© ANP / Robin Utrecht

CBS-onderzoek multinationals echoot boodschap Economische Zaken

Het MKB is nog steeds de ruggengraat van de Nederlandse economie, zo blijkt uit recent onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Maar dat is niet het nieuws waar het CBS, in opdracht van het ministerie van Economische Zaken, mee naar buiten kwam.

‘Multinationals zoals Unilever en AkzoNobel waren in 2016 samen goed voor 30 procent van dat wat we met zijn allen verdienen in Nederland, het bbp.’ Dat schreef RTLZ vorige week en Omroep WNL kwam met een vergelijkbaar bericht. De bron voor deze berichten was een analyse die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) uitvoerde in opdracht van het ministerie van Economische Zaken (EZ).

Het artikel van RTLZ zou niet misstaan in een reclamefolder voor het grootbedrijf, maar er is meer aan de hand. De kop van het artikel sluit naadloos aan op de titel van het persbericht waarmee het CBS zelf kwam: ‘Multinationals goed voor 30 procent economie’.

Dat terwijl de opzet van het onderzoek zelf veel algemener van aard is: het CBS onderzocht de bijdrage van verschillende typen bedrijven aan de Nederlandse economie. En hoewel het CBS in de opening van zijn rapport schrijft dat het onderzoek een ‘beschrijvend statistisch karakter’ heeft, benadrukt het persbericht hoofdzakelijk het belang van multinationals voor de Nederlandse economie. 

Toen we aan het CBS vroegen waarom het koos voor deze invalshoek, kregen we te horen dat er in persberichten altijd een bepaald onderwerp wordt uitgelicht en dat de keuze daarvoor samenhangt met de onderzoeksvraag die de opdrachtgever meegeeft. CBS-hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen: ‘Het CBS voert regelmatig in opdracht betaald onderzoek uit, voor bijvoorbeeld departementen of media. Dit onderzoek betrof het economisch belang van multinationals, met het ministerie van Economische Zaken en Klimaat als opdrachtgever.’

De warme relatie tussen bedrijfsleven en overheid

Vorige week mocht de top van het Nederlandse grootbedrijf op eigen verzoek bij Mark Rutte aanschuiven. Onderwerp van gesprek was de ’verkilde relatie’ die na de maatschappelijke ophef rondom de afschaffing van de dividendbelasting tussen politiek en bedrijfsleven zou zijn ontstaan.

Het gaat hier niet alleen over de Unilevers en AkzoNobels van deze wereld

De feiten laten echter zien dat het grootbedrijf, politiek en landsbestuur juist bijzonder innige banden onderhouden. Diezelfde omstreden afschaffing van de dividendbelasting stond in geen enkel verkiezingsprogramma: het plan kwam op de agenda dankzij een jarenlange lobby van het bedrijfsleven.

En dat is geen incident. In zijn promotieonderzoek toonde Wimar Bolhuis vorige week aan dat bedrijven er in regeerakkoorden stelselmatig beter vanaf komen dan in de verkiezingsprogramma’s van de regeringspartijen is beloofd. Dat gaat vooral ten koste van beloofde lastenverlichtingen voor de burger en onderwijsuitgaven.

Definitiekwestie

Hoogleraar Daniel Mügge betoogde in een FTM-artikel ter gelegenheid van Prinsjesdag dat economische statistiek geen exacte wetenschap is en je heel goed moet kijken wat er eigenlijk achter de cijfers zit: ‘Je kunt de Nederlandse economie niet met statistiek doorgronden.’ Daar komt in dit onderzoek bij dat EZ het CBS specifiek het belang multinationals laat belichten, waardoor een vertekend beeld van de Nederlandse economie ontstaat. 

De hoofdboodschap van het CBS-persbericht — dat multinationals goed zijn voor 30 procent van de economie — is op zichzelf niet apert onjuist. Maar het gaat hier niet alleen over de Unilevers en AkzoNobels van deze wereld, zoals RTLZ beweert. Die verwarring ontstaat door de definitie van het woord 'multinational,' dat in de volksmond wordt gebruikt voor bedrijven als Shell, Philips en Unilever. CBS hanteert een veel bredere definitie, waarbij het ook een bakkerij met twee filialen, één in Nederland en één in België, tot de categorie ‘multinational’ rekent.

