© Gijs Kast

Armoede in Nederland (epiloog): hoe wij het leven zijn gaan waarderen

3 Connecties
89 Bijdragen

Arme mensen zie je niet, als je geld hebt. Toch leven meer dan een miljoen mensen met een inkomen op of onder de lage inkomensgrens. Tijdens het schrijven van zijn vijfdelige serie over armoede heeft Tonie Broekhuijsen die andere kant van Nederland leren zien. De serie leidde tot veel reacties van lezers en luisteraars waarop hij in deze epiloog terugblikt. ‘Armoede is geen keuze.’

0:00

‘De vraag is niet of we het gelukkigst zijn. De vraag moet zijn hoe beschaafd we zijn,’ reageert FTM-lezer Dethmer op het eerste deel van mijn serie over wat armoede is en wat het betekent om arm te zijn. ‘De schaal van beschaving begint met de vraag hoe wij omgaan met de zwaksten in onze samenleving.’ 

Nederland is een van de welvarendste en gelukkigste landen van de wereld. Een land met een sociaal vangnet waarin we ogenschijnlijk goed voor elkaar zorgen. Maar dat blijkt steeds meer schijn. Wat te doen met een sociaal vangnet dat in de afgelopen 4 decennia is verbureaucratiseerd en uitgekleed? Is de bijstand nog voldoende om mensen uit armoede te houden? Volgens onderzoeksinstituten als het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het Nibud in elk geval niet. Is het minimumloon hoog genoeg? Het SCP berekende in 2018 dat 4,5 procent van de werkenden arm is. Vanaf de jaren tachtig in de vorige eeuw zien politici de uitgaven voor sociale zekerheid van de overheid steeds vaker als last. Dankzij het kabinet-Rutte I wordt de bijstand nog tot 2035 afgebouwd.

Filantropie

Armoedebestrijding was tot de invoering van de Algemene Bijstandswet in 1965 een zaak van kerken en het ‘burgerlijk armbestuur’ van gemeenten. Dat burgerlijk armbestuur maakte in de jaren vijftig van de vorige eeuw plaats voor de Sociale Dienst. Met het bloemetje van Marga Klompé alias de Bijstandswet van 1965, nam de overheid armoedebestrijding serieus: de bijstand was, zoals minister Klompé benadrukte, bedoeld als meer dan alleen een overlevingspakket. Maar die ondersteuning staat al veertig jaar onder druk door bezuinigingen op sociale zekerheid. Particuliere initiatieven blijken hard nodig om armen te helpen. 

In 2002 start in Rotterdam de eerste Voedselbank in Nederland; een particuliere stichting die arme mensen met voedselpakketten ondersteunt. Inmiddels zijn er meer dan 170 vestigingen. Naast de Voedselbank zijn er tevens tal van stichtingen die mensen en kinderen in armoede helpen. Is een beschaafd land gebaat bij de afhankelijkheid van armen van filantropie?

‘Verwacht niet te veel van maatschappelijke organisaties'

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) zoekt in het rapport ‘Filantropie op de grens van overheid en markt’ naar een antwoord: ‘Men kan zich bijvoorbeeld afvragen of in een rijk land als Nederland mensen voor hun voedsel afhankelijk moeten zijn van voedselbanken. Die zijn in de 15 jaar van hun bestaan geëvolueerd tot professionele vrijwilligersorganisaties.’ Filantropie zal bezuinigingen van de overheid niet compenseren, concludeert de WRR. 

Politicoloog en filosoof Arjen de Wit van de Vrije Universiteit Amsterdam bevestigt dat in zijn proefschrift Why charitable donations do not simply substitute government support uit 2018. Zijn advies aan de overheid: ‘Verwacht niet te veel van maatschappelijke organisaties. Goede doelen kunnen subsidiegaten van de overheid meestal niet opvullen met inkomsten uit fondsenwerving.’

