
Onderwijs wordt gefinancierd met publiek geld. Sommige bedrijven weten dat deels af te romen. Lees meer
Steeds vaker zien binnen- en buitenlandse bedrijven ons onderwijs als een interessante markt. Het is mooi dat ondernemingen zo betrokken zijn, maar het moet er niet toe leiden dat zij ook hun stempel op het Nederlandse onderwijs drukken. In dit dossier onderzoekt Follow the Money de keiharde business achter onze scholen en opleidingen
Woekerwinsten voor uitgevers van wetenschappelijke tijdschriften, ondanks nieuwe regels
Stop met de verheerlijking van ranglijstjes in het onderwijs
Profileer- en publicatiedwang: wetenschap in de greep van het geld
Voor open science-project gaat de EU in zee met... Elsevier
Hoe de digitale halsband van Magister de privacy van schoolkinderen nekt
FTM Audio - Gemeentes paaien expats met subsidie op privaat onderwijs
Gemeentes paaien expats met subsidie op privaat onderwijs
Rondje om de school: wel duur, niet bewezen effectief
"Sprinkhaankapitalist" verovert de schoolboekenmarkt
Schoollunch? Leer die kinderen koken!
Hoe we ons kunnen bevrijden van het juk van wetenschappelijke uitgevers
De samenleving betaalt nog altijd een hoge prijs voor toegang tot wetenschappelijke informatie die zij zelf heeft gefinancierd. Het lukt maar niet om de machtige positie van wetenschappelijke uitgevers te doorbreken. FTM sprak met drie wetenschappers die informatie voor iedereen toegankelijk willen maken.
1984. In Marin County, even ten noorden van San Francisco, komen 150 programmeurs, ingenieurs en designers bijeen. Het is de allereerste hackersconferentie ooit. De intellectuele voorhoede van Silicon Valley is erbij. In The Valley bruist het op dat moment van vooruitgangsoptimisme. Tijdschrift Time heeft de personal computer uitgeroepen tot 'Man' of the Year en Apple heeft net zijn eerste Macintosh op de markt gebracht. De nog jonge ICT-industrie explodeert en belooft de gevestigde orde omver te werpen. En dat is precies wat de aanwezige ‘hackers’ — het woord had toen nog een positieve lading — voor ogen staat. De voormalige hippie Stewart Brand spreekt er gevleugelde woorden: ‘Information wants to be free, because the cost of getting it out is getting lower and lower all the time.’ Voor iedereen op elk moment vrij beschikbaar, de ultieme democratisering van informatie en kennis, absolute vrijheid — dat was de droom van die eerste generatie hackers. Het was Nineteen Eighty-Four, hét jaar om een digitale utopie te lanceren.
Information wants to be free. Het is een gedachte die is blijven hangen, tot op de dag van vandaag. Ook bij idealistische, dan wel armlastige, wetenschappers en onderzoekers. En de opkomst van internet in de jaren ‘90 leek die droom waar te maken. De mogelijkheden van internet leidde tot de ontwrichting van complete industrieën. Van muziek, communicatie tot journalistiek — alles werd anders. Veel informatie werd zo goed als gratis. Met wetenschappelijke informatie — die toch al werd gefinancierd met publieke middelen – zou het ongetijfeld ook die kant op gaan. Het internet maakt het zakelijk model van wetenschappelijke uitgevers achterhaald, zo voorspelden industrie-analisten en futuristen.
'Information wants to be free'
Het tegendeel gebeurde. Wetenschappelijke informatie werd niet ‘vrij’, maar juist een van de duurste en meest winstgevende informatieproducten van de westerse economieën. In de verhitte jaren ‘90 wisten grote wetenschappelijke uitgevers, zoals Elsevier, Wiley en Taylor & Francis, zich te consolideren. Het leidde tot een oligopolie en logischerwijs ook tot hogere winsten. Inmiddels zijn er nog maar vijf grote uitgeverijen over, die tezamen meer dan de helft van alle academische artikelen publiceren. Winstmarges van tussen de 30 en 40 procent zijn voor deze bedrijven de gewoonste zaak.
Je zou zeggen dat de uitgevers, die voornamelijk elektronische tijdschriftabonnementen aan onderzoeksinstellingen verkopen, hun tarieven sinds het digitale tijdperk in ieder geval flink hebben verlaagd. De distributie- en productiekosten zijn sindsdien immers dankzij ICT en internet sterk gedaald. Maar ook dat is niet het geval. Sterker, de Amerikaanse Association of Research Libraries (ARL) berekende dat de abonnementskosten van bibliotheken in de periode 1986-2015 met 300 procent stegen, bovenop de inflatie in die periode. Nederlandse universiteiten betalen jaarlijks miljoenen euro’s aan enkele uitgeverijen. In 2015 ging het om een totaalbedrag van 43 miljoen euro.
Gouden verdienmodel
Hoe is dat mogelijk? Waarom kon internet juist deze industrie níet ontwrichten? ‘Het probleem is dat wetenschappers zich zo laten leiden door prestige,’ zegt Daniël Lakens, psycholoog en universitair docent aan de TU Eindhoven. Het publiceren in tijdschriften hoort bij het werk van onderzoekers en is belangrijk voor het binnenhalen van onderzoeksgeld én hun carrière. Dit maakt ze enorm afhankelijk van uitgevers. ‘Mijn generatie publiceert zich een slag in de rondte,’ vertelt Miko Flohr, universitair docent Oude Geschiedenis in Leiden. ‘Ik breek me al jaren het hoofd over hoe ik als wetenschapper dit monster [de grote uitgevers, red.] zoveel mogelijk kan omzeilen zonder irrelevant te worden.’
Waarom kon internet juist deze industrie níet ontwrichten?
Wat de positie van wetenschappelijke uitgevers verder versterkt, is dat ze beschikken over een gouden verdienmodel: ze laten de academische gemeenschap via prijzige tijdschriftabonnementen betalen voor artikelen die onderzoekers zelf aanleveren en waar ze zelf de kwaliteitscontrole (peerreview) van uitvoeren — gratis. Een niet onbelangrijk detail: dit gaat grotendeels om onderzoek dat met publieke middelen is gefinancierd. In feite verdienen uitgevers hun geld dankzij subsidie van de overheid, lees de belastingbetaler. Meer hierover lees je in dit eerste artikel van deze serie over wetenschappelijke uitgevers. Daarnaast hebben ze simpelweg slim ingespeeld op de mogelijkheden die het internet biedt. Zo bracht digitale toegang tot artikelen uitgevers op het idee om zogeheten ‘big deals’ af te sluiten: contracten waarmee universiteitsbibliotheken in één keer online toegang verkrijgen tot een heel portfolio aan tijdschriften. Handig, aangezien er wereldwijd duizenden bibliotheken zijn.
