© AFP / Andreas Solaro

D-Day nadert voor Italiaanse premier

Aanstaande zondag 4 december vindt in Italië een referendum plaats over diverse ingrijpende staatsrechtelijke hervormingen. De huidige Italiaanse premier, Matteo Renzi, heeft zijn politieke lot verbonden aan de uitslag van dit referendum. Kiezen de Italianen ‘nee,’ dan stapt hij op. Wat zijn de mogelijke gevolgen daarvan voor Italië en de rest van de eurozonelanden?

De demolition man — de sloper — wordt hij genoemd, de Italiaanse premier Matteo Renzi. Hij dankt zijn bijnaam aan de rigoureuze wijze waarmee hij zijn politieke tegenstanders met de grond gelijk maakt. De Italiaanse premier is geen bange man, en ook kan hem geen gebrek aan zelfvertrouwen verweten worden. Nog begin dit jaar verklaarde hij tegenover financieel persbureau Bloomberg dat Italië ‘in de komende tien jaar de hoofdrolspeler in Europa zal worden, zelfs vóór Duitsland en Frankrijk’. Jeugdige overmoed of zelfoverschatting? Met een werkloosheid van 11,7 procent en een jeugdwerkloosheid van 39 procent klinken zijn woorden tamelijk hoogmoedig.

Veranderd sentiment

Diezelfde hoogmoed legde Renzi ook aan de dag toen hij besloot om zijn politieke leven op te hangen aan de uitslag van het aanstaande referendum. Dat gaat over het doorvoeren van de door de Europese Commissie gewenste hervormingen van het staatsbestel. Naast staatsrechtelijke hervormingen, zoals de inperking van de invloed van de senaat (de Italiaanse Eerste Kamer), wil Renzi ook het ontslagrecht versoepelen, de faillissementswetgeving efficiënter maken en beschermde beroepen aanpakken. Dit alles om Italië slagvaardiger en concurrerender te maken.

Aanvankelijk was er een comfortabele meerderheid voor Renzi's plannen

Het zijn allemaal belangrijke maatregelen, die het leven van veel Italianen ingrijpend kunnen beïnvloeden. Dat is de reden dat Renzi heeft besloten om er een referendum over te organiseren. Maar bij de aankondiging daarvan heeft Renzi dus ook gezegd dat hij zal aftreden als de nee-stem zal winnen. Op het moment dat Renzi zijn uitspraak deed, was er een comfortabele meerderheid voor zijn plannen, maar het sentiment is veranderd. Uit de laatste peilingen, van afgelopen weekend, blijkt dat het nee-kamp in de meerderheid is, zoals onderstaande tweet laat zien.

Het referendum wordt aanstaande zondag 4 december al gehouden, dus veel tijd heeft Renzi niet om het electorale tij te keren. Hij lijkt dus een enorm politiek probleem te hebben gecreëerd. Niet alleen voor hemzelf, maar voor heel Italië en mogelijk zelfs voor de Europese Unie als geheel. Want wat als de uitslag inderdaad ‘Nee’ is en Renzi daadwerkelijk woord houdt en aftreedt? Dan zal de regering ontbonden worden en zullen er nieuwe verkiezingen worden georganiseerd. En dat kan een langdurig en moeizaam proces zijn, waarbij de overwinning weleens naar de Vijfsterrenbeweging van Beppe Grillo kan gaan. Die pleit voor een ander referendum: over de Italiaanse deelname aan de euro. Je hoeft geen politicoloog te zijn om te begrijpen dat men daar in Brussel erg zenuwachtig van wordt. En niet alleen in Brussel, maar ook in Frankfurt, waar Renzi’s landgenoot Mario Draghi de Europese Centrale Bank (ECB) leidt.

Bankensector in zwaar weer

Want naast dit politieke probleem heeft de ‘sloper’ ook een gigantisch financieel-economisch probleem. De Italiaanse bankensector kampt met een enorme hoeveelheid slecht inbare of zelfs oninbare leningen, de koersen van de Italiaanse banken zijn sinds begin dit jaar met tientallen procenten gekelderd, de banken zijn ondergekapitaliseerd en moeten extern kapitaal ophalen bij investeerders. Die staan echter niet te springen om geld te steken in de sector. Daarom wilde Renzi zijn kwakkelende bankensector te hulp schieten met staatssteun, maar dat mag sinds januari niet meer van Brussel en dus moet Renzi zich in de meest creatieve bochten wringen om bankensteun toch geen staatssteun te laten lijken. Daartoe is een speciaal vehikel opgericht, Atlante genaamd, met een kapitaal van 5 miljard euro waarvan de Italiaanse staat 300 miljoen voor zijn rekening neemt. Maar dat is bij lange na niet genoeg om de 360 miljard aan slechte kredieten over te nemen. Daar komt bij dat 60 miljard van het totaal van 360 miljard in handen is van meer dan 600.000 kleine spaarders: gewone Italianen, die vaak door de banken met dubieuze argumenten werden overgehaald om hun spaarcentjes om te zetten in aandelen en obligaties van hun bank. En dat bleek dus niet zonder risico. Om te voorkomen dat er een heuse volksopstand uitbreekt, wil Renzi een manier vinden om die kleine spaarders te ontzien.

