Bas Jacobs pareert de kritiek van zijn collega-econoom Marcel Canoy. Het is geen cijferfetisjisme, de vlaktaks én het basisinkomen zijn simpelweg onwenselijk op basis van fundamentele economische logica. Hij legt uit waarom het een slecht idee is.
Marcel Canoy heeft
forse kritiek geuit op het onderzoek dat ik samen met Floris Zoutman en Egbert Jongen heb gedaan naar de optimale progressie van het belastingstelsel. Een korte samenvatting van ons onderzoek verscheen eerder in het FD en een wat langere op de economenwebsite
MeJudice.
Canoy vindt onze conclusies over de relatief gunstige behandeling van de middenklasse in het bestaande belastingstelsel ‘curieus’, de onwenselijkheid van de vlaktaks ‘bevreemdend’, we zouden zwichten voor ‘cijferfetisjisme’. En passant meent Canoy ook de analyses van oud CPB-collega Ruud de Mooij (IMF) naar het basisinkomen te moeten afserveren, omdat hij, net als wij, ‘allemaal zaken niet meenemen’.
De kern van zijn inhoudelijke kritiek is vervat in de volgende passage:
“… een vlaktaks [kan] (samen met een basisinkomen…) een doorbraak betekenen in het aanzienlijk vereenvoudigen van de belastingen, met als winst het terugdringen van het bizarre toeslagencircus, het reduceren van fraude en bureaucratie en het verbeteren van de belastingmoraal. Ook kan het allerlei gevolgen hebben op aanpalende terreinen en verrassende gedragseffecten opleveren. Allemaal zaken die niet zijn meegenomen door Zoutman en Jacobs.”
De meeste verwijten van Canoy missen de kern van ons betoog. Het is jammer dat hij stellingen inneemt die steeds weer terugkomen in het maatschappelijk debat over de vlaktaks of het basisinkomen. Tot vervelends toe, omdat veel redeneringen economisch onjuist of zelfs drogredenen zijn. In dit stuk zal ik de kritiekpunten van Canoy aangrijpen om nogmaals onze bevindingen toe te lichten.
Uitvoerings- en nalevingskosten
Canoy heeft gelijk dat in ons onderzoek de kosten van administratie en naleving van zowel belastingen als uitkeringen geen rol spelen. De gemiddelde uitvoerings- en nalevingskosten per geïnde en uitgekeerde belastingeuro bedragen naar
schatting 5 cent (Allers, 1994, p.206). Aan de marge zijn die kosten vermoedelijk lager, aangezien het grootste deel van deze kosten bestaat uit de vaste kosten (belastingdienst en andere instellingen). Ongeacht de hoogte van de belastingen, toeslagen en uitkeringen moeten deze kosten worden gemaakt. Natuurlijk moeten deze kosten worden meegewogen in de maatschappelijke discussie. Daar heeft Canoy absoluut een punt.
De economische verstoringen van belastingen zijn veel groter dan de administratieve en nalevingskosten. Jacobs schat in
De Prijs van Gelijkheid dat het gemiddelde welvaartsverlies van het Nederlandse belastingstelsel zo’n 10-15 procent van het bbp bedraagt, dus circa 20-30 cent per geïnde euro. Dat is een factor 4-6 meer dan de uitvoerings- en administratieve lasten. Bovendien bedraagt volgens Jacobs het marginale welvaartsverlies (van de laatst geheven euro) minimaal 50 cent. Zoutman et al. komen op
een wat lagere schatting van zo’n 41 cent. Bij discussies over beleidsveranderingen zijn juist die marginale welvaartsverliezen relevant en die zijn een factor 8-10 groter dan de marginale uitvoerings- en nalevingskosten. Het is dus niet zo dat administratieve en nalevingskosten onbelangrijk zijn, maar de economische kosten zijn vele malen belangrijker. Vandaar dat onze onderzoeken de economische kosten van belastingheffing en inkomensherverdeling centraal en stellen en niet de innings- en uitvoeringskosten.