Kinderarmoede

De verandering van de Algemene Bijstandswet uit 1965 naar de Participatiewet uit 2015 die in het tweede deel van mijn serie aan de orde komt, is vooral een mentaliteitsverandering geweest in hoe we met de maatschappelijk zwaksten omgaan. En hoe we mensen die niet werken waarderen, vult lezer Vincent Huijbers aan: ‘Gaat armoede ook niet over hoe wij in Nederland het leven zijn gaan waarderen? Kennelijk bestaat (of verdien je) volwaardig burgerschap alleen door hard te werken. En zijn de kosten voor het leven niet hoger geworden tegenover de waardering voor arbeid? En als arbeid de maat is, hoe beoordeel je mensen die niet (meer) kunnen werken of door pech of verkeerde keuzes moeite moeten doen om de eindjes aan elkaar te knopen? Bestaat er naast werk niet ook zorg en aandacht voor mensen? Hoe zijn wij dat gaan waarderen?’ Huijbers legt de vinger op de zere plek. Sinds de invoering van de Participatiewet is het credo van de overheid: aan het werk! Ook als je een lichamelijk beperking hebt of een andere ‘arbeidsbeperking’. Iedereen moet en zal meedoen.

Maar niet iedereen heeft de keuze om ‘aan het werk’ te gaan. Neem kinderen. Die zijn de ongewilde slachtoffers van dit schrale armoedebeleid. Lucy van der Helm, directeur van SIRE, reageert direct na publicatie van aflevering 3. SIRE is op 8 maart een campagne tegen kinderarmoede begonnen. In Nederland groeit 1 op de 13 kinderen op in armoede: dat zijn meer dan 250.000 kinderen. In NRC Handelsblad geeft Kinderombudsman Margrite Kalverboer een verklaring voor het gebrek aan aandacht voor dat feit: ‘Kinderen hebben geen politieke waarde tenzij het gaat om grote rampen.’

Iedereen moet en zal meedoen

Lucy van der Helm wijst me vervolgens op het onderzoek van Koen Caminada, hoogleraar Empirische Analyse van Sociale en Fiscale Regelgeving aan de Universiteit Leiden. Hij is stellig in zijn uitspraken als ik hem telefonisch spreek: ‘Nederland doet het in vergelijking met andere welvarende landen slecht als het gaat om armoedebestrijding onder kinderen.’ Caminada wijt dat aan de Nederlandse manier van hulp geven: via toeslagen aan de ouders. ‘Maar komt het dan bij de kinderen terecht? Dat weet je dus niet. In het Verenigd Koninkrijk startte Tony Blair jaren geleden de ‘War on Poverty’. Het geld werd direct aan scholen gegeven om kinderen van een degelijk ontbijt en een lunch te voorzien. Het ging naar sportfaciliteiten, zodat kinderen mee kunnen doen. De hulp was gericht aan de kinderen zelf.’ 

Ondernemer Jacques Hendrikx heeft exact om die reden de Stichting Nationaal Jeugd Ontbijt opgericht, zo laat hij me telefonisch weten. ‘De Stichting levert aangemelde kinderen wekelijks een ontbijttas. Gratis, thuis en anoniem. En 52 weken per jaar, ook in de schoolvakanties. Wij kennen als geen ander de achtergronden van deze ouders en kinderen, die in schrijnende armoede leven.’

Als je de kinderen écht wilt helpen, moet je bij de ouders beginnen

Meer voor minder

‘Niemand kan zich natuurlijk ongevoelig tonen voor kinderen in armoede, daarom wordt er zo moeizaam over geschreven en gesproken. Maar uiteindelijk is er in de afgelopen jaren niets ondernomen om de daadwerkelijke oorzaken van kinderen in armoede aan te pakken. Want als je de kinderen écht wilt helpen, moet je bij de ouders beginnen,’ betoogde ik in aflevering 3. Als we als beschaafd land vinden dat ouders en kinderen geen gebrek hoeven te lijden, hoe zorgen we er dan voor dat deze gezinnen uit de armoede komen? 

‘Er zijn wetten die mensen beschermen, maar ook wetten die oplossingen in de weg zitten,’ reageert Geert van den Berg. Zoals veel lezers ziet hij de bureaucratie van de overheid als grootste blokkade om tot oplossingen te komen. Om alle regelingen ‘eerlijk’, ‘doelmatig’ of ‘efficiënt’ te maken, wordt er in Nederland veel over toeslagen en armoede gedebatteerd, vergaderd en geschreven. Helpt het, en als het helpt, is het dan rechtvaardig? En kan het misschien goedkoper?

