© ANP

Coca-Cola leert kinderen om ‘gezond’ te leven

4 Connecties

Relaties

Voedingsindustrie Coca-Cola

Organisaties

Unilever

Werkvelden

Onderwijs
13 Bijdragen

Nederland kent talrijke publiek-private samenwerkingsverbanden om kinderen bewust te maken van het belang van gezond eten en drinken. In de praktijk blijkt het effect van deze initiatieven echter zeer beperkt, schrijft gastauteur Mieke van Stigt. Dat komt niet in de laatste plaats doordat ook voedingsmultinationals als Coca-Cola en Unilever zich er actief mee mogen bemoeien.

Wetenschappers maken zich samen met de overheid al geruime tijd zorgen over overgewicht, en niet zonder reden. Volgens de officiële cijfers heeft ruim de helft van de volwassen Nederlanders  overgewicht, en een kleiner deel is zelfs heel erg zwaar: 13,7 procent heeft obesitas. Overgewicht en obesitas worden dan ook, na roken, gezien als de belangrijkste bedreiging voor de volksgezondheid. Weinig beweging en ongezond eten vormen zo de belangrijkste oorzaken van sterfte en ziekte. De oplossing lijkt eenvoudig: meer groenten, fruit en bruine boterhammen, minder snoep en friet. Meer fietsen, lopen en sporten, minder zitten en autorijden.

Voedingsonderwijs

Overheid en wetenschap buigen zich over de taak om deze schijnbaar eenvoudige zaken over het voetlicht te krijgen. Al sinds 2005 spant Jaap Seidell, hoogleraar Voedsel en Gezondheid aan de Amsterdamse VU zich in om dit voor elkaar te krijgen. Hij ziet overgewicht als een maatschappelijk probleem dat bepaalde groepen harder treft dan andere. Daar wil hij het accent leggen bij de oplossing. Dat betekent onder meer: mensen kennis bijbrengen over gezond eten, drinken en bewegen. Begin daarmee zo vroeg mogelijk, is zijn advies: bij de kinderen. Preventie dus. Kinderen in de klas leren dat snoep en friet niet goed zijn is misschien wel haalbaar, maar helpt het ook? Met andere woorden: ze snappen het waarschijnlijk wel, maar zetten ze die kennis ook om in gezond eten en meer bewegen?

Weinig beweging en ongezond eten vormen de belangrijkste oorzaken van sterfte en ziekte

De Alliantie Voedselonderwijs lijkt te denken van wel. Het is een samenwerkingsverband van meer dan 50 partijen op het gebied van voeding, gezondheid, onderwijs en ouders dat pleit voor structurele inbedding van voedselonderwijs op basisscholen, waarbij kinderen leren over de herkomst en samenstelling van gezonde voeding, gecombineerd met vaardigheden zoals koken en groenten verbouwen. Initiatiefnemers voor de campagne voor de Allantie zijn, naast Seidell, onder meer de kok Pierre Wind, de Youth Food Movement (YFM) en het CBL (Centraal Bureau Levensmiddelenhandel).

De vraag om aandacht voor voedingsonderwijs startte eerder dit jaar als een burgerinitiatief van de YFM, maar haalde slechts 16.000 handtekeningen op, ver beneden de 40.000 die nodig zijn voor een rechtsgeldige status. Wetenschap, winkelbedrijf en professionele voedselbereiders namen het stokje over. ‘Wie wil werken aan een gezonde toekomst,’ aldus Seidell, ‘begint bij de kinderen. Want gezonde kinderen hebben minder kans om ziek te worden, verzuimen minder op school en hebben betere schoolprestaties. Door op school structureel les te geven over gezonde en duurzame voeding, krijgt ieder kind de kennis die het verdient. Jong geleerd is oud gedaan.’