Drogreden
Canoy meent dat een vlaktaks aantrekkelijk kan zijn om belastingheffing te vereenvoudigen en zo op de uitvoerings- en nalevingskosten te besparen. Dat is een drogreden, omdat de complexiteit van de belastingheffing ontstaat bij de vaststelling van het belastbare inkomen, en niet bij de tariefstelling, zoals Canoy meent. De reden is dat belastingkortingen, toeslagen, aftrekposten, vrijstellingen en allerlei fiscale regels de vaststelling van het belastbaar inkomen bemoeilijken. Maar als het belastbare inkomen eenmaal bekend is, kan daarover zonder enig probleem een niet-lineair tarief worden geheven. Zie ook
dit artikel. Natuurlijk is het altijd goed om op uitvoeringskosten te besparen door de bezem te halen door allerlei aftrekposten en toeslagen, maar dit wordt door Canoy ten onrechte in verband gebracht met de discussie over de tariefstructuur.
Daarnaast zijn er aanzienlijke kosten bij de uitvoering van uitkeringen, met name in de Bijstand. Die kosten maakt de overheid om een reden. De overheid probeert inkomenssteun op die mensen te richten die om wat voor reden dan ook niet (meer) kunnen werken. De overheid heeft daarvoor een uitvoeringsbureaucratie ingevoerd om inkomensoverdrachten te voorkomen naar mensen die wel kunnen, maar niet willen werken. Daarbij spelen sancties, scholing en inspanningsverplichtingen ook een rol. In Zoutman en Jacobs (2013) laten we zien dat dit in beginsel een maatschappelijk optimaal beleid is. De overheid ruilt de kosten van uitvoeringsbureaucratie af tegen de winst van doelmatiger inkomensherverdeling naar die mensen die niet meer kunnen werken. De optimale U-vorm van de belastingen wordt dan zelfs geprononceerder aangezien de afruil tussen doelmatigheid en rechtvaardigheid verbetert.
Canoy’s kritiek dat nalevings- en administratiekosten niet worden meegenomen veranderen onze conclusies ten aanzien van de optimale tariefstructuur dus niet.
Vlaktaks is onwenselijk op basis van economische logica
Canoy lijkt de essentie van de afruil tussen doelmatigheid en rechtvaardigheid niet te hebben begrepen. Daarin staat hij niet alleen. Talloze collega’s blijven verkondigen dat een vlaktaks goed zou zijn, zie bijvoorbeeld
Beetsma et al. Vandaar dat hieronder nogmaals de fundamentele economische logica tegen de vlaktaks wordt besproken.
Wij vinden dat een U-vorm in de marginale tarieven optimaal is ongeacht politieke voorkeuren voor herverdeling. En dat dus de vlaktaks niet optimaal is als de overheid inkomen wil herverdelen tegen de laagste maatschappelijke kosten. Dit wordt in de gehele
recente wetenschappelijke literatuur over de optimale niet-lineaire belasting gevonden. Zie ook Diamond (1998), Saez (2001), Brewer et al. (2010), Diamond en Saez (2011), Jacquet et al. (2013). Dat de optimale belastingtarieven
nooit vlak zijn is een kwestie van economische logica, die in het geheel niet ‘bevreemdend’ is. In oplopende volgorde van abstractie leg ik met drie voorbeelden nogmaals uit waarom een niet-lineair stelsel altijd beter is dan een vlak stelsel – ongeacht de maatschappelijke voorkeuren voor inkomensherverdeling.
Laagste inkomens zijn het haasje
Ten eerste, met een vlaktaks kan de belastingdruk voor de lage inkomens alleen worden verlaagd via de algemene heffingskorting (die eventueel kan worden uitgekeerd: een negatieve inkomstenbelasting). Maar daarvan profiteren ook de midden- en hoge inkomens. Doordat de belastingkortingen weglekken naar groepen die de overheid niet per se wil ondersteunen kan een vlaktaks dezelfde belastingprogressie alleen bereiken met hogere belastingtarieven. Het gevolg is dat veel meer economische schade optreedt in de arbeidsmarkt. Als dat niet maatschappelijk acceptabel wordt gevonden, dan moeten de netto inkomens aan de onderkant worden verlaagd. Immers, als de belastingopbrengst hetzelfde is, maar de heffingskortingen over meer mensen moeten worden gedeeld, zijn de laagste inkomens het haasje.
