De race naar nieuw vlees gaat via Silicon Valley

Op launching event van investeerdersplatform F&A Next in Wageningen hopen food en agri-startups deze week in contact te komen met hun missing link: durfkapitaal. Ook wetenschapper Mark Post is er op zoek naar groeikapitaal om met zijn kweekvleesburger de vleessector volledig op z'n kop te zetten.

‘Men neme een stukje vlees van een levende koe. Filter het spierweefsel eruit, snij de spiercellen in het weefsel los van de vetcellen. Laat deze vervolgens vermenigvuldigen door aminozuren, vetten, suikers en mineralen toe te voegen. Plak miljarden van deze cellen aan elkaar en giet het geheel in de vorm van een burger. Bak deze zoals gebruikelijk.’

Het klinkt als een recept voor een verre toekomst, maar hoogleraar Mark Post van de Universiteit van Maastricht verwacht dat dit de manier is waarop er over een jaar of zeven hamburgers in een fabriek worden gemaakt. Wie dit verhaal in 2008 had gehoord, zou er zijn geld waarschijnlijk niet op hebben durven inzetten. Nu wordt Post op de gratis college-site Universiteit van Nederland aldus voorgesteld: 'Prof. dr. Mark Post (Maastricht University), beter bekend als “De Vleesprofessor”, presteerde het om als eerste ter wereld een hamburger in het lab te kweken. Afhankelijk van de grondstoffenmarkt en de efficiëntie waarmee de cellen zich vermenigvuldigen in de tank verwacht Post over zeven tot acht jaar te kunnen concurreren met echt vlees.' Opschaling is hier het toverwoord; nu is zo'n hamburger nog onbetaalbaar.

In plaats van een wegwerpitem dat na verloop van tijd geslacht wordt, verandert de koe met deze techniek in een bijna onuitputtelijke bron van vlees. De weg is nog lang en lastig en dus risicovol en duur. Maar als het lukt is het een systeemverandering die met de vleessector kan doen wat iTunes deed met de muziekindustrie en Uber doet met de taxiwereld. Iets waar een vermogende durfinvesteerder misschien wel geld voor over heeft. Mark Post en zijn kompaan Peter Verstrate hebben net een bedrijf opgericht, MosaMeat. De starters hebben ‘een paar miljoen, geen tientallen’ nodig voor de financiering van hun proeffabriek. Ze verwachten over drie of vier jaar voor 15 tot 20 euro kweekvleesburgers aan restaurants en speciaalzaken te kunnen leveren. Drie jaar geleden presenteerden ze voor het oog van de wereld de eerste versie als proof of concept. Die burger kostte nog 250.000 euro, gefinancierd door Sergey Brin, mede-oprichter van Google.

Kansen voor startups

Inmiddels is er durfkapitaal genoeg. De enorme uitdagingen in de wereld van de voedselproductie bieden kansen voor startups en de groeiende vraag naar vlees maakt deze sector een interessante markt voor investeerders. De website Agfunder berekende op basis van gegevens van startupmonitor CrunchBase dat de investeringen in de agrifoodsector in 2015 zijn verdubbeld ten opzichte van het jaar daarvoor. In het rapport worden met name toepassingen als drones en dierlijke eiwitvervangers genoemd als dé groeibriljantjes van de sector. Volgens Agfunder bedroegen de totale investeringen in startups actief in de agrifoodsector vorig jaar rond de 4,6 miljard dollar. In 2014 werd er door durfinvesteerders nog 2,36 miljard dollar in de sector gepompt. Aan geld om de primaire sector toekomstbestendig te maken dus geen gebrek. Maar dat concentreert zich met name in Sillicon Valley. Voor de Nederlandse agrifoodsector is Food & Agri Next vooral een kans om de missende schakel in het startupecosysteem toe te voegen: durfkapitaal. Het Financieele Dagblad concludeert op basis van de gegevens van Agfunder dat de de investeringen in de Nederlandse agrifoodsector achterblijven. In het geval van MosaMeat is het ook maar de vraag of de eerste fabriek in Nederland zal staan. ‘Natuurlijk lonkt Sillicon Valley, ik kom er geregeld, deze zomer drie keer’, vertelt Post. ‘In Sillicon Valley zit een bedrijfje dat ongeveer hetzelfde doet als wij. Er heerst in Sillicon Valley een andere dynamiek, er is meer kapitaal. Als dat bedrijf twee keer zo veel kapitaal weet te vergaren, dan zullen wij twee keer zo goed moeten zijn. Daarmee is de kans groot dat deze techniek een Sillicon Valley-onderneming wordt en geen Maasvallei-onderneming.’