Als je alleen kijkt naar Nederlandse multinationals met meer dan 250 werknemers, waartoe ook Unilever en AkzoNobel behoren, dan blijft van die 30 procent nog maar 9 procent over. De overige 21 procent komt voor rekening van het multinationale MKB en buitenlandse grootbedrijven met een vestiging in Nederland. Het nader specificeren van die 9 procent is niet mogelijk, omdat het CBS alle bedrijven met meer dan 250 werknemers als grootbedrijf beschouwd en daarbinnen geen verder onderscheid maakt.

In totaal zijn er volgens het CBS 8.200 Nederlandse MKB-multinationals en 2.100 Nederlandse grootbedrijf multinationals. Binnen die 2.100 zitten dus honderden grootbedrijven met net iets meer dan 250 medewerkers.

9 Procent van de economie toeschrijven aan het handjevol multinationals van de buitencategorie, zoals Shell, AkzoNobel en Unilever, zou dus nog steeds een overschatting zijn van hun bijdrage aan de Nederlandse economie.

De kunst van het weglaten

De insteek van het CBS-persbericht en de onderzoeksvraag van Economische Zaken — ‘Wat is het belang van multinationals voor de Nederlandse economie?’ — tekenen het beleid van het ministerie van Economische Zaken om het belang van de ‘multinational’ voor onze economie te benadrukken. 

De fiscale bijdrage die bedrijven aan de Nederlandse schatkist leveren is echter volledig buiten beschouwing van het onderzoek gebleven. CBS zegt daarover tegen FTM: ‘De focus lag op de macro-economische onderwerpen toegevoegde waarde en werkgelegenheid. Een fiscale benadering is natuurlijk ook mogelijk, maar viel buiten dit onderzoek.’

Dat is opmerkelijk. Juist over die fiscale bijdrage van multinationals bestaat immers een hoop onduidelijkheid. Bovendien staan belastingontwijking door en belastingdeals voor multinationals centraal in de maatschappelijke discussie over het nut van die grote ondernemingen voor de Nederlandse economie. Economische Zaken kiest er hier dus bewust voor om het fiscale verhaal buiten beschouwing te laten, terwijl dat juist de grote onbekende is om een compleet beeld te schetsen van de bijdrage van multinationals aan de Nederlandse economie en schatkist. 

De rol van het MKB

Marjan van Loon, CEO van Shell Nederland, beweerde onlangs dat multinationals als Shell of Unilever goed zijn voor de Nederlandse werkgelegenheid. Ze stelde dat de zakelijke consumptie van horeca- of vervoersdiensten door Shell-medewerkers zorgt voor veel indirecte werkgelegenheid bij het MKB.

Als het kabinet banen wil creëren, is het veel effectiever om het MKB te stimuleren

Als je de cijfers van het CBS bekijkt, onderbouwen die evengoed het tegenovergestelde: juist dankzij de 1,1 miljoen niet-multinationale MKB'ers in Nederland (99 procent van het totaal aantal bedrijven) is de Nederlandse productieketen zo aantrekkelijk voor multinationals. 

In het rapport van het CBS komt goed naar voren hoe complex onze economie is geworden als gevolg van de globalisering. Je kunt bedrijven bijna niet in isolement bekijken, omdat ze onderdeel zijn van lange productieketens waarin MKB en grootbedrijf ieder een eigen rol vervullen. Het multinationale grootbedrijf speelt vooral een belangrijke rol in de import en export, maar het MKB vormt de ruggengraat van de Nederlandse economie — en zorgt voor de meeste werkgelegenheid in de nationale keten. 

‘Multinationals hebben vanwege dochter- en of moederbedrijven in het buitenland al een relatie met en een netwerk in het buitenland,’ schrijft het CBS. Grote bedrijven kunnen zo de hindernissen die gepaard gaan met export makkelijker overwinnen: ‘Kleine bedrijven lukt dat niet altijd. Daarnaast zijn ze vaak niet geïnteresseerd om te exporteren, bijvoorbeeld omdat ze hun diensten zoals reparaties of persoonlijke dienstverlening dicht bij huis uitvoeren.’ Midden- en kleinbedrijven leveren ook vaak de halffabricaten die via de eindproducten van een multinational alsnog in de export belanden.  