Macht doorbreken
Hoe breek je de macht van de uitgevers? Die vraag houdt duizenden wetenschappers, bibliothecarissen en universiteitsbestuurders over de hele wereld bezig. Zij zien elk jaar de kosten die ze voor informatie moeten betalen stijgen. Al sinds jaren wordt er geprotesteerd, bijvoorbeeld door pogingen om de titels van Elsevier te boycotten. Bovendien wordt er gezocht naar alternatieven, maar die hebben nog geen zoden aan de dijk gezet.
Open access bijvoorbeeld — het online vrij toegankelijk maken van wetenschappelijke kennis voor iedereen — is op het eerste gezicht een manier om het oligopolie van de uitgevers te doorbreken. Maar vooralsnog vormt dat geen grote bedreiging voor de uitgeverijen. Ook met dit model valt namelijk geld te verdienen. Uitgevers vragen hierbij niet de lezer om geld, maar de auteur. Hoe dat precies in zijn werk gaat, heb ik beschreven in mijn tweede artikel in deze reeks over wetenschappelijke uitgevers. De transitie naar een volledig open access-model verloopt dan ook tergend langzaam.
Té langzaam, vinden steeds meer wetenschappers en politici. Zo wil de Europese Unie dat vanaf 2020 alle Europese wetenschappelijke artikelen vrij beschikbaar worden. Daartoe besloten de EU-ministers voor Onderzoek en Innovatie vorig jaar mei unaniem. Het akkoord was een belangrijk doel van Sander Dekker, demissionair staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en wordt gezien als een succes van het Nederlandse EU-voorzitterschap destijds. Maar de vraag is of en hoe de EU zoiets kan afdwingen.
Inmiddels er een beweging van wetenschappers op gang gekomen die zélf het heft in handen nemen. Ze komen met verschillende oplossingen, waarbij soms wettelijke grenzen worden afgetast. Ik sprak met drie wetenschappers die er genoeg van hebben en besloten het op te nemen tegen de grote wetenschappelijke uitgevers, ieder op hun eigen manier.
Rebellie 1: tijdschriften ‘flippen’
‘Natuurlijk was ik wel even ongerust toen ik die brief naar Elsevier stuurde. Maar uiteindelijk verliep de transitie vrij gemakkelijk.’ Johan Rooryck, hoogleraar Franse taalkunde aan de Universiteit Leiden, was 17 jaar lang de hoofdredacteur van het prestigieuze taaltijdschrift Lingua, dat werd uitgegeven door Elsevier. In november 2015 besloot hij dat het genoeg was geweest. Rooryck waagde de sprong en stapte, samen met de rest van de redactie, op bij Elsevier. ‘We doen het liever voor niks dan dat we uitgebuit worden,’ vertelt hij erover. De hoogleraar zette met zijn editorial board een nieuw, concurrerend tijdschrift op: Glossa.
Twee andere taalwetenschappelijke tijdschriften volgden Rooryck’s voorbeeld en gingen ook weg bij hun oorspronkelijke uitgever. Ze stapten over naar een open access uitgever, waar ze onder dezelfde naam zijn doorgegaan. ‘Tijdschriften flippen,’ noemt Rooryck dit. De drie journals worden nu door het Britse Ubiquity Press uitgegeven volgens de ‘fair open access principles’. Dit betekent dat vrije toegang en transparantie (o.a. over de kosten) voorop staan, dat de auteurs van artikelen hun auteursrecht behouden en dat alle publicatiekosten laag en in verhouding zijn — maximaal 1000 euro. Rooryck legt uit dat het eigenlijk om fair trade gaat en vergelijkt het met chocolade. ‘Je kan niet verwachten dat we allemaal gratis cacaobonen naar de fabriek brengen, om er zelf chocolade van te maken. Dat we de chocolade vervolgens gratis aan een verpakkingsbedrijf leveren, die er een zilveren wikkel omheen doet en zegt: nu verkopen we deze chocolade aan jullie terug voor 10 keer de prijs.’
‘We doen het liever voor niks dan dat we uitgebuit worden'
Om binnen de relatief kleine taalkundige gemeenschap de overgang van het abonnementenmodel naar fair open access te faciliteren, richtte Rooryck de stichting LingOA op en bedacht hij een transitiemodel bestaande uit drie fases. ‘Je hebt allereerst het abonnementenmodel waarbij universiteitsbibliotheken zich blauw betalen aan abonnementsgelden. Vervolgens flippen de tijdschriften. Die helpen wij door via het LingOA fonds de productie- en publicatiekosten voor auteurs te betalen,’ legt de hoogleraar uit. LingOA beschikt over een soort vijfjarig garantiefonds dat de uittocht van tijdschriften mogelijk maakt. De Haagse onderzoeksfinancier NWO en de brancheorganisatie VSNU stelden hiervoor 500.000 euro ter beschikking. Om het voortbestaan van de fair open access tijdschriften te garanderen, is er een samenwerking met de Open Library of Humanities (OLH). Dit online platform (non-profit) werkt samen met bibliotheken wereldwijd, die allen een bijdrage van tussen de 1000 en 2000 euro betalen. Na vijf jaar ontvangen de tijdschriften de publicatiekosten vanuit de OLH. Uiteindelijk draaien bibliotheken dus gezamenlijk op voor de publicatiekosten van wetenschappers en betalen ze niet meer voor dure abonnementen. ‘Dat is vele malen goedkoper,’ aldus Rooryck.

Dat het flippen van tijdschriften werkt, laat Glossa zien: 18 maanden na de oprichting is het een goedlopend tijdschrift. ‘It’s the place where all the cool kids want to be,’ zegt Rooryck lachend. Glossa is een volwaardig alternatief geworden voor het ooit zo prestigieuze Lingua, dat inmiddels vergane glorie is. Dit is te danken aan de succesvolle campagne van LingOA binnen de taalgemeenschap om Lingua voortaan links te laten liggen. Hoewel er een nieuwe editorial board kwam — die volgens Rooryck voornamelijk uit 75-plussers bestaat — spreekt men in de gemeenschap ook wel van Zombie Lingua: ‘Het waart nog rond, maar is eigenlijk dood.’
