© Wikimedia Commons

De mainstream media zijn de weg kwijt

Het vertrouwen in de journalistiek is weg. Dat is de onverbiddelijke conclusie die na de uitslag van de Amerikaanse verkiezingen getrokken kan worden. De oorzaak: corporate media maken tegenwoordig deel uit van het establishment, in plaats van deze het vuur na aan de schenen te leggen. Ook in Nederland.

De Amerikaanse mainstream media (MSM) hadden het niet zien aankomen, maar het gebeurde toch: Donald Trump versloeg Hillary Clinton. De klap kwam keihard aan en verdwaasd kijkt het journaille nu naar haar eigen optreden. Een misser van epische proporties, schreef The Washington Post. De talloze uitlegartikelen die beschreven waarom Trump volkomen kansloos was, de vele peilingen die daarop wezen — de illustere The New York Times wist zelfs te melden dat Clinton 85 procent kans had om gekozen te worden. Ze hadden het allemaal mis.

De New York Times, die zich gedurende de verkiezingen heel duidelijk liet kennen als pro-Clinton, likt inmiddels zijn wonden. Arthur O. Sulzberger Jr., de uitgever van de krant (niet de hoofdredacteur!) stuurde zijn abonnees een mail waarin hij beloofde dat de krant in de toekomst onpartijdig en eerlijk over Trump zou berichten. Een keiharde en vernederende klap in het gelaat van de redactie.

Die klap is eigenlijk voor veel meer journalisten bedoeld. Ik kan er kort over zijn, omdat zo weinig mensen het zullen ontkennen: de gehele Amerikaanse kwaliteitspers heeft het gruwelijk laten afweten. ‘American media failed spectacularly this election cycle,’ beaamt dus ook Joshua Benton, directeur van het prominente Nieman Journalism Lab, dat verbonden is aan de Harvard University in Boston.

Facebook

Benton kijkt voor oorzaken echter vooral buiten de mainstream media. Facebook is de hoofdschuldige. Het bedrijf, met een bereik van bijna 2 miljard mensen, is volgens Benton een kolossaal riool dat 24 uur per dag vooral wordt gevuld met misinformatie en pure leugens. Het feitelijk onjuiste bericht dat de paus Trump zou steunen werd bijna 900.000 keer gedeeld. Het is een van de vele voorbeelden. Te veel mensen lazen deze rommel op Facebook en gingen daardoor op Trump stemmen, zo luidt in het kort zijn analyse, die natuurlijk ook door de Democratische partij wordt gedeeld. Door Facebook doen de MSM er eigenlijk nauwelijks nog toe.

Door Facebook doen de MSM er eigenlijk nauwelijks nog toe

De zorgen om de invloed van Facebook mogen er inderdaad zijn en de grote baas Mark Zuckerberg — die nu simpelweg ontkent dat hij een mediabedrijf runt — noemde het een ‘gestoord idee’ dat Facebook invloed heeft gehad op de verkiezingsuitslag. Toch kondigde hij dinsdag aan maatregelen te nemen tegen 'nepnieuws'.

Dat is positief, maar er valt in dit kader nog meer ellende te noteren. De afbrokkelende zakelijke modellen van journalistieke media zorgden er de laatste 15 jaar voor dat vele regionale kranten in de Verenigde Staten failliet gingen. Daardoor is de nieuwsvoorziening in de dunner bevolkte gebieden in het geding gekomen. En niet alleen daar, maar ook aan de kusten zijn de redacties van kranten gedecimeerd. Dit is een ontwikkeling die in de hele Westerse wereld gaande is — ook in Nederland. Het falen van de media ligt dus niet geheel aan de journalistiek zelf; het is ook te wijten aan omstandigheden zoals de opkomst van het internet en een bedrijf als Facebook. Die deden de zakelijke modellen van journalistieke media ineenstorten, met name in de gebieden waar kiezers van Trump zitten. Dat is dus echter maar een deel van de analyse.

