© Gijs Kast

Armoede in Nederland (5): hoe komen we er vanaf?

3 Connecties
45 Bijdragen

Nederland doet het goed op de lijstjes van welvarendste en gelukkigste landen ter wereld. Maar deze scores geven slechts een deel van de werkelijkheid weer: die van mensen met geld. Wat als je geen geld hebt? In een vijfdelige serie gaat Tonie Broekhuijsen in op wat armoede is en wat het betekent om arm te zijn. Vandaag het afsluitende deel: ‘In Nederland accepteren we dat ruim 1 miljoen mensen in armoede leven.’

0:00

In de bijstand sta je op de laagste sport van de maatschappelijke ladder. Daar is weinig respect voor. Voor het bedrag dat je maandelijks krijgt overgemaakt, staat een lange lijst van verplichtingen, ge- en verboden. Je staat in de rij, je wacht op je beurt, je wordt uitgenodigd op tijden die anderen bepalen. Want zelfs voor jouw tijd geldt: wie betaalt, bepaalt.

De overheid denkt mensen te moeten aanmoedigen om uit de armoede te komen. Alsof armen in de sluimerstand staan en de aan-knop niet kunnen vinden. Met de ‘juiste prikkels’, zoals meer voorlichting, scholing en natuurlijk boetes voor wie niet wil, zouden ze vanzelf wel weer… ja, wat eigenlijk?

De bijstand was lange tijd een controleapparaat dat mensen van een uitkering voorzag. Zolang uitkeringsgerechtigden zich aan de regels hielden, kregen ze de bijstand uitgekeerd. Hield je je er niet aan, dan kreeg je straf – met een korting of het tijdelijk opschorten van de uitkering.

Pech

Vanaf 2003, bij de invoering van de Wet werk en bijstand, zijn de voorwaarden om bijstand te kunnen ontvangen aangescherpt. De nieuwe naam onthulde dat al: de bijstand moest een tijdelijke voorziening zijn. Er moest meer geïnvesteerd worden in scholing van bijstandsgerechtigden en reïntegratie in het arbeidsproces. Tussentijds kwamen er regelingen voor een tegenprestatie: bijstandsgerechtigden werden in sommige gemeenten verplicht om ‘nuttige werkzaamheden’ te verrichten. Vanaf 2012 werd, dankzij kabinet-Rutte I, de huishoudinkomenstoets ingevoerd: ook het inkomen en vermogen van inwonende familieleden werd ‘getoetst’ voordat iemand tot de bijstand werd toegelaten. Zo ontstonden ‘de tandenborstel-controleurs’: gemeenteambtenaren die daadwerkelijk controleerden of mensen in de bijstand niet met iemand samenwonen.

Sinds de invoering van de Participatiewet in 2015 is het idee: pech hebben mag, maar liever niet langdurig. ‘Iedereen die kan werken maar het op de arbeidsmarkt zonder ondersteuning niet redt, valt onder de Participatiewet. De wet moet ervoor zorgen dat meer mensen werk vinden, ook mensen met een arbeidsbeperking.’ Dat de Participatiewet haar doelstellingen niet haalt, zoals in het tweede deel van deze serie is beschreven, doet er voor mensen in de bijstand natuurlijk niet toe. De vraag is en blijft: hoe kom je uit de bijstand?

Pech hebben mag, maar liever niet langdurig

De makkelijkste weg lijkt het vinden van een vaste baan. Maar echt makkelijk is dat helaas niet. Uit onderzoek van Divosa, de vereniging van gemeentelijke directeuren van de Sociale Dienst, blijkt dat bijstandsgerechtigden die een baan vinden, een grotere kans dan gemiddeld hebben om uit de bijstand te blijven. Desondanks keren veel zogenaamde ‘uitstromers’ toch weer terug de bijstand in, de zogenaamde ‘herinstromers’. Over een periode van vijf jaar ging het om liefst 35 procent van de mensen die aanvankelijk een baan wisten te vinden. Een kwart van deze ‘herinstromers’ vond weliswaar binnen vijf jaar opnieuw een baan, maar zij belandden vervolgens ook weer terug in de bijstand; soms wel vier tot vijf keer aan toe. Mensen die lange tijd afhankelijk zijn geweest van de bijstand, zo concludeert Divosa, lopen een grotere kans dan anderen om opnieuw hun baan kwijt te raken en terug te vallen op de bijstand.