Tegelijkertijd doet de overheid een duit in het zakje met ‘Jong leren eten,’ een initiatief van het ministerie van Economische Zaken. Het is een totaalpakket van programma’s op het gebied van voedseleducatie, zodat scholen zelf kunnen kiezen hoe ze kinderen leren wat goed en gezond eten is. Hiervoor is alvast 5,7 miljoen euro vrijgemaakt. Vervolgens wordt er in de Rijksbegroting meerjarig een budget van 20 miljoen euro beschikbaar voor de Voedselagenda. Daarover lezen we op pagina 105 van de Rijksbegroting Economische Zaken:

De Voedselagenda richt zich met name op drie thema’s: jong leren eten, transparantie en innovatie in de voedselketen. Veel kinderen weten niet meer waar voedsel vandaan komt en eten ook onvoldoende groenten en fruit. Aandacht voor gezonde voeding in het onderwijs is marginaal, versnipperd. Met het programma Jong Leren Eten wil EZ hier verandering in brengen. Dit programma loopt vooralsnog van 2017-2020.

Nauwelijks burgers

Het is opmerkelijk dat de Alliantie Voedselonderwijs samenvalt met een initiatief vanuit de overheid dat kennelijk precies hetzelfde beoogt en daar alvast geld voor vrijgemaakt heeft. Maar het is nog vreemder: het ‘burgerinitiatief’ bestaat grotendeels uit partijen die al stevig ingebed zijn in het preventiebeleid van de overheid. Zo was Jaap Seidell in 2005 een van de initiatiefnemers van het integrale preventieprogramma van de overheid: Jongeren op Gezond Gewicht (JoGG). En ondertekenaars Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht en GGD Amsterdam zijn beide verbonden aan Amsterdam als JoGG Gemeente. Sterker nog, Jongeren op Gezond Gewicht (JoGG) zit, in opdracht van de overheid, in de portefeuille van  marketingbureau Schuttelaar en Partners, op zijn beurt ook weer een partij in de Alliantie Voedselonderwijs. Een andere ondertekenaar is Ouders en Onderwijs, geen oudervereniging maar een dienst van de overheid.

Jaap Seidell, hoogleraar Voedsel en Gezondheid

Gezonde kinderen hebben minder kans om ziek te worden, verzuimen minder op school en hebben betere schoolprestaties

Nader beschouwd bestaat het burgerinitiatief dus nauwelijks uit burgers, maar vooral uit overheids- en semi-overheidspartijen. Hoe kan het deze partijen en het marketingbureau voor overheidsbeleid een alliantie aangaan om hetzelfde te bereiken als het ministerie voor Economische Zaken al aan het doen is?

Hetzelfde marketingbureau heeft trouwens ook Unilever en Coca-Cola als klant en verkoopt voor deze laatste een ‘gezonde leefstijl’ als product. Coca-Cola is ook ‘lokale partner’ van JoGG in Dongen. Vrij Nederland schrijft: ‘In de gedragscode van JOGG staat dat de bedrijven het gezondheidsimago van JOGG niet mogen schaden. Maar het samenwerkingsverband mag ook niet schadelijk zijn voor de naam en reputatie van de landelijke partners. Kinderen leren dat Coca-Cola ongezond is, is dus verboden.’

Wie zich in overheidspreventieprogramma’s gaat verdiepen, stuit binnen de kortste keren op een web van samenhangende en overlappende programma’s en verwevenheid met multinationals zoals Unilever, Coca-Cola, Campina, Nestlé en Danone — partijen die op zijn minst kunnen worden beschouwd als medeverantwoordelijk voor overgewicht en een ongezonde leefstijl. Naast deze dubieuze verwevenheid is de veelheid aan programma’s zelf een probleem.