Dat de journalistiek van de corporate media wordt gewantrouwd, is al veel langer een onderwerp van discussie, maar vooral buiten diezelfde MSM om. De MSM 'zuigt', is kortweg de mening die door steeds meer mensen wordt gedragen. Er zijn uitzonderingen. De Columbia Journalism Review (CJRkeek ruim een week voor de verkiezingen al in de spiegel. Die analyse is interessant, omdat de zelfkritiek verder gaat. ‘Om het beleefd te zeggen: ze [het publiek, red.] ziet ons als gereedschappen van een of ander vormloos establishment en heeft zich tot alternatieve bronnen van nieuws bekeerd,’ schrijft CJR.

‘Ons’ is de journalistiek, de klassieke mainstream media. Het is een nogal verontrustende constatering die het magazine van deze zogenoemde Ivy League-universiteit (de academische eredivisie van de VS) vanzelfsprekend tot een zelfanalyse noopt. Een semester journalistiek studeren kost aan de Columbia University namelijk minimaal 26.000 dollar. Aan het eerder genoemde Harvard, eveneens een Ivy League-universiteit, betaal je ongeveer 65.000 dollar per jaar.

Vertrouwen

Ergens is de journalistiek het contact met de gewone burger kwijt geraakt. Dat ligt voor een deel aan ondergang van de regionale pers, zo maakt ook deze auteur duidelijk. Maar het probleem dat de mainstream journalistiek aanstaart, is veel groter: de bedrijfsmodellen brokkelen niet alleen af, erger nog, het vertrouwen erin is weg. Dat vertrouwen moet hoe dan ook worden hersteld, want zonder vertrouwen blijft er weinig over van de vierde macht, die zo’n voorname rol speelt in iedere democratie. En omdat van alle media juist de mainstream publicaties veruit de grootste inspanning verrichten om feiten te vinden en te controleren, brokkelt er een hoeksteen van onze democratie af. Dat is in het kort wat er de laatste jaren aan de hand is.

Zonder vertrouwen blijft er weinig over van de vierde macht

‘We moeten voor iedereen open en beschikbaar zijn’ en ‘we moeten woede vervangen door empathie,’ opperen de vertegenwoordigers van deze media. Niet langer het publiek vanaf een voetstuk de les lezen: we moeten naar ze luisteren. We moeten weer naar de plekken waar de journalistiek door het afbrokkelen van de regionale media nauwelijks meer bestaat. Enzovoort. Allemaal prachtige voornemens en een verdienste als je dat tegenover de inspanningen van Facebook, Buzzfeed, 9gag en talloze bloggers zet. Er is echter veel meer nodig.

De CJR-analyse en ook andere analyses laten namelijk nog steeds een essentieel punt onbenoemd, want de échte zelfreflectie ontbreekt nog. Dat komt doordat die nogal pijnlijk is, en de eerste reflex zal zijn om van dat spiegelbeeld weg te kijken. Want de kwaliteitspers verspreidt wel degelijk vooral het gedachtegoed van het establishment. En dat is omdat die voor een belangrijk deel zelf tot het establishment c.q. de intellectuele elite behoort, daaruit voortkomt, of er stiekem toe wil behoren. Vooral dat laatste is funest voor waarlijk kritische geesten.

Epic fail

Er zijn natuurlijk journalisten die de eigen verwevenheid met het establishment inzien. Margaret Sullivan, columniste van The Washington Post, kwam kort na de verkiezingsuitslag al met haar oordeel over de Amerikaanse media: een ‘epic fail’. Ze merkte daarbij op dat journalisten van Amerikaanse kwaliteitsmedia voor het grootste deel liberal ofwel links zijn, opleidingen hebben genoten aan colleges en universiteiten en in toenemende mate aan de oost- en westkust van het land gevestigd zijn. Zijn ze wel genoeg op zoek geweest naar de stem des volks, vroeg Sullivan zich af. Het schoorvoetende zelfonderzoek deed mij denken aan het begin van deze eeuw, toen Pim Fortuyn in Nederland voor een vergelijkbare schokgolf zorgde en de Nederlandse MSM massaal aan zelfreflectie gingen doen. Journalisten trokken ‘de wijken in,’ op zoek naar het grote verhaal dat ze al die tijd over het hoofd hadden gezien.