Ondanks alle vermaningen op de websites van het rijk en de gemeenten hoeft de helft van alle bijstandsgerechtigden niet meer te solliciteren. Feitelijk zijn zij door de gemeenten opgegeven, zo blijkt uit een studie van de Universiteit van Amsterdam uit 2018 naar langdurige bijstandsgerechtigden. De onderzoekers ontdekten bij vijf grote gemeenten dat zij onderscheid maakten tussen mensen in de bijstand die naar alle waarschijnlijkheid wél en geen werk kunnen vinden. Met het beperkte budget dat ze hebben om bijstandsgerechtigden te helpen, kiezen ze logischerwijs voor de meest kansrijke groep. Het onderzoek van Divosa laat uiteindelijk zien dat ook deze kansrijke groep slechts beperkt wordt geholpen.

Parttime ondernemen 

Vanuit een uitkering gaan werken heeft voor de betrokkenen allerlei financiële gevolgen. Wat gebeurt er met de verschillende toeslagen? Hoeveel houd je dan aan het eind van de maand over? Iemand in de bijstand heeft nog maar een zeer beperkt vermogen; dus interen op je reserves zit er niet in. Omdat het voor veel mensen niet altijd duidelijk is hoe hun inkomen verandert, heeft het Nibud op haar website een zogenaamde tool geplaatst. Daarmee kun je berekenen wat je inkomen wordt als je weer gaat werken. Door de tool in te vullen, voorkomen mensen dat ze onterecht toeslagen ontvangen. Geld dat ze later weer aan de Belastingdienst moeten terugbetalen.

In 2015 begon een aantal gemeenten in samenwerking met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een experiment. Deze gemeenten bieden mensen in de bijstand de mogelijkheid aan parttime ondernemer te worden. Inmiddels hebben meer dan 56 gemeenten zich bij het experiment aangesloten dat door Divosa werd geïnitieerd.

Het idee is eenvoudig: vanuit de bijstand werkt iemand een paar uur per week als freelancer, zzp’er of begint een bedrijfje. Omdat de nieuwe ondernemers met de inkomsten waarschijnlijk niet meteen in hun levensonderhoud kunnen voorzien, blijft de gemeente hen ondersteunen met bijstand.

Voordat iemand vanuit de bijstand een eigen bedrijf mag beginnen, moet de gemeente daar toestemming voor verlenen. De meeste gemeenten begeleiden de aanstaande ondernemers tijdens een zogenaamde voorbereidingsfase. Dat duurt een half jaar tot een jaar. Daarnaast kan er ook een lening worden afgesloten voor bedrijfskapitaal tot maximaal 37.398 euro. Uiteraard moet dat geld uiteindelijk worden terugbetaald. Begeleiding van de bijstand naar een zelfstandige onderneming of een beroep mag maximaal drie jaar duren.

Vrijlatingsregel

 Uit het experiment van Divosa bleek dat gemeenten gemiddeld 78.500 euro op de uitgaven aan de bijstand hadden bespaard. Geen groot bedrag voor een gemeente, maar het geeft aan dat veel mensen graag willen werken en dat die aansporing ook nog tot besparingen leidt.

Ondernemen blijkt vooral interessant voor mensen die langdurig in de bijstand verblijven. Want hoe langer iemand niet heeft gewerkt, hoe kleiner de kans is dat een werkgever hem of haar aanneemt. Een eigen bedrijf geeft iedereen de mogelijkheid om zijn eigen werk te creëren. Onder bepaalde voorwaarden mag de ondernemer vanuit de bijstand, de eerste zes maanden, 25 procent van de bijverdiensten houden tot een maximum van 215 euro per maand. Dit heet de vrijlatingsregel. In de praktijk is dat natuurlijk geen bedrag waarmee iemand de opstartkosten voor een eigen bedrijf kan verdienen, of een spaarpotje kan aanleggen om als ondernemer een tijdje zonder inkomsten te zitten.

