Bram Mellink

Bram Mellink © Sabine Rovers

Historicus Bram Mellink: ‘Onze verzorgingsstaat was een onvoorzien gevolg van neoliberaal beleid’

Het neoliberalisme heeft een diep stempel gedrukt op de inrichting van onze samenleving. Dat gedachtegoed is niet iets van de laatste decennia, zoals vaak wordt gedacht. Historicus Bram Mellink en socioloog Merijn Oudenampsen ontdekten dat het neoliberalisme al sinds de jaren dertig onze politiek en economie beïnvloedt. ‘Er zit een soort idee in dat de mens geneigd is tot alle kwaad.’

‘Ken je de geschiedenis van het bordspel Monopoly? Iedereen die het heeft gespeeld, heeft dezelfde vervelende ervaring: je koopt in het begin wat straten, na twee bordrondes is duidelijk dat Henk gaat winnen en dan moet je nog de hele avond. Dat was precies de bedoeling.’ 

Vlak voor zijn vakantie legt historicus Bram Mellink (1985) aan de tafel van een Amsterdams café aan de hand van het populaire bordspel uit waarom neoliberalisme alleen in theorie werkt. Hij is universitair docent en onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam. Samen met politiek socioloog en oud-collega aan de UvA Merijn Oudenampsen publiceerde hij onlangs het boek Neoliberalisme - een Nederlandse geschiedenis

Gedurende hun onderzoek van vier jaar deden ze een opmerkelijke ontdekking: het neoliberale gedachtegoed is in Nederland is ouder dan algemeen gedacht. Al sinds de jaren dertig beïnvloedt het politiek en economie. Mellink legt in dit gesprek uit hoe het neoliberalisme niet alleen een stevige grip kreeg op het economische beleid, maar ook doordrong in de haarvaten van de samenleving, met excessen als de toeslagenaffaire tot gevolg. 

Wat heeft Monopoly te maken met jullie onderwerp, het neoliberalisme?

‘Het spel is rond 1903 onder de naam ‘The Landlord’s Game’ door een Amerikaanse socialiste bedacht, als didactisch bewijs dat als je een markt vrijlaat, er in hele korte tijd op arbitraire manieren sterkere partijen naar boven komen en dat daar dan niks meer aan te doen valt. En als je bedenkt hoe Monopoly in elkaar zit, dan is dat dus heel goed bedacht: iedereen begint met evenveel geld en waar je terecht komt wordt bepaald door de dobbelsteen. Eigenlijk is er maar één echte strategie als je een kans wilt maken: gewoon alles kopen wat je kopen kan. Niettemin is het pleit na twee rondes beslecht.’

Is dat de kern van het neoliberalisme? 

‘Nee. Anders dan klassieke liberalen, willen neoliberalen de markt niet zomaar vrijlaten. Ze willen kartel- en monopolievorming bestrijden en de overheid de taak geven om het concurrentiemechanisme van de markt te verspreiden op alle plekken waar dat niet van nature aanwezig is, ook binnen de overheid zelf. Je vestigt daarmee een heel stevige concurrentieregime van allen tegen allen en het recht van de sterkste.’

Dit is een redelijk onbekend verhaal, maar jullie hebben een veel grotere onbekende geschiedenis ontrafeld: dat het neoliberalisme al sinds de jaren dertig aanwezig was in Nederland. Hoe zijn jullie erop gestuit?

‘In het buitenland is veel meer onderzoek gedaan naar de geschiedenis van het neoliberalisme. Daaruit wisten we dat er vanaf de jaren dertig al vroege neoliberalen waren in vrijwel alle continentaal Europese landen. We konden op onze klompen aanvoelen dat als dit zo was in Duitsland, België en Frankrijk, dat er ook in Nederland een neoliberale beweging moest zijn geweest. Alleen konden we het bewijs aanvankelijk niet vinden. 

Totdat we per toeval stuitten op het archief van ene Henri Keus, directeur van de Heemaf – de Hengelosche Electrische en Mechanische Apparaten Fabriek. Daarin vonden we een enorme correspondentie van deze man, met allerlei toonaangevende internationale figuren die zichzelf bestempelden als neoliberaal. Dat archief bleek uiteindelijk cruciaal om te reconstrueren hoe deze mannen het neoliberalisme in de jaren dertig en veertig in Nederland hebben bedacht.’ 

Wat zat er in de correspondentie?

‘Ideeënuitwisseling, afspraken voor bijeenkomsten, contacten. Veel informatie over zowel het internationale netwerk als over de fundamentele ideeën dus.’

Het internationale netwerk vormde zich in de Mont Pèlerin Society. Hoe belangrijk was deze club voor het neoliberalisme?