Een groeiende markt

In 2050 moet er volgens de VN 70 procent meer voedsel worden geproduceerd dan nu het geval is. De wereld huisvest dan volgens de officiële schattingen 9,6 miljard mensen. De voedselzekerheid is met een bevolkingstoename van ruim twee miljard mensen niet eens de grootste uitdaging. Wel de verwachting dat de welvaart net zo hard stijgt. De vraag naar vlees zal dan meestijgen, waardoor het aantal mensen dat dagelijks vlees eet gaat verdubbelen, misschien zelfs verdrievoudigen. In dat laatste geval zijn ongeveer 4,8 miljard mensen dan welvarend genoeg om elke dag vlees in hun boodschappenmandje te gooien. Daarmee is deze industrie een interessante markt voor investeerders. Vlees eten is volgens consumptiesocioloog Hans Dagevos van de WUR (Wageningen University and Reserch Centre) een van de eerste manieren waarop mensen laten zien dat ze meer te besteden hebben.

De welvaartstijging gaat waarschijnlijk vooral plaatsvinden in opkomende economieën als China en India. In China is het effect al duidelijk. De Chinees consumeert nu gemiddeld 50 kilogram vlees karkasgewicht per jaar, berekent het rapport Shifting Diets for a Sustainable Food Future. Twintig jaar geleden was dat nog 20 kilogram. ‘Het is een trend waar bijna geen enkel land aan weet te ontkomen. Hoe rijker men wordt, hoe meer vlees men eet’, meent Dagevos. In het Westen consumeren we gemiddeld 80 kilogram vlees per jaar. In Nederland is sinds 2010 een lichte trend naar beneden waarneembaar; ongeveer ieder jaar daalt dat gewicht met één kilo. Toch blijft de productie van vlees op hetzelfde niveau. De vleeseters eten meer vlees.

De enige manier om te zorgen dat er straks genoeg voedsel is voor iedereen, is minder vlees eten. Het consumeren van dierlijke eiwitten is de meest inefficiënte manier van om je te voeden. Momenteel gebruiken we 40 procent van ons aardoppervlak voor het produceren van voedsel. 70 procent daarvan gaat op aan de productie van veevoer. Op de wereld leven nu al jaarlijks 56 miljard stuks vee, een snelle rekensom leert dat er simpelweg te weinig aardoppervlak is om die toename op de huidige manier te realiseren.

De eiwittransitie

In een onlangs verschenen publicatie waarschuwt het World Resource Institute voor de overconsumptie van dierlijke eiwitten. In Nederland adviseert het Voedingscentrum de consument minder vlees te eten door de in de Schijf van Vijf de nadruk te leggen op plantaardige eiwitten in plaats van de dierlijke varianten. Veel meer beleidsmatige initiatieven om de consument bewust te maken van de milieu-impact die vlees eten heeft, zijn er nog niet. ‘In de politiek is het toch nog wel steeds taboe om het over vlees en zuivel te hebben’, meent Dagevos. ‘Eens in de zoveel tijd komt de vleestaks terug, dat is één van de weinige beleidsinstrumenten die er zijn. Het is heel lastig om het bewustzijn te vergroten en de cultuur aan te passen.’

