Belastingontwijking is niet meer van deze tijd

2 Connecties
2 Bijdragen

Columnist Rodrigo Fernandez is het niet eens met Robin Fransman. Belastingontwijking is wel degelijk schadelijk.

In de herfst van 2012 vond een publiek debat plaats over de rol van Nederland als belastingparadijs. De discussie van leden van het Britse Lagerhuis met vertegenwoordigers van Starbucks, Google en Amazon leidde tot hilarische taferelen. Het toonde aan dat de belastingafdracht van deze bedrijven niet in verhouding stond tot hun economische activiteit in het Verenigd Koninkrijk. Door op papier in landen als Nederland, Luxemburg en Ierland gevestigd te zijn kunnen multinationals spelen met kosten, omzet en winstcijfers en fictief economische activiteiten verplaatsen.

Deze fiscale gymnastiek heet in goed Nederlands taxplanning. Nederland is onder andere populair door het ontbreken van bronbelasting op rente en royalty’s. Hierdoor stromen in Nederland jaarlijks kapitaalstromen ter grootte van twintig keer het BNP van het land in en uit. In termen van directe buitenlandse investeringen is Nederland hiermee in absolute zin de grootste van de wereld, een opmerkelijke prestatie voor zo’n klein landje. Robin Fransman, adjunct-directeur van het Holland Financial Centre, betoogde op FTM dat het beeld dat Nederland een belastingparadijs is, onjuist en onvolledig is. In deze tekst ga ik in op een aantal van de argumenten die hij aanvoert.

 
De mythe van de onzichtbare hand
In de eerste plaats betoogt Fransman dat bedrijven eigenlijk geen belasting betalen. Consumenten betalen de prijs, net als gepensioneerden die door een lager dividend van de aandelenportefeuille van pensioenfondsen een lagere dekkingsgraad hebben. Werknemers krijgen door de belastingafdracht een lager loon. Zo is het uiteindelijk de burger die opdraait voor de fiscale behandeling van het bedrijfsleven. Geheel in lijn met organisaties als het Cato instituut en Center for Freedom and Prosperity, betoogt Fransman daarom ook dat het beter zou zijn als deze belasting afgeschaft zou worden, zodat de pensioenen en lonen omhoog gaan en de prijs van producten en diensten omlaag. De overheid is in feite niets anders dan een verstorende factor in een anders harmonieus samenspel van elementen van de vrije markt.
 
In de echte wereld hebben kapitaalbezitters en werknemers andere belangen en kent de politieke economie machtsmiddelen die niet gelijk verdeeld zijn. De voorstelling van zaken dat een lagere winstbelasting linksom of rechtsom terechtkomt bij werknemers is ingegeven door wensdenken. Waarschijnlijker is dat vermogenden hier onevenredig van profiteren en de superrijken nog het meest. Nederland heeft een gemiddelde vermogensongelijkheid. Volgens de van Lanschot studie “vermogen in Nederland, Dutch wealth report 2012“, bezit 1.3% van de Nederlandse bevolking 39% van het vermogen. In deze groep moeten we zoeken naar de winnaars van de voorgestelde afschaffing van de winstbelasting. Het geschatte privévermogen van de superijken, de plutocraten, dat in 2010 wereldwijd gestald is in belastingparadijzen wordt door Henri James geschat tussen de 21.000 en 32.000 miljard dollar. 
 
Volgens Adam Smith was een belangrijke rol weggelegd voor de staat om de voorwaarde voor marktwerking en een gezonde politieke economie te creëren. Om deze taken te verrichten moest belasting betaald worden, zolang deze efficiënt, eerlijk en consequent was. 

"The subjects of every state ought to contribute towards the support of the government, as nearly as possible, in proportion to their respective abilities; that is, in proportion to the revenue which they respectively enjoy under the protection of the state"  - The Wealth of Nations
 
Winst, land, en vastgoed waren nadrukkelijk fiscale bronnen. Hierbij golden onder andere de verenigde provinciën en Zwitserland als voorbeeld van moderne politieke economieën. Over het type voorstel om bedrijven te vrijwaren van belasting is een andere observatie van Adam Smith van toepassing:
 
“The interest of the dealers, however, in any particular branch of trade or manufactures, is always in some respects different from, and even opposite to, that of the public. To widen the market and to narrow the competition, is always the interest of the dealers. To widen the market may frequently be agreeable enough to the interest of the public; but to narrow the competition must always be against it, and can serve only to enable the dealers, by raising their profits above what they naturally would be, to levy, for their own benefit, an absurd tax upon the rest of their fellow-citizens. The proposal of any new law or regulation of commerce which comes from this order ought always to be listened to with great precaution, and ought never to be adopted till after having been long and carefully examined, not only with the most scrupulous, but with the most suspicious attention. It comes from an order of men whose interest is never exactly the same with that of the public, who have generally an interest to deceive and even to oppress the public, and who accordingly have, upon many occasions, both deceived and oppressed it.”  - Wealth of Nations
 
Fiscale concurrentie is goed om de staat terug te dringen
Een tweede punt van Fransman betreft de fiscale concurrentie. Ook hier volgt hij bewust of onbewust de twee hierboven genoemde organisaties uit de VS die er zacht gezegd nogal on-Europese ideeën op na houden. De pogingen van de OESO om normen in te stellen en te handhaven zien zijn als een directe inbreuk op de fiscale soevereiniteit van de VS. De fiscale concurrentie tussen landen wordt gezien als de motor tot het reduceren van de rol van de staat in de economie. Sinds het einde van het Bretton Woods systeem en de geleidelijke terugkeer van de mobiliteit van kapitaal, een voorwaarde voor fiscale concurrentie, is het beeld dubbelzinnig.
 