‘De bijeenkomsten van de Society zijn cruciaal geweest om het neoliberalisme uit te denken. Zonder dat groepsgevoel, samen dezelfde overtuiging te delen, en de internationale netwerken van de Mont Pèlerin Society zou het neoliberalisme niet van de grond gekomen zijn.

Hayek heeft tijdens de eerste bijeenkomst in 1947 al voorspeld dat hun ideeën pas over 30 jaar van invloed zouden zijn, wanneer de mensen die ze op dat moment opleidden op ambtelijke sleutelposities zitten. Desondanks moet je ervoor waken om deze club terugblikkend als een soort groepje complotdenkers te zien. Allereerst kwamen de leden van de Mont Pèlerin Society in woord en geschrift openlijk uit voor hun denkbeelden. Er was dus weinig geheimzinnigs aan.

Bovendien zijn het niet alleen de leden van de Society geweest die het neoliberale gedachtegoed in de praktijk hebben gebracht. Het werd ook overgenomen door allerlei Nederlandse economen, juristen en ambtenaren. Die werkten aan de concrete uitwerking van neoliberale ideeën, soms zonder er bewust van te zijn waar ze vandaan kwamen. Dus ja, de Society was belangrijk, maar niet de enige drijvende kracht.’

 

De Mont Pèlerin Society: 'Eenzame wegbereiders van een liberale renaissance’

De Mont Pèlerin Society is een internationaal netwerk van neoliberalen dat bijeenkomsten organiseert om van gedachten te wisselen en het neoliberalisme uit te denken en vorm te geven. 

Deze club werd in 1947 opgericht door de Oostenrijkse econoom Friedrich Hayek tijdens een bijeenkomst met 36 gelijkgestemden in het Zwitserse Mont Pèlerin - allemaal met topposities in de wetenschap, journalistiek of het bedrijfsleven. 

Ze beschouwden zich als ‘eenzame wegbereiders van een liberale renaissance in een wereld die overspoeld werd door socialisme en communisme. Een jaar na de oprichting nam de Nederlander Josephus Jitta, hoogleraar staats- en administratief recht aan de TU Delft, deel aan de tweede bijeenkomst van de Society. Hij was in Nederland inmiddels uitgegroeid tot vooraanstaande pleitbezorger van het neoliberalisme. Jitta was zo enthousiast dat hij het derde congres in 1950 naar Nederland haalde. Henri Keus en de economie-journalist Justus Meyer organiseerden in hotel Duin en Daal in Bloemendaal een meerdaags congres met uitstapjes naar onder andere de Afsluitdijk en een rondvaart door de Amsterdamse grachten. De belangrijke denkers uit de stroming, onder wie Hayek zelf, waren hierbij aanwezig.

Andere bekende internationale leden waren de Oostenrijkse econoom en filosoof Ludwig von Mises, de Amerikaanse econoom en vrijemarktdenker Milton Friedman, en de wetenschapsfilosoof Karl Popper.

 

Lees verder Inklappen

Als het neoliberalisme toen al zo wijd verspreid was, hoe kan het dat niemand dit weet?

‘Er zijn twee redenen. Het streven van de neoliberalen is altijd geweest om binnen bestaande partijen te opereren en daar mensen van hun gedachtegoed te overtuigen. De aanhangers noemden zich onder elkaar wel neoliberaal, maar als je met mensen in contact wil komen en ze van jouw idee wilt overtuigen, dan helpt het niet om meteen al te pochen: ik ben van deze school. Daardoor vind je het neoliberalisme niet zo expliciet in de bronnen terug. 

De tweede reden is dat het neoliberalisme weliswaar op wezenlijke punten van klassiek liberaal gedachtengoed verschilt, maar die fundamentele tegenstellingen springen in eerste instantie niet zo in het oog. Ze beroepen zich allebei op de markt en vinden dat de overheid een niet te grote rol moet spelen. Pas toen wijzelf de precieze verschillen tussen klassiek liberalisme en neoliberalisme hadden gedistilleerd, konden we in de bronnen zelf dat onderscheid maken en dan zagen we: dit is heel groot.’

Jullie vonden de neoliberale ideeën in die tijd op veel plekken in het bedrijfsleven. Wat voor mensen waren dat?

‘De belangrijkste netwerken werden vooral bevolkt door de subtop van het Nederlandse Bedrijfsleven. Dat is ook logisch: de echte top – zeg maar Philips, KLM, Akzo – die had het goed geregeld voor zichzelf en de connecties met de overheid waren goed. Die vonden monopolies wel prima. Maar de grootbedrijven die niet tot die absolute top behoorden, maar dat wel wilden, ergerden zich eraan dat sommige bedrijven concurrentievoordelen kregen.