LingOA kan als voorbeeld dienen voor andere disciplines. ‘Wij hebben nu een blauwdruk van hoe je het moet aanpakken,’ zegt Rooryck. ‘Als ik het kan, dan kan iedereen het.’ Het principe is al overgeslagen naar andere wetenschappelijke disciplines: sinds ongeveer negen maanden bestaan de zusterorganisaties MathOA en PsyOA. Ook zijn er tijdschriften binnen deze vakgebieden die bereid zijn te flippen zodra er geld beschikbaar is. In de wiskunde is nu zelfs een tijdschrift dat gaat flippen zonder te wachten tot de financiering rond is.
‘Als ik het kan, dan kan iedereen het’
Rooryck denkt dat een complete transitie naar fair open access er uiteindelijk wel komt. Het gaat hem alleen nog niet snel genoeg. Om het overgangsmodel op grotere schaal toe te passen, is vooral geld van de overheid nodig: voor garantiefondsen in de transitiefase, voor een Science-afdeling van de OLH en om bibliotheken voor de publicatiekosten te laten betalen. Het liefst zou Rooryck zien dat een stuk of 10 belangrijke Elsevier-tijdschriften flippen. ‘Kijken hoe de uitgevers dan piepen.’
Rebellie 2: open kitchen science
Microbioloog en schrijver/NRC-columnist Rosanne Hertzberger gaat nog een stapje verder dan Rooryck: ze wil een totaal andere vorm van wetenschap bedrijven. Dat idee ontstond na een conflict met haar begeleiders in de VS, waar zij als postdoc aan de Washington University in St. Louis werkte. Gedesillusioneerd keerde Hertzberger vorig jaar terug naar Nederland. Vooral het gebrek aan openheid onder wetenschappers stuitte haar tegen de borst. Desondanks was de microbioloog haar passie voor onderzoek niet verloren. Ze besloot door te gaan, maar niet op de oude manier. Hertzberger koos voor open kitchen science. Dit is wetenschap gebaseerd op samenwerking en het delen van kennis. Het gaat daarbij niet meer om het publiceren van onderzoeksresultaten in wetenschappelijke journals, maar juist om het delen van alle beschikbare kennis in een vroeger stadium van het onderzoeksproces. Volledige transparantie, zodat anderen er gebruik van kunnen maken en kunnen bijdragen aan het wetenschappelijke proces.
'Wij laten ons gewoon gijzelen. Die bedrijven houden ons op een verkeerde manier in een kramp'
Wat betreft de rol van uitgevers, vindt Hertzberger de hoge winsten die ze maken op zich niet eens het grootste probleem. Daar zijn het immers ondernemingen voor, zegt ze. Het gaat haar meer om de manier waarop uitgeverijen de wetenschapsbeoefening beïnvloeden: ‘Wij laten ons gewoon gijzelen. Die bedrijven houden ons op een verkeerde manier in een kramp, van “zo moet het en niet anders”.’ Hertzberger staat kritisch tegenover het huidige peerreview-proces als kwaliteitscontrolemechanisme. Een betere manier om onderzoekskwaliteit te waarborgen is volgens haar dat wetenschappers elkaars resultaten valideren door onderzoek te repliceren. ‘Ik wil toe naar meer robuuste wetenschap. Het mag pas in de krant als het door een onafhankelijk lab is herhaald.’
Dit betekent dat onderzoekers meer moeten gaan delen. En dat is niet zomaar iets binnen de wetenschapswereld, waar onderzoekers hun kaarten liever gesloten tegen de borst houden. ‘Er is enorme geheimhouding in de wetenschap,’ vertelt Hertzberger. Dit heeft ermee te maken dat onderzoekers graag als eerste met hun publicatie naar buiten willen komen, liefst in een toptijdschrift. Zo kunnen ze de meeste impact bereiken. Bovendien is een ‘scoop’ belangrijk voor patentaanvragen en voor vervolgfinanciering. ‘Iedereen houdt zich bezig met een soort ratrace. Die competitie leidt tot verkwisting van belastinggeld.’
Hertzberger, die momenteel als ‘vrijwilliger’ aan de VU in Amsterdam vaginale bacteriën onderzoekt, wil wetenschap weer voor de lol doen. Daarom werkt ze nu volgens eigen methode in ‘een volledig open keuken’. Hertzberger startte een blog, genaamd REBLAB, waarop ze al haar onderzoeksresultaten — positieve én negatieve — zal delen. Het is allemaal nog in een vroeg stadium, maar op deze manier zullen haar bevindingen uiteindelijk meteen voor iedereen openbaar zijn; ook wel real time open science genoemd. De microbioloog liet zich inspireren door biomedicus Rachel Harding, die op deze wijze onderzoek doet naar de ziekte van Huntington.
Hertzberger ziet zichzelf als voorbeeld voor anderen: ‘Ik hoop dat meer mensen dit gaan doen. Ik heb de website expres simpel gehouden, om te laten zien dat iedereen het kan.’ Met haar blog probeert de microbioloog op drie manieren iets te veranderen. ‘Ik wil wetenschap dichterbij het grote publiek brengen, ik probeer andere wetenschappers ertoe te bewegen hun keuken open te gooien en ik hoop mensen die de wetenschap hebben verlaten te verleiden om weer eens wat te beginnen.’
'Hopelijk durven wetenschappers het experiment aan te gaan'
Bovendien wil Hertzberger ‘de kudde’ stimuleren om de wetenschappelijke uitgevers een keer links te laten liggen. Momenteel is ze bezig met het opzetten van de campagne Negative Result Week. Doel is om onderzoekers uit allerlei vakgebieden zo ver te krijgen om één negatief resultaat te publiceren, zonder peerreview vooraf en op een open platform buiten de journals om. De microbioloog hoopt dat het een succes wordt, al beseft ze dat het een stap uit de comfortzone is. ‘Je hoopt dat wetenschappers het experiment durven aan te gaan. Het voelt alsof de tijdsgeest er is.’