Hoe langer iemand niet heeft gewerkt, hoe kleiner de kans is dat een werkgever hem of haar aanneemt

Dat dit nooit eerder is bedacht, heeft met de wetgeving te maken: of iemand heeft geen inkomsten en heeft dus recht op een bijstandsuitkering, of iemand is een ondernemer. Een ondernemer die minder dan twintig uur per week werkt, heeft geen recht op een bijstandsuitkering. Gemeenten nemen nu speciale verordeningen op, om de mogelijkheid te creëren vanuit de bijstand te gaan ondernemen.

Hoop op verandering

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vroeg het Centraal Planbureau (CPB) om een aantal van deze experimenten – in Deventer, Groningen, Nijmegen, Utrecht, Tilburg en Wageningen – nader te onderzoeken. De experimenten in deze steden werden verdeeld  in drie typen: a) ontheffing van sollicitatieverplichtingen; b) intensievere begeleiding naar werk, en c) ophogen van het bedrag dat mag worden bijverdiend.

Conclusie: het ontheffen van de sollicitatieplicht heeft geen negatief effect op het aantal mensen dat een baan vindt. Intensieve begeleiding lijkt een positief effect te hebben op het aantal mensen dat een deeltijdbaan vindt, evenals het ophogen van het bedrag dat mag worden bijverdiend. Deze resultaten zijn helaas niet spijkerhard. Het CPB adviseert dus opnieuw nader onderzoek.

Het ontheffen van de sollicitatieplicht heeft geen negatief effect op het aantal mensen dat een baan vindt

Hoewel er geen eenduidige conclusies getrokken konden worden, geven de experimenten hoop op verandering voor mensen die langdurig van de bijstand afhankelijk zijn. Hoop op een zinvolle tijdsbesteding, zonder de angst om de uitkering te verliezen. Hoop op een financieel minder stressvol bestaan, met af en toe geld genoeg voor ‘een bloemetje op tafel’. En hoop op een volwaardig bestaan binnen de samenleving.

Meedoen met de rest van de samenleving

Armoede wordt vaak voorgesteld als een natuurlijk fenomeen. ‘Armoede is een karaktergebrek,’ aldus de eerste vrouwelijke premier van het Verenigd Koninkrijk, Margaret Thatcher, ooit in een interview. Er zijn gemakzuchtige mensen en mensen met ambities. En er zijn arme mensen en rijke mensen, zo is dat nu eenmaal. Langzamerhand begint het inzicht terrein te winnen dat de maatschappij armoede creëert. Het is een politieke keuze. Een deel van de mensen in de samenleving wordt buitengesloten – omdat ze ziek zijn, mindere keuzes hebben gemaakt, minder kansen hebben gekregen of gewoon pech hadden. De coronacrisis maakt dat opnieuw duidelijk. Geen zinnig mens zal ondernemers die door de pandemie in de problemen komen, verwijten dat ze niet hard genoeg hebben gewerkt, niet creatief genoeg zijn of gemakzuchtig en lui zijn. Iedereen realiseert zich door Covid-19 weer wat pech is.

‘Armoede is een karaktergebrek’

Armoede ontstaat niet alleen omdat mensen te lage uitkeringen krijgen, maar ook omdat het besteedbaar inkomen van huishoudens in de afgelopen veertig jaar nauwelijks is toegenomen. Waar het inkomen van Nederlanders in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw verdubbelde, bleef het sinds begin jaren tachtig op hetzelfde niveau. De overheid en bedrijven verdienen een steeds groter aandeel van het nationaal inkomen. Huishoudens ontvangen een steeds kleiner deel van de economische groei. Het aantal mensen met een vast contract is in twintig jaar tijd sterk afgenomen. Door de flexibilisering van arbeidscontracten en het toenemend aantal zzp’ers is de onderhandelingspositie van werkenden met name in de laatste twintig jaar achteruit gegaan.

Bijna 1,4 miljoen Nederlanders hebben een onzeker dienstverband, meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) aan het begin van de coronacrisis. Dat zijn mensen met sowieso laagbetaalde banen in de horeca, detailhandel, schoonmaak, kinderopvang, fitnessbranche en chauffeursdiensten. Door de coronamaatregelen zijn het juist deze mensen die als eerste te maken krijgen met baan- en inkomensverlies.  En met een beetje pech, als de coronacrisis langer aanhoudt, met armoede.

