
De gulden is lang niet zo oer-Hollands als je denkt
Bij de gulden denkt u hoogstwaarschijnlijk aan de Nederlandse munteenheid vóór de komst van de euro. Wat vaak over het hoofd wordt gezien is de geschiedenis van de munt. Een geschiedenis die veel verder teruggaat dan het Koninkrijk der Nederlanden en zijn voorgangers.
De allereerste gulden werd geslagen in Florence in 1252. De eerste gulden in wat we tegenwoordig de Benelux noemen, zag het daglicht in 1325. Hoewel in het huidige Nederland de gulden vervolgens in allerlei uitvoeringen geslagen zou worden, is de munt pas in 1901 de officiële Nederlandse valuta geworden. Daar zorgde de Muntwet van 28 mei van dat jaar — afgelopen zondag precies 116 jaar geleden — voor. Die Muntwet kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Het was het slotstuk van een monetaire hervorming die in Nederland in 1816 was begonnen.
Exit van duiten, stuiveres, daalders en penningen
Vóór de monetaire hervorming van 1816 bestond één gulden uit 20 stuivers. Elke stuiver bestond uit 8 duiten; één gulden was dus gelijk aan 160 duiten. De Muntwet uit 1816, sterk geïnspireerd op de Franse muntwetgeving, schafte de genoemde indeling van de gulden in stuivers en duiten af en introduceerde het decimale stelsel in ons land. De gulden werd opgedeeld in 100 cent.
Na Frankrijk, de Verenigde Staten en Rusland was Nederland daarmee het vierde land in de wereld dat het decimale stelsel invoerde. Alle prijzen in het land moesten voortaan alleen in guldens en centen worden opgesteld en niet meer zoals daarvoor in guldens, duiten, stuivers, daalders, penningen en vele andere rekeneenheden.
De hervorming van 1816 is minstens te vergelijken met de invoering van de euro
Het bekende randschrift ‘God zij met Ons’ stamt ook uit 1816 en is ingevoerd om – zoals het argument destijds luidde – ‘het sieraad der stukken te bevorderen en het besnoeyen moeylijker te maken.’ Ofwel om esthetische en praktische redenen. Het is echter niet alleen dat 1816 ons het randschrift en de decimale indeling van de gulden heeft gebracht. Dat jaar was ook het begin van misschien wel de grootste geldhervorming in Nederland. Een hervorming die minstens te vergelijken is met de afschaffing van de gulden en de invoering van de euro.
Monetaire chaos
Nadat Nederland in 1814 onafhankelijk werd van de Fransen, was het Koninkrijk in monetair opzicht een jungle. Naast de gulden, stuiver en duiten waren er tientallen andere munten in omloop. Denk daarbij aan zilveren en gouden dukaten, daalders, en talloze provinciale munten in allerlei soorten en maten. Daarnaast waren er ook nog allerlei buitenlandse munten — zoals de oude Franse munten — en verscheidene negotiepenningen in omloop.
In 1816 werd de gulden aangemerkt als de officiële Nederlandse valuta. Daarmee kreeg de munt wel een bijzondere status, maar niet het alleenrecht om in Nederland in omloop te zijn. De andere munten bleven namelijk gewoon in circulatie.
Omdat Koning Willem I in zijn jonge koninkrijk orde in de monetaire chaos wilde scheppen, begon hij aan een omvangrijke operatie die uiteindelijk van de gulden de monetaire alleenheerser in de polder zou maken. Daarvoor moesten echter eerst alle andere genoemde munten het land uitgejaagd worden.
België kreeg hoge belastingen opgelegd om de enorme schuld van de noordelijke Nederlanden te financieren
De eerste munten die het veld moesten ruimen waren de Franse francs. Niet vreemd: Nederland kwam net onder het Franse juk vandaan en voelde waarschijnlijk geen grote affectie voor de munt. Mede daardoor volgde op 25 februari 1825 een wet ‘omtrent het doen ophouden van den wettelijken koers der Fransche Muntspecien in de Zuidelijke Provincien des Rijks’, ofwel een wet die de oude Franse stukken per 1 januari 1826 ongeldig verklaarde. Iedereen die die munten had, moest ze inwisselen voor guldens of een van de provinciale munten. Per franc kreeg men 47 cent.