‘Ik weet niet waar het uiteindelijk heen gaat,’ zegt Hertzberger over haar blog en de campagne. ‘Ook voor mij is het één groot experiment.’
Rebellie 3: de piraterij van Sci-Hub
Zolang de volledige transitie naar fair open access of open kitchen science nog niet is gerealiseerd, biedt Sci-Hub altijd nog een uitweg, zij het een omstreden. Deze wereldwijd populaire website is namelijk een soort Pirate Bay voor wetenschappelijke artikelen. De site beschikt over ongeveer 81,6 miljoen papers van talloze uitgevers en groeit nog steeds. Sci-Hub, opgericht in 2011, werkt samen met het Russische Library Genesis Project (LibGen), dat onderzoeksliteratuur van het internet verzamelt en toegankelijk maakt. Sinds 2015 heeft Sci-Hub haar eigen archief.
De werkwijze van de piratensite is kinderlijk eenvoudig, maar desalniettemin zeer schadelijk voor uitgevers. Wanneer gebruikers de URL of het registratienummer van een artikel invoeren, wordt er eerst in de eigen database naar gezocht. Als de gewenste publicatie daar nog niet in staat, maakt Sci-Hub gebruik van proxyservers om deze alsnog te downloaden. Vervolgens maakt het twee kopieën, waarvan de ene bij de gebruiker terechtkomt en de andere wordt opgeslagen in het archief voor toekomstige zoekopdrachten. Aangenomen wordt dat Sci-Hub 99 procent van alle verzoeken op deze manier kan vervullen.
Inmiddels lijkt de beruchte website op het punt te staan om een diepe bres te slaan in de keiharde betaalmuur die rond tijdschriftabonnementen staat. Zo blijkt uit een recente studie van data-wetenschapper Daniel Himmelstein dat Sci-Hub directe toegang geeft tot 85 procent van alle artikelen die achter een paywall staan. Van sommige grote uitgevers, zoals Elsevier, staat zelfs meer dan 97 procent van zijn tijdschriftartikelen op de servers van Sci-Hub opgeslagen.
De piratensite wordt voornamelijk gebruikt in China, India en Iran, waar universiteiten en wetenschappers over minder geld beschikken. Maar ook in westerse landen is de website een bekend hulpmiddel, vooral vanwege het gebruiksgemak. Vorig jaar werden er in een half jaar tijd 28 miljoen documenten gedownload. Uiteraard is Sci-Hub — dat gefinancierd wordt via bitcoin-donaties — illegaal; het gaat immers om artikelen waarvan de uitgevers over het auteursrecht beschikken. Maar dat kan oprichtster Alexandra Elbakyan niets schelen.
‘Het publiek wordt beroofd van kennis’
De 28-jarige Kazachstaanse onderzoeker wordt ook wel de Robin Hood van de wetenschap genoemd: ze steelt artikelen van de 'rijke' uitgevers en geeft ze terug aan 'arme' wetenschappers. Als neuroscience-student aan de Kazakh National Technical University had Elbakyan geen toegang tot de internationale onderzoekspapers die ze voor haar studie en onderzoek nodig had. Internetpiraterij bleek uitkomst te bieden. ‘Ik was niet de enige met dit probleem. Later ontmoette ik een hele online gemeenschap van onderzoekers die met hetzelfde worstelden,’ vertelt de Sci-Hub-oprichtster per mail vanaf een geheime locatie (‘om onnodige risico’s te vermijden’). Het bracht haar op het idee om een website te creëren voor mensen die moeite hebben om toegang te krijgen tot wetenschappelijke informatie.
Op de vraag waarom ze niet voor een legaal initiatief heeft gekozen, antwoordt Elbakyan dat ze niet bewust voor een bepaald pad koos: ‘Ik ben een computerprogrammeur, deze manier van problemen oplossen is logisch voor mij. Sci-Hub was bedoeld als instrument om de “gebroken toegang” tot onderzoeksliteratuur te repareren.’ Maar Sci-Hub dient ook een morele missie. Volgens Elbakyan is de zoektocht naar kennis veranderd in een zoektocht naar winst. De uitgevers zijn daar schuldig aan. ‘Het publiek wordt beroofd van kennis.’
Het zal niet verbazen dat uitgevers de piratensite het liefst zo snel mogelijk zien verdwijnen. Op verschillende manieren proberen ze Sci-Hub te dwarsbomen. ‘Uitgevers proberen de universiteitsaccounts waarmee artikelen worden gedownload op te sporen en te blokkeren, en ze spannen rechtszaken aan,’ vertelt Elbakyan. In juni verloor Sci-Hub nog een rechtszaak in de VS van Elsevier. En niet voor het eerst: in 2015 verloor de website al een kort geding, eveneens aangespannen door Elsevier. Destijds veranderde Sci-Hub simpelweg het domein. Ditmaal oordeelde de rechtbank dat Sci-Hub het auteursrecht heeft geschonden en dat het samen met LibGen een schadevergoeding van 15 miljoen dollar moet betalen. Op de vraag of dit bedrag zal worden betaald, antwoordt de oprichtster: ‘Natuurlijk gaat Sci-Hub dat niet betalen. Het is onethisch om de vrije stroom van wetenschappelijke kennis om welke reden dan ook te verbieden.’
'Waarom zou je nog betalen als je artikelen gewoon gratis kan downloaden?'
Ondanks de rechterlijke uitspraken gaat Elbakyan dus gewoon door met Sci-Hub. Hoe dat kan zonder die schadevergoeding te betalen? ‘Dat is meer een vraag voor de advocaat,’ zegt ze. Psycholoog Daniël Lakens vindt het mooi dat Elbakyan zo principieel is. ‘Sci-Hub is illegaal, maar het is heel naïef om te denken dat de wet altijd klopt. Zo was er ook een tijd dat mensen slaven mochten houden. Dit is net zoiets. Elbakyan is iemand die zegt: "Deze artikelen leven in slavernij. Ze worden gevangen gehouden, maar zouden vrij moeten zijn." Volgens mij staat ze aan de goede kant van de geschiedenis.’
Elbakyan hoopt dat haar project het huidige publicatiesysteem zal veranderen. ‘Als Sci-Hub blijft werken, zullen de uitgevers uiteindelijk moeten afstappen van het abonnementsmodel. Waarom zou je immers nog voor een abonnement betalen als je artikelen gewoon gratis kan downloaden?’