‘In de politiek is het toch nog wel steeds taboe om het over vlees en zuivel te hebben’

De kans dat we ons dieet aanpassen en massaal minder vlees gaan eten is dus gering, overheden wagen zich niet aan impopulaire en betuttelende maatregelen om de consument aan te zetten tot het eten van minder vlees. Daar ligt een kans voor ontregelende startups. De sector is hard bezig om een antwoord te bieden voor dit vraagstuk; op donderdag 26 mei staat het F&A Next-evenement vooral in het teken van de eiwittransitie.

Sleutel is de voerconversie

Vee is inefficiënt in het omzetten van plantaardige eiwitten naar dierlijke eiwitten. Dat komt door de voerconversie; het aantal kilo’s voer dat vee omzet naar lichaamsgewicht. Als de voerconversie omlaag kan, komt er ruimte vrij op die 70 procent van het landbouwareaal dat nu nog gebruikt wordt voor het produceren van veevoer. Er zijn een hoop ontwikkelingen geweest en gaande om die voederconversie naar beneden te krijgen. Zo zetten kippen momenteel vier keer zo efficiënt voer om in lichaamsgewicht als ruim zestig jaar geleden. Varkens hadden in de jaren ’60 ruim 3,5 kilo voer per dag nodig. Nu is dat ongeveer een kilo minder. Runderen zijn het minst efficiënt in het omzetten van voer naar vlees: koeien hebben ruim acht kilo voer nodig om één kilo vlees aan te maken.

Daar komt bij dat koeien, in tegenstelling tot kippen en varkens, methaan uitstoten. Methaan is een vervelend broeikasgas dat ruim twintig keer krachtiger is dan CO2. 65 tot 70 procent van de wereldwijde landbouwemissies is te herleiden tot de productie van rundvlees. In Nederland is de uitstoot van methaan verantwoordelijk voor 15 tot 20 procent van de totale broeikasgassen. Daarmee is de koe de Hummer onder de vleesproducten in het verbruik van land en uitstoot.

De koe is de Hummer onder de vleesproducten in het verbruik van land en uitstoot

Een mogelijke oplossing is het gebruik van insecten. Insecten bevatten veel proteïnes en stoffen die het menselijk lichaam niet zelf aanmaakt. De voederconversie van insecten zit nu al op het niveau van kippen. De verwachting is dat die conversie nog veel efficiënter kan, omdat de uitgangspositie nu al goed is. Wereldwijd eten ongeveer twee miljard mensen insecten, in veel culturen worden die als delicatessen gezien. Toch is het volgens Dagevos maar de vraag of de westerse consument massaal aan de insecten wil. ‘De jeukfactor bij insecten is nog heel groot’, meent hij ‘bij kweekvlees is dat al veel minder het geval.’

Volgens Mark Post is het eten van insecten ook niet de oplossing. ‘Het is klinkklare onzin dat wij meer dierlijke eiwitten nodig zouden hebben. Er zijn twee miljard vegetariërs op de wereld en die leven gewoon. We vinden dierlijke eiwitten wel lekker. En wat we echt lekker vinden is vlees. Niet insecten. Daarom is onze filosofie om dierlijke eiwitten te maken. Het is onze filosofie om vlees te maken. De sojaburger is ook geen alternatief dat naar vlees smaakt en daar wordt al 35 jaar aan gewerkt.’

De race

De technologie voor massaproductie van vlees geproduceerd door celkweek werd in 1999 al gepatenteerd door de inmiddels overleden Willem van Eelen.

Volgens Post loopt het patent van Van Eelen af tegen de tijd dat er de technologie marktrijp is. ‘Het gaat er dus om wie het eerst en het best deze technologie concurrerend weet te krijgen’, meent Post. De open race is in volle gang, Post verwacht over drie tot vier jaar een kweekburger voor een prijs van 15 à 20 euro te kunnen produceren. ‘Een product dat dan alleen nog interessant is voor restaurants en speciaalzaken. Over zeven tot acht jaar verwachten we dan een product te kunnen leveren dat qua kostprijs kan concurreren met echt vlees.’ De concurrenten van Mark Post en Peter Verstrate zijn ongeveer even ver in de realisatie van de technologie. Zo is er een bedrijf genaamd Memphis Meats dat onlangs door  celkweek al verschillende vleesproducten zoals gehaktballen maakt. Die producten worden inmiddels al langzaamaan uitgerold over de Amerikaanse markt.

