© CC0 (Publiek domein)

De 5 vragen over de euro die de Raad van State had moeten stellen

De Nederlandse regering heeft aan de Raad van State gevraagd haar te adviseren over de toekomst van de euro. Onlangs verscheen het uitgebreide rapport. Helaas heeft de Raad de belangrijkste vragen niet gesteld, vindt Jean Wanningen. Bijvoorbeeld: is de euro wel in ons belang? En welke risico’s lopen we eigenlijk?

Het belangrijkste adviesorgaan van de Nederlandse regering, de Raad van State, gelooft stellig dat de euro en de eurozone ‘onomkeerbaar’ zijn. Tenminste, dat schrijft de Raad in een lijvig rapport dat op 16 november werd gepubliceerd. 

Om het geheugen even op te frissen: naar aanleiding van een motie van CDA-kamerlid Pieter Omtzigt had de regering aan de Raad van State (RvS) om advies gevraagd. De kwestie: hoe zouden de afspraken in de verschillende euro-verdragen beter gehandhaafd kunnen worden, zonder dat daarvoor de verdragen gewijzigd zouden moeten worden? Ook was er de vraag welke politieke en institutionele opties er liggen voor de toekomst van de euro, en wat de voor- en nadelen van iedere optie zijn.

Het moet gezegd: de Raad heeft geen half werk geleverd. In de meer dan honderd pagina’s (inclusief bijlagen) worden een heleboel zinnige dingen gezegd. Maar wellicht belangrijker nog is wat de Raad niet zegt: er zijn in het rapport enkele belangrijke aspecten onbehandeld gebleven. En dat is jammer, want juist die zaken zijn in mijn ogen essentieel voor onze parlementariërs. Zij moeten immers een gedegen en genuanceerde afweging kunnen maken wanneer regeringsleiders van de eurozone halverwege volgend jaar tijdens de Eurotop knopen gaan doorhakken over de toekomst van de euro en de muntunie. 

Wat de Raad niet vraagt: was de invoering van de euro wel zo'n goed idee?

Het euro-rapport van de Raad van State vormt daarvoor nu geen goede basis, want de Raad heeft een aantal vragen eenvoudigweg niet gesteld. Ik noem er hier een paar.

Om te beginnen: was de invoering van de euro wel zo'n goed idee voor Nederland, of voor de eurozone als geheel? Het is een hele legitieme vraag, één die miljoenen Nederlanders zichzelf wel eens gesteld hebben. Maar de Raad stelt hem niet. Ook gaat ze niet in op een andere vraag die voor de hand ligt: moeten we als Nederland solidair zijn met eurolanden die een zwakkere economische structuur hebben? En zo ja, hoeveel gaat dat ons dan kosten? Hoe voorkomen we dat de belastingbetaler bij een volgende crisis opnieuw opdraait voor het redden van omvallende banken (en landen)?

Een andere punt dat de Raad links heeft laten liggen is de zogenaamde ‘onomkeerbaarheid’ van de euro. Is dat wel zo? Zijn er écht geen alternatieven? Het uiteenvallen van de eurozone gaat ons geld kosten, maar welke risico’s kleven er eigenlijk aan dat doormodderen?  Allemaal vragen die de Raad niet heeft gesteld, en dus ook niet heeft beantwoord. Een gemiste kans, want deze vragen hadden tot meer inzicht en een betere discussie kunnen leiden. 

1. Is de euro wel in het belang van Nederland?

Hoewel het formeel niet tot de opdracht behoorde,  had de Raad zich mijns inziens moeten buigen over de wezenlijke vraag of de invoering van de eenheidsmunt überhaupt wel in het belang van Nederland (en de andere eurolanden) is geweest. Het antwoord zou immers kunnen helpen bij het vaststellen van de voor- en nadelen van die eenheidsmunt.

Maar in plaats daarvan neemt de Raad het bestaan van de euro als een onwrikbaar gegeven. Sterker nog: de Raad vindt dat de euro ‘onomkeerbaar’ moet worden gemaakt, omdat je anders steeds weer discussie krijgt over ‘exits’. Zonder dat expliciet te melden, blijkt uit de hele geest van dit rapport dat de Raad voorstander is van veel verdergaande Europese integratie — zeker daar waar het de eurozone betreft. 

