© Hollandse Hoogte / Laurens van Putten

De typisch Nederlandse strijd om een goed pensioen

Seniorenorganisaties Stichting Pensioenbehoud en KBO-Brabant hebben de Nederlandse Staat gedagvaard: de huidige pensioenwet zou op essentiële onderdelen strijdig zijn met Europese regels. Zij hopen met de uitspraak een stok in handen te krijgen om de gemiste indexaties en kortingen van pensioenen van de laatste twaalf jaar aan te vechten. De zaak is illustratief voor het gebrek aan vertrouwen in wat toch te boek staat als het beste pensioenstelsel ter wereld. ‘Zijn onze pensioenen nu wel of niet gegarandeerd?’

‘Als we weer terug zouden kunnen naar de systematiek van vóór 2007, dat zou een hoop problemen oplossen,’ verzucht Erik Daae door de telefoon. Hij is oprichter en voorzitter van de Stichting Pensioenbehoud, die sinds 2010 ijvert voor bescherming van toegezegde pensioenuitkeringen en toekenning van indexaties. De stichting, die zo’n 1.100 donateurs heeft, wordt bestuurd door onbetaalde, gepensioneerde vrijwilligers. Zij werken daarbij samen met andere organisaties als de Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen (NBP). Miljoenen deelnemers aan pensioenregelingen hebben al sinds 2008 geen of nauwelijks indexatie gehad en in 2013 en 2014 heeft een aantal fondsen de pensioenen zelfs gekort. De ouderenorganisaties wijzen er ook op dat de fiscus hierdoor miljarden aan inkomsten heeft gemist. De aanhoudende problemen met de pensioenen zouden voor een belangrijk deel veroorzaakt zijn door onnodig strenge, pessimistische rekenregels waaraan pensioenfondsen zich sinds 2007 moeten houden van de overheid. De Stichting Pensioenbehoud verzet zich hier al jaren tegen, vooral door middel van pogingen om de nationale politiek te beïnvloeden – vooralsnog zonder het gewenste resultaat. In 2019 besluit de stichting naar de rechter te stappen, voor het eerst in haar bestaan.

In september van dat jaar wordt de Nederlandse Staat gedagvaard. Dit gebeurt vanuit een nieuwe invalshoek: een Europese. Inmiddels heeft KBO-Brabant, een vereniging die de belangen van zo’n 125.000 senioren behartigt, zich als mede-eiser bij hoofdeiser Stichting Pensioenbehoud in deze zaak aangesloten. ‘Zij zijn van mening dat de Nederlandse pensioenwetgeving in strijd is met Europese regels, waardoor pensioenen ten onrechte al jaren niet meer geïndexeerd worden en er binnenkort zelfs (weer) gekort moet worden,’ aldus het gezamenlijke persbericht. De procedure wordt verder ondersteund door twaalf verenigingen van gepensioneerden, waaronder die van AkzoNobel en die van oud-medewerkers van de Hoogovens. Prof. dr. mr. Hans van Meerten, hoogleraar Europees Pensioenrecht aan de Universiteit Utrecht en ook advocaat namens de eisers, laat kort voor de dagvaarding in een interview met Pensioen Pro weten: ‘De Nederlandse regering heeft IORP [de Europese pensioenrichtlijn, red.] verkeerd omgezet in nationale wetgeving. En als een fonds op basis daarvan zou gaan korten, zou dat niet deugen.’

Miljoenen deelnemers aan pensioenregelingen hebben al sinds 2008 geen of nauwelijks indexatie gehad

Met andere woorden: de kortingen zijn volgens de eisers niet legaal. Inmiddels, zo’n veertien maanden later, kijken zij reikhalzend uit naar de eerste zitting waarbij de zaak behandeld zal worden, vandaag (27 november 2020) bij de rechtbank Den Haag.