Beter is daarom een niet-lineair belastingstelsel te hebben. De belastingdruk kan dan gerichter worden verlaagd voor die groepen die de overheid wil ondersteunen waardoor de totale belastingdruk lager kan zijn. De overheid realiseert dan òf meer belastingprogressie voor dezelfde schade in de arbeidsmarkt, òf dezelfde belastingprogressie met minder economische schade. De vlaktaks verslechtert aldus de afruil tussen rechtvaardigheid en doelmatigheid.
Beperkingen voor de overheid
Het tweede voorbeeld is wat abstracter. Als de overheid meer instrumenten heeft – meerdere belastingtarieven – dan zijn er minder beperkingen om maatschappelijk doelen te realiseren, welke doelen dat ook zijn. Het is daarom in zijn algemeenheid nooit optimaal of maatschappelijk wenselijk om een deel van het overheidsinstrumentarium af te schaffen. Door bij een vlaktaks alle belastingtarieven bij ieder inkomen gelijk te schakelen heeft de overheid meer beperkingen om haar maatschappelijke doel – een bepaalde hoeveelheid inkomensherverdeling – tegen de laagste maatschappelijke kosten te realiseren. De maatschappelijke kosten van iedere hoeveelheid herverdeling zijn daarom groter bij een vlaktaks dan met een niet-lineair stelsel.
Tot slot: de fundamentele economische reden waarom een vlaktaks inferieur is aan een niet-lineair stelsel is dat de overheid een informatieprobleem heeft. Het liefst zou de overheid alleen het verdientalent – lees: het inkomen per gewerkt uur – willen belasten. Dat is de talentenbelasting van Tinbergen (1970). Dan kan de overheid zonder economische verstoringen inkomen herverdelen van mensen met een hoog naar een laag verdientalent. Er is dan geen afruil tussen doelmatigheid en rechtvaardigheid.
Minder prikkels om te werken
Het fundamentele inzicht van James Mirrlees (1971) – waarvoor hij in 1996
de Nobelprijs ontving – is dat de overheid alleen het verdiende arbeidsinkomen kan waarnemen, maar niet weet of mensen een hoog inkomen hebben vanwege een groot verdientalent of omdat mensen hard werken. Aangezien verdientalent private informatie is, is de overheid genoodzaakt het verdiende arbeidsinkomen te belasten. Echter, door inkomen te belasten herverdeelt de overheid niet alleen de opbrengsten van verdientalent, maar ook de vruchten van arbeidsinzet. Dat laatste gaat gepaard met economische verstoringen, aangezien de prikkels om te werken minder groot worden als de overheid een deel van de opbrengsten daarvan gebruikt om te herverdelen naar anderen.
Het informatieprobleem om verdientalent direct waar te nemen veroorzaakt aldus de afruil tussen doelmatigheid en rechtvaardigheid. Herverdeling van inkomen kan niet zonder economische schade aan te richten. Of dat maatschappelijk acceptabel is, daar gaan economen niet over. Maar economen gaan wel over de vraag: als de overheid een bepaalde hoeveelheid inkomen wil herverdelen, wat is dan de goedkoopste manier om dat te doen?
Het individuele inkomen bevat een sterk signaal over de verdientalenten van mensen. Het is niet een perfect signaal, want het inkomen wordt ook bepaald door arbeidsinzet. Het individuele inkomen correleert met verborgen verdientalent en bevat daarmee waardevolle informatie die de overheid het liefst zou willen gebruiken om te herverdelen. Als de overheid op een zo doelmatig mogelijke wijze inkomen wil herverdelen dan is dus het economisch wenselijk om zoveel mogelijk informatie over het verborgen verdientalent te benutten. Dus: door de belastingtarieven met het inkomen te laten variëren.
De schade van de vlaktaks
De afruil tussen doelmatigheid en rechtvaardigheid verslechtert met een vlaktaks, omdat de overheid met een vlaktaks niet langer alle beschikbare informatie volledig benut. Het belastingtarief is immers voor iedereen gelijk en varieert niet langer met het individuele inkomen. Een vlaktaks kan daarom nooit of te nimmer optimaal zijn om inkomensherverdeling tegen de laagste maatschappelijke kosten te organiseren – bij welk politiek doel voor herverdeling dan ook. Dit is een fundamentele conclusie die op basis van economische logica niet is te verwerpen.
