© Wikimedia Commons / Library of Congress

De banken doorstaan ook deze crisis wel

In tegenstelling tot zijn evenbeelden in Frankrijk en de VS hoor je Geert Wilders zelden tot nooit kritiek leveren op de financiële sector. Dat is interessant, want juist die sector is in het populisme van het post-crisistijdperk vaak de gebeten hond. De vraag is echter of al het boegeroep iets op gaat leveren.

Geert Wilders horen we zelden tot nooit over de banken. Zijn aanhang roept niet om ‘minder, minder bonussen’. In het korte verkiezingsprogramma van de PVV staat niets over de financiële sector. De belangrijkste bijdrage van de PVV aan de debatten over dit onderwerp was misschien wel de motie die oproept Nederland geen ‘belastingparadijs’ te noemen.

Deze stilte is wel opmerkelijk. Zijn politieke bondgenoot in Frankrijk, Marine Le Pen, haalt van tijd tot tijd uit naar ‘la grande finance’. Zijn geestverwant Donald Trump deed het tijdens zijn campagne in felle bewoordingen. In een speech zei hij: ‘We hebben met eigen ogen in de WikiLeaks-documenten gezien dat Hillary Clinton in het geheim met internationale banken samenzweert om de Amerikaanse soevereiniteit te vernietigen, met als doel om deze financiële machten, haar vrienden met hun belangen en haar donoren te verrijken.’ In zijn laatste campagnevideo schetste hij een financieel-politiek establishment dat er op uit was om Amerika uit te persen, met in de bijrollen de voorzitter van de Federale Reserve Yanet Yellen en Goldman Sachs-topman Lloyd Blankfein.

De rol van de bank

Trump wees, hoe bot ook, op de rol van banken bij de economische veranderingen van de afgelopen decennia. Hij is natuurlijk niet de enige die dat deed. De banken zijn sinds 2008 op allerlei manieren bekritiseerd voor het aanwakkeren van schulden, het herverpakken van dubieuze hypotheken, het verstrekken van torenhoge bonussen en het afwentelen van de gevolgen van hun riskante praktijken op de gemeenschap. Zij die zeggen dat de banken de crisis hebben veroorzaakt, worden niet voor gek verklaard.

Volgens Dijsselbloem waren de banken verantwoordelijk voor de opkomst van het populisme

Minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem voegde daar eind vorig jaar een ander verwijt aan toe: de banken waren volgens hem ‘primair’ verantwoordelijk voor de opkomst van het populisme. ‘De instabiliteit van de financiële sector heeft enorme schade aan de economie in Nederland en de rest van de Westerse wereld aangericht. Het is een van de factoren die de opmars van het populisme in Europa heeft gedreven. Een totale ontwrichting van het vertrouwen van mensen, van pensioenen van mensen, van werkperspectief.’ 

Dijsselbloem onderbouwde zijn betoog met wetenschappelijke publicaties over de grotere populariteit van radicaal-rechtse partijen na een financiële crisis. Omdat financiële crises worden veroorzaakt door falende instituties is een politieke afrekening waarschijnlijker dan bij een ‘gewone’ crisis, schreven de economen Manuel Funke, Moritz Schularick en Christoph Trebesch, auteurs van een van deze onderzoeken. Ook kunnen de gevolgen ernstiger zijn. De behoefte aan afrekening ontstaat. 

De banken reageren

Weerwoord bleef niet uit. Onno Ruding wees erop dat het populisme in Nederland al ver voor de crisis verkiezingsoverwinningen boekte. In andere Europese landen was dat ook zo. Anderen meenden dat de PvdA-politicus zijn eigen straatje en dat van zijn partij schoon veegde. Rabo-topman Wiebe Draaijer en Rabo-econoom Barbara Baarsma wezen erop dat volgens het onderzoek dat Dijsselbloem had aangehaald, de politieke effecten van de crisis na vijf tot tien jaar wegebde. Dat klopt dus niet voor Nederland en een aantal andere landen. Misschien was dit niet een heel sterk punt om de onschuld van de banken aan te tonen. Steekhoudender was het argument dat vooral de banken als verantwoordelijken voor populisme aan te wijzen, te simpel is.