Een historisch jaar

Het is niet zo verwonderlijk dat er geprocedeerd wordt. De afgelopen jaren zijn de debatten over pensioenen steeds scherper geworden. Net als elders in de samenleving is er sprake van polarisatie. Er zijn grofweg twee kampen te onderscheiden, met diametraal tegenover elkaar staande inzichten over de gezondheid van het huidige pensioenstelsel. Die leiden tot veel technische discussies met veel jargon, lastig te volgen voor miljoenen Nederlanders die er wel direct een groot belang bij hebben. Voor jongeren zijn pensioenen sowieso een ver-van-mijn-bed-show, maar ook veertig- en vijftigplussers verzuchten nog vaak dat ze zich er nu toch écht eens een keer in moeten verdiepen. Onderaan de streep gaat het bij discussies over pensioen vooral om de vraag of er wel of niet geïndexeerd kan worden en of kortingen op pensioenen wel of niet nodig zijn. En hoeveel risico bij die beslissing genomen kan worden.

Een elementair onderdeel bij die discussie is de zogenaamde ‘rekenrente’. Om beter te begrijpen hoe we hier beland zijn, en welke belangen hier tegenover elkaar staan, gaan we eerst dertien jaar terug. Naar 2007, het jaar waarin Rita Verdonk uit de VVD-fractie wordt gezet en Mark Rutte daarmee de strijd om het leiderschap van de VVD definitief wint, het jaar ook waarin Steve Jobs de eerste iPhone introduceert en waarin Roemenië en Bulgarije toetreden tot de Europese Unie. 

Vóór 2007 hanteerden de meeste pensioenfondsen een vaste rekenrente van 4 procent. Met de rekenrente berekenen pensioenfondsen hoeveel ‘geld in kas’ ze moeten hebben (obligaties, aandelen, vastgoed, et cetera) om alle toegezegde pensioenbedragen (de ‘verplichtingen’), nu en in de toekomst, daadwerkelijk te kunnen betalen. De hoeveelheid geld in kas mag lager zijn dan de toegezegde (nominale) pensioenbedragen, omdat er nog tijd is om het geld te laten groeien door de beleggingen van het pensioenfonds. De rekenrente is daarbij de aanname van het groeipercentage. Hoe lager dat veronderstelde groeipercentage, hoe meer fondsen dus nu alvast in kas moeten houden.

De afgelopen jaren zijn de debatten over pensioenen steeds scherper geworden

Op 1 januari 2007 trad de huidige Pensioenwet in werking, en in het verlengde daarvan het Financieel Toetsingskader (FTK): een nieuwe set verplichte rekenregels voor pensioenfondsen, waarop DNB ook haar toezicht op het pensioenstelsel baseert. Een fundamentele wijziging daarbij, die grote gevolgen bleek te hebben die toen niemand vermoedde, werd zonder veel ophef doorgevoerd. De vaste rekenrente van 4 procent werd namelijk afgeschaft en vervangen door de variabele, risicovrije marktrente. Meer precies: de door DNB maandelijks vastgestelde ‘rentetermijnstructuur’ (RTS), gebaseerd op de actuele rentetarieven op de financiële markten. 

Deze risicovrije rente wordt zo goed als zeker gehaald en past om die reden goed bij pensioentoezeggingen met een gegarandeerd karakter. En volgens DNB daarom ook bij de Nederlandse praktijk: ‘Nominale verplichtingen zijn gegarandeerd en indexatie wordt nagestreefd,’ aldus de inleiding van een wetenschappelijk rapport van DNB uit 2004 waarop het nieuwe toetsingskader werd gebaseerd. Dit sloot ook aan bij een brief die toenmalig staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Mark Rutte in het voortraject van de nieuwe Pensioenwet al eerder in 2004 aan de Tweede Kamer had gestuurd. Hierin liet hij weten dat het nominale pensioen ‘onvoorwaardelijk’ is.

