© CC0 (publiek domein)

Alessandro Baricco's ‘The Game’ bevat vooral een hoop luchtfietserij

Wat betekent het om een mens te zijn in een steeds digitaler wordende wereld? Over die vraag boog de Italiaanse schrijver Alessandro Baricco zich al in 2006. In zijn nieuwe boek, 'The Game', ontpopt hij zich echter tot een heuse Silicon Valley-cheerleader.

Aardschokken die ons mens- of wereldbeeld doen kantelen, zogeheten paradigmaverschuivingen, worden menigmaal veroorzaakt door spookdenkers: eigenzinnige geesten die de moed hebben om tegendraads te denken. Zo veroorzaakte Copernicus een schokgolf met zijn bewering dat de aarde om de zon draaide en niet andersom, bewerkstelligde Darwin een breuk in ons mensbeeld toen hij stelde dat we het resultaat zijn van een evolutieproces (en dus niet geschapen naar Gods evenbeeld) en verkocht Freud ons ego een enorme oplawaai met zijn stelling dat we helemaal niet zulke rationele wezens zijn, maar eerder voortgedreven worden door onze driften. 

Enter Alessandro Baricco, auteur en misschien wel de mediageniekste denker van Italië, die in zijn onlangs verschenen The Game een poging waagt om onze perceptie van het computertijdperk radicaal te wijzigen. Waarschijnlijk moeten we het begin van Baricco’s Copernicaanse wending situeren bij zijn internationale besteller De Barbaren (2006). Dat boek was een knap staaltje wijsgerige antropologie, waarin hij op originele en prikkelende wijze een nieuw menstype uit de digitale toverdoos tevoorschijn haalde, eentje met een geheel eigen ethos dat de Italiaanse filosoof typeerde als ‘ademen met de kieuwen van Google’.

Hoewel De Barbaren vaak verkeerd geïnterpreteerd werd — men las het veelal als een aanklacht tegen de digitale geest — leverde het een belangrijke bijdrage aan het maatschappelijke debat over de invloed van de digitale transformatie op ons mens-zijn.

En nu is daar dus The Game, het vervolg op Baricco’s speurtocht naar de digitale ziel. Dit boek is niet alleen een noodzakelijke update van De Barbaren, maar moet dus tevens gelezen worden als een ambitieuze poging tot spookdenken. Volgens de auteur hanteren we namelijk een ‘banale perspectieffout’ door te denken dat mentale veranderingen, lees: de surf- en swipementaliteit van de homo digitalis mobilis, veroorzaakt worden door technologische veranderingen. Nee, stelt Baricco, het is precies andersom: de digitale revolutie is het gevolg van een bepaalde mentale revolutie, net zoals de Franse revolutie een gevolg was van de Verlichting. Kortom, om te snappen waarin we ons bevinden, moeten we de landkaart van het digitale landschap omdraaien. ‘Eerst de mentale revolutie, daarna de technologische’, om met Baricco te spreken.

We moeten de digitale revolte zien als een soort mentale Houdini-act

Nu zou, als eerste kanttekening bij Baricco’s betoog, de onvermoede lezer kunnen denken: verhip, wat een originele manier om naar technologische innovaties te kijken! Maar de gedachte dat geestelijke omwentelingen technologische ontwikkelingen kunnen aanjagen is dat allerminst. Vooraanstaand techniekdenker Lewis Mumford suggereerde bijvoorbeeld al dat niet de stoommachine maar het kloosterleven, met z’n vaste ritmes en routines, de mentale wegbereider was voor het repetitieve regime van de industriële revolutie. Blijft natuurlijk de vraag: door welke roerselen van de ziel werden de grote roergangers van de digitale revolutie — figuren als Jobs, Gates, Bezos of Zuckerberg — dan in beweging gezet? Door hun nomadische geest, schrijft Baricco. Zij, en al die andere digirati van het eerste uur, verlangden instinctief naar een vloeibare en frictieloze wereld, die voortdurend in beweging zou blijven en waarin ze rechtsreeks grip op de dingen konden krijgen. Hoe? Door elke vorm van bemiddeling door elites of experts te ontmantelen. Waar dit verlangen vandaan kwam? Van de intuïtieve drang om alle grenzen, scheidslijnen en vastgeroeste systemen, die van de twintigste eeuw zo’n rampzalige en bloedige eeuw hadden gemaakt, te vernietigen.

Samenvattend: we moeten de digitale revolte als een soort mentale Houdini-act zien, een ultieme poging om te ontsnappen aan die verstarde, in nationalisme en wreedheden gedrenkte wereld van de twintigste eeuw. ‘Nooit meer Auschwitz’, dat is wat er eigenlijk ongezien boven de toegangspoort van onze digitoop geschreven staat. 