Nader beschouwd bestaat het burgerinitiatief nauwelijks uit burgers

Intussen neemt het aantal kinderen en jongeren met overgewicht in Nederland toe. Ongeveer 12 procent van de Nederlanders tussen de 4 en 20 jaar is nu te dik. Voor kinderen is opgroeien in armoede een belangrijke factor: van de kinderen uit gezinnen in de laagste inkomensgroep heeft bijna 20 procent overgewicht (waarvan 8 procentpunt obesitas). Van de kinderen uit gezinnen met de hoogste inkomens is dat ruim 4 procent. Kinderen uit de vier grote steden hebben vaker dan gemiddeld overgewicht met name omdat armoede vaker voorkomt in de grote steden. Kinderen met een niet-westerse achtergrond hebben vaker overgewicht dan autochtone kinderen. Armoede speelt hier een nog grotere rol, aangezien allochtone kinderen meer groente en fruit consumeren (en minder snoepen) dan autochtone. Van alle Nederlandse kinderen in de basisschoolleeftijd haalt 30 procent de norm voor groente- en fruitconsumptie, onder de 12-18-jarigen is dit slechts 20 procent (groenten) en 13 procent (fruit). Daarnaast krijgen kinderen dagelijks ruim 12 suikerklontjes binnen via consumptie van (fris)dranken en voldoet de meerderheid van de Nederlandse kinderen en jongeren niet aan de norm voor beweging. Er valt dus onder kinderen nog flinke winst te behalen op het gebied van beweging en gezond eten en drinken. Dit millennium ondernam de overheid al verschillende pogingen om overgewicht en een ongezonde leefstijl via gezamenlijk, integraal beleid van diverse ministeries tegen te gaan.

Loket

Kinderen brengen een groot deel van de dag op school door, en hun dagelijkse dieet wordt dus voor een belangrijk deel bepaald door wat zij meenemen in hun lunchtrommeltje en wat zij in en rond school aan eten en drinken kunnen vinden. Er zijn in Nederland bijna geen basisscholen met een kantine waar een maaltijd voor de kinderen wordt gekookt. Vrijwel alle kinderen op basisscholen krijgen van thuis drinken en een ‘tussendoortje’ mee om ‘s morgens in de klas te eten en drinken. Kinderen die tussen de middag op school blijven of die op een school met een continurooster zitten, eten daar hun meegebrachte boterhammen. En de situatie is al niet veel beter in het voortgezet onderwijs. De kinderen eten hun eigen meegebrachte boterhammen, al dan niet aangevuld of vervangen door een snack (soms een broodje gezond) uit de kantine of snoep, koek, chips en frisdranken uit de naastgelegen supermarkt of vette hap uit de kraam nét buiten het schoolplein. Geen wonder dat de beide voorstellen zich richten op het onderwijs: men wil voedselonderwijs structureel invoeren.

Het ministerie van Economische Zaken heeft daartoe Jong Leren Eten in het leven geroepen, een ‘totaalpakket’ dat vooral bestaat uit de internetportal jonglereneten.nl. Het is geen programma dat voedselonderwijs gaat realiseren op scholen, maar een verzamel- en informatiepunt waar scholen terecht kunnen. Precies hetzelfde wil de Alliantie Voedselonderwijs opzetten. Maar hiermee is voedselonderwijs dus in de praktijk géén voedselonderwijs — alleen maar het structureel inbedden ervan. Het is ook merkwaardig dat Economische Zaken hiermee komt, want voedselonderwijs zou logischerwijs onder het Ministerie van Onderwijs zou moeten vallen en door onderwijskundigen ontworpen en uitgevoerd moeten worden. Het is dan ook niet zo verrassend dat noch het onderwijs zelf, noch het faciliteren ervan in de dagelijkse praktijk (groenten, fruit, brood, keukens, personeel, tuinen) onderdeel uitmaken van het programma. Dat moeten de scholen zelf maar uitvoeren, desnoods in samenwerking met ‘het veld’ ‘— van de overheid krijgen ze hiervoor geen cent. Van al die vrijgemaakte en gereserveerde miljoenen wordt dus nog geen kom groentesoep bekostigd. Wat er wel moet komen, is een loket.

Dit is opmerkelijk, want die loketfunctie is nu juist het unique selling point van het  nationale preventieprogramma Jongeren op Gezond Gewicht, dat al sinds 2009 draait (en sinds 2005 al opereerde onder de naam Convenant Gezond Gewicht). Er ís dus al een loket, een paraplu waaronder alle initiatieven geplaatst zijn. Een dure paraplu bovendien, want elk jaar krijgt JoGG niet alleen geld vanuit de overheid, maar ook vanuit de deelnemende gemeenten, die aan JoGG betalen om deel te nemen. Daarnaast heeft JoGG inkomsten van sponsorende bedrijven. Maar daar blijft het niet bij, want JoGG blijkt zelf weer onder het overheidsloket Gezond Leven te vallen —een onderdeel van Centrum Gezond Leven, dat weer verzorgd wordt door het RIVM en partners zoals het Trimbos-instituut en het Voedingscentrum. Daarnaast is er ook nog Alles is Gezondheid, een landelijk preventieprogramma.