Enerzijds zien we dat de formele belastingtarieven voor bedrijven stevig zijn gedaald (zie grafiek hieronder) maar anderzijds zien we dat vooral buiten Nederland de door het Cato instituut verfoeide uitgaven aan arrangementen van de verzorgingstaat zijn toegenomen (zie grafiek hieronder). We hebben natuurlijk wel te maken gehad met een periode van privatisering en deregulering die tot een fundamentele herschikking heeft geleid van de rol van de staat en de markt in ontwikkelde economieën in de laatste drie decennia. Dit is niet los te zien van de groeiende concurrentie tussen staten om economische activiteiten aan te trekken en vast te houden.  
 
 
 
 
 
Terwijl marktprocessen zich steeds meer grensoverschrijdend gingen organiseren, bleven staten gebonden aan de nationale schaal. Productmarkten, kapitaalmarkten en hiermee handels- en kapitaalstromen globaliseerden. Dit leidde volgens onder andere Dani Rodrik tot de groeiende electorale roep om sociale bescherming en het handhaven van een verzorgingstaat. Dit in navolging van de analyse van Karl Polanyi over de eerdere periode van het laisser faire-kapitalisme voor WOI. De kosten hiervoor zijn gedragen door een stijgend aandeel van sociale premies en een hoge belasting op inkomen in OESO-landen, temidden van een dalende arbeidsinkomensquote. De rol en omvang van de staat is dus niet simpelweg een functie van fiscale concurrentie. 
 
Fiscale termieten tasten het fiscale systeem aan 
Waar het om gaat in de discussie over offshore finance en belastingontwijking is niet dat er fiscale concurrentie is, maar dat een onderscheid gemaakt moet worden tussen legitieme en illegitieme fiscale concurrentie. Het verlagen van de vennootschapsbelasting is één zaak. Het groeiende onderscheid in de fiscale behandeling van bedrijven die wel en niet ingezetene zijn, door middel van wildgroei van lege hulzen en een groeiende fictieve brievenbuseconomie is een andere. Dit laatste type fiscale concurrentie is de laatste vijftien jaar sterk gegroeid. Onderdeel van deze groei is volgens het IMF de financialisering van de economie. De groeiende omzetten en winst van de financiële sector ten opzichte van de rest van het BNP, betekende de groei van een sector die bij uitstek een “fiscale termiet” is.
 
Een andere fiscale termiet, die de heffing van belasting in de weg staat, is volgens deze IMF studie de groeiende omzet binnen transnationale bedrijven (TNC’s). De opkomst van globalisering ging samen met een FDI boom die vooral aan het einde van de jaren '90 en de midden jaren '00 tot een ongekende concentratie leidde van economische activiteit binnen TNC’s. Volgens cijfers van het laatste World Investment Report van UNCTAD blijkt dat de activa van TNC’s wereldwijd zijn gestegen van 4.599 miljard dollar in 1990 tot 82.131 miljard in 2011. Deze groeiende concentratie van economische en politieke macht ging samen met de groei van een andere fiscale termiet, de in- en uitstroom van kapitaalstromen door belastingparadijzen. 
 
Afsluiting
Op dit moment staat het sociale contract in ontwikkelde economieën op het spel. Temidden van de grootste crisis sinds de jaren '30 en een bezuinigingsgekte zien we dat de ontwijking van belastingen door TNC’s toeneemt. We moeten ons afvragen of de wettelijke constructies die bedrijven de mogelijkheid bieden om op papier te schuiven met domicilie nog van deze tijd is. De verenigde provinciën die ten tijde van Adam Smith als voorbeeld dienden van een moderne verlichte economie is verworden tot een roversnest waar een kleine club goedbetaalde professionals zich verrijkt en de meerderheid de andere kant opkijkt.
 
We moeten ons realiseren dat de kapitaalstromen die Nederland, Ierland en Luxemburg in- en uitromen om gebruik te maken van het ‘gunstige fiscale klimaat’ alleen maar toenemen. Als het fiscale systeem lekken vertoont, is het niet meer eerlijk en niet meer effectief. Niet alleen verliest het zijn legitimiteit, maar vooral creëert het een ongelijk speelveld voor het MKB en werknemers die niet mobiel zijn en zich niet fictief kunnen vestigen in een gunstige jurisdictie.
 
De discussie die nodig nuance behoeft in Nederland is of de kosten van de fiscale trukendoos die Nederland TNC’s aanbiedt opwegen tegen opbrengst. Er zijn genoeg problemen waar we al mee te maken krijgen, denk aan de toekomst van de verzorgingstaat, klimaatverandering en geopolitieke verschuivingen. Het is een no-brainer dat we het fiscale lek moeten dichten omdat we de publieke fondsen nodig hebben om effectief met de echte uitdagingen aan de slag te gaan.