In de zuidelijke Nederlanden – die zich vijf jaar later zouden afscheiden om als België verder te gaan – vond men het niets om de geliefde en vertrouwde franc te zien gaan en de gulden te moeten omarmen. Wat ook niet hielp bij het omarmen van de gulden in het zuiden, was dat het gebied hoge belastingen kreeg opgelegd om de enorme schuld van de noordelijke Nederlanden te financieren.
Guldens en centen
Het buiten omloop stellen van de Franse munten was de eerste daad om het Nederlandse geldstelsel te standaardiseren. In de jaren en decennia erna zouden nog vele maatregelen op dat gebied volgen. In 1828 werden koperen munten uitgegeven door provincies en steden buiten omloop gebracht. In 1839 verdween het 3-gulden muntstuk en maakte het plaats voor een munt van 2,5 gulden, de latere rijksdaalder. Nadat op 18 december 1845 een wet werd aangenomen kwam de geldzuiveringsoperatie echt in stroomversnelling.
Tot oktober 1847 zou Koning Willem I nog acht speciale wetten uitvaardigen om één voor één de overgebleven munten uit de omloop te halen. Dit was controversiëler dan het uit de omloop halen van de Franse munten, omdat het nu ging om alle provinciale zilvermunten, geslagen voor 28 september 1816.
"De vertrouwde muntstukken werden vervangen door de nieuwe gulden"
De voor velen vertrouwde muntstukken werden nu vervangen door de nieuwe gulden. Vanaf de muntwet van 26 november 1847 kende Nederland uiteindelijk alleen nog munten van een halve cent, 1, 5, 10 en 25 cent, een halve gulden, één gulden en 2,5 gulden.
De monetaire hervorming in Nederland was daarmee echter alles behalve klaar. De Franse franc was inmiddels weg – net als allerlei verschillende provinciale munten – maar de gulden was nog steeds geen alleenheerser in Nederland. Ook na 1847 waren in ons land allerlei buitenlandse munten wettig betaalmiddel, vooral in de grensstreken. Die situatie duurde tot 1877, mede doordat er veel verzet was tegen het verbod om die munten te gebruiken in het dagelijkse leven.
In 1877 vond het bestuur van het land het welletjes en werden alle vreemde munten gemaakt van koper, nikkel en brons verboden in het Nederlandse handelsverkeer.
In tegenstelling tot de afschaffing van de Franse franc en de provinciale munten, kwam er nu voor de grensregio’s een korte overgangsperiode. Uiteindelijk moest iedereen in Nederland met de gulden- en centenmunten afrekenen.
Gulden als enig wettelijk betaalmiddel
Het échte slotstuk van die decennialange durende geldzuivering was de Muntwet van 1901, waarin nadrukkelijk werd bepaald dat de gulden voortaan het enige wettig goedgekeurde betaalmiddel was in Nederland.
Dit gold overigens — nog steeds — alleen voor de munten: hoewel er sinds 1814 ook bankbiljetten waren, waren die geen officieel betaalmiddel. Pas op 18 juli 1904 — 90 jaar na de introductie — zou een speciale wet de guldenbiljetten die status geven.
Met de muntwet van 28 mei 1901 was die langdurige en ingrijpende monetaire hervorming in Nederland een feit. Eigenlijk was de gulden dus pas vanaf dat moment werkelijk dé Nederlandse munt. Hiermee is die eeuwenoude gulden in werkelijkheid niet eens 100 jaar lang de échte Nederlandse valuta geweest: op 1 januari 1999 moest de munt plaats maken voor de euro.
De eeuwenoude gulden is niet eens 100 jaar de Nederlandse valuta geweest
Sterker nog: voor hetzelfde geld had het ook ook nog heel anders kunnen lopen. Toen het Koninkrijk der Nederlanden in 1814 ontstond, koos de Koning de gulden als de munteenheid van het jonge land. Die keuze is opmerkelijk te noemen: de zuidelijke Nederlanden, waar de franc in omloop was, waren namelijk veel rijker en er woonden ook nog eens meer mensen.
Er viel dus ook wat voor te zeggen om de franc te kiezen als dé munteenheid van het Koninkrijk. Wellicht dat de associatie met Frankrijk en de Franse overheersing de doorslag gegeven heeft om toch de gulden te kiezen, maar het scheelde niet veel of de franc was de Nederlandse valuta geworden. In dat geval had de Nederlandse monetaire geschiedenis er ongetwijfeld heel anders uitgezien.