De vraag is uiteraard hoeveel paraplu’s en loketten nodig en zinvol zijn, maar ook hoeveel overheidsgeld inmiddels naar deze loketten én al die bewustwordingsprogramma’s is gegaan. Want als één ding inmiddels duidelijk is uit onderzoek, dan is het wel dat bewustwording geen oplossing is voor obesitas, zeker niet zolang de omgeving vergeven is van ongezonde verleidingen. Het is de obesogene omgeving die maakt dat de ongezonde keuze het makkelijkst, verleidelijkst en goedkoopst is. Daar kan geen voedseleducatie tegenop, zolang gezond eten gedurende de schooldag simpelweg ontbreekt en de verleidingen in of naast school volop aanwezig zijn.

Afhankelijk van bedrijven

De bestaande programma’s moeten dus gebundeld worden. Wat is er zoal aan programma’s om kinderen in gezond eten tijdens de schooldag te ondersteunen? Op basisscholen zien we bijvoorbeeld ‘schoolgruit’, een Europees initiatief om op scholen groenten en fruit aan te bieden. Elk jaar kunnen scholen zich aanmelden. Ze krijgen tijdelijk fruit en moeten ouders dan stimuleren om hun kinderen minimaal twee keer per week fruit mee te geven. Meer lijkt niet haalbaar. En dit gaat alleen nog maar over twee dagen per week fruit eten op school — niet dagelijks, geen groenten.

Van al die vrijgemaakte en gereserveerde miljoenen wordt nog geen kom groentesoep bekostigd

In het Voortgezet Onderwijs gaat het nauwelijks beter. Het ministerie van VWS ondersteunt het initiatief van het Voedingscentrum om schoolkantines in het VO en op mbo’s gezonder te maken. Volgens de ‘basisregels’ wordt ‘in elke productgroep op z’n minst één betere optie geboden’. Toch is een glas magere melk en een plak ontbijtkoek nauwelijks een gezond tussendoortje te noemen, laat staan dat er sprake is van een gezonde maaltijd met groenten en fruit.

Het blijkt in de praktijk nog niet zo eenvoudig om een gezonde schooldag te realiseren. Een belangrijk obstakel is dat scholen in Nederland geen staatsinstellingen zijn, maar vallen onder onafhankelijke besturen. Dat maakt het lastiger voor de overheid om eisen te stellen op het gebied van onderwijsinhoud en -vorm. Maar dat is niet het enige probleem. Dat structureel beleid ten aanzien van voedselonderwijs en gezond eten op scholen uitblijft, is mede een gevolg van een politieke beleidskoers vanaf eind jaren tachtig, waarin Publiek Private Samenwerking richtinggevend is. Dit houdt in dat ‘publieke en private partijen een langdurige samenwerking aangaan voor realisatie van publieke voorzieningen’.

De politieke keuze sinds eind jaren tachtig is dus dat publieke en private partijen moeten samenwerken in het belang van de samenleving. Dat lijkt mooi, maar het betekent in de praktijk dat scholen afhankelijk worden van grote bedrijven. Het onderwijs wordt immers niet gefinancierd, laat staan gefaciliteerd, om voedselonderwijs te ontwikkelen. Dit zouden de scholen zelf moeten doen in samenwerking met lokale bedrijven, maar die hebben het al moeilijk genoeg in hun concurrentiestrijd met grote partijen. Een plaatselijke bakker, slagerij of groenteboer kan niet gratis leveren aan school, en scholen hebben geen budget om hun levering te betalen. Schoolkantines moeten als lokale kleine bedrijven winst maken om te kunnen bestaan, en dat gaat beter met frisdrank en saucijzenbroodjes dan via het aanbieden van geschild fruit of bereide groente, die duurder zijn en snel bederven. Grote bedrijven verbinden zich liever aan programma’s die hun (niet altijd even gezonde) producten associëren met een gezonde leefstijl, zoals Coca-Cola dat doet met Olympic Moves, een jaarlijks sportevenement. De suggestie is dat sporten prima gaat met Coca-Cola en dat ongezonde producten in het algemeen prima samengaan met een gezonde leefstijl. Daarbij wordt geen enkele school door Olympic Moves gefinancierd om daadwerkelijk meer sport te bieden. En van groenten en fruit is al helemaal geen sprake.