Het is daarom buitengewoon jammer dat vele collega’s – ook sommigen die beter weten dan Marcel Canoy zoals Lans Bovenberg – volharden dat een vlaktaks een wenselijk economisch instrument zou zijn om inkomensherverdeling tegen de laagste maatschappelijke kosten vorm te geven. We berekenen dat de schade van de vlaktaks ten opzichte van het optimale niet-lineaire stelsel oploopt van 0,5 tot 9 procent van het bbp. Dat is bepaald geen klein bier.
De onwenselijkheid van een basisinkomen
De discussie over het basisinkomen is door Canoy zelf aangezwengeld en was geen onderwerp van onderzoek in Zoutman, Jacobs en Jongen (2013a,b). Maar om precies dezelfde redenen als dat een vlaktaks onwenselijk is, is ook een basisinkomen onwenselijk. Als we de drie redeneertrappen van de vlaktaks toepassen op het basisinkomen dan vinden we het volgende.
Ten eerste, met een basisinkomen wordt een economisch kostbaarder middel gekozen om dezelfde hoeveelheid inkomensherverdeling te organiseren. Immers, een basisinkomen wordt aan iedereen uitgekeerd en niet alleen aan diegenen waarvan de huidige overheid meent dat die op inkomensondersteuning van de staat zou moeten kunnen rekenen. Denk hierbij aan de circa 1 miljoen partners van werkende kostwinners. Hogere belastingtarieven zijn dan nodig om het basisinkomen te financieren. Wat leidt tot grotere economische schade. En als de belastingdruk niet kan stijgen – en de economische schade dus niet toeneemt – dan leidt een basisinkomen tot een veel lager sociaal minimum, omdat het basisinkomen over veel meer mensen moeten worden gedeeld.
Ten tweede, met een basisinkomen schaft de overheid instrumenten af om te zorgen dat belastingeuro’s daadwerkelijk terecht komen bij die personen die de overheid het liefste wil ondersteunen. Als de overheid minder instrumenten heeft, verslechtert de afruil tussen doelmatigheid en rechtvaardigheid. Daardoor daalt de maatschappelijke welvaart.
Ten derde, doordat een basisinkomen niet langer informatie meer benut over wie er meer of minder recht heeft op overheidssteun, komt het basisinkomen aldus ook terecht bij mensen die niet willen werken, gezond en arbeidsgeschikt zijn. De overheid gooit daarom nog meer kostbare informatie weg bij een basisinkomen dan bij een vlaktaks. Een vlaktaks hangt immers nog altijd van het verdiende inkomen af. Door niet langer welke informatie dan ook te gebruiken, strooit de overheid met publiek geld. Dat is economisch uiterst kostbaar.
Verrassende gedragseffecten?
Jaren geleden berekenden Jacobs, De Mooij en Folmer (2006) – het onderzoek dat door Canoy wordt afgeserveerd – de consequenties van een basisinkomen van ongeveer 550 euro per maand (toentertijd 50% van het sociaal minimum) in Nederland, uitgekeerd aan alle volwassenen behalve studenten en gepensioneerden. De algemene heffingskorting en de arbeidskorting worden dan afgeschaft en de bijstandsuitkering wordt met het bedrag van het basisinkomen verlaagd. Alleenstaanden en alleenstaande ouders worden gecompenseerd met een toeslag zodat hun netto inkomen niet verandert. Werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen nemen evenredig met het basisinkomen af. De studiefinanciering en AOW worden verhoogd zodat studenten en bejaarden geen inkomensachteruitgang ervaren. Dit basisinkomen kost 47 miljard euro en vereist gemiddeld een marginaal belastingtarief van 54%. De Nederlandse belastingdruk stijgt met 8%-punt van het bbp. De arbeidsparticipatie van vrouwen daalt met 10%. Het totale arbeidsaanbod neemt met ruim 5% af. De werkloosheid daalt ook met een procentpunt, aangezien de gemiddelde uitkeringsvoet daalt en looneisen daardoor afnemen. De totale werkgelegenheid daalt netto met 4%.
Deze berekeningen tonen wederom aan dat met een basisinkomen veel meer belasting moet worden betaald om dezelfde herverdeling te realiseren of minder kan worden herverdeeld bij dezelfde economische kosten van belastingheffing. Het basisinkomen is daarom – net als de vlaktaks – economisch onwenselijk.