Bijvoorbeeld dus die Heemaf-directeur Henri Keus. Zijn bedrijf Heemaf maakte elektronica en bouwde treinen. Een vrij groot bedrijf, maar tegenwoordig totaal in vergetelheid geraakt.’

Wat deden die neoliberalen in die vroege jaren eigenlijk precies?

‘Tijdens hun informele bijeenkomsten bedachten ze niet alleen de theorie, maar ook manieren hoe ze die konden verspreiden. Los van elkaar, soms in groepjes, gingen ze daarmee in hun eigen vakgebied aan de slag. 

‘Economisch en cultureel behoorden ze vaak tot de uiterste rechterflank, maar ze zetten samenwerkingen op met het politieke midden’

Het was een experimentele fase, er was sprake van een hoop trial and error. Maar de vroege neoliberalen wisten ontzettend veel te bereiken. Ze wisten de rechterflank van de Katholieke Volkspartij, toen de grootste partij van Nederland, te bewerken en de rooms-rode coalitie op een cruciaal moment in de jaren vijftig daadwerkelijk naar rechts te bewegen

Ook kochten ze het opinieweekblad Haagse Post en de partijkrant van de Christelijk-Historische Unie, toen een belangrijke middenpartij. Verder gaven ze onderwijsbrochures uit, waarmee ze een kwart van alle studenten in het universitair onderwijs bereikten. Kortom: ze bespeelden de politiek, het onderwijs en de publieke opinie. Op al deze manieren hebben ze het gedachtegoed weten te verspreiden.’

Uit welke politieke hoek kwamen de vroege neoliberalen?

‘Het waren mensen die zowel economisch maar ook cultureel vaak tot de uiterste rechterflank van de Nederlandse politiek behoorden. Maar ze zetten samenwerkingen op met leden uit het politieke midden die niet al hun denkbeelden deelden.’

 

Jullie beschrijven dat vooral de christendemocraten een rol hebben gespeeld in de politieke implementatie van het neoliberalisme. Hoe is dat gebeurd?

‘Na de beginfase zijn de neoliberalen er na de oorlog in geslaagd om binnen de beleidsmachinerie van de overheid invloed te winnen. Vanaf dat moment wordt het neoliberale verhaal veel meer door het politieke midden uitgedragen: door de voorlopers van het CDA en door het CDA zelf. Juist doordat het een verhaal van het midden werd, kon het zich zo wijd verspreiden.

‘Wat Lubbers in de jaren tachtig deed was niet iets nieuws’

We kwamen er vrij snel achter dat Nederland al vanaf 1945 belangrijk sociaal-economisch beleid door het neoliberalisme is beïnvloed. Men associeert de opkomst van het neoliberalisme in Nederland nogal eens met de kabinetten Lubbers. Maar wat hij in de jaren tachtig deed was niet iets nieuws. Het was het voorzetten van oude ideeën. Alleen ging het nog verder: marktwerking binnen de zorg of het onderwijs kenden we in de jaren vijftig nog niet.’

Dus niet het neoliberalisme was op sociaal-economisch gebied de uitzondering, maar de vijftien jaar hoogtijdagen van de verzorgingsstaat?

‘Ja, precies.’

Jullie stellen dat de verzorgingsstaat helemaal niet is opgericht door links, zoals altijd wordt gedacht. Door wie dan wel?

‘Zo’n vijftien jaar – tussen ongeveer 1967 en 1982 – heeft Nederland een van de grootste verzorgingsstaten ter wereld gehad. Voor een belangrijk deel hebben we dat te danken aan onvoorziene gevolgen van neoliberaal beleid. We zijn meestal geneigd te denken dat de verzorgingsstaat in Nederland na de oorlog is opgebouwd onder Drees en weer is afgebroken onder Lubbers. Dat laatste klopt wel aardig, maar dat Drees de verzorgingsstaat heeft opgebouwd is gewoon onjuist.

Zelfs een oppervlakkige blik op de beleidsmaatregelen uit die tijd laat zien dat het voornaamste wat Drees op dat vlak heeft bereikt, een – in vergelijking met het buitenland – sobere AOW-regeling is. Het waren juist de centrumrechtse kabinetten die de publieke voorzieningen, in ruil voor lage lonen, stevig hebben uitgebreid.’

Wat is de grootste invloed van het neoliberalisme in Nederland geweest?

‘Als ik moet kiezen, ga ik voor het ontstaan van het breed gedragen maatschappelijk geloof dat de mens in wezen werkt als een homo economicus die op eigenbelang uit is. Er zit een soort idee in dat de mens geneigd is tot alle kwaad. Dat betekent dat de samenleving alleen kan functioneren als de overheid aan de ene kant dat eigenbelang aanmoedigt, maar dit aan de andere kant ook begrenst. De overheid moet de burger controleren vanuit het idee: we geven ze vrijheid, maar die moeten ze wel goed benutten. Dan krijg je een overheid die permanent haar burgers wantrouwt.’

