© AFP / Murat Kula

‘Turkije een bailout geven is Erdogan belonen voor zijn economische waanzin’

4 Connecties
53 Bijdragen

De EU staat voor een duivels dilemma. Erdogan bracht Turkije zwaar in de problemen, met een aanval op zijn eigen centrale bank. Als het land Europese hulp krijgt bij het wegwerken van de buitenlandse schuld van zo’n 500 miljard dollar, dan wordt Erdogans beleid beloond. Maar vanwege de strategische ligging kunnen we het land ook niet laten vallen. En van alle EU-landen raakt de Turkse crisis Spanje het meest. Waarom eigenlijk?

Eén ding kun je de Turkse president niet ontzeggen: krachtige retoriek. Turken moeten van hem kiezen voor ‘Allah of de dollar’: een middenweg is er kennelijk niet. Erdogan ziet de val van de Turkse lira als ‘een economische oorlog’ tegen zijn natie. Heeft hij een punt als hij zegt dat Turkije onder vuur van het buitenland ligt? Een blik op de jaarrekening van de Centrale Bank van Turkije doet anders vermoeden

Sinds 2016 is de geldhoeveelheid door Turkije verdubbeld, het gevolg van expansief economisch beleid dat Erdogan heeft ingezet. Banken konden meer geld lenen bij de centrale bank tegen een kunstmatig laag tarief, geld dat vervolgens de samenleving in sijpelde in de vorm van goedkoop krediet. Dat leidde tot een ogenschijnlijk grote economische groei. Tegelijkertijd explodeerde de externe schuld van het land en nam het gezag van de centrale bank af – een dodelijke cocktail. 

Het probleem van de Türkiye Cumhuriyet Merkez Bankası (TCMB) is haar geloofwaardigheid. In de regel zijn centrale banken zo onafhankelijk mogelijk, opdat ze niet worden geraakt door politieke grillen zoals brullende politici die net een staatsgreep hebben overleefd. Dat komt de stabiliteit van het monetaire beleid ten goede, en daarmee de betrouwbaarheid.

De president van de TCMB is Murat Çetinkaya, een braaf aandoende bureaucraat. Om de excessen van de Turkse economie in te dammen, moet hij zonder inmenging van het staatshoofd kunnen ingrijpen, eventueel tegen diens zin in. Erdogan heeft, kort nadat hij in juli opnieuw werd ingezworen als president, een decreet uitgevaardigd waarin hij de macht van de centrale bank verder inperkte. Hij bepaalt vanaf nu zelf hoe hoog de rente moet zijn, niet een of andere onafhankelijke expert. De markten schrokken van het bericht

Nu ontstaat er een fantastische perverse prikkel om het juist uit hand te laten lopen

Erdogan heeft de onafhankelijkheid van de TCMB al langer in het vizier. In april van dit jaar overwoog de minister van Economische Zaken, Mehmet Simsek, al om af te treden. Hij zou geen deel meer willen uitmaken van een regering die zich buitensporig veel bemoeit met het beleid van de TCMB. Maar Erdogan heeft zijn ontslag niet geaccepteerd

Hoge externe schuld

Het beeld van een dictator die zich overal mee bemoeit doemt op en dat komt het  vertrouwen in het monetaire beleid van Turkije niet ten goede. Erdogan heeft onlangs zijn schoonzoon Berat Albayrak tot minister van Financiën benoemd; feitelijk regeert die nu over de TCMB. Dat staat haaks op het ideaal van een onafhankelijke centrale bank. Op de dag van diens benoeming, 10 juli 2018, daalde de lira prompt met drie procent ten opzichte van de dollar.

Iemand die deze ontwikkelingen zorgwekkend vindt, is econoom Daniel Lacalle. Tegenwoordig is hij hoofdeconoom bij de Spaanse asset manager Tressis Gestión, daarvoor werkte hij onder meer bij de Amerikaanse investeringsmaatschappij PIMCO ‘Turkije heeft echt een verandering in het politieke landschap nodig, alleen zo komt er een einde aan de aanval op de juridische onafhankelijk van belangrijke Turkse instituties als de TCMB.’