Werk aan de winkel

In Nederland accepteren we dat ruim 1 miljoen mensen in armoede leven, en dat 1 op de 13 kinderen in armoede opgroeit. Als land kiezen we daar ook voor. Onze nationale onderzoeksinstituten erkennen dat door de lage bijstandsuitkering mensen maandelijks net-niet-genoeg krijgen. Dat mensen schulden moeten maken om te kunnen overleven. Dat er een complete schuldenindustrie is ontstaan, die mensen de armoede induwt – en erin houdt.

In de politiek is er vooralsnog geen meerderheid te vinden om deze misstanden op te lossen. Het politieke debat wordt al decennia gegijzeld door de fictieve tegenstelling tussen hardwerkende Nederlanders en luie uitkeringstrekkers die profiteren van ‘ons belastinggeld’ – een frame van partijen als de VVD en het CDA, en waar zelfs een van oorsprong sociaaldemocratische partij als de PvdA zich jaren door heeft laten leiden. Onder invloed van dit neoliberale gedachtegoed heeft de overheid de markt omhelsd als oplossing voor elk maatschappelijk probleem.

Armoede maakt mensen ziek

De meeste mensen hebben geen idee wat armoede betekent. We lezen in de kranten en tijdschriften verhalen over mensen die van vijftig euro in de maand moeten rondkomen. We kijken gefascineerd naar het leven van armoedige mensen in een serie als Schuldig van omroep Human, en bejubelen in de media de makers: ‘Een ontroerende documentaire kan meer bereiken dan honderd beleidsstukken.’ De emotie komt zeker bij mensen binnen, maar ondertussen veranderen die beleidsstukken niet. De politiek van uitsluiting en stigmatisering wordt stug in stand gehouden door de regerende politieke partijen – en zoals we dankzij het drama van de toeslagenaffaire inmiddels weten, vaak ook door een groot deel van de oppositie.

Armoede maakt mensen ziek. Arme mensen komen vaker bij de dokter, de psycholoog en andere hulpverleningsinstanties. Uiteindelijk overlijden arme mensen zes jaar eerder dan mensen met een hoog inkomen, zo meldde de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving onlangs. Arme mensen blijven minder lang gezond dan mensen met een hoog inkomen. Mensen met hoge inkomens voelen zich gemiddeld tot hun 75e levensjaar gezond, de laagste inkomens tot hun 57e.

Armoede laat feitelijk zien hoe ziek onze maatschappij is. Dat we mensen met minder kansen, minder opleiding en meer pech en ongeluk bewust in armoede laten leven. De coronacrisis maakt opnieuw duidelijk dat armoede een gevolg is van een maatschappelijk tekort, niet van een individuele tekortkoming. Over niet al te lange tijd staan naast de zzp’ers ook veel ondernemers aan de rand van een faillissement, op de stoep voor het loket van de bijstand.

Coronasteun

In het afgelopen jaar zijn we dankzij de coronacrisis gewend geraakt aan een overheid die miljarden rondstrooit om de economie overeind te houden. Afgelopen zomer leek even een einde te komen aan de hulp- en kredietverlening, maar deze is inmiddels weer in volle gang. In de politiek zijn er weinigen te vinden die de KLM, Tata Steel, Schiphol of Holland Casino in de kou willen laten staan – om een paar ontvangers uit de top 10 van overheidssteun van het afgelopen jaar te noemen. In de laatste update van de Rekenkamer van afgelopen februari werd geconstateerd: ‘Op basis van CBS-gegevens blijkt dat inmiddels in totaal zo’n 500 duizend ondernemers gebruik hebben gemaakt van steunmaatregelen (peildatum eind september 2020). Dat is 29 procent van het totale aantal bedrijven. Het grootste aantal hiervan gebruikt de TOZO, TOGS en het uitstellen van belastingbetaling. Uit de CBS-cijfers wordt ook duidelijk dat 40 procent van de gebruikers van de NOW 1.0 ook gebruikmaakt van de NOW 2.0 en dat 18 procent van de gebruikers van de TOGS gebruikmaakt van de opvolger TVL.’