Ook veertig- en vijftigplussers verzuchten vaak dat ze zich nu toch écht eens een keer in pensioenen moeten verdiepen

Stilte voor de storm

‘Veel pensioenfondsen waren wel blij toen de nieuwe rekenrente werd geïntroduceerd,’ reageert Theo Kocken, hoogleraar Risicomanagement aan de Vrije Universiteit Amsterdam en tevens oprichter en mede-eigenaar van Cardano, een bedrijf dat pensioenfondsen en verzekeraars adviseert over de inzet van complexe financiële instrumenten om risico’s af te dekken. ‘Ook bij ABP, want daar verwachtten velen dat de rente zou gaan stijgen. Voor zo’n pensioenfonds is dat prettig, want als de rente omhoog gaat, gaat de dekkingsgraad omhoog en dan kunnen ze meer uitbetalen.’

De dekkingsgraad geeft aan of een pensioenfonds genoeg geld in kas heeft om alle toegezegde pensioenuitkeringen waar te kunnen maken. Daarvoor is een dekkingsgraad van minimaal 100 procent nodig. Met een vermogen van 466 miljard euro en 3 miljoen deelnemers eind 2019 is ABP, het fonds voor overheids- en onderwijspersoneel, niet alleen het grootste fonds, maar ook het meest invloedrijk.

Wat vermoedelijk eveneens heeft bijgedragen aan de tamelijk geruisloze overstap op de risicovrije rente: begin 2007 was deze vrijwel even hoog als de vaste rekenrente die toen verlaten werd. De overstap had daarom op dat moment geen directe grote gevolgen voor de dekkingsgraad. ‘De vaste rekenrente was 4 procent, en toen we overgingen was de marktrente ook ongeveer 4 procent,’ blikt Kocken hierop terug. ‘Dus toen we overgingen, was er geen verschuiving van waarde. Als dat niet zo was geweest, dan denk ik dat er wel heel veel commentaar was geweest van verschillende partijen.’ Maar begin 2007 veranderde er ogenschijnlijk dus niet zo veel. Het zou niet leiden tot afstel, maar eerder tot uitstel van een storm aan discussies over de rekenrente. De rente zou het komende decennium namelijk gaan dalen, en niet zo’n beetje ook.

2007 was tevens het jaar waarin veel Amerikaanse huiseigenaren hun hypotheek niet meer konden betalen. Daardoor raakten banken in de problemen en dreigde alle betalingsverkeer stil te vallen: het begin van de kredietcrisis, die zich vervolgens als een olievlek over de wereld verspreidde. Sinds de kredietcrisis is de rente, eerst in de Verenigde Staten en later ook in Europa, in rap tempo gedaald richting de nul procent. Ook het ruime monetaire beleid van de Europese Centrale Bank van de afgelopen jaren, waaronder opkoopprogramma’s van staatsobligaties, droeg hieraan bij. Lag de gemiddelde rekenrente voor een gemiddeld pensioenfonds begin 2007 nog boven 4 procent, inmiddels is deze gedaald tot bijna 0 procent.

Maar besefte men in de pensioenwereld in 2007 onvoldoende dat de nieuwe variabele rekenrente, in tegenstelling tot de oude vaste rekenrente, ook kon dalen? Met alle mogelijke gevolgen van dien als de dekkingsgraad te laag wordt, zoals verplichte bevriezing van pensioenen, of maatregelen als premieverhoging of korting van pensioenen. Er zijn meer factoren van invloed op de dekkingsgraad, waaronder de levensverwachting, omstandigheden op de arbeidsmarkt of de hoogte van de pensioenpremies, maar de invloed van de rekenrente is erg groot. ‘Veel mensen in de pensioenwereld konden zich rentedalingen toen helemaal niet indenken en gingen eerder uit van stijgingen tot 6 à 7 procent,’ zegt Kocken hierover. ‘Een daling tot onder de 2 procent? Dat was een scenario dat niet bestond in de hoofden van die mensen.’