Canoy meent dat een vlaktaks of basisinkomen allerlei ‘verrassende gedragseffecten’ zou kunnen opleveren waarmee wij geen rekening houden. Dit is een vreemde opmerking. We hebben alle gedragseffecten in onze analyses onderbouwd met recent empirisch onderzoek voor Nederland waarbij met geavanceerde econometrie causale verbanden worden geschat tussen de hoogte van beloningen op de arbeidsparticipatie en de prikkels om meer inkomen te verwerven. Wil Canoy dat wij in een glazen bol gaan kijken en allerlei ‘verrassende gedragseffecten’ uit de hoge hoed toveren om naar de eindconclusie toe te redeneren dat een basisinkomen of vlaktaks goed zouden kunnen zijn? Dat zou wetenschappelijk onverantwoord zijn.
De taak van economen
Canoy bespreekt een aantal zaken die in ons onderzoek geen rol spelen zoals de kosten van inning en naleving. Echter, als we die kosten wel zouden toelaten dan veranderen onze beleidsconclusies ten aanzien van de U-vorm van de optimale tariefstructuur niet.
Als we uitgaan van de beste intenties van Canoy, dan kunnen zijn opmerkingen worden gezien als een pleidooi om de progressie van het belastingstelsel of de wenselijkheid van een basisinkomen niet vanuit een zuiver welvaartstheoretisch perspectief te benaderen, maar andere niet-economische of politieke aspecten in de analyse te betrekken.
Natuurlijk spelen verschillende concepties van vrijheid, rechtvaardigheid en privacy een belangrijke rol in de politieke besluitvorming. Die opvattingen kunnen met elkaar conflicteren. Het is de taak van economen om daarop te wijzen. Uiteindelijk moet de politiek het finale oordeel vellen, waarbij ze natuurlijk altijd vrij is om economisch ondoelmatige maatschappelijke keuzen te maken omdat politieke redenen prevaleren boven economische doelmatigheid.
Maar het is bij uitstek de taak van economen om de maatschappelijke kosten en baten van verschillende politieke keuzes in kaart brengen. En dat hebben we met ons onderzoek gepoogd te doen. We laten zien dat inkomensherverdeling nooit tegen de laagste maatschappelijke kosten kan plaatsvinden met een vlaktaks. En die conclusie geldt
a fortiori voor het basisinkomen. Het siert Canoy daarom allerminst dat hij onze welvaartseconomische analyse afdoet als cijferfetisjisme. Hij houdt er drogredeneringen op na en negeert wetenschappelijk onderzoek van Nobelprijswinnaars Diamond en Mirrlees. Canoy lijkt de fundamentele oorzaak van de afruil tussen doelmatigheid en rechtvaardigheid niet te begrijpen. Onbedoeld waardeert de zelfbenoemde triple-A econoom daarmee zijn eigen rating af.
16 Bijdragen
LibertyGerard
Boer breekt klomp
Shokrani Shokran
Wat goed zou zijn is dat de kosten per werknemer lager worden terwijl de werknemer er netto niet op achteruit gaat. Dus lagere inkomstenbelasting en lager werkgeversdeel. Zo wordt arbeid goedkoper en kunnen meer mensen aan het werk = minder uitkering.
pentecoste
Ook dit stuk van Bas was helder, leerzaam, consistent doch theoretisch verhaal. Wellicht zijn de argumenten van Bovenberg gebaseerd op de weerbarstige praktijk en allerlei neveneffecten? Leerzaam !: waarom de uitvoeringskosten van de bijstand zo hoog zijn. Was mij altijd doorn in het oog. NIET DOEN BAS: over kapitaal in de financiële sector schrijven: terecht gecorrigeerd door Fransman
Roland Horvath
2/ Een Onvoorwaardelijk Basis Inkomen OBI, dat aan iedereen zonder uitzondering wordt gegeven, eventueel leeftijdsafhankelijk, maakt het leven van mensen en de hele maatschappij stabieler. Ze zijn daardoor gezonder, creatiever en ze durven meer aanpakken. Hun arbeidsmobiliteit is groter, dat blijkt uit gegevens van US/GB/SE, in die volgorde toenemende job zekerheid en job mobiliteit. Daardoor is het het tegendeel van wat de neoliberalen willen: Dat is terug naar de verhoudingen van de 19e eeuw: De werknemers geen rechten.