Renzi wilde zijn kwakkelende bankensector te hulp schieten met staatssteun, maar dat mag sinds januari niet meer van Brussel

Maar het is de vraag of dit lukt. Volgens de nieuwe Europese regels moeten eerst depositohouders, obligatiehouders en aandeelhouders van de bank ‘bloeden’ voordat de staat belastinggeld mag aanwenden voor de redding van haar banken. De oudste bank van Italië, Monte dei Paschi de Siena, heeft een vermogensversterking van 5 miljard euro nodig en Uni-credit, de grootste bank van het land, moet zelfs 13 miljard euro uit de markt halen. De Financial Times schat dat in het ergste geval acht Italiaanse banken failliet zouden kunnen gaan, waaronder Monte dei Paschi di Siena, als de herkapitalisatie van beide banken mislukt. Naast de genoemde twee lopen ook drie middelgrote — Popolare di Vicenza, Veneto Banca en Carige — en vier kleinere banken een reëel risico om ten onder te gaan. Die vier kleinere, Banca Etruria, CariChieti, Banca delle Marche en CariFerrara, moesten vorig jaar al eens gered worden. Overigens zullen ook de Franse banken een flinke klap krijgen, mochten de genoemde Italiaanse banken inderdaad failliet gaan. De verwevenheid van de Franse met de Italiaanse bankensector is groot, zoals blijkt uit onderstaande grafiek.

Weliswaar helpt het lage-rentebeleid van Renzi’s landgenoot Mario Draghi om de Italiaanse rentes op staatsobligaties laag te houden, maar de verschillen met landen als Duitsland en Nederland lopen snel op:

Het helpt de winstgevendheid van de banken ook niet dat ze geld moeten betalen om hun overtollige middelen bij de ECB te stallen — kosten die ongetwijfeld zullen worden doorberekend aan de klanten. En de kredietwaardigheid van die klanten is juist het grootste probleem. Er zijn al vele duizenden mkb-bedrijven over de kop gegaan en het aantal dat eenzelfde lot dreigt te ondergaan, neemt eerder toe dan af. De economische groei is laag en de concurrentiepositie van het Italiaanse bedrijfsleven is slecht. Renzi heeft dus, naast politieke en financiële, ook economische problemen. Ironisch genoeg vormen de economische problemen de voornaamste reden om de hervormingen door te voeren waarover Renzi aanstaande zondag het veelbesproken referendum houdt.

De economen Shekhar Aiyar, Anna Ilyina en Andreas Jobst pleiten voor een veel beter toezicht op de Italiaanse bankensector om problemen in de toekomst te voorkomen. Niet alleen door de Italiaanse Centrale Bank, die moet toezien op de vele tientallen kleine, regionale en lokale bankjes, maar ook door de ECB. Hiernaast zou ook de faillissementswetgeving drastisch moeten worden aangepast. Het duurt nu jaren voordat een bankbedrijf daadwerkelijk failliet kan gaan. En tenslotte zou er haast moeten worden gemaakt met de digitalisering van veel kredietovereenkomsten, die nu nog alleen op papier zijn opgemaakt.

Uitzondering voor Italië?

Het andere grote probleem van Renzi is echter tijd. Omdat hij door de nieuwe Europese regels zijn bankensector niet direct mag herkapitaliseren met Italiaans belastinggeld, dreigt alles gelijktijdig mis te gaan. Om die reden heeft Draghi al gesuggereerd dat de Europese regels in het geval van Italië met enige soepelheid zouden moeten worden toegepast. Met andere woorden: er moet voor Italië een uitzondering worden gemaakt. Ook het Europese Hof van Justitie heeft zich al in die richting uitgelaten. En de eurogezinde Financial Times kwam deze week ook met een pleidooi om de nieuwe Europese regels minder strikt toe te passen. ‘Het is immers de bedoeling dat die regels crises voorkomen en niet aanwakkeren,’ zo schreef de krant.

Het kersverse Europese bankenbeleid zou totaal ongeloofwaardig worden

Tegelijkertijd zou het kersverse Europese bankenbeleid als totaal ongeloofwaardig worden gekenschetst als er al van wordt afgeweken terwijl de inkt van de nieuwe afspraken nog nauwelijks droog is. En de EU, met name de eurozone, kampt toch al met een groeiend geloofwaardigheidsprobleem, getuige de gestage opmars van zogenaamde ‘populistische’ partijen.

Deze toenemende invloed van eurokritische partijen — ook in Italië — maakt dat Brussel op eieren moet lopen in dit Italiaanse dossier. En als de uitslag zondag inderdaad ‘nee’ is, zal dat betekenen dat de noodzakelijke hervormingen van de arbeidsmarkt, faillissementswetgeving en opheffen van de protectie van bepaalde beroepscategorieën op de lange baan worden geschoven. Alles blijft dan bij het oude: de economie van Italië zal niet concurrerender worden en dus zullen de financieel-economische problemen niet kleiner maar groter worden. Bij een staatsschuld die inmiddels ruim twee keer het ‘Maastricht-criterium’ van 60 procent overstijgt, betekent dit dat de belastingbetalers van landen als Duitsland en Nederland de Italiaanse rekening gepresenteerd zullen krijgen.

Het alternatief is echter dat het voortbestaan van de euro — en daarmee indirect het voortbestaan van het gehele Europese project — op losse schroeven komt te staan. Een duivels dilemma, vooral voor de Duitsers, die overigens hun eigen bankprobleem hebben. Maar daarover een andere keer meer.