De kwaliteitspers verspreidt vooral het gedachtegoed van het establishment

En zie wat de verkiezingsuitslag in de Verenigde Staten aanricht: ‘Publieke omroep gaat leren van Trump,’ liet Shula Rijxman, voorzitter van de Raad van Bestuur van de Publieke Omroep maandag in de Volkskrant weten. ‘In de VS klinkt de kritiek op de “reguliere media” luid,’ constateert Rijxman. ‘Namen ze de aanhang van Trump wel serieus genoeg? [...] Wisten journalisten wel hoe de samenleving in elkaar zit?’ En ja, ‘ook in Nederland speelt de vraag of de zogenaamde mainstream media wel weten wat er speelt op straat’. Wie ’s avonds langs de programma’s op NPO 1, 2 en 3 zappt, kan overigens zien dat er ook genoeg gemaakt wordt voor minder elitaire mensen.

Vanzelfsprekend is lang niet alle woede van de burger terecht en mag, nee moet, die ook worden tegengesproken. Dat maakt de journalistiek er meestal niet populairder op. Maar journalisten — mezelf incluis — hebben vaak al een moreel oordeel over iemand klaar zonder zelf ooit in diens situatie te hebben gezeten. Iemand die al zijn hele leven Zwarte Piet speelt, is niet gelijk een racist. Datzelfde geldt ook voor iemand die zich verzet tegen de komst van een asielzoekerscentrum in zijn dorp of straat. 

Moreel verheven

De indruk bestaat dat een zeer aanzienlijk deel van de mainstream media zichzelf ruim 14 jaar na de moord op Fortuyn nog steeds intellectueel en moreel verheven acht. Ze weten het altijd beter, zien de ontevredenheid of woede van de burger vooral als iets irrationeels. Met name de geschreven pers mag zich dat wat mij betreft aanrekenen. Het zit ’m al in het veelvuldige gebruik van de term ‘onderbuik’. Mensen die kunnen varen op een buikgevoel worden in de managementlectuur gezien als personen met een goed ontwikkeld instinct. Zodra er over de instincten van burgers wordt gesproken, gaat het ineens over de onderbuik — want het zijn ‘lage’ instincten.

Talrijke journalisten en commentatoren zullen die mensen geduldig blijven vertellen dat ze het verkeerd zien, dan draaien ze vanzelf wel bij, zo is de overtuiging. De Volkskrant gaf daar na Prinsjesdag nog een treffend voorbeeld van door op de voorpagina te openen met een belerend artikel over de ontevredenheid en het onbehagen van vele burgers. ‘Waarom blijft de stemming zo somber?’ luidde de kop van het stuk. Mensen zouden beter moeten weten, vertelden enkele experts. Het leek mij juist dat de nodige feiten voorhanden zijn die een andere conclusie kunnen rechtvaardigen.

Het interview met de populaire schrijver en voormalig journalist Geert Mak dat afgelopen weekeinde in het Belgische dagblad De Standaard verscheen, is wat mij betreft exemplarisch voor de houding van een groot deel van de MSM. Mak liet in het vraaggesprek met de Vlaamse krant zien dat hij zich kon inleven in de gevoelens van gewone mensen. Hij had ze zelf vaak gesproken, ook in de Verenigde Staten, en heeft oog voor hun noden en frustraties. Hij vergeleek Trump ‘heel voorzichtig’ met Hitler, Stalin en Mussolini. ‘Politici moeten kalmeren. Wij, chroniqueurs van onze tijd, moeten zeggen waar het op staat,’ aldus Mak. En: ‘We moeten er alles aan doen om het tij te keren.’

Er zijn belangrijke redenen om het oneens te zijn met de huidige machthebbers

Gelukkig snapt Mak nog dat er belangrijke redenen bestaan om het oneens te zijn met de huidige machthebbers. Hij onderkent de grote problemen waarin de EU verkeert. Tegelijkertijd stelt hij echter dat het geen zin heeft om je daarover te veel druk te maken. ‘We kunnen terechte kritiek hebben op de EU en op de globalisering, maar het helpt niet om ze kwaad de rug toe te keren.’