Information wants to be free. In de 33 jaar na 1984 is er veel veranderd. Maar dat idee is nog springlevend.
Dit artikel maakt deel uit van een serie over wetenschappelijke uitgevers
Lees hier deel 1: Hoe wetenschappelijke uitgevers zich verrijken met onze belastingcenten
Lees hier deel 2: Wetenschappelijke uitgevers nog steeds schatrijk dankzij publiek geld
66 Bijdragen
Folkert 1 1
marcel 7
Folkert 1Sophie Stadhouders 5
marcelDanny Split 7
Sophie StadhoudersDan zou je zeggen dat het onderwijs systeem radicaal vernieuwd moet worden en dan ook de grote uitgevers van schoolboeken die het voornamelijk van al publiekelijk beschikbare informatie moet hebben, ook hun marktpositie verliezen? Of misschien juist op zo een moment instappen en zo de waarde van informatie naar zich toe trekken, waar door we eigenlijk weer terug bij af zijn?
Wat je wel meer ziet is dat universiteiten hun workshops gratis streamen op het internet ook omdat leraren zelf merken dat vrijwillige studenten meer interesse hebben in de lesstof dan reguliere studenten.
Daar is vaak de houding van; "Hebben we dit op het examen? Nee? doei!". Wat naar mijn mening ook niet erg bevredigend is voor leraren met een passie om mensen iets bij te brengen.
Heb zelf al een aantal colleges communicatie gevolgd vanuit de Stanford Business School. Erg interessant hoe de leraren ook informatie delen die niet perse publiekelijk beschikbaar is.
Zover ik weet is uiteindelijk het plan mensen in hun eigen woongebied de kans te bieden hun opgedane kennis te laten toetsen in bv een certificaat van zegmaar €150 of een volledig examen en diploma van zegmaar €1600.
Zo kan in theorie iedereen die de ambitie heeft een diploma/certificaat halen bij de Harvard University om even een voorbeeld te noemen, zonder dat diegene daar exorbitante bedragen voor moet neertellen.
Persoonlijk vind ik dat nogal een Utopisch idee, onbeperk en ongeremd leren, studeren en ontwikkelen tot ik er dood bij neer val. Zou er bijna opgewonden van raken.
Martijn_ 6
Danny SplitTutuition wordt elk jaar duurder:
"
The average tuition and fees at private National Universities jumped 179 percent.
Out-of-state tuition and fees at public universities rose 226 percent since 1995.
In-state tuition and fees at public National Universities grew the most, increasing a staggering 296 percent.
"
cfr: https://www.usnews.com/education/best-colleges/paying-for-college/articles/2015/07/29/chart-see-20-years-of-tuition-growth-at-national-universities
En het wordt in stand gehouden door de 'grote gevers', een onfortuinlijk gegevens volgens Malcolm Gladwell. Een artikel dat hem op behoorlijk wat kritiek is komen te staan:
http://www.businessinsider.com/malcolm-gladwell-billionaires-shouldnt-donate-to-large-universities-2016-8?international=true&r=US&IR=T
Deze giften zijn overigens gewoon 'deductable' van hetgeen ze anders aan de IRS zouden moeten betalen...
cfr: https://www.forbes.com/sites/tomanderson/2016/01/25/6-things-to-know-about-charitable-giving-this-tax-season/#4f98749b897f
Misschien eens een artikel schrijven over 'student loans' ;)
Matthijs2 5
Folkert 1Berend Pijlman 13
Met wetgeving die niet alleen gebaseerd is op geld zou eigenlijk Elsevier bestraft moeten worden voor het gijzelen van kennis. Wie doet de maatschappij nu meer schade aan?
FTM14 1
Betaling om data te publiceren en prijzige abonnementen hebben drempeleffecten, waardoor niet iedereen lukraak kan publiceren wat hij/zij zou willen.
Wereld waarin iedereen maar alles zou kunnen "publiceren" is onwenselijk en vergelijkbaar met open fora als Facebook of Twitter.
Dat neemt niet weg dat betaling aan reviewers van wetenschappelijke papers geen slecht idee zou zijn. Nu is dat vaak op vrijwillige basis.
Andrel Linnenbank 7
FTM14Hoe kom je daar nu weer bij? Binnen de wetenschap doen we alles met naam en toenaam. Als ik iets binnen mijn vakgebied schrijf weten mijn collega's dat ik daar achter sta en dat ik daarin gesteund wordt door de groep waarin ik werk. Maar als ik iets onzinnigs schrijf wordt mij (en mijn groep) dat aangerekend. Dat laat ik dus wel uit mijn hoofd.
In die zin is de wetenschap totaal onvergelijkbaar met een facebook of twitter.
Overigens zou FTM, als ze echt serieus genomen wil worden, m.i. ook moeten eisen dat alle gesprekspartners en hun expertise traceerbaar zijn, maar dat terzijde.
Michel Fleur 6
FTM14Je moet natuurlijk wel voorkomen dat het een schreeuwboel wordt. Een mogelijkheid is dat reproduceerbaarheid en (on)succesvolle reproductie een graadmeter wordt (ranking). Dat kan dan ook nog gekoppeld worden aan het instituut of de betrokken wetenschappers. Een entiteit die slecht onderzoek levert komt zo vanzelf minder op de voorgrond. Er zijn allerlei mogelijkheden.
Omdat alles open is en niet anoniem, kunnen andere wetenschappers en mensen vanuit een ander vakgebied onderzoek toetsen en raadplegen. Sommige wetenschappen zouden best wel veel van andere vakgebieden kunnen leren. Dure abonnementen voor sub-vakgebieden maken dat moeilijk.
Al deze mogelijkheden kunnen ook zonder uitgever uitgevoerd worden en waarschijnlijk beter..
Andrel Linnenbank 7
Michel FleurOpen data is slecht verenigbaar met de manier waarop (commerciele) uitgevers werken. Alleen al daarom zou ik willen pleiten voor niet meer alles alleen in tijdschriften publiceren.
Michel Fleur 6
Andrel LinnenbankAndrel Linnenbank 7
Michel FleurToch denk ik dat de invloed van Elsevier op het beleid in Nederland groot genoeg is om te voorkomen dat ze hun lucratieve handeltje moeten opdoeken.