Net zoals Nederland in 1816 een monetaire keuze moest maken die de loop van de monetaire en daarmee economische, politieke en sociale geschiedenis van het land zou bepalen, moeten de eurozone en Nederland ook nu zo’n keuze maken. Hopenlijk kunnen toekomstige economen en historici concluderen dat we de juiste keuze hebben gemaakt.
21 Bijdragen
bps
Dus het is gewoon een gok.
Dat valt me tegen met de kennis en ervaringen tot nu.
Is er nog steeds niets ontdekt en niets geleerd over geld en over monetaire zaken en systemen ?
Over hoe het werkt en hoe het blijft werken ?
Echt jammer.
Edin Mujagic 4
bpsbps
Edin MujagicDat dacht ik toch ook.
Er hebben zich inmiddels al zoveel situaties van monetair beleid en incidenten voorgedaan, dat er is toch voldoende om te analyseren, te vergelijken en te concluderen.
Maar dan moeten economen en beleidsmakers er inderdaad wel naar willen kijken, onbevangen, onbevooroordeeld of zonder vooringenomenheid, dus met open vizier.
Dank voor de toelichting en sorry voor de verkeerde opvatting.
Edin Mujagic 4
bpsPieter Jongejan 7
Edin Mujagicleonardoz 7
Pieter JongejanLydia Lembeck 12
Edin MujagicVeel mensen die wellicht wel begrijpen wat het allemaal is, hebben daar helemaal geen tijd en energie voor. Elke maand zien rond te komen is wat telt.
Lydia Lembeck 12
bpsGoed kunnen omgaan met je geld is een must. Ondanks dat ik dit verhaal niet kende, kan ik verduveld goed met geld omgaan en kon ik tot 2 jaar voor mijn pensioneren nog sparen van mijn Bijstandsuitkering. Daarna, door de hoge huurverhogingen, de verhogingen van de premies voor alle verzekeringen, inclusief die voor de zorg en dergelijke was sparen niet alleen onmogelijk geworden, ik had niet genoeg om rond te komen. In die periode leefde ik van de voorraad die ik aangelegd had. Ongeveer 7 maanden voor mijn pensioneren was alles op en kreeg ik elke week hetzij voedsel, hetzij toiletartikelen toegestopt door vrienden en familie. Terugbetalen hoefde niet. Ik heb ze later allemaal meegenomen op een lekker etentje.
Maar de kant die jij bedoelt: echte monetaire zalen en systemen zeggen me vrij weinig. Iedereen heeft zijn/haar beste kanten. Dit is niet de mijne. En toch red ik het.
Constance 4
Lydia LembeckGeld blijft voor zowel alfa's als beta's een intrigerend fenomeen. Onder de invloedrijke geldtheoretici waren trouwens ook enkele alfa's zoals bv. Schumpeter en Hayek. Sommige economen gaan zelfs zo ver te stellen dat mathematische incompetentie een voorwaarde is om een "echte econoom" te zijn.
"... the ambivalence of money as benefactor and destroyer should be accepted as destiny."
Aldus de berustende conclusie, getrokken door mijn vakgenoot Svozil, na diens overpeinzing over monetaire systemen. Misschien kan z'n bondige beschouwing dienstig zijn om je een indruk te geven van het worstelen met enkele dilemma's rondom het functioneren van geld:
https://arxiv.org/pdf/0811.3130.pdf
Lydia Lembeck 12
ConstanceDie houd ik erin. Mooie. :)
Je PDF lees ik zo snel mogelijk. Vanmiddag geen tijd meer voor, maar morgen wel. Dan blijf ik thuis. Te warm buiten... ;)
Eerste stuk gelezen. Leuk stuk. :)
Vrijdagmiddag: gelezen en ik bewaar 'm nog een tijdje.
Pieter Jongejan 7
ConstanceDaarom hieronder de data van de OECD voor de periode 2000-2016, waaruit blijkt dat de groei van het reële Nederlandse BBP per inwoner sinds 2010 achterblijft bij die van het reële Franse BBP per inwoner.
In de periode 2000-2009 bedroeg de reële economische groei per hoofd in Nederland 1,17% (dank zij de hypotheekaftrek en schuldengroei), in Frankrijk 0,83% (geen hypotheekaftrek) en in Duitsland 1,04% (geen hypotheekaftrek).