Mak draait de zaak om. Die ‘terechte kritiek’ was er al heel lang, ook voordat de monetaire unie in Europa een feit was en lang voordat zijn boek In Europa in 2004 verscheen. Toen de crisis toesloeg en de breuklijnen in Europa in 2010 duidelijk zichtbaar werden, gingen de populisten ermee aan de haal. De reflex van het politieke establishment was vervolgens om de fundamentele weeffouten van de EU — waaronder uiteraard de euro — te bagatelliseren of zelfs te ontkennen. Maar dat is niet langer mogelijk: zelfs Europakenner Mak kwam in 2015, 11 jaar na de publicatie van zijn beroemde boek, tot die conclusie toen hij de euro een ‘gevaarlijke gifpil’ noemde. Dat tij had Mak ook kunnen helpen keren, maar hij deed het niet.

Jaren daarvoor hadden zich al hele groepen van het Europese project afgewend. Die konden zich de genegeerde ‘nee’-stem van het referendum over de Europese grondwet in 2005 nog wel herinneren. Inclusief de waarschuwingen voor de Apocalyps van zittende politieke machthebbers. Toch denkt Mak dat een federaal Europa de oplossing zal zijn. Mensen die het daar niet mee eens zijn, keren zich kwaad af. Een tussenweg lijkt er in zijn ogen niet te zijn. Dat kan dus niet goed gaan.

‘Ik begrijp heel goed hoe sommige mensen er de pest in hebben dat ze hun werk en zekerheden verliezen,’ zegt hij ook. ‘Ik voel dat ook, maar het is fout om daarom iedereen te gaan haten die je daar onterecht voor verantwoordelijk acht. Je baan wordt niet afgepakt door een Mexicaan of een Syriër, maar door een robot. Je moet je kop niet onder een emmer van domheid verschuilen. Dat is niet in je eigen belang.’

Je zou kunnen zeggen dat Geert Mak een nogal vlakke leercurve heeft. Daar hebben meer mensen in de mainstream media last van

Dat de internationale bestsellerauteur Mak precies kan meevoelen met mensen die hun bestaanszekerheden verliezen, waag ik te betwijfelen. Wat wel zeker is, is dat hij het beter weet. Mak beseft met al zijn empathische vermogens echter niet dat bevoogdende teksten mensen juist tot razernij kunnen brengen, zeker als daar ergens ook nog ene meneer Hitler bij wordt gehaald. Gefundenes Fressen voor bloggers als Bert Brussen van The Post Online. En omdat deze denkfout in Nederland nu al meer dan 16 jaar wordt gemaakt, zou je kunnen zeggen dat Mak een nogal vlakke leercurve heeft. Daar hebben meer mensen in de mainstream media last van.

Autopsie-journalistiek

Het is één ding om populisten aan te pakken — ik doe dat zelf ook graag — maar het is een grote vergissing om vanwege intellectuele smetvrees hun thema’s niet meer serieus te nemen. Omdat populisten zich over een onderwerp ontfermen, lijken veel journalisten, commentatoren en ook chroniqueurs het onkies te vinden om er ook serieus naar te kijken — laat staan moeite te doen om te achterhalen of ze niet toevallig de vinger op de zere plek leggen. Of het gebeurt pas als het slachtoffer levenloos op straat ligt en de autopsie-journalistiek zijn werk gaat doen.

Journalisten zouden juist daarvoor al hun kritische werk moeten hebben geleverd. Waarom werden sinds 2005 de weeffouten van de EU niet veel beter tegen het licht gehouden? Waarom kaartte de journalistiek niet veel eerder aan dat er met het opblazen van de financiële sector een kolossale ondergangsmachine werd gecreëerd?