2007 was tevens het jaar waarin veel Amerikaanse huiseigenaren hun hypotheek niet meer konden betalen

Toch dekte menig fonds zich in tegen het risico van een dalende rente, vooral met behulp van swaps. Het betrof hier rentederivaten, oftewel financiële instrumenten afgeleid van de rente, die meer waard worden als de rente daalt. Cardano, in 2000 door Kocken opgericht, was een van de bedrijven die pensioenfondsen daarbij begeleidde, net als partijen als ING Investment Management en Blackrock. Het waren vooral ondernemingspensioenfondsen die zich indekten tegen het risico van een dalende rente. De grote bedrijfstakpensioenfondsen, waar de meeste deelnemers aan Nederlandse pensioenregelingen verplicht bij zijn aangesloten, deden dit maar beperkt. Als je het risico van een dalende rente afdekt, dan kun je ook niet profiteren als de rente stijgt – en dat lijkt daarbij een belangrijke overweging te zijn geweest. Over het afdekken van het renterisico zegt Jean Frijns, dan waarnemend directievoorzitter van ABP, op 5 april 2005 tegen Het Financieele Dagblad: ‘Dan fixeer ik de renteopbrengsten op een te laag niveau. Ik denk dat de rente gaat stijgen en neem het extra risico op onderdekking.’

Enorme groei pensioenpotten

Volgens Martin Pikaart, pensioendeskundige en auteur van De Pensioenmythe (2011) en Wanbeleid, Algemeen Burgerlijk (2016), is de primaire doelstelling van pensioenfondsen echter om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen, niet om zoveel mogelijk kapitaal te vergaren, zo schrijft hij in zijn laatste boek. Als het renterisico wordt afgedekt en de rente stijgt, dan stijgt de dekkingsgraad weliswaar niet mee. Daar staat tegenover dat de dekkingsgraad óók stabiel blijft als de rente daalt. Vanuit een gezonde dekkingsgraad kan het fonds in beide gevallen zowel aan haar verplichtingen blijven voldoen als indexeren. ‘Dat is de kern van risicomanagement voor pensioenfondsen,’ aldus Pikaart.

De gestage rentedaling heeft de financiële positie van Nederlandse pensioenfondsen de afgelopen 12 jaar behoorlijk onder druk gezet. Dat stuit op veel onbegrip in de samenleving, omdat de pensioenpotten in diezelfde periode tot recordhoogte stegen. Aangezien pensioenfondsen nog steeds meer premie ontvangen dan zij uitkeren, en dankzij een hoog gemiddeld rendement van meer dan 6 procent, voornamelijk op beleggingen in aandelen en andere ‘zakelijke waarden’, groeide het vermogen van de Nederlandse pensioenfondsen van 684 miljard euro eind 2007 tot bijna 1.600 miljard euro in 2020. Dit is ongeveer tweemaal de waarde van het bruto nationaal product (BNP) van Nederland. Nederland neemt hiermee wereldwijd een tweede plaats in, na Denemarken waar het pensioenvermogen 220 procent van het BNP bedraagt (2019) en voor IJsland.

Maar ondanks die enorme groei van de pensioenpotten daalde de gemiddelde dekkingsgraad flink: van 144 procent eind 2007 tot 93 procent halverwege 2020. Tegenover de gestegen hoeveelheid geld in kas stond namelijk een nóg grotere stijging van de pensioenaanspraken. En dat heeft weer voor een belangrijk deel te maken met de extreem lage rekenrente. Anna Grebenchtchikova, die namens jongerenbonden over pensioenen onderhandelde, daarna op haar 25e de jongste pensioenfondsbestuurder van Nederland was en nu in de Londense City werkt in fixed income, plaatst wel een stevige kanttekening bij de rekenrente als zondebok: ‘De vraag die je kunt stellen is: heeft iedereen het slecht gedaan? Was het te voorkomen? En dan zie je dat verschillende pensioenfondsen het wel degelijk goed hebben gedaan, inclusief een aantal bedrijfstakpensioenfondsen. Gewoon omdat ze goed risicomanagement hebben gedaan en de impact van een dalende rente goed hebben begrepen. Het hangt dus af van je keuzes.’ Hiermee doelt Grebenchtchikova vooral op de mogelijkheid het renterisico af te dekken met rentederivaten.

U mag toch verwachten dat u krijgt wat u beloofd is?