Thijs Cobben
Andrel LinnenbankLennart Quispel 4
FTM14Ik heb het idee, dat je niet helemaal begrijpt over wat voor problematiek het hier gaat. Het probleem is zeker niet de vergoeding van reviewers. Het probleem is, dat commerciele uitgevers het intellectueel eigendom krijgen van werk dat met gemeenschapsgeld is betaald.
FTM14 1
Lennart QuispelVerder ken ik geen voorbeelden van uitgevers die zich intellectueel eigendom toeeigenen van wat zij publiceren. Als uitvinder verlies je namelijk je recht op patentaanvraag indien je je uitvinding publiceert alvorens deze te patenteren.
Lennart Quispel 4
FTM14Patenten zijn een heel ander verhaal, en hebben hier niet zoveel mee te maken.
Moralfresser
Lennart QuispelThijs Cobben
Lennart QuispelAndrel Linnenbank 7
Het probleem zit hem er vooral in dat publicaties de maat der dingen zijn geworden. Ik weet van mijn collega's echt wel wie er goed zijn en wie minder. Ik weet ook wie er veel en wie er weinig publiceerd. En daar is inderdaad een kleine correlatie tussen. Echter, mijn oordeel is niet kwantitief dus is het aantal publicaties het 'objectieve' criterium dat meegewogen wordt.
Als je de misstanden in de wetenschappelijke uitgeverij wil aanpakken moet je dus ook de criteria voor beoordeling van aanstellingen en subsidieaanvragen veranderen.
Martijn_ 6
Andrel LinnenbankLennart Quispel 4
Martijn_Je moet wetenschappers natuurlijk op een bepaalde manier financieren en belonen, en dat betekent dat je een criterium moet hebben om hun werkzaamheden te evalueren. Een publicatie in een tijdschrift met een goede reputatie is een makkelijk en voor de hand liggend criterium; immers, dat kans is groot dat zo'n publicatie betekent dat de wetenschapper goed onderzoek heeft gedaan. Dat betekent, dat wetenschappers voor hun voortbestaan eigenlijk nog steeds afhankelijk zijn van de tijdschriften, omdat ze anders geen geld meer krijgen.
Andrel Linnenbank 7
Lennart QuispelLennart Quispel 4
Andrel LinnenbankEchter, peer review is een systeem dat is ontstaan in een tijdperk dat alles nog per post ging. Met de huidige ICT middelen zijn er hele nieuwe systemen mogelijk, waarbij je veel meer en veel eerder zou kunnen samenwerken omdat je nu eenmaal informatie heel makkelijk kan delen. Een publicatie is een binair iets; iets is geaccepteerd of niet. Misschien is het veel productiever om anders met wetenschappelijke informatie om te gaan, en zou je meerdere soorten of classificaties moeten gebruiken. Erg interressant om eens goed over na te denken, en dat is ook eigenlijk wat het tweede voorbeeld in het artikel doet. Maar dit soort nieuwe systemen gaan er alleen maar komen als de financiering zich erop aanpast, en dat betekent dat wetenschappers anders beoordeeld moeten gaan worden. Overigens, als uitgevers nu echt iets zouden willen toevoegen, dan zouden ze hierop kunnen inhaken, en allemaal digitale infrastructuur bouwen voor nieuwe vormen van wetenschap, maar dat zie ik ze niet echt doen.
Thijs Cobben
Martijn_Gerben Gerrits 7
Andrel Linnenbank 7
Gerben GerritsGerben Gerrits 7
Andrel LinnenbankMichel Fleur 6
Gerben GerritsNatuurlijk is het echt bewijzen van hypotheses of theorieën niet mogelijk in de empirische wetenschap. Je kunt met experiment alleen aantonen dat de theorie NIET klopt. Je kunt echter wel zeggen dat ze binnen duidelijk geformuleerde randvoorwaarden GOED GENOEG. Ook al is Newton niet geschikt voor zeer hoge relatieve snelheden, voor het ontwerpen van een auto is het goed genoeg. Dat heeft niets met religie of zweverigheid te maken.
Andrel Linnenbank 7
Gerben GerritsTerug naar het onderwerp: het vinden van een nieuw HCM gen was goed publiceerbaar en is ook iets dat je binnen een termijn van 4 jaar (een normale promotiebaan) kan afronden. Ideaal voor de onderzoekers en de uitgevers.
In die speurtocht zijn ook veel dode wegen ingeslagen, wat dan weer niet gepubliceerd wordt en dus door anderen over wordt gedaan, die dat ook niet publiceren.
Als je echter wil weten wat het mechanisme is; waarom die mutatie uiteindelijk tot een ziekte leidt, dan is dat veel onzekerder. Dat kan best een jaar of 20 duren, waarmee dit type basaal onderzoek binnen de opgelegde kaders van grants aanvragen, liefst met steun van een industrie, feitelijk niet financierbaar is. Een van de redenen waarom het topsectoren beleid zo'n ramp gebleken is voor fundamenteel onderzoek, maar daarover misschien later wel weer.
Gerben Gerrits 7
Andrel LinnenbankAndrel Linnenbank 7
Gerben GerritsDat kan daar niet uit volgen
Zal wel, maar relevantie ontgaat me
Gerben Gerrits 7
Andrel LinnenbankLennart Quispel 4
Gerben GerritsGerben Gerrits 7
Lennart QuispelPirsig stelt op basis van eigen onderzoek dat de levensduur van een wetenschappelijke waarheid een omgekeerde functie is van de intensiteit van de wetenschappelijke inspanning.
Lennart Quispel 4
Gerben GerritsNogmaals, ik ben dit in Pirsig niet tegengekomen, en ik heb allebei zijn boeken gelezen. Wat Pirsig probeert te doen is iets heel anders, voor zover ik me herinner. Wetenschap gaat over waarheid, zoals hierboven ook is beschreven. Pirsig stelt, dat het wetenschappelijke waarheidsbegrip te beperkt is. Maar dat heeft niets te maken met hoeveelheden hypotheses. Het gaat er veel meer om, dat het filosofische waarheidsbegrip weliswaar heel nuttig is als je machines wilt maken en de wereld wilt begrijpen, maar dat het volstrekt onvoldoende is voor zaken als emoties en menselijke ervaringen. Pirsig stelt dan ook voor, om het waarheidsbegrip aan de kant te zetten en te vervangen door een ander begrip, dat hij Kwaliteit noemt. Kwaliteit is, in tegenstelling tot waarheid, iets dat mensen direct zouden kunnen ervaren. Op het eerste gezicht lijkt het allemaal vrij zweverig, maar Pirsig heeft het eigenlijk allemaal best goed uitgewerkt. Echter, dit betekent niet dat de wetenschappelijke methode niet werkt; integendeel zelfs, Pirsig weet ons er zeer goed van te overtuigen dat de wetenschappelijke methode wel werkt. Hij stelt slechts, dat de methode te beperkt is voor de complete menselijke ervaring ...