Tessa de Wit reageert droog: ‘Heel bijzonder, die wens om iets goedkoper én beter te maken. Méér voor mínder. Dat zouden we allemaal wel willen! Maar mijn boerenverstand zegt me dat dat niet erg waarschijnlijk is. Ondertussen worden er automatiseringssystemen gebouwd door ‘zwaargewicht’-managers en consultants die ver afstaan van de maatschappij. Systemen die zo ontzettend ingewikkeld zijn dat niemand ze meer begrijpt, laat staan de 2,5 miljoen laaggeletterden.’

Meebeslissen is een ander verhaal

Naast de ambtenaren praten veel hulpverleners uit ‘het sociaal domein’ mee. Denk aan adviesbureaus die op kosten van gemeenten plannen presenteren om armoede tegen te gaan. Neem de armoedecoalitie in Utrecht, mijn woonplaats. Wie de moeite neemt de partnerpagina te bekijken, ziet een veelheid aan organisaties die zich met armoede bezighouden. Een soort ‘armoede-industrie’. Ervaringsdeskundigen, de armen zelf dus, worden op symposia en congressen van stal gehaald om hun verhaal ‘te delen’. Maar meebeslissen is een ander verhaal. 

Bewindvoerder Fenny Tjeenk Willink vraagt ongetwijfeld retorisch: ’Hoe het zit met de publieke dominantie van hoogopgeleiden? Besluiten op dit onderwerp worden genomen door diegenen die zelf én niet in armoede leven én door de omgeving waarin ze zich over het algemeen bewegen niet in aanraking komen met armoede.’

Invorderingsmachine

Sinds de toeslagenaffaire is bekend dat de Belastingdienst in de uitvoering van de toeslagen grove fouten heeft gemaakt: de overheid blijkt een kille invorderingsmachine die het leven van tienduizenden gezinnen heeft ontwricht. Volgens Huib Schut raakt dit beleid vooral mensen in de bijstand: ‘De rechtshulp is voor hen onbetaalbaar. Waarom? De bijstandsfraude stelt niets voor en wat de overheid fraude noemt, is vaak een poging tot een leefbaar bestaan.’

Het toeslagensysteem vinden veel lezers dan ook een verschrikking. De afhankelijkheid van toeslagen geldt overigens niet alleen voor mensen met een laag inkomen of in de bijstand. Eind 2019 becijferde het Centraal Planbureau dat in 2018 zo’n 6 miljoen huishoudens 12 miljard aan inkomensondersteuning ontvingen. Op een totaal van 7,9 miljoen huishoudens is dat dus ruim 75 procent. 

Toeslagen helpen mensen met een laag inkomen of uitkering weliswaar om rond te kunnen komen. Maar toeslagen maken mensen ook afhankelijk: wie vanuit de bijstand wil gaan werken, houdt nauwelijks extra geld over. Zoals Arthur Venis stelt: ‘In plaats van een gedrocht aan regels te verzinnen (…) zou een hoger netto inkomen een beter idee zijn. Ofwel, arbeid minder belasten.’ 

Dat ben ik met hem eens. Eenvoudig te realiseren: vermogensbelasting omhoog, belasting op arbeid omlaag.

Boetekleed

Ondanks alle commotie over met name de hardvochtige werkwijze van de Belastingdienst bij de kindertoeslagen blijkt volgens de Landelijke Organisatie van Sociaal Raadslieden en de Nationale Ombudsman Reinier van Zutphen, nog geen twee weken later dat bij het verrekenen van toeslagen door de Belastingdienst standaard geen rekening wordt gehouden of mensen genoeg geld overhouden om van te leven. Jasper van Dijk, Tweede Kamerlid van de Socialistische Partij, stuurt mij het rapport ‘Meldpunt Bijstand’ toe. Dat rapport bevat schrijnende voorbeelden van de doorgeslagen fraudejacht, die na de toeslagenaffaire steeds vaker de media haalt. ‘Gekort want oma stortte spaargeld op spaarrekening kinderen. Toen ik in het begin 8 weken zonder geld zat (zolang duurt de aanvraag) en 1 kind in de Pampers en hoogzwanger betaalde oma ook soms iets.’

Opvallend is de aandacht voor de groep werknemers, ondernemers en zzp’ers die door ziekte in de bijstand zijn beland. Bij werknemers gaat het om mensen die na twee jaar Ziektewet door het UWV deels of geheel goedgekeurd worden voor de arbeidsmarkt; bij zzp’ers en ondernemers vaak omdat ze geen arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben afgesloten. Judith van Velden schrijft: ‘Er zitten veel chronisch zieke mensen onbedoeld in de bijstand. Ik ben zo'n persoon. Het UWV weigerde mijn ziekte te erkennen, ondanks de bevestiging van artsen die aangaven dat ik met deze ziekte geboren ben.’