Werkgelegenheid

Uit de cijfers van het CBS komt naar voren dat multinationals (zoals door het CBS gedefinieerd) verhoudingsgewijs voor minder werkgelegenheid zorgen dan het nationale MKB. In verhouding tot hun aandeel in de toegevoegde waarde (30 procent), productiewaarde  (39 procent) en winst (32 procent) blijft de bijdrage van multinationals aan de Nederlandse werkgelegenheid flink achter: slechts 22 procent van het totaal aantal banen. Het aandeel van de loonkosten is wel in lijn met de toegevoegde waarde (30 procent). Het verschil ontstaat dus doordat er in verhouding minder mensen bij multinationals werken, maar dat zij meer verdienen dan bij andere bedrijven. 

Puur cijfermatig kunnen we dus stellen: als het kabinet banen in Nederland wil creëren, is het veel effectiever om het nationale MKB te stimuleren dan het multinationale grootbedrijf te paaien. Zij verschaffen meer werkgelegenheid per euro omzet. Als het aandeel van multinationals in onze economie verhoudingsgewijs toeneemt, zal er bij een even grote economie dus minder werkgelegenheid zijn. 

Het persbericht had ook kunnen luiden: ‘Belang van Nederlandse multinationals zwaar overschat’

De categorie 'overig', waarin bedrijfstakken als onderwijs en zorg sterk vertegenwoordigd zijn, zorgen na het MKB voor de meeste banen: 'Deze bedrijfstakken hebben geen winstoogmerk, zodat een relatief groot deel van hun toegevoegde waarde bestaat uit loonkosten.' Dit zijn bedrijfstakken waarin opvallend veel vrouwen werken, de lonen relatief laag zijn en de toegevoegde waarde hoog is ten opzichte van de productiewaarde. Maatschappelijke toegevoegde waarde, die bij onderwijs en zorg vaak hoog is, komt niet terug in de cijfers van het CBS. 

Buitenlandse multinationals staan aan de andere kant van het spectrum: een hoge productiewaarde maar de laagste werkgelegenheid per euro toegevoegde waarde. Juist die buitenlandse multinationals worden dominanter in de Nederlandse economie. Het CBS rekende uit dat de productiewaarde van buitenlandse multinationals met 37 procent steeg tussen 2010 en 2016. De productiewaarde van Nederlandse multinationale grootbedrijven nam in diezelfde periode juist met 7 procent af. Dat zien we bijvoorbeeld terug in een toename van buitenlandse ketens in het Nederlandse straatbeeld, maar ook overnames van Nederlandse bedrijven die in buitenlandse handen terecht komen, dragen bij aan deze statistiek

De beperkingen van cijfers

Maar wat vertelt die statistiek ons nou echt – en wat niet? Het CBS onderkent zelf de beperkingen van cijfers: 'De productiewaarde is vaak gerelateerd aan toegevoegde waarde en werkgelegenheid, maar ook aan zaken die buiten dit rapport vallen zoals CO2-uitstoot en ruimtebeslag.' Het CBS schrijft dat buitenlandse multinationals oververtegenwoordigd zijn in industrieën waar veel grondstoffen en intermediaire producten worden gebruikt binnen het productieproces. De consumptie van die grondstoffen en de negatieve effecten daarvan voor de leefomgeving zie je niet terug in de statistiek. 'Daarnaast importeren buitenlandse multinationals relatief veel.' Het CBS houdt daarom een slag om de arm: 'Het is mogelijk dat zij een groter deel van hun productieprocessen niet in Nederland, maar in het buitenland uitvoeren.' Dat zou kunnen verklaren waarom ze relatief weinig bijdragen aan werkgelegenheid. 

Kortom: laten we ons niet blindstaren op cijfers en doen alsof die ‘het belang van de multinational’ objectiveren. De kop van het persbericht bij dit onderzoek had evengoed kunnen luiden: ‘Belang van Nederlandse multinationals voor economie zwaar overschat: minder dan 9 procent van bbp.’ Het is maar net welke boodschap de opdrachtgever wil belichten. 

* Naschrift: Peter Hein van Mulligen, hoofdeconoom van het CBS, benadrukt in een schriftelijke reactie aan FTM de onafhankelijkheid van het CBS. 'Al ons onderzoek is beschouwend, ook het extra onderzoek dat we tegen betaling uitvoeren. Bij het uitvoeren van het onderzoek en het opschrijven van de resultaten laten we ons niet sturen. Opdrachtgevers hebben daar geen enkele invloed op. Dat is geen los statement, maar de kern van ons bestaan.'