Het is een grote vergissing om vanwege intellectuele smetvrees de thema’s van populisten niet meer serieus te nemen

Dat komt omdat journalisten in de meeste gevallen niet goed in staat zijn om de zittende macht van kritiek te voorzien. Journalisten zijn vaak tere zieltjes die stiekem smachten naar de erkenning van een minister of staatssecretaris, zo erkende de doorgewinterde parlementaire journalist Max van Weezel in 2014 een openhartig interview in de Volkskrant. In de financiële journalistiek werkt dat net zo. Dat compliment van die ene topman voor jouw artikel laat je niet onberoerd, zo weet ik uit eigen ervaring. Daar moet je mee om kunnen gaan — en dat werkt het beste als je afstand creëert en je op de inhoud richt. In Den Haag, en ook op de Zuidas, blijkt dat vaak erg moeilijk te zijn.

De onderzoeksjournalistiek in Den Haag heeft volgens Van Weezel dan ook bijna afgedaan. De gesprekken met politici gaan nog amper over de inhoud van het beleid. Van Weezel: ‘De parlementaire journalistiek is een veredelde vorm van sportjournalistiek geworden: wie is de winnaar van de dag. Wie is de verliezer? Zo gaan die interviews ook: 'U heeft verloren, hè? Wat ging er door u heen?’ Wat mij betreft is het nog erger, de parlementaire journalistiek is al lang onderdeel van het spel geworden.

Voor de meeste journalisten die zich in het centrum van de macht begeven, is er simpelweg geen enkele aanleiding om zoiets als de gigantische constructiefout in de Europese monetaire unie aan het licht te brengen of de bankiers, verzekeraars of accountants stelselmatig met hun gedragingen te confronteren. De machinerie van het nieuwsbedrijf dat zich steeds meer op vermaak richt, is ook niet op berekend op te veel harde confrontaties. Die hebben tot gevolg dat deuren zich sluiten, interviewmogelijkheden tot het verleden behoren en prominente gasten — die goed zijn voor kijkcijfers — niet meer aan tafels willen verschijnen.

Geflest

Geert Mak kan het heel dom vinden, maar ik vind het niet gek dat mensen boos worden als ze doorkrijgen dat ze door het establishment worden geflest — en dat daar in de journalistiek bijna geen haan naar kraait. Ook daar heb ik zelf enige ervaring mee opgedaan. Ik weet nog precies hoe kwaad ik was in 2003, toen onder valse voorwendselen de oorlog in Irak werd begonnen. Razend werd ik bij het zien van het leugenachtige weapons of mass destruction-showtje dat door Colin Powell bij de Verenigde Naties werd opgevoerd — inclusief luchtfoto’s, waarvan iedere journalist kon weten dat ze vervalst waren. Ze werden namelijk niet gedeeld met de wapeninspecteurs van de VN, die op datzelfde moment in Irak naar diezelfde massavernietigingswapens aan het zoeken waren maar niks konden vinden. Verbijsterd sloeg ik gade hoe tam de kwaliteitsjournalistiek zich opstelde toen het er écht om ging. Pas later, toen het al veel te laat was, volgde de reconstructie van het grote liegen. Dat is de journalistiek van de achteruitkijkspiegel. Wanneer ik erover nadenk, kan ik me er nog steeds over opwinden — en voel ik ook schaamte.

Ik voel ook schaamte

Ik kan me daarom vrij aardig inleven in de verontwaardiging van iemand die er met een vermanende vinger op wordt gewezen dat boos worden dom is. En mede om die reden is het voor mij heel goed voorstelbaar veel mensen het vertrouwen in de journalistiek verliezen en tot de conclusie komen dat de mainstream media, de MSM, ze gestolen kunnen worden. Ze zien, scherper dan veel journalisten, hoezeer journalistiek onderdeel is geworden van de machtsuitoefening.

Wil de journalistiek als vierde macht niet overbodig worden, dan zal ze zich veel meer moeten inspannen om de gedragingen en het gedachtegoed van de zittende macht tegen het licht te houden en alternatieven in beeld te brengen. Doet ze dat niet, dan zal ze op een dag met dezelfde verbijstering op haar eigen onvermijdelijke teloorgang terugkijken als ze nu terugkijkt op de Amerikaanse verkiezingen.