Enige intellectuele lenigheid kan Baricco niet ontzegd worden. Toch heb ik de indruk dat hij met The Game vooral aan het luchtfietserij doet. Dat begint al bij de vaststelling dat de gehele moderniteit, die zo rond de zestiende eeuw begint, als één grote bevrijdingsbeweging te begrijpen is. Wetenschappers, techneuten, politici en denkers zijn al zo’n vijf eeuwen bezig ons te bevrijden: van de beperkingen die de natuur ons oplegt, van bijgeloof en hekserij, van de macht van adel en aristocratie, tot aan de autoriteit van staat en gezag in de jaren zestig van de vorige eeuw. Zou je de digitale revolutie echter als een mentale opstand willen begrijpen, dan is zij eerder het (mogelijke) sluitstuk van een geschiedenis met een veel langere aanloop dan Baricco ons wil laten geloven. Die geschiedenis laat zich lezen als een verhaal waarin de gevestigde orde voortdurend werd uitgedaagd en grenzen werden beslecht.

Neem het onderscheid tussen publiek en privé, een onderscheid dat in tijden van sociale media steeds diffuser wordt. In Baricco’s universum zouden we dit te danken hebben aan de mentale ommezwaai van een tech-generatie, aan hun verlangen naar een vloeibare samenleving zonder duidelijke scheidslijnen. Dat lijkt me toch al te veel eer voor de bedenkers van Twitter of Instagram. De neiging om de intieme kanten van het bestaan publiekelijk te etaleren (denk hierbij ook aan de populariteit van reality-soaps en allerlei vormen van zelfhulp-tv) en onze obsessie met de privé-perikelen van publieke personen is niet op hun conto te schrijven, maar een erfenis van de Romantiek. In deze periode begon men nadrukkelijk het particuliere gevoelsleven boven de ratio te stellen. Het resultaat hiervan is wat de socioloog Richard Sennet, in zijn invloedrijke The Fall of Public Man, de ‘tirannie van intimiteit’ noemt, een situatie die de waarden van een neutrale en bovenpersoonlijke publieke sfeer uitholt. 

Baricco ontpopt zich in The Game als een heuse Silicon Valley-cheerleader

Volgens mij moeten we de kaart van Baricco eenvoudigweg weer omdraaien, en constateren dat nieuwe technologieën doen wat ze altijd doen: bestaande mentale toestanden of ideeën uitvergroten en intensiveren. Zo zijn sociale media een katalysator voor het vervagende onderscheid tussen publiek en privé, ze zijn er niet de oorzaak van. Net zo goed als de neiging om intermediairs uit te schakelen om zelf grip te krijgen op de dingen, tegemoet komt aan een bepaald vrijheidsideaal, namelijk aan de overtuiging dat we autonome individuen zijn, die ons lot zelf in handen hebben. Dat zelfbeeld hebben we niet te danken aan een paar geeks die in een garagebox in Californië tools bedachten waarmee we onze autonomie konden vergroten (op het oog althans), maar is het resultaat van een politiek-maatschappelijke stroming die ten tijde van de Verlichting ontstond en die we het liberalisme noemen. Het veelal libertarische gedachtengoed van de digitale voorhoede te Silicon Valley, is te beschouwen als het voorlopige sluitstuk van deze denkrichting. 

Baricco ontpopt zich in The Game als een heuse Silicon Valley-cheerleader. Met zijn suggestie dat in een tijd van digitale informatietechnologie Auschwitz nooit zou plaatsvinden zonder dat iemand het weet, en dus in actie zou kunnen komen, papegaait hij het Silicon Valley-riedeltje na dat meer transparantie tot een betere wereld leidt. Zo beweerde Google-topman Eric Schmidt ooit dat de massaslachting van 1994 in Rwanda nooit had kunnen plaatsvinden wanneer er smartphones in de buurt waren geweest. 

Helaas moeten we dergelijke constateringen naar het rijk der fabelen verwijzen. Bloedbaden voorkomen is geen kwestie van voldoende informatievoorziening, zoals de geschiedenis keer op keer laat zien (Syrië!), maar afhankelijk van de wil om te handelen. Bovendien blijken mobiele telefoons, en dit gegeven laat Baricco onvermeld, menigmaal een bijzonder effectief instrument om de menselijk lust tot moord en doodslag aan te wakkeren. Denk bijvoorbeeld terug aan de Rohinya-crisis in Myanmar, of aan het verkiezingsgeweld van 2008 in Kenia.

In zijn poging tot spookdenken vliegt Baricco stevig uit de bocht om vervolgens te pletter te slaan tegen een zelfgecreëerde muur van erudiete verdichtsels. Bovendien verzaakt hij zijn rol van intellectueel, tenminste zolang we een intellectueel zien als iemand die zich per definitie kritisch verhoudt tot iedere vorm van macht die de menselijke waardigheid op het spel zet. Hier en daar heeft hij wel oog voor de keerzijden van de digitale revolutie, zoals het ontstaan van een nieuwe techno-elite met ongekend veel macht, maar over het algemeen betoont hij zich toch vooral een eminente koorknaap van die bekende Silicon Valley-hymne, waarin men de lof zingt op nieuwe technologieën en het geloof uitdraagt dat deze ons zullen verlossen van alle menselijke, al te menselijke kwalen en tekortkomingen.