Andrel Linnenbank 7
Lennart QuispelAndrel Linnenbank 7
Gerben GerritsWetenschap probeert elke keer een vraag te beantwoorden, als dat gelukt is, blijft dat staan tot in eeuwigheid, of totdat iemand laat zien dat één van de aannames niet juist was. Dat laatste komt voor, maar is veel zeldzamer dan je op grond van de krant zou vermoeden. Alweer dat vermaledijde selectieeffect, je hoort het alleen maar als er iets mis gaat.
Als ik nadenk over alle proeven die ikzelf en mijn collega's hebben gedaan en op welke manier later zou moeten blijken dat de uitkomst toch anders was... Sorry, metingen zijn metingen en uitkomsten zijn uitkomsten. In een familie met HCM is er bij de zieke leden een mutatie in het het gen voor het Myosine eiwit of niet, of juist in een ander gen. Geen enkele nieuwe techniek gaat die uitkomst veranderen.
Ik heb Pirsig niet gelezen en ben dat ook niet van plan. Maar deze hypothese lijkt me zo vol van impliciete aannames dat dat een typisch geval is van een die op velerlei wijzen weerlegd en verworpen kan worden. Dit in tegenstelling tot het type vragen waar ik me mee bezig heb gehouden.
Andrel Linnenbank 7
Gerben GerritsIk neem aan dat je opmerking over scoringsdrift te maken heeft met wie er in het nieuws komt. Ik ken n.l. heel veel wetenschappers die liever iets uitzoeken dan dat ze in de krant komen met een spectaculaire scoop. En die komen dus niet in de krant. Dit is wat we in de wetenschap een selectie-effect noemen. Eén van de valkuilen waar we jonge onderzoekers op trainen.
Terug naar het onderwerp. Scoringsdrift is tegenwoordig een impliciet selectiecriterium voor een aanstelling. Dat heeft alles te maken met misbruik van bibliometrische maten. Daarmee selecteren we op een karaktertrek en niet op niet wetenschappelijk relevante factor, en ook dat tast de kwaliteit van modern onderzoek aan.
Martijn_ 6
Andrel LinnenbankLennart Quispel 4
Martijn_Hm, dit lijkt een te kort antwoord om serieus genomen te worden, maar ik vrees dat het wel degelijk klopt ...
Andrel Linnenbank 7
Martijn_Met het topsectorenbeleid en het tegelijkertijd verkleinen van de 1e geldstroom is een proces in de stroomversnelling gekomen waarin geld belangrijk geworden is. In een aantal vakken, met name die die regelmatig de wetenschapsbijlage halen, is het zelfs de dominante factor bij het sturen van onderzoek. Onderzoek dat niet potentieel in de krant kan komen wordt nauwelijks meer aangevraagd en gehonoreerd. Bluffen dat er een doorbraak aan zit te komen (kanker, hart en vaatziekten) is een vast onderdeel van de aanvragen geworden. Zij die daar het best in zijn hebben de grootste kans om in de wetenschap te blijven werken.
Wetenschappers zouden geen wetenschappers zijn als ze niet toch stiekem, af en toe, iets zouden uitzoeken dat hen interesseerd, maar niet in een aanvraag staat. Dat ontmoedigen is misschien ook wel een reden dat er vaak tussentijds geevalueerd wordt.
Dat kat en muis spelletje, waarbij overheid en bedrijfsleven proberen onderzoek te sturen in een richting die zo snel mogelijk geld opleverd en de wetenschappers die proberen die dingen te onderzoeken die echt interessant zijn, is boeiend om te zien. Al blijft het jammer dat in dat proces zoveel geld over de balk wordt gegooit door mensen op te leiden en ze daarna af te danken.
Gladius Amores 4
Andrel LinnenbankWetenschap lijkt te duur, te gefragmenteerd, te langzaam en te inefficient te worden door de huidige marktpraktijken.
De IF (impactfactor) van journals lijkt daar een negatieve bijdrage en geen positieve bijdrage aan te leveren.
Je stelt dat er te crowdfunding projecten nodig zouden zijn voor een wezenlijke verandering en ik begrijp dat zeker.
Maar hier is ook de ongeinformeerdheid en lage betrokkenheid van de burger een probleem. Uiteindelijk is alle geld, publiek en privaat, niet van banken, niet van financiele instellingen en ook niet van overheden.
Het geld is vrijwel altijd van de burgers. En de betaler zou moeten bepalen hoe het gaat. Nu lijkt dat niet zo?
https://en.m.wikipedia.org/wiki/Impact_factor
Mz59 7
Andrel LinnenbankAndrel Linnenbank 7
Mz59Mz59 7
Andrel LinnenbankMatthijs 11
Simon le Bon 3
https://en.wikipedia.org/wiki/Aaron_Swartz
https://www.theguardian.com/commentisfree/2015/feb/07/aaron-swartz-suicide-internets-own-boy
Het is belachelijk dat wetenschappelijk vergaarde kennis niet (bijna) gratis te verkrijgen is voor iedereen. Juist door vrije informatie is de kans veel groter op een baanbrekende ontdekking. In de jaren '80/'90 was er aardig wat te vinden in de nieuwsgroepen.
Stravidarus 6
Danny Split 7
Velen geloven nog steeds dat bv melk goed is voor je botten, fluoride goed voor je tanden, en voetballen op vermalen autobanden geen kwaad kan.
Er moet uiteraard wel vraag zijn naar informatie, die neemt naar mijn mening af. Kijk de Telegraaf, ik schaam mij diep überhaupt een denkend mens te zijn als ik die zwart op wit gedrukte hersenschimmels lees.