‘Het UWV weigerde mijn ziekte te erkennen’

De Landelijke Cliëntenraad van UWV meldt eind februari na onderzoek onder achthonderd mensen met een arbeidsbeperking dat 6 op de 10 uitkeringsgerechtigden in de financiële problemen komt door de manier waarop hun inkomsten door het UWV worden verrekend met hun uitkering. Voorzitter Amma Asante laat in dagblad Trouw weten: ‘Uitkeringsgerechtigden die weer aan het werk gaan moeten daarin gestimuleerd en gesteund worden, niet gedemotiveerd. En ze moeten er al helemaal niet door in de problemen raken.’ 

Demissionair minister van sociale zaken en werkgelegenheid Wouter Koolmees trekt hiervoor het boetekleed aan: ‘De conclusies van dit rapport zijn hard. Het is goed dat deze nu op tafel liggen. Dankzij dit onderzoek weten we dat het met name voor mensen met wisselende inkomsten behoorlijk kan misgaan. Iets wat nooit de bedoeling mag zijn.’ 

Het is een echo van de woorden van minister-president Mark Rutte bij het aftreden van het kabinet na de toeslagenaffaire.

De schuldenindustrie

‘Ik heb na een faillissement drie jaar in de schuldsanering gezeten, tien procent onder bijstandsniveau. Ik had een auto en woonde in een huurhuis in de vrije sector,’ reageert Marcel Renard op aflevering 4 over de schuldenindustrie. ‘Mijn huurtoeslag was onvoldoende omdat de huur zo hoog was. Moest maar verhuizen maar er was geen andere goedkopere huisvesting te vinden. Mijn auto was ingenomen in verband met de schuldsanering. Moest solliciteren, maar ik woonde in de provincie waar het openbaar vervoer onvoldoende was om naar werkgevers in andere plaatsen te kunnen reizen. Heb een achtergrond in de zorg, maar kon vanwege de werktijden niet met het openbaar vervoer op het werk komen. Omdat ik geen vervoer had of geen vergoeding voor het openbaar vervoer kreeg, kreeg ik geen baan. Hield per week 25 euro over voor de boodschappen, één keer per week een koffie in de bibliotheek waar ik ook de krant kon lezen. Armoede is geen keuze!’

‘Het is niet logisch dat schuldeisers vanzelfsprekend de gevolgen moeten dragen wanneer schulden niet worden afgelost'

Wie zoals Renard in de schuldsanering terechtkomt, heeft een lange weg afgelegd en nog een lange weg te gaan. Jan Staal ziet een oplossing: ‘Er moet betere wetgeving komen voor de schuldenproblematiek. Een schuldenaar is niet vanzelfsprekend schuldig. Het is ook niet logisch dat schuldeisers vanzelfsprekend de gevolgen moeten dragen wanneer schulden niet worden afgelost. Ook zij zijn daar niet vanzelfsprekend schuldig aan. Voor zover schulden niet rechtvaardig bij de schuldeisers of bij de schuldenaar kunnen worden neergelegd, zou de staat ze moeten overnemen en vervolgens doorverkopen aan de Europese bank, die tenslotte die schulden kan kwijtschelden.’

Langzamerhand begint het besef te ontstaan dat schulden niet alleen schadelijk voor de schuldenaar en schuldeiser zijn, maar ook voor de samenleving. Alef Dekker van de initiatiefgroep #SchuldenvrijLWD mailt me het pamflet ‘Schuldenvrij Leeuwarden door een radicale aanpak’. Daarin verwijst Dekker naar het onderzoek ‘Minder Schade door Schuld’ dat de Argumentenfabriek afgelopen jaar schreef in opdracht van de Rabobank. Econome Barbara Baarsma van de Rabobank somt in het tv-programma Jinek de trieste feiten op: ‘Jaarlijks wordt tot 17 miljard euro ingezet in een poging om ruim 3 miljard aan problematische schulden te innen. De schuldafhandeling is nu zo ingericht dat we er vijf tot zes jaar over doen om van die 3 miljard aan schulden maar 300 miljoen daadwerkelijk te innen. Gedurende deze periode zitten de huishoudens in diepe armoede, gepaard met hogere zorgkosten, een groter ziekteverzuim, lagere arbeidsparticipatie, hogere afhankelijkheid van een uitkering en een hogere onderwijsuitval.’ 