Bewustwording is geen oplossing
voor obesitas, zeker niet zolang de omgeving vergeven is van ongezonde verleidingen

Het belangrijkste probleem is echter dat lokale initiatieven om bijvoorbeeld op basisscholen in grote steden maaltijden aan te bieden niet passen in het model van JoGG, omdat financiering voor de projecten uit de samenleving en niet vanuit de overheid moet komen. Zo had de Stichting Tijd voor Eten een succesvolle pilot voor maaltijden op scholen, maar toen JoGG op het toneel verscheen werd de subsidie stopgezet. Een nieuw project van de Stichting, in samenwerking met de Dienst Werk en Inkomen die herintreders wilde opleiden, werd op het laatste moment door de JoGG/GGD-wethouder tegengehouden omdat de personele invulling weliswaar gezien wordt als ‘zwakste schakel’ van Jogg — een opmerking in een JoGG-evaluatiedocument dat inmiddels offline is gehaald — maar dat het oplossen ervan geen taak is van het ministerie van VWS. Dit is slechts één voorbeeld. De lokale initiatieven kunnen niet blijven draaien op vrijwilligerswerk, wegens gebrek aan continuïteit en professionaliteit. Het bereiden van verantwoorde maaltijden en het bewaken van hygiëne (daarmee voldoend aan overheidseisen) kun je niet overlaten aan goedbedoelende burgers. Er is scholing en ondersteuning nodig en deze ontbreekt nu juist. De échte Publiek-Private Samenwerking komt zonder deze ondersteuning niet blijvend tot stand.

Geen strobreed in de weg

Het is duidelijk dat er voor het invoeren van structureel voedselonderwijs iets anders nodig is dan wéér een paraplu, wéér een loket. Het invoeren van voedingsonderwijs via het ministerie van Onderwijs is echter lastig, omdat scholen daarmee eerder overbelast en overvraagd worden en omdat schoolbesturen en niet het ministerie erover gaan. Wel zouden schoolkantines weer gesubsidieerd kunnen worden, zodat zij gezonde maaltijden tegen een lage prijs kunnen aanbieden. Ook zouden lokale initiatieven weer gesteund kunnen worden.

Het is duidelijk dat er iets anders nodig is dan wéér een paraplu, wéér een loket

Het ondersteunen van lokale initiatieven en schoolkantines is een mogelijkheid. Het kost geld, maar je kunt je ook afvragen hoeveel miljoenen er inmiddels aan alle allianties, loketten en paraplu’s besteed zijn en daarvoor nog tot 2033 gereserveerd zijn. Het is uiterst zorgwekkend dat minister Schippers van Volksgezondheid zo halsstarrig vasthoudt aan dit PPS-model. Dat het zo niet werkt is allang duidelijk, maar de keuze blijft om de multinationals geen strobreed in de weg te leggen — om ze zelfs onderdeel te laten zijn van ons preventiebeleid. Nogmaals, dit zijn keiharde politieke keuzes, verstopt achter een rookgordijn van programma’s en samenwerkingsverbanden; vermomd door enthousiaste kick-off’s, fotomomenten en stippen op de horizon. Kritisch onderzoek naar de resultaten van JoGG en andere loketten ontbreekt.

Voor structureel beleid is geen loket nodig, maar structureel beleid — beleidsgeld voor beleid dus. Maar met de huidige plannen en loketten blijft het een preventiecircus. Leuk voor de betrokken multinationals en politici, maar de jeugd eet er geen hap gezonder door.

Met dank aan Doris Voss en Lars Boelen van het Ministerie van Tegenspraak voor het meedenken. Mieke van Stigt is socioloog en pedagoog en schrijft over opvoeding, onderwijs en sociale veiligheid.