De gevolgen van de gedaalde dekkingsgraden zijn hoe dan ook ingrijpend. Miljoenen deelnemers aan een pensioenregeling zijn aangesloten bij een fonds dat al sinds 2008 geen, of vrijwel geen indexatie meer heeft toegekend, en een aantal fondsen heeft ook pensioenen gekort. Eind vorig jaar meldde ABP dat gepensioneerden 19,1 procent achterliepen op de inflatie sinds de crisis van 2008. De langdurige bevriezing van de meeste pensioenen en (dreigende) kortingen leidden niet alleen tot grote onrust onder pensioenfondsdeelnemers, maar ook tot stevige en soms zelfs verhitte debatten in de politiek en in de academische wereld. Bij oproepen aan gedupeerden op internet om in actie te komen worden verantwoordelijke politici als minister Wouter Koolmees en minister-president Mark Rutte, maar ook DNB-directeur Klaas Knot als ‘pensioenrovers’ bestempeld.

Verwacht rendement

Ouderenorganisaties verzetten zich het meest tegen de gemiste indexaties en kortingen. Het zijn ook de mensen die al met pensioen zijn die dat koopkrachtverlies direct in hun portemonnee voelen. Volgens Rob de Brouwer, auteur van 21 mythes en onwaarheden over ons pensioen (2017) en ook kaderlid van KBO-Brabant, wordt met de risicovrije rekenrente geld achtergehouden voor toekomstige generaties – terwijl dat geld in de vorm van uitgesteld loon is ingehouden op de salarissen van deelnemers en gepensioneerden. Pensioenfondsen moeten zich volgens hem met de rekenrente onnodig arm rekenen, waardoor ze de pensioenuitkeringen niet kunnen aanpassen aan de inflatie. De Brouwer zet de rekenrente af tegen het verwachte rendement op basis waarvan de pensioenpremies worden berekend: de bedragen die werkgevers en werknemers maandelijks in de pensioenpot storten. De onderliggende rendementsverwachting die daarvoor wordt gebruikt, lag tot 2007 op 4 procent en is daarna geleidelijk gedaald tot iets boven de 2,5 procent. Dat is ruim hoger dan de tot bijna nul gedaalde rekenrente waarmee bepaald moet worden hoeveel geld de pensioenfondsen in kas moeten houden. ‘Als u altijd premie heeft betaald met als uitgangspunt een rendement van 2,5 procent tot 4 procent en als het pensioenfonds altijd een gemiddeld rendement heeft gemaakt van meer dan 4 procent, dan mag u toch verwachten dat u krijgt wat u beloofd is?,’ aldus De Brouwer. 

Erik Daae van de Stichting Pensioenbehoud sluit zich hierbij aan. ‘De premies worden berekend met een rendementsverwachting tussen de 2,5 en 3 procent. Als je dat haalt, kun je de toegezegde uitkeringen waarmaken. Als je méér haalt, kun je uit dat overrendement de indexaties betalen.’ Vanaf de invoering van de Pensioen- en Spaarfondsenwet in 1952 tot aan de invoering van de Pensioenwet in 2007 was de gehanteerde rente voor de premieberekening ook steeds gelijk aan de rente waarmee de verplichtingen werden gewaardeerd, legt Daae uit. ‘Dat is in 2007 losgelaten.’

Er zijn in ons land nog maar heel weinig mensen te vinden die geloven dat zij een gegarandeerd pensioen hebben

De brief van 40 prominenten

Aanvankelijk bepleitten 50Plus, de SP en de PVV dat de rekenrente omhoog moet. In oktober 2019 stuurde ook een groep van 40 prominenten een brief aan de fractievoorzitters van de Tweede Kamer. Daarin stellen ze voor om een hogere rekenrente te gebruiken, zodat kortingen kunnen worden voorkomen en indexatie kan worden hervat. De brief is ondertekend door hoogleraren, mensen uit het bedrijfsleven en andere bekende bestuurders, onder wie Bernard Wientjes, Coen Teulings, Sylvester Eijffinger en Herman Wijffels. Ook drie voormalige topmannen van het ABP, dat in 2007 de overgang naar de risicovrije rekenrente nog verwelkomde, tekenen mee: Dick Sluimers, Jean Frijns en Elco Brinkman.

