In de afgelopen jaren kwam bij verschillende woningcorporaties het ene schandaal na het andere naar boven. Lees meer

Het bekendste geval is Vestia, dat door gerommel met derivaten voor bijna 2 miljard euro moest afboeken. De overige corporaties draaiden op voor de schade en berekenden de kosten door aan de huurders. Ook het Rotterdamse Woonbron en het Amsterdamse Rochdale kwamen in het nieuws door schandalen omtrent risicovolle investeringen en graaiende bestuurders. Peter Hendriks volgt het dossier en doet op FTM regelmatig verslag van de ontwikkelingen in deze sector.

178 artikelen

Blok legt Waarborgfonds Sociale Woningbouw aan de ketting

Met een brief maakt minister Blok de Tweede Kamer duidelijk dat ook voor het Waarborgfonds Sociale Woningbouw de tijden van zelfregulering voorbij zijn. Het handige van een zelfstandig WSW is vooral dat er 80 miljard aan pseudo staatsschuld buiten de boeken van de staat blijft.

Het WSW (Waarborgfonds Sociale Woningbouw) kreeg er in de zomer van 2014, tijdens de Parlementaire Enquête Woningcorporaties, ongenadig van langs. Het onderlinge waarborgfonds van de corporatiesector was lange tijd blind voor de liquiditeitsrisico’s die Vestia liep op zijn derivatenportefeuille. Het fonds bleef veel te lang leningen borgen waarmee Vestia verplichte tussentijdse stortingen deed aan de banken. Die hielden verband met onder water staande derivatenposities. Tot slot stond het WSW jarenlang toe dat Vestia de driemaandelijkse derivatenopgave niet invulde.

Overheidscontrole

Ook bij een aantal andere probleemdossiers ging het WSW niet vrijuit. De enquêtecommissie beval daarom meer overheidscontrole aan op de organisatie. Tot dan toe kon de minister in feite alleen invloed op het WSW uitoefenen door te dreigen de garantie aan het fonds op te schorten. Dat was een ongewenst middel, omdat het vertrouwen van de markt in corporatieleningen daar ernstig onder zou lijden. Deze aanbeveling van de enquêtecommissie bracht Minister Stef Blok van Wonen en Rijksdienst ertoe om eens serieus met het WSW om de tafel te gaan zitten. Dat had resultaat, want op 1 juli 2015 werd een reeks aanpassingen in de statuten van het WSW bekendgemaakt:
  1. Het WSW moet met zijn borgingsbeleid nadrukkelijk de belangen van het Rijk en de gemeenten voor ogen houden.
  2. Het WSW is verplicht om de profielschets voor een te werven commissaris of bestuurder door de minister te laten beoordelen.
  3. Nieuwe benoemingen binnen het bestuur moeten worden goedgekeurd door de minister.
  4. De minister heeft het recht om de voltallige raad van commissarissen te ontslaan, mocht deze niet voldoende overeenkomstig de statuten handelen.
Op het gebied van verantwoording voerde de minister drie nieuwe verplichtingen in:
  1. Het WSW heeft zowel een passieve als een actieve informatieplicht ten opzichte van de minister.
  2. Het WSW moet verandering van de regels op het gebied van borging laten goedkeuren door de minister.
  3. De WSW-organisatie wordt iedere vijf  jaar extern doorgelicht.

Invulling

De minister was daarmee nog steeds niet klaar met het borgingsinstituut. Op 30 oktober 2015 kwam hij met een brief aan de Tweede Kamer. Daarin stelde hij voor dat het WSW zelf moet komen met voorstellen voor de invulling van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) waarin de Woningwet voorziet. Het borgingsinstituut moet in dit verband volgens de brief in ieder geval vier zaken regelen:
  1. Het moet met ratio’s en risico-indicatoren komen om objectief te kunnen bepalen of een deelnemer borgbaar is.
  2. Het moet met regels komen over de behandeling van corporaties met een verhoogd financieel risico.
  3. Er moet van iedere corporatie duidelijk zijn hoeveel er maximaal aan geborgde leningen mag uitstaan.
  4. De minister wil weten wat de omvang moet zijn van het risicokapitaal, de kapitaalbuffer waaruit eventuele verliezen op de borging kunnen worden gedekt.
Het vreemde is wel dat deze zaken al lang door het WSW zijn geregeld. Het WSW bevestigde ook dat de minister ze al heeft goedgekeurd. Het gaat hier blijkbaar om een eis waarvan de Tweede Kamer nog officieel op hoogte moest worden gesteld.
De minister laat invulling van de maatregel van bestuur over aan het WSW, maar moet de voorstellen wel goedkeuren
De minister laat de invulling van de AMvB dus over aan het WSW. Hij moet de voorstellen echter wel goedkeuren. In de brief waarschuwt hij dat bij een aanhoudend verschil van inzicht tussen het Rijk en het WSW, hij zelf met een invulling zal komen. Daartoe gaat hij artikel 21f  van de Woningwet aanpassen. Dat hij in dergelijke gevallen niet over één nacht ijs wil gaan, blijkt uit de belofte van de minister om het ministerie van Financiën, het WSW, belangenbehartiger van woningcorporaties Aedes, de Autoriteit woningcorporaties (Aw) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten te zullen consulteren.