Gladius Amores 4
Samenvattend: Waarom gebeurt dit geschetste niet? Weet iemand hier een antwoord op? Ik probeer te begrijpen.
Komt het misschien omdat de Top 10 wetenschappers in ieder van deze wetenschapsgebieden allen al aan bepaalde "wurgcontracten" zijn gebonden waardoor dit niet kan?
Op www.nationalmusicdebate.com worden er door burgercollectieven gezocht naar alternatieven voor de macht van Uitgevers in de muziekindustrie waar vergelijkbare marktpraktijken voorkomen. Ik probeer door de praktijken in Muziekindustrie en Wetenschapssector te bestuderen tot inzichten te komen die nog sneller tot de echte oplossing kunnen leiden. Als het in de relatief ongecompliceerde muziekindustrie al zo ontzettend lastig is, dan is het niet verwonderlijk dat er in de wetenschap ook wordt geworsteld.
Andrel Linnenbank 7
Gladius AmoresBestaande journals met een hoge impact hebben daarom een hoge marktwaarde. Ze worden veel gelezen want het zijn topjournals en iedereen wil er in publiceren want ze hebben een hoge impact. Ja hier hebben we positieve feedback. dat houdt de ranking stabiel en maakt een nieuw journal opstarten extra lastig.
Een extra stabiliserende factor is dat wetenschappers worden afgerekend op de impact die hun publicatie heeft. Zelfs de interne geldverdeling in een instituut is soms gerelateerd aan het aantal publicaties en de impactfactoren van de journals waar ze in staan. Publiceren in een beginnend journal is dan financiele zelfmoord.
De impactfactor is van heel veel dingen afhankelijk, kwaliteit van de artikelen is maar een heel klein deel. Science en Nature zijn algemene bladen en daar gaat het misschien een beetje op, maar de meeste journals zijn specifiek voor een deelgebied. Hoe meer mensen daarin werken en hoe meer ze ongeveer hetzelfde doen, hoe groter de kans dat een stuk geciteerd wordt en dus hoe groter de impact. Hoge impactfactoren belonen betekend dus ook steeds meer eenvormig onderzoek.
Jouw idee zou niet werken voor al die grotere en kleinere vakgebieden of het worden wel erg veel crowdfunding projecten.
Gladius Amores 4
Andrel LinnenbankWetenschap lijkt nu te duur, te gefragmenteerd, te langzaam en te inefficient te worden door de huidige marktpraktijken, alles zo overwegend.
De IF (impactfactor) van journals lijkt daar nu meer een negatieve bijdrage dan een positieve bijdrage aan te leveren.
Teveel crowdfundfunding projecten, dat lijkt onwenselijk idd, maar feitelijk is er toch al een heel gefragmenteerde "rat race" om euro's gaande tussen wetenschappers? Dat nog meer democratiseren en transparanter maken op grond van faire en meer ethische spelregels is misschien een te overwegen weg.
De betaler zou moeten bepalen
Raakt nu ook niet onderbelicht dat de burger de uiteindelijke patron en betaler is van dit alles? Die is nu m.i. te weinig geinformeerd en daardoor weinig geengageerd.
Uiteindelijk is alle geld, publiek en privaat, niet van banken, niet van financiele instellingen en ook niet van overheden of bedrijven. Het komt bij de burgers vandaan.
Hugo Bellaart 3
Wanneer alles en iedereen, altijd en overal kan publiceren neemt de behoefte aan het 'autoriseren' (trusted source) van content toch alleen maar toe?
Andrel Linnenbank 7
Hugo BellaartAls ik jou beloof dat ik iets van je koop wil je dat weten dat ik als natuurlijke persoon dezelfde is als degene die met jou dat afspreekt.
In de wetenschap mag iedereen alles publiceren maar we willen wel weten dat de metingen correct zijn uitgevoerd. Daarvoor heb je peer-review. Maar dat is pas zodra er een artikel van wordt ingestuurd. Veel belangrijker is nog het hele proces daarvoor. Daarbij is het dus belangrijk dat iemand zijn naam en eer er aan verbind. En dat we zeker weten dat die persoon dat heeft gedaan en dat we weten dat iemand die persoon persoonlijk kent en vertrouwd. Dat netwerk was vroeger makkelijker omdat er veel minder mensen bij betokken waren. Nu moeten we vertrouwen op kennissen van kennissen. Of iemand moet een centraal systeem bedenken... Dat dan uiteindelijk weer overgenomen wordt door een van de grote spelers die er zijn monopolie van maakt.
De keus die we hebben is of we naar een systeem gaan waarin we elkaar vertrouwen, omdat eer en geweten dominant zijn in de gemeenschap, of dat we elkaar altijd wantrouwen. Dat laatste leidt tot centralisatie en monopolisatie. Vandaar dat wantrouwen en twijfel zaaien zo'n belangrijk thema is voor degenen die nu invloed hebben.
Er zijn allerlei ontwikkelingen rond eID (opvolger van DigID) en verwante technieken die maken dat we in de toekomst misschien wel kunnen checken dat iemand is die hij zegt dat hij is. Dat kan er toe bijdragen dat het vertrouwen in elkaar weer toeneemt, zelfs zonder daadwerkelijk te checken, of het wantrouwen kan juist toenemen. In het ene geval kan de vrijheid van wetenschappelijke kennis winnen, in het andere blijft de mogelijkheid voor uitgevers om belasting te heffen op informatie.
Thijs Cobben
Hugo Bellaartjan bruning 5
"handel ?, nee, je voegt niets toe", studeren? "wat en waarvoor, onzichtbaar nog", "speculeren?, nooit van gehoord", "dienstbaar zijn? hoe verdien je daar iets mee" enz.
Tijdens de studie, dictaten van professoren, artikelen uit de boeken enz. was er af en toe discussie over : mag professor geld vragen voor publicaties van lesmateriaal(gemaakt in werktijd?) enz.
Deze uitgevers wereld vertoont een naar buiten toe zielig uitziend beeld(publiceren is erg kostbaar) maar wordt slapende rijk, met een "verdienmodel"dat lijkt op alle andere uitbuitings mechanismen(dwz zonder morele controle).
De waardering op de universiteiten voor in "goedkope, open source wereld" gepubliceerde tijdschriften zou meer gewicht moeten krijgen.(onafhankelijker van geldschieters enz.)