Het probleem van de Turkse lira zit hem in de combinatie van een hoge externe schuld van 500 miljard dollar die in andere valuta is aangegaan, gecombineerd met een als onbetrouwbaar ervaren regering en centrale bank. Lacalle: ‘Erdogan heeft de macht over de centrale bank overgenomen en het land vervolgens overspoeld met gratis geld, om zijn herverkiezing zeker te stellen. Nu geeft hij het buitenland de schuld van de recente ontwikkelingen. Maar het probleem zit dus intern, in het gedrag van Erdogan. Als hij zich echt had bekommerd om stabiliteit, dan had hij vorig jaar – of eerder – wel ingegrepen.’ 

De relatie tussen de EU en Turkije is de laatste jaren verslechterd. Toch verwacht Lacalle dat de EU Erdogan niet laat vallen. Turkije ligt op een strategische locatie, dus voor de Europese veiligheid is het niet acceptabel dat bijvoorbeeld China de Turken financieel te hulp schiet. Gewoonlijk wil China in ruil voor zulke hulp dan toegang hebben tot vliegvelden of maritieme havens. Geopolitiek zou dat hoogst onwenselijk zijn: Turkije is immers een NAVO-bondgenoot die door zijn locatie de toegang tot de Zwarte Zee bewaakt. Bovendien is de beruchte Turkije-deal momenteel een van de weinige mechanismen die de EU heeft om migratie te beheersen: in ruil voor Europese miljarden houdt Erdogan de migratie via Griekenland tegen. Dat land mag van de EU niet ineenstorten.

Lacalle: ‘Erdogan weet daarom dat hij de grenzen kan opzoeken, zodat de EU linksom of rechtsom moet toegeven aan zijn imperialistische behoeftes. Dat is vervelend, want nu ontstaat er een fantastische perverse prikkel om het juist uit hand te laten lopen. Het buitenland zal de rekening gepresenteerd krijgen van Erdogans economische waanzin, die nodig was voor zijn herverkiezing. Intussen zal hij capital controlsmoeten instellen, om de uitstroom van spaargeld uit de Turkse economie in te perken. En dictators houden van controle.’ 

Buitenlands ingrijpen is onvermijdelijk. Immers, van de externe schuld van Turkije is 90 procent uitgedrukt in andere valuta, vooral dollars en euro’s. Turken moeten nu meer Lira’s betalen om oude schulden, aangegaan in euro’s en dollars, af te betalen. Door wat Lacalle typeert als ‘krankzinnigheid’ – zoals de president van de TCMB ondergeschikt maken aan de schoonzoon van de president – vermindert het buitenlandse vertrouwen in Turkije. De lira daalt dan verder, schulden zijn nog moeilijker terug te betalen, waardoor de munt verder onder druk komt te staan. Turkije zit inmiddels in een put waar het niet meer zelfstandig uit kan klimmen. 

Eventuele hulp zal van het IMF of de EU komen, wat volgens Lacalle lood om oud ijzer is: de grootste landen moeten een steunpakket van het IMF namelijk altijd goedkeuren en dat zullen vooral de Europese landen zijn. De uitleenkracht van het IMF is beperkt, en is afhankelijk van de contributie die het desbetreffende land bij het aanvragen van hulp al heeft betaald. Lacalle verwacht dat Turkije op korte termijn 80 tot 100 miljard dollar nodig heeft om de huidige uitstroom van geld uit Turkije in te dammen, ongeveer vijf keer zoveel als Turkije direct bij het IMF kan lenen. Vanwege het strategische belang dat de EU bij Turkije heeft, is zij de meest logische partij om het verschil (grofweg een bedrag van tussen de 55 en 75 miljard dollar) bij te leggen opdat Erdogan niet bij de Chinezen zal aankloppen. 

Lacalle denkt dat dit inderdaad de uitkomst zal zijn, maar het kan volgens hem wel een paar weken duren voor het zover is. Juist omdat Erdogan zich zo agressief heeft uitgelaten (hij noemde Nederland onder meer ‘een overblijfsel van het nazisme’) zou het ‘politieke zelfmoord’ voor bijvoorbeeld bondskanselier Merkel en premier Rutte zijn om nu met miljarden over de brug te komen, zonder de eigen huid duur te verkopen. ‘Het zal niet met liefde gaan, maar uiteindelijk komt er geld uit Europa.’ 