3/ Over 50 jaar kan de permanente werkloosheid onder de actieve bevolking wereldwijd meer dan 50% bedragen, nu is er ook al permanente werkloosheid. Er is dan voor die groep geen arbeidsinkomen meer. Moeten die lui uit de hand van ambtenaren gaan eten? Anders dan wat we veelal gewoon zijn, gaat een OBI uit van de gedachte dat de aarde en alle goederen in de economie in 1e instantie collectief bezit zijn en dat iedereen recht heeft op inkomen. Met het oog op de lange termijn is een OBI een absolute noodzaak. Overigens is er door een OBI minder uitsluiting.
4/ Bij grote projecten moet men beginnen bij het einde anders duurt de tijd van prospectie, verkenning en studie oneindig lang. Het invoeren van een Onvoorwaardelijk Basis Inkomen OBI moet nu of toch zo snel mogelijk -maar klein- beginnen bijvoorbeeld 200 euro per maand 100 euro voor kinderen dus 31 miljard per jaar. Uiteraard moeten de verschillende aspecten van een OBI vanaf nu bestudeerd worden.
molenaer
John Hemmers
http://www.voxeu.org/article/redistribution-inequality-and-sustainable-growth
De conclusie van de paper:
"The conclusion that emerges from the historical macroeconomic data used in this paper is that, on average across countries and over time, the things that governments have typically done to redistribute do not seem to have led to bad growth outcomes. Quite apart from ethical, political, or broader social considerations, the resulting equality seems to have helped support faster and more durable growth."
Xaverius
Jacobs walst zonder pardon over het grootste probleem in de eenentwintigste eeuw, wil alles bij het oude laten; inkomenspolitiek via belastingen. Hierbij vergeet hij voor het gemak dat de overheid een speeltje is geworden van de grote Twee: Banken en Multinational.
Dat Multinationals hun belastingen over winst ontwijken door gebruikt te maken van geboden fiscale sluiproutes (gefaciliteerd door Overheden) , en dat Banken hun riskante onderneming gedekt weten door de brave belastingbetalers, betekent dat het inkomen van gewone burgers wordt gebruikt om de "participatiesamenleving" in stand te houden.
Belastingen, vlaktaks en Basis Inkomen kunnen niet los gezien worden van het grotere geheel, waarin Overheden, Banken en Multinationals een cruciale rol spelen. Isaac Newton kon verder kijken dan zijn voorgangers doordat ie zich bewust was dat ie op de schouders van zijn voorgangers stond. Banken en Multinationals kunnen winsten maken doordat ze op de vele schouders staan van alle burgers.
Het grootste probleem van de eenentwintigste eeuw heet WELVAARTSVERDELING. Als een overheid faalt om Banken en Multinationals een rechtvaardig deel van belastingen te laten betalen dan is zij bezig het volk te naaien (vrij naar Ewald Engelen).
Toch jammer dat Jacobs' blik dit keer niet verder reikt dat de navel van de kleinste van de grote drie en geen stap voorwaarts durft te maken.
Guest
Xaveriustarief = 0.6 * (1 - ½ ^ (bruto/modaal))
; BRUTO 1 euro TARIEF ~0 (de eerste Euro's lonen enorm)
; BRUTO modaal TARIEF 30%
; BRUTO oneindig veel TARIEF 60%
Bij de tarieven is natuurlijk niet het basisinkomen meegenomen. Bij dit tarief is het netto inkomen simpel:
netto = basis + bruto * (1 - tarief) = basis + bruto * (0.4 + 0.6 * ½ ^ (bruto/modaal))
Stel dat modaal bruto 30.000 Euro is, en het basisinkomen is 10.000 (~ huidige bijstand + ziektekosten) dan gelden de volgende netto inkomens:
; BRUTO 3.000 NETTO 2.879 + 10.000 = 12.879
; BRUTO 10.000 NETTO 8.762 + 10.000 = 18.762
; BRUTO 30.000 NETTO 21.000 + 10.000 = 31.000
; BRUTO 60.000 NETTO 33.000 + 10.000 = 43.000 (effectief 28%)
; BRUTO 100.000 NETTO 45.953 + 10.000 = 55.953 (effectief 44%)
; BRUTO 1.000.000 NETTO 400.000 + 10.000 = 410.000 (effectief 59%)
Xaverius
GuestHier nog wat cijfermateriaal om een idee te krijgen over de eventuele haalbaarheid voor zo'n Basis Inkomen en belastingen:
http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/BE41A4A9-8804-410A-9A04-02F0693C1E2A/0/90102g1.gif
http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/inkomen-bestedingen/publicaties/artikelen/archief/2013/2013-parade-van-pen-2012-art.htm
Emmef
(1) basisinkomen (zie verder)
(2) geen aftrekposten
(3) geen toeslagen
(4) variabel belastingtarief (tarief-functie) is alléén functie van het inkomen
In dit model zijn de aftrekposten en toeslagen in feite vervangen vervangen door een basisinkomen. Verder is het belastingpercentage slechts afhankelijk van het inkomen, waardoor de te betalen inkomensbelasting simpel en door iedereen te bepalen is.