Als historicus heb ik ook twijfels over die aanpak van Funke en consorten, die tal van verkiezingen en partijen op één hoop gooien om er dan statistische conclusies aan te verbinden. Dat in de jaren ’20 en ’30 fascistische partijen successen behaalden in verkiezingen na financiële crises, was niet onbekend. Maar waarom woede en frustratie als gevolg van financiële missers een uitlaatklep krijgen in nationalisme en afkeer van minderheden, wordt niet duidelijk gemaakt. Zo blijft deze verklaring nogal afstandelijk en theoretisch. Aan de andere kant is het goed dat Dijsselbloem nog eens verwijst naar de verwoestende werking van de financiële crisis, die immers uitmondde in de eurocrisis. Toen die werd gevolgd door de vluchtelingencrisis, werd het crisisgevoel in Europa bijna permanent. 

Toen de financiële crisis uitmondde in de eurocrisis en die werd gevolgd door de vluchtelingencrisis, werd het crisisgevoel in Europa bijna permanent

Weinig te vrezen

Trump en Dijsselbloem vielen beiden de banken aan. Een andere overeenkomst is dat ze er beiden niet in slagen, voorzover ze dat willen, om deze sector in het gareel krijgen. De botte variant kwam ook dit keer van Trump: hij benoemde, in weerwil van zijn campagneteksten, diverse topmensen van Goldman Sachs in zijn kabinet. Het financiële establishment heeft weinig van hem te vrezen, zo lijkt het. 

Maar slagen niet-populistische regeringen er wel in om de financiële sector aan banden te leggen? Regels voor banken zijn aangescherpt, maar hun centrale rol in de economie is grosso modo niet veranderd. Volgens Dijsselbloem zelf is het maar de vraag of de cultuur van de banken veranderd is, na onder andere een parlementaire enquête. Op een symposium zei hij daarover: ‘Dat is lastig. Het gaat om geld verdienen met geld. Daar zit altijd het risico in dat mensen meer risico gaan nemen dan je aankunt.’

De situatie met de banken past heel goed in het gevoel van machteloosheid dat juist populisten aanspreken. De banken veroorzaakten de crisis, maar werden zelf gered met geld van de belastingbetaler en gingen daarna op min of meer dezelfde voet verder. Zelfs Geert Wilders stemde in met de redding van ABN Amro. De beruchte en boosmakende leus — ‘er is geen alternatief’ — werd hier heel letterlijk gedemonstreerd. Het demonstreert dat de plaats van de politiek — het Binnenhof, het ministerie van Financiën — niet meer de plaats van de macht is. Die macht is ongrijpbaar geworden, zit in dit geval verweven in financiële netwerken die onontwarbaar zijn en die zich ook als ze met publiek geld gered moeten worden onttrekken aan correctie.

Slagen niet-populistische regeringen er wel in om de financiële sector aan banden te leggen?

Roep om verandering

Nu klinkt zelfs in het World Economic Forum in Davos, het jaarlijks samenzijn van de wereldwijde politieke en economische top, de roep om verandering van het economisch systeem en het tegengaan van ongelijkheid. Wakker geworden door de kanonschoten van Brexit en Trump, worden stappen denkbaar die vroeger taboe waren. Ook Dijsselbloem heeft over het bestrijden van belastingontduikingen door grote bedrijven, (onder andere via ‘belastingparadijs’ Nederland, al mag je dat niet zeggen) Maar, zo voegde hij eraan toe, ‘dat gebeurt met kleine stappen’.

Economische hervormingen gaan langzaam. Politieke veranderingen hebben een veel hoger tempo. De remedie van economische hervormingen, voor zover die mocht werken, komt dus te laat om populisme te keren. 

Columnist Wolfgang Münchau schreef dat het economische systeem nu hervormd moet worden voor de populisten dat doen. De belangen van de financiële sector moeten niet meer voorop staan, stelt hij. De ironie is natuurlijk dat er een klein decennium de tijd was om het systeem te hervormen na de banken-, economische-, financiële-, huizen-, euro- en begrotingscrisis. Zal een politieke crisis rond het populisme daar wel de aanzet toe geven? Het kan, maar ik zou er niet op rekenen.