Per direct kan de ECB al impliciet steun geven, door Europese banken liquiditeitssteun te verlenen voor het geld dat ze hebben verloren in Turkije. Vooral Spaanse banken zijn blootgesteld aan de Turkse crisis. Het Spaanse bankconcern BBVA heeft sinds 2017 49,85 procent van de Turkse kredietbank Garantibank in handen: de directie had volgens het jaarverslag goede verwachtingen voor groei. Het belang van BBVA in Turkije, via de Garantibank, bedraagt 70 miljard euro: dat is het balanstotaal van de Turkse activiteiten. Het eigen vermogen van de Turkse holding van BBVA bedraagt 7,7 miljard euro, wat mogelijk niet voldoende is om een forse crisis te weerstaan. BBVA is na Santander de grootste bank van Spanje. De problemen in Turkije kunnen de Spaanse bankensector hard raken, en daarmee andere Europese banken. 

Ook andere buitenlandse banken zijn blootgesteld aan de Turkse crisis. De ING handelt via een volledige dochteronderneming onder eigen naam in Turkije, met een balanstotaal van 13 miljard euro. Unicredit uit Italië heeft via een joint venture met de vermogende Turkse familie Koç een belang van 41 procent in Yapi Kredi Bank. Dat heeft, tegen de lira-koers van 1 januari van dit jaar, een balanstotaal van 71 miljard euro.

Sinds de invoering van de euro is de hoeveelheid krediet die de Europese banken samen in de private sector buiten het bankwezen investeren, meer dan verdubbeld

Voor elk van deze banken gold dat ze alleen al op vrijdag 10 augustus, na het Turkse nieuws, ongeveer 5 procent van hun waarde verloren, een beweging die zich maandagochtend voortzette. De koersval van de ING is inmiddels gestuit, maar sinds begin van dit jaar is al een kwart van de marktwaarde van het hele concern verdampt. Die is inmiddels lager dan de boekwaarde, wat betekent dat beleggers door de onzekerheid alleen met korting een aandeel ING willen kopen. De BBVA en Unicredit zaten al langer in deze situatie.

Aangezien hun eigen markten verzadigd zijn, gingen deze Europese banken op zoek naar kansen in het buitenland. Sinds de invoering van de euro is de hoeveelheid krediet die de Europese banken samen in de private sector buiten het bankwezen investeren, meer dan verdubbeld. De piek daarvan lag in februari 2009, toen de inwoners van eurolanden tezamen bijna 5.000 miljard euro schuld hadden bij hun eigen banken. 

Door de kredietcrisis en de daarna ingevoerde striktere leennormen stijgt dat bedrag niet meer: er kan simpelweg geen krediet meer bij. De banken moeten op zoek naar nieuwe markten. Het bekende opkoopprogramma van de ECB verbeterde daar niets aan. De bedoeling was dat het extra geld voor nieuwe investeringen zou worden gebruikt, maar ook die opzet is mislukt. Daarom werd in het buitenland gezocht naar nieuwe investeringsmogelijkheden. Zo kwamen de banken uit in Turkije.

Lacalle: ‘Deze banken, vooral de BBVA, keken naar het Turkije van Erdogan. Ze dachten dat ze rendementen konden halen die horen bij een opkomende economie, in een land dichtbij de EU, dat institutioneel net zo veilig zou zijn. Dat hadden ze dus volledig bij het verkeerde eind.’ 

De vergelijking met Griekenland dringt zich op. Turkije redden zal een wat grotere kluif worden: de externe schuld van Griekenland heeft sinds de start van de Griekse crisis rond de 400 miljard euro geschommeld. Het faillissement van Turkije zou de zwaarste onder de opkomende economieën zijn. 

Erdogan heeft bewust met vuur gespeeld door de macht van de centrale bank over te nemen en vervolgens de economie te oververhitten, op een voor hem electoraal handig moment. Op een gegeven moment werd een renteverhoging onvermijdelijk; maar juist toen verklaarde Erdogan dat ‘rente niet van de Islam mag’ en zette hij zijn centrale bankier buitenspel. Eigenlijk illustreert dit prachtig waarom een centrale bank maar beter onafhankelijk kan zijn. Banken als de BBVA, Unicredit en de ING hebben echter ook boter op hun hoofd. Toen de onvermijdelijke daling van de lira al was ingezet, besloott de BBVA het belang in het Turkse bankwezen nog eens te verdubbelen. De aandelen van Europese banken kennen sinds dit jaar slechts een neerwaartse trend, dus het kon nog wel eens spannend worden, zo tien jaar na de val Lehman Brothers.