© Jannes van Roermund

Brussel wil Europese identiteit stimuleren, maar vergeet iets cruciaals

Al miljoenen studenten konden dankzij het Erasmus uitwisselingsprogramma zorgeloos studeren en feestvieren in een ander land. De EU spendeert er miljarden aan en doet dat niet zomaar: iedere student moet zich Europeaan gaan voelen. Dat lukt aardig, maar journalist Jannes van Roermund zet vraagtekens bij dit succes. Wat zijn zijn bedenkingen tegen deze methode?

Vijfentwintig studenten hebben zich in een Utrechtse bar verzameld, ze gaan meedoen aan een quiz. Er zijn Duitsers, Tsjechen, Fransen, Italianen en Spanjaarden. Ze doen mee aan een uitwisselingsproject. De quiz gaat over verschillende culturen en is bedoeld om ‘elkaar te begrijpen’, zo legt organisator Daphne Salvino uit.

Na afloop zijn er stroopwafels. Een Amerikaans meisje proeft en fluistert dat het in Amerika ‘toch beter smaakt’ tegen een vriendin met een Indonesische vlag op haar wang. Sporen van nationalistische trots zijn prominent aanwezig, maar dat kan nooit de bedoeling zijn geweest van het Erasmusprogramma.

Brusselse queeste

Het Erasmusprogramma is een uitwisselingsprogramma voor studenten dat al sinds 1987 loopt. Deelnemers krijgen een beurs van enkele honderden euro’s om in Europa te studeren of stage te lopen.

Al die beurzen kosten tezamen behoorlijk wat geld: de Europese Unie (EU) legt tussen 2014 en 2020 maar liefst 14 miljard euro opzij voor het Erasmus Plus Programme. Dat budget is met 40 procent verhoogd ten opzichte van voorgaande jaren. Studenten noemen hun beurs vaak ‘gratis geld’, maar helemaal gratis is het niet. Zij betalen met hun gedachten.

De Nederlandse politicoloog Arend Lijphart stond in 1964 aan de basis van een Brussels meesterplan. Hij onderzocht de relatie tussen toerisme en politieke integratie. In een artikel in Journal of Common Market Studies liet hij doorschemeren dat toeristen eigenlijk een weinig interessante doelgroep vormen. Zijn aanbeveling: denk eens aan studenten.

Een gemeenschappelijke identiteit onder studenten zou goed zijn voor de politieke integratie

Lijphart wist dat transnationaal contact een collectieve identiteit kan bevorderen. Dat had socioloog Karl Deutsch al in 1957 uiteengezet. Zo’n gemeenschappelijke identiteit onder studenten zou goed zijn voor de ‘politieke integratie’, dacht Lijphart, want later behoren de jongeren tot de ‘meer invloedrijke segmenten van de samenleving’.

Die redenering is logisch: de student van vandaag is de beleidsbepaler, onderzoeker of politicus van morgen. De toekomstig heersende klasse zal zich verbonden gaan voelen met andere nationaliteiten en is daarmee geneigd om transnationaal te denken.

In de jaren ’70 en ’80 borduurden collega’s voort op Lijpharts werk. Toen de Europese Commissie het startschot gaf voor het Erasmusproject, werd er niet geheimzinnig gedaan over de doelstelling: het creëren van een Europese identiteit.

Inmiddels spreekt Brussel over het ‘verbeteren van onderwijs’ en over het ‘bieden van kansen’, maar onderzoekers zijn geïnteresseerd in het initiële streven: leidt Erasmus inderdaad tot een gemeenschappelijke identiteit?

De student van vandaag is de beleidsbepaler, onderzoeker of politicus van morgen

Seksuele revolutie

Tijdens de quiz in de Utrecht lijkt het antwoord positief uit te vallen. Er wordt gelachen en geproost. Als studenten moeten raden in welk land gasten meteen bij binnenkomst een douche aangeboden krijgen, stijgt er geroezemoes op. De keuzes zijn Indonesië, Zuid-Afrika, Peru of Brazilië. ‘Wie stinkt er het meest?’ vraagt een Nederlander. Gelach. Hij draait zich om naar de Indonesische student en vraagt of het haar vaderland betreft. ‘Impliceer jij daarmee dat ze stinkt?’ vraagt een Italiaan. Weer gelach.

De bedenkers van het Erasmusprogramma zouden de quiz met tevredenheid aanschouwen. Studenten bouwen een band op en er ontstaat emotionele binding.

Dat gebeurt allemaal niet zomaar. De EU heeft sinds de start in 1987 veel geïnvesteerd in infrastructuur om dergelijke activiteiten vorm te geven. Lokale afdelingen van het Erasmus Student Network (ESN), de studentenorganisatie die ook deze quiz organiseert, zijn aanwezig op vijfhonderd onderwijsinstellingen. De organisatie wordt gerund door 15.000 vrijwilligers.

Dankzij ESN komen studenten in een warm bad terecht. Vrienden krijgen ze op een presenteerblaadje aangereikt en een buddy helpt ze met praktische zaken. ‘Het leven is zo gemakkelijk’, legt student Niels Stolte uit. ‘Alles is cool, je maakt je nergens zorgen over. Het enige wat je doet is feesten en plezier maken.’

'Het Erasmusprogramma heeft de eerste generatie jonge Europeanen voortgebracht'

Niels heeft een Bulgaarse vriendin. Hij leerde haar kennen in Wenen, waar ze beiden uitwisselingsstudent waren. Drie jaar later is het nog steeds ‘aan’ en dat is niet uitzonderlijk: meer dan een kwart van de deelnemers vindt tijdens ‘Erasmus’ een partner voor langere tijd. Er zouden al 1 miljoen Erasmusbaby’s zijn geboren — de reden dat de Italiaanse schrijver Umberto Eco het programma een ‘seksuele revolutie’ noemde.