In de periode 2010-2016 bedraagt de reële economische groei per hoofd in Nederland slechts 0,66%, in Frankrijk 0,70% en in Duitsland 2,02%.
In 2016 bedraagt het reële BBP per inwoner in euro's (basisjaar 2010) voor Nederland 39320, voor Frankrijk 32859 en voor Duitsland 34240 euro.
De achterblijvende economische groei van Nederland is met name toe te schrijven aan de kunstmatig lage rente van de ECB. Hierdoor worden de hoge schulden van de Franse overheid betaalbaar gehouden. De keerzijde is dat de Nederlandse pensioenfondsen, die door DNB worden verplicht om in riskante staatsobligaties te beleggen, lagere inkomsten hebben en hun toekomstige verplichtingen tegen een lage rente contant moeten maken. Het gevolg is dat de Nederlandse pensioenen in tegenstelling tot de Franse pensioenen niet geïndexeerd worden en de pensioenpremies omhoog moeten. Nederland subsidieert zo via de kunstmatig lage rente de Franse pensioenen. Daarbij komt dat de Fransen op hun 62ste met pensioen gaan en de Nederlanders op hun 68ste. Ondanks deze feiten durven Nederlandse politici nog steeds te beweren dat Nederland baat heeft bij het handhaven van de euro. Dit artikel van de Oostenrijkse natuurkundige Svozil zou verplichte leesstof/leerstof moeten zijn voor onze parlementariërs.
Arjan 7
Pieter JongejanAlsof ik Lakeman hoor en van dit soort opmerkingen word ik erg verdrietig Pieter.
Pensioenfondsen beleggen sowieso niet meer in riskante staatsobligaties met hoge creditspreads. Maar jij bedoelt dat zelfs de Duitse staatsobligatie riskant is. Want als de rente stijgt dan daalt de koers van de Duitse staatsobligatie, en is er dus verlies.
Maar als de rente stijgt dan daalt ook de waarde van de verplichtingen en daarmee is de belegging in de Duitse staatsobligatie geen risicovolle belegging maar een hedge op je renterisico. En omdat de duration van beleggingen en verplichtingen niet hetzelfde zijn stuur je met renteswaps bij om het renterisico op gewenste niveau af te dekken.
Als je die zgn risicovolle Duitse staatsobligatie dus niet in bezit zou hebben, dan moet je via een renteswap het risico af dekken wat dan vrijkomt.
Pieter Jongejan 7
ArjanZo weet ik er nog wel één. Bij een kunstmatig lage nominale rente van 0,5%, een inflatie van 2% en een trendmatige economische groei van 1,5% hoeft de overheidsschuld geen 60% te bedragen, (zoals in het stabiliteitspact is voorzien) maar mag de overheidsschuld oplopen tot 3/(1,5+0,5) = 150%. Dus is er nog ruimte zat voor het verhogen van de overheidsuitgaven teneinde daarmee de economische groei op korte termijn aan te jagen. Ik hoor het de Franse minister van financiën al zeggen en ook de Europese commissie en Rutte.. De vraag is hoe die immense staatsschuld later kan worden terugbetaald als de Europese bevolking blijvend gaat dalen (zoals nu al in Japan en Duitsland het geval is). Gaan we dat oplossen met meer immigranten en hogere defensie-uitgaven? En worden we (en met name onze kinderen) daar rijker of armer van? Juist bij een structureel lagere economische groei is meer kritisch denken en commentaar nodig. Daar ontbreekt het aan ,zoals Svozil aangeeft.
Arjan 7
Pieter JongejanJe verhaal staat niet in relatie tot de werkelijkheid.
Pieter Jongejan 7
ArjanArjan 7
Pieter JongejanPieter Jongejan 7
ArjanHet onevenredig zwaar belasten van Nederland door de kunstmatig lage rente komt het duidelijkst tot uitdrukking in het tegengesteld beloop van het netto nationaal beschikbaar inkomen per hoofd van Nederland vergeleken met dat van Frankrijk. In de periode 2000-2009 bedroeg die groei voor Nederland 0,93% en in de periode 2010-2015 nog maar 0,29%. Voor Frankrijk bedroeg de groei van het netto nationaal inkomen per hoofd in de periode 2000-2009 (toen de nominale rente nog op ongeveer 5% lag) 0,36%. In de periode 2010-2015 stijgt de groei van het netto nationaal inkomen per hoofd in Frankrijk tot 0,63% bij een sterk oplopende Franse staatsschuld en een verlaging van de nominale rente tot ongeveer 0%. Duidelijker kunnen de feiten niet zijn. Het afdekken blijkt m.a.w. onvoldoende zoden aan de dijk te zetten. Bij deze feiten wil het laten.