Van het aantal mensen dat zich meldt bij de schuldhulpverlening verdient 67% het minimumloon of lager, 26% tussen minimum en modaal en slechts 7% bovenmodaal. Het rapport bevat beleidsvoorstellen om het verdienmodel van problematische schulden te beperken, meer mensen tot de schuldhulpverlening toe te laten en de schuldafhandeling sneller te laten verlopen. En dat is minder ingewikkeld dan vaak wordt beweerd, want de grootste schuldeiser in Nederland is nog steeds de overheid, in de gedaante van het CJIB, het UWV en de Belastingdienst. Het boete-op-boete-beleid van de overheid zorgt ervoor dat schuldenaren in een neerwaartse spiraal terechtkomen, die leidt tot afhankelijkheid van diezelfde overheid. De Nationale ombudsman beschreef deze hond-bijt-in-eigen-staart-slapstick al acht jaar geleden in het rapport ‘In het krijt bij de overheid.’ Hoog tijd om die bureaucratie aan te pakken.

Het verbaasde mij hoeveel FTM-lezers het basisinkomen noemen als oplossing om armoede te bestrijden

Basisinkomen

Laat ik eerlijk zijn: het verbaasde mij hoeveel FTM-lezers het basisinkomen noemen als oplossing om armoede te bestrijden. ‘Daarom een basisinkomen!,’ schrijft Louis Goulmy op LinkedIn. De invoering van het UBI, het Universal Basic Income, ziet Tedje van Asseldonk meteen voor zich: ‘Het ophouden van je hand is vernederend, en geeft aanleiding tot schaamte bij alles wat je eet, koopt en doet. Gewoon hoger belasten: de rijksten en de multinationals. Geef iedereen, om te beginnen 800 euro in de maand, vanaf 18 jaar. Weg met alle toeslagen. Laat mensen maar stapelen. Enorme inkomsten? Met zijn vijven in een kleine woning leven van 4000 per maand? Of in een grote woning en dan 2500 per maand overhouden? Zelf kiezen toch?’ 

Sommige lezers vragen of ik zelf voorstander van het basisinkomen ben. Ik geloof niet direct in één oplossing waarmee alle problemen de wereld uit worden geholpen. Flauw wellicht, maar wat moet de Nederlandse miljardair Steven Schuurman met een basisinkomen? Mijn motivatie voor deze serie is dat ik de Nederlandse opvang van arme mensen te streng, te ingewikkeld en te onrechtvaardig vind. Het lijkt mij een goed idee om mensen in armoede meer geld te geven, de bureaucratie te vereenvoudigen en kinderen in armoede op school en daarbuiten mee te laten doen. Verhoog het minimumloon en zorg dat er tussen het minimumloon en een bijstandsuitkering met een bloemetje genoeg ruimte zit om werken lonend te maken. Toeslagen moeten overbodig worden. Of rechtstreeks aan woningbouwverenigingen en zorgverzekeraars worden uitgekeerd; dat scheelt de burger administratie.

Gemeenten in de knel

Terug naar de opmerking van FTM-lezer Dethmer: ‘De schaal van beschaving begint met de vraag hoe wij omgaan met de zwaksten in onze samenleving.’ Dat armoede een negatief effect op de gezondheid heeft, liet de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving afgelopen oktober weten, schreef ik in de laatste aflevering van mijn serie. Mijnke Janssen, kinder- en jeugdpsychiater, plaatste als commentaar een video van Jan Buitelaar, psychiater in het Radboud UMC. Daarin legt hij uit wat de psychische gevolgen van armoede zijn voor kinderen. ‘Ouders hebben stress. Maar die stress voelen de kinderen ook. In feite worden al hun verstandelijke vermogens ingezet om dit probleem van armoede op te lossen, dat je geen eten hebt, dat je geen geld hebt.’ Mijnke Janssen vervolgt haar reactie: ‘Het frustreert me dat ik als kinderpsychiater vaak aan het einde van deze rit een kind/jeugdige zie, met alle ellende van dien.’