Afstemming

In de brief aan de Tweede Kamer zegt de minister ook nog dat bij het opstellen van de beleidsmaatregelen ook goed moet worden nagedacht over de samenwerking tussen de Aw en het WSW. Een betere afstemming moet leiden tot een betere discipline bij de corporaties en lagere administratieve lasten. Vooral dat punt van de administratieve lasten is interessant. De Aw stapt met ingang van 2016 over van bedrijfswaarde - een waardering van het bezit van een corporatie gebaseerd op toekomstige huurinkomsten - naar marktwaarde in verhuurde staat. Maar het WSW werkt in het nieuwe model voor risicobeheersing nog steeds met bedrijfswaarde. Dit verplicht de corporaties om vanaf 2016 bij het centrale digitale loket voor de sector twee verschillende berekeningen aan te leveren. De twee waarderingsuitgangspunten leveren totaal verschillende ratio’s en waardeontwikkelingen op. De corporaties zijn daar niet gelukkig mee, maar gesprekken tussen Aedes en het WSW hebben er niet toe geleid dat het waarborgfonds besloot af te stappen van bedrijfswaarde.
Het lijkt of de minister het WSW een hint geeft om te veranderen van waarderingsmethode
Het lijkt er nu op dat de minister het WSW een hint geeft om toch over te stappen op marktwaarde in verhuurde staat. Mocht het WSW daarop niet in gaan, dan heeft de minister door de aanpassing van artikel 21f de mogelijkheid om dit aan het borgingsinstituut op te leggen. De voorlichter van het WSW zegt dat zijn organisatie de roep om een betere afstemming van de informatieopvraag veel breder interpreteert en niet direct denkt aan het schrappen van de bedrijfswaarde als rekeneenheid. Het ligt echter voor de hand dat voor het WSW het gebruik van bedrijfswaarde zijn langste tijd heeft gehad.

Cultuurschok

De minister stelt dat hij zich niet wil bemoeien met de bedrijfsvoering van het WSW en dat hij zich niet met individuele borgingsgevallen zal bezighouden. Toch is duidelijk dat hij het WSW zijn zelfstandige status grotendeels heeft afgenomen. Het waarborgfonds is een privaatrechtelijke organisatie, maar de minister behandelt het nu als een soort zelfstandig bestuursorgaan. Dat moet voor het WSW, dat in het verleden alleen had te maken met toezicht van de eigen commissarissen, een stevige cultuurschok zijn.
Belangenbehartiger Aedes is bang voor politieke inmenging
In een reactie noemt Aedes de nieuwe ministeriële regeling onnodig. De belangenbehartiger vindt dat de minister ook zonder aanpassing van artikel 21f al voldoende mogelijkheden heeft om in te grijpen. Bovendien is de organisatie bang voor politieke inmenging. Aedes vindt dat het WSW onafhankelijk en objectief moet kunnen werken. Het WSW onderschrijft de angst van Aedes voor politieke beïnvloeding. De realiteit is echter dat de minister nu de lakens uitdeelt bij het WSW en als hij dat zou willen, dan kan hij het borgingsinstituut inderdaad inzetten voor politieke doeleinden. Daarvoor heeft de minister helemaal geen aanpassing van artikel 21f nodig. Die aanpassing lijkt vooral een stok achter de deur, waarmee hij ieder neiging tot verzet bij de top van het WSW bij voorbaat smoort.

Zelfregulering

Het aan de ketting leggen van het WSW is uiteindelijk onderdeel van het terugdraaien van het desastreuze leerstuk van zelfregulering, een concept dat vooral premier Jan-Peter Balkende zeer geschikt vond voor de semipublieke sector. De parlementaire enquête behelsde in feite het grondig in kaart brengen van de schade die jaren van zelfregulering de sector hebben toegebracht. Je kunt het huidige WSW nu het beste zien als een soort special purpose vehicle van de staat, waarmee deze ervoor zorgt dat de corporatieschuld niet op de balans van de overheid komt. Op die manier maakt de geborgde corporatieschuld geen deel uit van de staatsschuld. Meer dan 80 miljard euro minder aan schuld op de balans is altijd mooi meegenomen voor de overheid.