De euro heeft zich ontpopt tot een splijtzwam

Het wrange is dat er veel meer aanleiding is om de vraag te stellen of de euro een verdere integratie van de eurozone niet juist belemmert. De onderlinge verschillen tussen de eurolanden zijn sinds invoering van de euro — tegen de verwachtingen in — immers niet kleiner, maar juist groter geworden. En dat heeft uiteindelijk ook de politieke verhoudingen tussen de landen van de eurozone, vooral die tussen het rijke noorden en het achterblijvende zuiden, onder druk gezet.

Het lijkt mij dat als je een onbevangen oordeel wil vellen over de voor- en nadelen van de euro, je dan eerst en vooral die fundamentele vraag moet stellen. Dat had ook voor de hand gelegen: de Raad constateert zelf dat de munt bij lange na niet gebracht heeft wat ervan werd verwacht en wat ons is beloofd. Met andere woorden: de munt die een brug tussen de Europese landen moest worden, heeft zich ontpopt tot een splijtzwam. 

2. Hoe solidair moeten we zijn?

De Raad vindt dat de no bailout-bepaling — elk euroland houdt zijn eigen financiële broek op — in ere moet worden hersteld. Dat is terecht: die bepaling was immers een van de hoekstenen van het Verdrag van Maastricht. Toen de eurocrisis losbarstte en Griekenland, Italië, Ierland, Spanje en Portugal dreigden te bezwijken omdat ze op de kapitaalmarkten geen geld meer konden lenen, zijn de gemaakte afspraken echter opzij gezet. Zónder dat de belastingbetaler daarover iets te zeggen had.

Als je wilt dat die oude afspraak van ‘Maastricht’ over het niet overeind houden van andere landen weer wordt nagekomen, dringt zich echter meteen de vraag op: hoe dan? Kúnnen de economisch achterblijvende landen hun hoofd eigenlijk wel boven water houden? 

De verschillen in concurrentiekracht tussen de deelnemende landen zijn groot. Dat waren ze voor de invoering van de euro ook al, maar door de gemeenschappelijke munt kunnen landen hun concurrentiepositie niet meer verbeteren door hun munt te devalueren. Dat betekent niets anders dan dat de euro voor de economisch zwakkere landen te duur is. De kans is groot dat als het economisch weer moeilijk wordt,  ze opnieuw afhankelijk worden van het geld van de rijke landen. Hoe lossen we dat op? Een belangrijke kwestie, maar de Raad rept er in haar rapport met geen woord over.

De fundamentele verschillen tussen eurolanden vormen de achilleshiel van de euro

3. Hoe houdbaar is de euro?

Een van de gedachtes achter de euro was dat de economische verschillen tussen de landen van de eurozone zouden afnemen. Het tegendeel is echter gebeurd. En, zo zegt de Raad erbij: die economische verschillen zullen ook in de toekomst niet kleiner worden. Zelfs niet na implementatie van haar adviezen uit dit rapport.

Die fundamentele economische verschillen tussen eurolanden vormen de achilleshiel van de euro, constateert ook econoom Matthew Klein in The Financial Times. Aan de hand van een aantal praktijkvoorbeelden laat hij zien dat zelfs landen met nauwe onderlinge handelsrelaties die een vergelijkbare economische kracht, maar verschillende economische kenmerken hebben, toch beter af zijn met een eigen monetair beleid. Flexibele wisselkoersen en een rentebeleid afgestemd op de eigen economische cyclus zorgen voor meer welvaart. De euro heeft veel economische schade aangericht doordat landen met ongelijke economische kracht (bijvoorbeeld Duitsland en Griekenland) in één muntunie zijn gepropt.

Met andere woorden: een belangrijk deel van de eurozone heeft niet zoveel aan de gemeenschappelijke munt. Die toenemende ongelijke ontwikkeling leidt bovendien bij zowel zuid als noord tot onvrede en spanningen. Waarom zou je de euro dan ‘onomkeerbaar’ verklaren? De Raad van State geeft dat advies zonder eerst deze fundamentele vraag te stellen — laat staan te beantwoorden. 