Half december rapporteerde het ministerie van Financiën wat voor de overheid de kosten van de coronacrisis naar verwachting zullen zijn:  31,4 miljard euro in 2020. Daarnaast zijn er voor  64,9 miljard euro aan garanties afgegeven – denk bijvoorbeeld aan de steun voor KLM die deels bestaat uit een 90 procent garantstelling voor bankleningen. De Rekenkamer houdt inmiddels een zogenaamde coronarekening bij. Voor 2021 staat er volgens het ministerie van Financiën nog eens  20,5 miljard euro begroot.

Als land hoeven wij armoede niet toe te staan, als we dat niet willen

Aan het werk!

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) berekent sinds enkele jaren het zogenaamde nationale inkomenstekort: ‘Om het totale inkomenstekort van de arme huishoudens aan te vullen zou in 2017 iets minder dan  2,2 miljard euro nodig zijn.’ 

Niet zolang geleden klonk dat als heel veel geld. In deze coronacrisis is het voor bepaalde bedrijven niet eens genoeg om overeind te blijven. Maar ook in 2019 was  2,2 miljard euro minder dan 1 procent van de totale uitgaven van de Nederlandse overheid. Het SCP voegt daaraan toe dat als negatieve inkomens ook meegeteld zouden worden – denk aan zzp’ers en mkb’ers met meer kosten dan inkomsten – het inkomenstekort 2,7 miljard euro bedraagt. Dat inkomenstekort is in het licht van de begroting van de Nederlandse staat een druppel in een oceaan.

En toch: als er weer over armen, het minimumloon en de bijstand wordt gesproken, klinkt al snel op verongelijkte toon dat zij ook maar eens aan de slag moeten gaan, dat al die uitkeringen veel te duur zijn, dat het wel makkelijk is voor die mensen. En dat het toch niet zo kan zijn dat wij, als hardwerkende burgers, deze labbekakken ondersteunen. Laat ze zelf eens de handen uit de mouwen steken! 

Hoe dan ook: niemand staat graag in de schoenen van iemand in de bijstand. Niemand ziet zijn kinderen graag in versleten kleren naar school gaan of zegt voor hen een (te duur) schoolreisje af. Niemand gaat voor z’n lol naar de Voedselbank. Niemand verdient graag het minimumloon. Niemand vindt het een goed idee om net-niet-genoeg betaald te krijgen, zodat hij of zij gegarandeerd jaarlijks 3.000 euro tekort komt.

Dus waarom vinden we dat dan voor anderen wél een goed idee?

Armoede in het kort
  • Armoede in Nederland is een politieke keuze
  • 1 miljoen mensen moeten rondkomen van een laag inkomen
  • 1 op de 13 kinderen groeit op in armoede
  • Sinds 1979 is de koopkracht van de bijstand afgenomen
  • Tot 2035 wordt de bijstand verlaagd
  • Werk is geen garantie tegen armoede 
  • Geschat wordt dat schulden de samenleving 17 miljard kosten kosten
  • Het kost de Nederlandse samenleving 2,7 miljard per jaar om armoede op te heffen
  • Dat is minder dan 1 procent van de jaarlijkse uitgaven van de Nederlandse overheid
Lees verder Inklappen

Stigma

Armoede stigmatiseert. Armoede sluit mensen buiten. Armoede geeft kinderen een slechte start in het leven. Wie geen geld heeft, doet niet mee. Als land hoeven wij armoede niet toe te staan, als we dat niet willen. De kosten die we maken om armoede in stand te houden zijn hoger dan de kosten van het verhogen van het minimumloon en de bijstand naar een fatsoenlijk en aanvaardbaar niveau.

Zo simpel is het: door arme mensen serieus te nemen en daadwerkelijk uit de armoede te helpen, helpen we de samenleving van veel ellende af. Van de schuldenindustrie. Van armoedebestrijders. Van tandenborstelcontroleurs. Van een gebrek aan empathie en solidariteit. Door mensen in de bijstand net-wel-genoeg geld te geven in plaats van bewust-net-niet-genoeg, door ze om- of bij te scholen voor de arbeidsmarkt, als dat mogelijk is, of door ze gewoon een uitkering te geven waarvan ze rond kunnen komen, kan iedereen in Nederland een gezond en welvarend leven leiden en op een fatsoenlijke manier deel uitmaken van de samenleving. 

Laten we daar nu eens werk van maken.