Arjan 7
Pieter JongejanEen voorbeeld is vaak duidelijker dan theoretische toelichting.
Stel je belegt voor je ouders de komende 10 jaar 100.000 euro en zegt ze toe 2000 euro per jaar uit te keren. Deze toezegging maak je omdat de 10 jaars marktrente 2% is. Je koopt een staatsobligatie met looptijd 10 jaar en coupon 2%.
Er doet zich het eerste jaar iets in de wereld voor, en de ECB komt met een QE, na 1 jaar staat de 9 jaars marktrente op 0,5%. Critici spreken over een kunstmatige lage rente.
Gevolg:
1) De koers van de staatsobligatie is gestegen van 100% naar 113,5% (9 jaar * 1,5%), en de 9 jaars marktrente is 0,5%.
2) Je ouders ontvangen nog steeds 2000 euro p/j en je voldoet aan de toezegging. Zij hebben geen last van de rentedaling, maar ze profiteren ook niet van de marktwaarde stijging zolang de obligatie niet wordt verkocht.
3) Zou je de obligatie verkopen dan realiseer je een winst van 13,5%, maar moet je de komende 9 jaar herbeleggen tegen 0,5%, wat uiteindelijk 13,5% minder is dan als je blijft zitten. Het is dus risico neutraal.
Maar stel dat je nu niet die staatsobligatie had gekocht met vaste coupon, maar een floating rate note obv 3 maands euribor plus opslag maar waarbij je ook had toegezegd 2000 euro per jaar uit te keren (obv de 2% toezegging)
Dan was het gevolg heel anders:
1) De koers van de obligatie was 100% gebleven
2) De 3 maands euribor zou lager zijn dan de 9 jaars rente van 0,5%, en je kan waarschijnlijk minder dan 500 euro uitkeren, terwijl je 2000 euro per jaar hebt toegezegd.
Er kan maar 1 conclusie zijn Pieter Jongejan: De belegging in de staatsobligatie was ongevoelig voor de kunstmatige rente van de ECB en dus niet risicovol. Andere beleggingen wel.
Pieter Jongejan 7
ArjanArjan 7
Pieter JongejanIn mijn voorbeeld is de toezegging 2000 euro per jaar en dat moet je nastreven. Wat jij zegt is dat minder rendement ook acceptabel is als de inflatie veel lager uitvalt. Je hebt immers ook minder inkomen nodig als prijzen minder hard stijgen.
In mijn voorbeeld wordt de ouders beloofd dat ze 2000 euro per jaar aan inkomen krijgen, wat kan worden gerealiseerd door te beleggen in vastrentend. Als je vervolgens gaat beleggen in de 3 maands euribor, dan kan je onmogelijk 2000 euro toezeggen maar moet je afspreken dat het bedrag wat ze ontvangen afhankelijk is van de ontwikkeling van de 3 maands euribor. Je hebt de mensen 2000 euro beloofd en je geeft ze minder dan 500 euro. Mensen accepteren je argumenten dan niet dat ze ook minder nodig hebben als prijzen minder stijgen bii een lagere inflatie. Beloofd is beloofd. Dit is waar ouderen nu over klagen.
Pieter Jongejan 7
Uit de database van Angus Maddison blijkt dat de Noordelijke Nederlanden in 1850 een aanzienlijk hoger reëel inkomen per hoofd hadden dan de Zuidelijke Nederlanden. In 1850 bedraagt het reële inkomen per hoofd in Nederland 2355 G$, in België 1847 GS, in Frankrijk 1597 G$ en in Duitsland 1428 G$.
In 1900 hebben de Belgen Nederland ingehaald (3731 G$ versus 3329 G$) en hebben de Duitsers de Fransen ingehaald (2985 G$ versus 2876 G$).
Koning Willem 1 koos in 1814 voor de munt van het land met het hoogste BBP per hoofd; de vraag is of Tjeenk Willink dat ook durft te doen. Ik vrees van niet. Het al dan niet handhaven van de euro staat waarschijnlijk niet op zijn lijstje van punten, waarover onderhandeld moet worden. Dus wordt het sauve qui peut.