4. Zou het einde van de euro een ramp zijn?

Een van de zaken die de Raad nadrukkelijk stelt is, dat een eventuele terugkeer naar de gulden ‘rampzalig’ zou zijn voor Nederland. Maar een echt deugdelijke onderbouwing van die vergaande politieke uitspraak ontbreekt in dit rapport. Er wordt onder andere verwezen naar een studie van het CPB uit 2011, ‘Europa in Crisis’ geheten, en naar een recent paper van enkele Tilburgse economen, getiteld ‘Het profijt van deelname aan de euro’. Maar die twee bronnen zijn onvoldoende om de conclusie te trekken dat een terugkeer naar de gulden rampzalig zou uitpakken.

De financiële risico’s van doormodderen zijn substantieel

Feit is wel dat de euro niet alleen burgers in Zuid-Europa, maar ook inwoners van Nederland veel minder heeft opgeleverd dan werd voorgespiegeld. Zo heeft Coen Teulings, de voormalig directeur van het Centraal Planbureau, toegegeven dat de uitspraak dat ‘elke Nederlander er met de invoering van de euro een weeksalaris per jaar op vooruit zou gaan’ niet klopte. Hier op FTM is door verschillende auteurs uiteengezet (zie hier en hier) dat de koopkracht voor de Nederlandse burger door de voor ons veel te lage wisselkoers van de euro bijzonder slecht is gediend.

En zo komen we vanzelf op een andere — wederom niet bevraagde — kwestie: de financiële risico’s van doormodderen op de huidige weg. Ook al behoorde het in kaart brengen van die risico’s formeel niet tot de opdracht van de Raad, ze zijn er wel degelijk. En ze zijn substantieel.

De Raad erkent dat als één land de eurozone noodgedwongen moet verlaten, dat dat nog als 'bedrijfsongeval' zou kunnen worden gezien. Maar als er meerdere vertrekken, dan dreigt de muntunie uiteen te vallen. Dat zou met hoge economische en politieke kosten gepaard gaan, zo valt te lezen. Er zijn echter ook genoeg rapporten verschenen die dat relativeren, die soms zelfs het tegendeel beweren. Helaas heeft de Raad er geen enkele aandacht aan besteed. 

Wat kost het als de euro uiteen valt?

Er zijn verschillende rapporten waarin wordt gesteld dat uit de euro treden goedkoper is dan erin blijven. Zo is er een studie van het Centrum für Europaïsche Politik (niet meer online, navraag naar de reden: ‘om de zoveel jaar verversen we de site’); het rapport van Mathias Elbers; het euro-rapport dat prof. J.J. Graafland voor de ChristenUnie opstelde; het Capital Economics rapport; Jacques Sapir, en vele, vele andere studies. Meer recente eurokritische studies zijn van o.a. Fritz W. Scharpf en Charles Wyplosz, die in zijn paper van mei jongstleden betoogde dat de oprichting van een Europees Monetair Fonds niet zo’n goed idee is.

Studies van onder meer het CEP en van Mathias Elbers voor Duitsland baseerden zich op de handelsbalanstekorten en -overschotten tussen de eurolanden. De studies gaven een jaarlijkse kostenpost tussen de 108 en 285 miljard euro per jaar weer voor Duitsland als het in de euro blijft. Geprojecteerd op de Nederlandse economie, zou het volgens het CEP en Elbers gaan om bedragen die varieerden tussen de 17 en 44 miljard euro per jaar. 

Ook de Nederlander Bruno de Haas, die destijds namens het ministerie van Financiën nauw betrokken was bij de invoering van het verdrag van Maastricht, kwam in zijn boek ‘Laat de leeuw niet in zijn hemdje staan’ tot de conclusie dat stoppen met de euro veel voordeliger is dan ermee doorgaan.