Is dat wantrouwen tegen de burger dan typisch neoliberaal?

‘Het komt wel voort uit een belangrijk neoliberaal uitgangspunt: het idee van het aanjagen van concurrentie door middel van marktprikkels. Naar aanleiding van ideeën van Willem Drees junior, ironisch genoeg de zoon van de PvdA-premier, gebeurde dat vanaf de jaren zeventig ook binnen de overheid. Ministeries mochten niet meer hun begroting indienen bij de minister van Financiën, maar moesten vechten om het vooraf afgesproken budget. 

Dat idee – ministeries laten vechten om de beperkte bestedingsruimte – dat is uitgebreid naar alle lagen van overheidsfinanciering. Kijk naar het persoonsgebonden budget, toeslagen, rugzakjes in het onderwijs of onderzoeksfinanciering in het hoger onderwijs. Het is steeds hetzelfde mechanisme.

Er zit overal dat wantrouwen. Steeds vanuit hetzelfde idee: mensen willen binnenharken wat ze binnen kunnen harken en dus is er veel controle nodig en moeten we dit bij voorbaat begrenzen, want anders loopt het uit de klauwen.’ 

Ook links ging in de jaren negentig mee in het neoliberale beleid. Wat bezielde toenmalig regeringspartij PvdA?

‘Ten eerste is het belangrijk om te beseffen dat links in de Nederlandse geschiedenis altijd in de minderheid is geweest. Dat betekent dat, hoe groot je ook bent, de andere partijen altijd weten dat ze om je heen kunnen. Daardoor zit je in een zwakke positie.

Maar er was meer aan de hand. In de jaren tachtig en negentig waren de sociaaldemocraten erg onder de indruk van de verzorgingsstaat in Zweden die helemaal op participatie was geënt. Dat wilde men hier ook. Burgers kregen meer keuzevrijheid, bijvoorbeeld in de zorg. Maar doordat dat hier gebeurde vanuit het neoliberale idee dat burgers steeds maar voor eigen belang gaan, kreeg je hier een participatiesamenleving waarin de overheid de burgers wantrouwt. Ik denk dat de sociaaldemocraten te laat hebben doorgehad hoe anders hun ideologie van ‘iedereen doet mee’ werd geïmplementeerd.’

Het neoliberale denken zit ondertussen in alle onderdelen van de samenleving. Valt dat nog te veranderen?

‘Als je hier iets aan wilt veranderen, moet je niet beginnen met de vraag “Wat is hier de oplossing voor?” Je moet eerst naar jezelf kijken en onderzoeken wat er is misgegaan. Ik vind het een beetje gênant dat er in linkse kringen wordt gedacht dat Drees de verzorgingsstaat heeft opgebouwd en dat het neoliberalisme iets tamelijk nieuws is. Dat is een enorme blinde vlek op links.’ 

Dat is de theorie, maar hoe verander je concreet beleid?

‘Wil links er iets tegenin brengen, moeten de discussies over uitkeringen, zorg, onderwijs uit het morele worden getrokken. Je moet laten zien dat wat je voorstelt efficiënt is en allerlei ellende voorkomt. Anders hoeven andere partijen alleen maar te zeggen: ”Mooie principes, maar wij hebben het geld.’’

Je moet het juist omdraaien. Iedereen die door ziekte uitvalt, kost je geld. Dus zo goed mogelijke reïntegratie en goed onderwijs, dat is geen kwestie van liefdadigheid. Randvoorwaarden scheppen zodat mensen maatschappelijk goed kunnen functioneren, is een kwestie van moraal én kostenbeheersing. 

Door zelf een rekensom te maken, kun je in een debat iets inbrengen tegen de heersende ambtelijke logica. Want als je beleid en politieke opvattingen wilt veranderen, zul je een kentering teweeg moeten brengen in hoe mensen ambtelijk en ook in de wetenschap hierover nadenken, daar ontstaan de ideeën voor nieuw beleid.’

Is het einde van het neoliberalisme nabij of zitten we juist in een fase van heropleving? 

‘Op internationaal niveau zijn er echt dingen aan het veranderen. Het IMF en de OESO beginnen op delen van het neoliberale beleid terug te komen en toonaangevende media als de Financial Times beginnen te twijfelen aan het idee. Er lijkt besef te ontstaan dat we de enorme klimaatcrisis niet via de indirecte weg van marktsturing kunnen oplossen. In Kyoto werd dat nog geprobeerd met de emissierechten. Dat is niet echt een succes gebleken.’