van de geboden zorg per aanbieder? Lijkt me relevant in het licht van al dat geld dat Amsterdam uitgeeft aan de zorg.
Laurens Kruijt