Een andere Amerikaanse startup die veelbelovend is in de eiwittransitie is Beyond Meat. Oprichter Ethan Brown wil de ‘Henry Ford van de vleesindustrie worden’. Ford verving de paardenkoets door de auto. Brown wil plantaardige proteïne direct omzetten in vleesimitaties, waarmee de hele voederconversie uit de keten wordt gehaald.

'Met de kweekvleestechniek kunnen we terug naar ongeveer dertigduizend koeien wereldwijd'

De kweekvleesburger gaat verder. Het op grote schaal produceren van kweekvlees is nog geen zekerheid, maar biedt wel de grote efficiëntieslag die het voedselvraagstuk vergt. ‘Momenteel zijn er anderhalf miljard runderen per jaar. Met de kweekvleestechniek kunnen we terug naar ongeveer dertigduizend koeien wereldwijd. Dat vlees groeit niet vanzelf. Om het weefsel te laten groeien moeten alle voedingsstoffen die een koe ook nodig heeft worden toegevoegd. Post denkt dat een bioreactor dit efficiënter kan dan de koe zelf. ‘De veronderstellingen die daar gedaan worden zijn dat we het zeker twee keer zo goed kunnen doen als een koe en uiteindelijk zelfs vier keer zo goed. Het hangt van de opschaling af, we denken dat die dichtheid van cellen nog zeker een factor tien omhoog kan en dan haal je natuurlijk een nog grotere efficiëntie en nog grotere kostenefficiëntie.’ Dat is is cruciaal voor het kweken van vlees. ‘De voedingsstoffen die nodig zijn komen uit de medische en wetenschappelijke markt. Niemand let daar op de prijs, dus dat schiet niet op. Maar de schatting is, en daar is ook behoorlijk aan gerekend door de producenten van deze middelen, dat uiteindelijk bij een zeker behaalde efficiëntie kan leiden tot een normale kostprijs van vlees.’

De volgende fase in de ontwikkeling is het opschalen van de productie. Er zijn verschillende manieren waarop in de toekomst kweekvlees geproduceerd kan worden. ‘We zouden een grote fabriek kunnen bouwen waar we de burgers produceren, maar je zou ook bij de plaatselijke kinderboerderij zo nu en dan samples van koeien kunnen gebruiken om zo lokaal vlees te produceren.’

De niet zo ondernemende staat

Post is door de potentie van de techniek van mening dat de overheid het project meer had kunnen steunen. Sinds hij in 2008 met een team aan dit project begon, heeft de overheid 2,8 miljoen euro bijgedragen. In 2014 liep de financiering af. ‘2,4 miljoen euro was voor het wetenschappelijk onderzoek om dit daadwerkelijk mogelijk te maken. Vier ton is naar een marktonderzoek gegaan. Die bedragen zijn gezien de vele innovatiepotjes best gering. Ik heb altijd gezegd dat de overheid hier meer bij betrokken zou moeten zijn, laatst belde een Engelse ambtenaar mij. Iedereen wil graag aan de gang met het ontwikkelen van deze techniek. Ik heb hem verteld dat de enige manier om dit van te grond te krijgen is door testprojecten te financieren.’

Nu is het maar de vraag of investeerders vinden dat het project van Post in een stadium is waarmee MosaMeat de race kan winnen. Als durfkapitaal in Nederland eerder de potentie van de techniek had gezien en bijvoorbeeld een proefopstelling had gefinancierd, was de voorsprong waarschijnlijk veilig gesteld. Post begrijpt dat het lastig is voor overheden om de rol van durfinvesteerder op zich te nemen voor innovatie: ‘Wellicht bieden ze ons straks wat belastingvoordeel voor de grote fabriek, maar dan is het eigenlijk al te laat.’