Een slechte geestelijke gezondheid ondermijnt de kansen op werk en een goed inkomen

Het desastreuze effect van armoede op de mentale gesteldheid van mensen bevestigt recent onderzoek in het gerenommeerde wetenschappelijke tijdschrift Science: een slechte geestelijke gezondheid ondermijnt de kansen op werk en een goed inkomen. Maar omgekeerd veroorzaakt werkloosheid en een plotselinge inkomensachteruitgang ook psychische problemen. Met het geven van meer geld blijkt in die laatste gevallen de mentale gezondheid snel te verbeteren.

Coronacrisis

Door de coronacrisis staat de overheid, de samenleving dus, voor een immens grote opgave. Met overheidssteun leken bedrijven, van groot tot klein, inclusief zzp-ers, het afgelopen jaar nog overeind te kunnen blijven. Maar de eerste verontrustende cijfers zijn inmiddels al gepubliceerd: in 2020 kromp de economie met 3,8 procent. Het aantal bedrijfssluitingen nam toe, evenals de werkloosheid. Het aantal mensen in de bijstand steeg met 3%. De sterkste toename was onder jongeren tot 27 jaar; jongeren met nulurencontracten en flexbanen worden door de coronacrisis het eerst getroffen.

Wil Driessen ziet de bui al hangen. ‘Bij de invoering van de Participatiewet heeft tegelijkertijd een bezuiniging plaats gevonden op het budget van de gemeenten (van € 1,7 miljard – TB). Vaak krijgen gemeenten onvoldoende budget om de bijstandsuitkeringen te kunnen betalen. Gemeenten proberen daarom op allerlei manieren te bezuinigen op dit budget.’

Dat gemeenten ook de coronacrisis in de portemonnee voelen, is zeker. Uit onderzoek van onder andere De Groene Amsterdammer en tv-programma Eenvandaag blijkt dat het geldtekort gemeenten zal dwingen strenger te zijn bij het toelaten van mensen tot sociale voorzieningen. De meeste gemeenten verwachten komend jaar ook een begrotingstekort, zo meldt BDO accountants begin januari. Het totale tekort van de gemeenten wordt geschat op 1,3 miljard euro. Gemeenten hadden in 2020 al zo’n 1,5 miljard euro extra corona-steun van het Rijk gekregen.

Tot uw dienst

De discussie over wie hoeveel steun krijgt, zal na de verkiezingen vermoedelijk in felheid toenemen. Gaat het naar de grote bedrijven, het MKB en de zzp-ers? Of naar een verhoging van het minimumloon en dus de sociale uitkeringen? 

Voor het gros van de lezers en luisteraars van de serie ‘Armoede in Nederland’ staat vast dat de overheid in elk geval weer oog moet krijgen voor de burger. De wantrouwende overheid moet plaatsmaken voor een overheid die de burger van dienst is, aldus Jan Sinke. ‘Misschien moet het concept ambtenaar opnieuw worden uitgevonden, waarbij de kerntaak: ‘Zorg dragen voor zijn of haar domein’ centraal staat in plaats van de bureaucratische molen in stand houden.’

In het Verenigd Koninkrijk heet de ambtenaar een ‘civil servant’: tot uw dienst. Dat geeft de verhouding tussen burger en overheid beter weer. Maar het begint bij de politiek. Bij de vaststelling wat we van elkaar verwachten in een beschaafd land als Nederland.

De overheid moet weer oog krijgen voor de burger

‘Armoede is identiek aan machteloosheid,’ zei oud-minister Joris Voorhoeve onlangs in De Groene Amsterdammer. ‘De staat kan wel oorzaken van ongeluk in het maatschappelijk leven beperken, oftewel voorwaarden scheppen voor menselijk geluk. Ik zag een tijd geleden een tv-programma waarin een filosoof een Afrikaanse vrouw die op het land aan het werk was naar haar idee van geluk vroeg. ‘Happiness, zei ze, ‘is loving and living without want’, dus zonder gebrek. Nou, aan loving kan de overheid niet echt iets bijdragen, maar aan het wegnemen van gebrek des te meer.’ 

Precies. En dat heet beschaving. 

 

Dank voor al uw reacties. Het zou een boek kosten om op alle kritiek, suggesties en ideeën in te gaan. Maar het is gezien en niet onopgemerkt gebleven.