De vlaktaks is een extreem geval van dit systeem, waarbij de tarief-functie een constante is, bijvoorbeeld 0.3 (30%). Ik zou echter eerder het huidige schijvensysteem handhaven maar met andere grenzen en percentages die het inkomensbeleid ondersteunen in samenwerking met het basisinkomen.
Maar waarom kies ik dan toch voor een basisinkomen, ondanks de zinsnede
"Doordat een basisinkomen niet langer informatie meer benut
over wie er meer of minder recht heeft op overheidssteun, komt het
basisinkomen aldus ook terecht bij mensen die niet willen werken, gezond
en arbeidsgeschikt zijn."
Dit is niet uniek voor het basisinkomen en geldt ook voor het huidige model. Het is dus oneerlijk om dit als "argument" tegen een basisinkomen te gebruiken. Als mensen nét rond kunnen komen van het basisinkomen (en dan wel hun ziektekosten kunnen betalen e.d.) zal er zeker wel een prikkel zijn om meer te verdienen. En dat loont altijd omdat je geen toeslagen kwijt kunt raken. Aan de andere kant kunnen extreem veel verdienende mensen nu niet met allerlei exotische aftrekposten de belasting volledig ontlopen. Lijkt mij een goeie deal.
Verder wordt in dit artikel alleen gerekend met de combinatie van een basisinkomen en een VLAKtaks, hetgeen waarschijnlijk geen ideale oplossing is, omdat er niets te sturen valt. Ik begrijp dat het anders wel een erg lang artikel wordt. Toch ben ik benieuwd of er berekeningen zijn gemaakt van een combinatie tussen basisinkomen en een aangepast schijvensysteem (of een continue functie).
Emmef
Emmeftarief = 0.6 * (1 - ½ ^(bruto/modaal))
Rekenvoorbeeld voor bruto inkomsten:
1€ → ~0%
modaal → 30%
100 * modaal → ~60%
Iedereen krijgt echter ook een basisinkomen, dus het netto inkomen wordt
netto = basis + bruto * (1 - tarief)
oftewel
netto = basis + (0.4 + 0.6 * ½ ^ bruto * (bruto/modaal))
Rekenvoorbeeld voor netto inkomsten als functie van bruto inkomsten.
Hierbij is modaal 30.000€ en is basis 10.000€ (ongeveer huidige bijstand + ziektekosten):
3.000€ → 10.000€ + 2.879€ = 12.879€
10.000€ → 10.000€ + 8.762€ = 18.762€
30.000€ → 10.000€ + 21.000€ = 31.000€
60.000€ → 10.000€ + 33.000€ = 43.000€ (eff. 28%)
100.000€ → 10.000€ + 45.953€ = 55.953€ (eff. 44%)
1.000.000€ → 10.000€ + 400.000€ = 410.000€ (eff. 59%)
Piet
Het is dan niet meer nodig om iemands inkomen te berekenen (die kosten kunnen bespaard worden) en een ieders uitgaven bepalen dan de betaalde belasting.
Iemand met een hoger inkomen geeft gemiddeld meer uit en betaalt daarmee meer belasting en iemand die zuinig wil leven kan dat ongestraft doen.
Overheidsuitgaven in lijn brengen met deze inkomsten (dus alle speeltjes van politiek en ambtenaren afschaffen) en per wet bepalen dat 80% van deze 'overhead' naar de handen aan het bed en de docent voor de klas moet gaan
Shokrani Shokran
PietRobin Ketelaars
Renate