‘Een Catalaanse jongeman ontmoet een Vlaams meisje,’ zei Eco tegen La Stampa. ‘Ze worden verliefd, trouwen en worden Europeaan, net als hun kinderen. Dat Erasmusprogramma wordt zelden genoemd in de krant, terwijl het de eerste generatie jonge Europeanen heeft voortgebracht.’

Onderzoek

Terwijl Eco complimenteus was, zijn andere Europese academici verdeeld over het succes van ‘Erasmus’. Empirische studies brachten conflicterend bewijs naar voren. Tussen 2009 en 2013 toont een meerderheid van die studies dat het Erasmusprogramma geen noemenswaardig effect heeft op een Europese identiteit. Deze conclusie wordt getrokken op de universiteiten van Wenen, Londen en Antwerpen.

In 2014 publiceert de Europese Commissie een eigen, grootschalig onderzoek. Wat blijkt? Erasmusstudenten zijn ongekend positief over de EU. Ook de greep naar een Europese identiteit zou succesvol zijn: 91 procent van de Erasmusgangers ziet zichzelf (deels) als Europeaan, tegenover 54 procent van de controlegroep.

Erasmusstudenten zijn ongekend positief over de EU

Het onderzoek van de Commissie lijkt een kentering teweeg te brengen. Italiaanse onderzoekers vinden in 2015 een ‘Europeaniserend effect’ van het programma en de Amerikaanse hoogleraar politicologie Kristine Mitchell schrijft een artikel met de veelzeggende naam Rethinking the Erasmus Effect on European Identity in het Journal of Common Market Studies, het blad waarin Lijpharts artikel verscheen in 1964.

Mitchell stelt dat de conclusies van eerdere onderzoeken ‘heroverwogen moeten worden’. Ze geeft collega’s een veeg uit de pan: hun onderzoek schiet op allerlei vlakken tekort.

Bovendien zijn de voorgaande onderzoeken gebaseerd op data van de Eurobarometer, die werden verkregen via een twijfelachtige vraagstelling. Op basis van haar eigen onderzoek concludeert Mitchell dat het Erasmusprogramma wel een positieve invloed heeft op een Europese identiteit. '...transnational contact during the exchange is positively related to change in both dimensions of European identity, and increased knowledge of Europe and attention to European news over the course of the exchange is associated with enhanced identification with Europe,' zo meldt zij in de samenvatting van haar bijdrage.

Student Marco Mancino

Ik voel me Europeaan. Ik hield al van die Europese gedachte, maar dat is nu versterkt

De hoogleraar krijgt gelijk van de studenten in het Culture Café in Utrecht. Sommigen beweren geen Europese identiteit te hebben, terwijl anderen zeggen dat ze die al vóór Erasmus hadden, maar de meesten geven toe dat die Europese identiteit bij hen is gegroeid. ‘Ik voel me Europeaan,’ vertelt Marco Mancino. ‘Ik hield al van die Europese gedachte, maar dat is nu versterkt.’

‘Ik denk dat mensen hier meer open-minded zijn,’ zegt Stanislav Khochorov uit Oost-Oekraïne. ‘Van tevoren dacht ik nooit na over kleine dingen, waar andere culturen meer aandacht voor hebben.’ Organisator Daphne Salvino nam deel aan een uitwisseling in de Verenigde Staten en voelt zich wereldburger. ‘Maar ik zie mezelf ook als Nederlander en Europeaan.’

De Duitse hoogleraar Stefan Wolff gelooft al jaren dat de Erasmusgeneratie een nieuwe golf van pro-Europese leiders zal voortbrengen. ‘Voor het eerst in de geschiedenis zien we de zaden van een echte Europese identiteit,’ zei hij in 2005 tegen de New York Times. ‘Ik ben optimistisch. Geef het 15, 20 of 25 jaar. In de toekomst zal er minder geruzie zijn tussen staten, minder over Brussel worden gezeurd en meer eensgezindheid zijn over de Europese besluitvorming.’

Elitefeestje

Dat klinkt positief, maar Wolff lijkt geen gelijk te krijgen. Euroscepsis en nationalisme zijn in opmars. Het Verenigd Koninkrijk is uit de EU gestapt en partijen als de PVV en het Front National pakken steeds meer zetels in de peilingen. Die partijen scoren vooral goed in de lagere sociale milieus.

Een pro-Europese bovenlaag is handig, maar uiteindelijk zijn studenten, ook later, in de minderheid

Zo lijkt er een scheiding te ontstaan tussen een hoogopgeleide klasse die pro-Europees is ingesteld en een laagopgeleide klasse die naar de strohalm van nationalisme en extreemrechts grijpt.

Natuurlijk is een pro-Europese bovenlaag erg handig, maar misschien is de EU iets vergeten: in een democratie ligt de macht in het stemhokje bij de meerderheid. Studenten zijn, ook later, in de minderheid.

Umberto Eco, die in februari van dit jaar overleed, waarschuwde al dat de Europese identiteit een feestje van de elite wordt. Eco zou de ‘seksuele revolutie’ verplicht hebben gesteld voor iedereen. ‘Niet alleen voor studenten, maar ook voor taxichauffeurs, loodgieters en andere werklui,’ legde hij uit. ‘Die moeten ook tijd in een ander land doorbrengen, want ook zij moeten integreren.’

Over de auteur

Jannes van Roermund studeerde aan de School voor Journalistiek in Utrecht. Hij is vrije correspondent Midden- en Oost-Europa vanuit Warschau. In die stad woonde hij eerder als Erasmusstudent.

Lees verder Inklappen