Lees verder Inklappen

Veel Nederlanders zijn zich er niet zo van bewust, maar onze banken lopen grote risico’s door de voorgenomen Europese Bankenunie. Alleen al de Italiaanse banken torsen 360 miljard euro aan oninbare leningen op hun schouders. Ook de Spaanse bankensector is nog bepaald niet ijzersterk te noemen. Welke risico’s lopen we als de banken in de zuidelijke periferie gesaneerd moeten worden?

Om je een idee te geven: de omvang van de portefeuille slechte leningen in de gehele eurozone wordt geschat op meer dan 1.000 miljard euro. Het Europese fonds(je) dat is opgericht om die verliezen op te vangen, is met 55 miljard euro een druppel op een gloeiende plaat. Dit zet de deur op een kier naar verregaande financiering van private banken met — opnieuw —  het geld van de Europese belastingbetaler. De kans dat de rekening dan bij de rijke noordelijke landen komt te liggen, is groot.

Het Europese Depositogarantiestelsel garandeert op dit moment voor elke ingezetene van de eurozone tot een ton spaargeld. Maar wat gebeurt er als, ik noem maar een dwarsstraat, de Italiaanse banken en de Italiaanse staat dat bedrag niet kunnen garanderen voor elke Italiaanse rekeninghouder? Moeten Nederlanders dan opdraaien voor die garantie? Die voorgenomen bankenunie is in dat opzicht voor Nederland helemaal niet zo’n goed idee.

5. Wat zijn de kosten van het behouden van de euro?

Dat de Raad niet heeft uitgewerkt wat het kost om uit de euro te treden, valt nog te billijken: het is praktisch onmogelijk om dat uit te rekenen. Maar dat ze ook geen aandacht besteedt aan de vraag wat het kost om erin te blijven, is een raadsel. Natuurlijk, ook daarvan is een precieze berekening niet te maken. Maar dan zouden we tenminste een idee hebben. Nu tasten we erover in het duister, terwijl het voor een weloverwogen keuze toch belangrijk is om te weten wat het kost.

De ‘euroverwarring’ lijkt er alleen maar groter op geworden

Hoewel de Raad zich in haar rapport in keurige diplomatentaal uitdrukt en stelt ‘geen voorkeur’ voor een bepaald scenario te hebben, is zij op een aantal punten toch tamelijk stellig. Zo acht de Raad het een goed idee om een Europees Monetair Fonds (EMF) op te richten, dat zich zou moeten ontfermen over in financiële moeilijkheden verkerende landen en banken. Het bestaande permanente noodfonds ESM (voor Europees Stabiliteits Mechanisme) zou daarvoor als basis kunnen dienen. Commissievoorzitter Juncker en de Franse president Emmanuel Macron zijn voorstander van zo’n EMF; ook de Duitse bondskanselier Merkel heeft zich, in voorzichtige bewoordingen weliswaar, positief over een dergelijk EMF uitgelaten.

Maar hoe verhoudt zich zo’n fonds tot het advies van de Raad om de no bailout-bepaling weer strikt na te leven? Immers: de fondsen van het EMF zouden worden gebruikt om structureel zwakkere eurolanden financieel helpen. Maar het geld voor dit EMF wordt opgehoest door de belastingbetaler in de gehele eurozone. En zo wordt die belangrijke afspraak in het Verdrag van Maastricht toch weer geschonden. 

En waarom moet dit EMF zo nodig in de plaats komen van het Internationale Monetaire Fonds (IMF)? Die instelling beschikt immers over uitgebreide ervaring en de noodzakelijke expertise om in financiële nood geraakte landen te helpen. Een ervaren en deskundige partner zouden we dan vervangen door een onervaren, ondeskundig en gepolitiseerd EMF. Ik zie de voordelen niet.

Al met al heeft het rapport van de Raad van State ons geen stap verder gebracht. Sterker, de ‘euroverwarring’ lijkt er alleen maar groter op geworden. Wat moeten Kamerleden bij hun controlerende taak met een rapport waarin essentiële vragen — en dus ook antwoorden — ontbreken? Het opmerkelijke is dat de nieuwe regering, getuige haar Kamerbrief over ‘De staat van de Europese Unie 2018’, al heeft voorgesorteerd op verdere integratie van de eurozone. Business as usual dus.