In de brief wordt onder meer gewezen op het verschil tussen het rendement dat de pensioenfondsen daadwerkelijk halen, gemiddeld 7 procent sinds het begin van de jaren 90 van de vorige eeuw, en de verplichte aanname van het toekomstige rendement bij de berekening of er wel genoeg geld in kas is. ‘Nu zeggen resultaten van beleggingen uit het verleden inderdaad weinig over de toekomst, maar de omslag naar een verwacht rendement van 0 procent is wel erg groot,’ zo is in de brief te lezen.

De verklaring van dit grote verschil: het merendeel van de pensioenvermogens wordt aangehouden in aandelen, vastgoed, private equity, hedgefondsen en andere ‘zakelijke waarden’. De risicovrije rekenrente is evenwel gerelateerd aan het rendement op veilige staatsleningen. Maar die leningen maken over het algemeen een beperkt deel uit van de beleggingsportefeuille van pensioenfondsen, zo wordt in de brief benadrukt. ‘Maar op het rendement van dit beperkte deel rekenen we volgens de huidige rekenregels wel de hele portefeuille af.’ De briefschrijvers bepleiten dan ook een hogere rekenrente: voor een deel nog steeds gebaseerd op de risicovrije rente, maar voor een ander deel ook gebaseerd op de gerealiseerde rendementen.

Meer algemeen worden de huidige problemen met het pensioenstelsel door de prominente briefschrijvers toegeschreven aan ‘de huidige rekenregels die tot in extremis worden aangehouden’. Hierbij zou te sterk worden vastgehouden aan het idee van een gegarandeerde pensioenuitkering, die in 2006 door de politiek nog sterker verankerd werd met de risicovrije rekenrente: het rendement dat je immers zo goed als zeker haalt, maar dat inmiddels wel gedaald is tot bijna nul. Wijzend op de indexatieachterstand van 15 tot 20 procent bij veel fondsen merken de ondertekenaars op: ‘Er zijn in ons land nog maar heel weinig mensen te vinden die geloven dat zij een gegarandeerd pensioen hebben.’

Een waarschuwing van 10 hoogleraren

In een reactie op de brief van de 40 prominenten waarschuwen tien hoogleraren, onder wie Sweder van Wijnbergen, Fieke van der Lecq en Theo Kocken, in oktober 2019 in Het Financieele Dagblad dat je met een verhoging van de rekenrente geld verschuift van jongeren naar ouderen. In ons pensioenstelsel wordt via de rekenrente collectief gespaard geld verdeeld tussen jongere en oudere generaties. De hoogleraren stellen dat als de rekenrente met 2 procent omhoog gaat, jongeren grofweg 20 tot 30 procent van hun opgebouwde pensioenvermogen inleveren voor ouderen. Zij benadrukken verder dat een rekenrente boven de risicovrije rente uitgaat van een beloning voor het nemen van risico. Zoals iemand ook kan verwachten dat aandelen meer opleveren dan geld op een veilige spaarrekening met een lage rente. Het betoog van de hoogleraren komt erop neer dat je met een hogere rekenrente een voorschot neemt op die nog onzekere, toekomstige beloning, en dat je dat voorschot alvast uit begint te delen. En dan alleen aan mensen die al met pensioen zijn, vanuit de pot geld die je nu hebt. Dat kan goed gaan, maar ook fout. En dan vissen jongeren later mogelijk achter het net. ‘Mogelijke extra beleggingsrendementen delen we pas uit nadat ze gerealiseerd zijn,’ stellen de tien hoogleraren. In de praktijk betekent dit dat indexeren ook kan bij een risicovrije rekenrente, maar alleen als de dekkingsgraad voldoende hoog is. Minstens 110 procent volgens toezichthouder DNB, en daar zitten heel wat fondsen onder.

Lees verder Inklappen

Rechtszaak

Die notie van de 40 prominenten dat nog maar weinig mensen geloven in een gegarandeerd pensioen brengt ons ook weer bij de rechtszaak die de Stichting Pensioenbehoud en KBO Brabant aanspanden tegen de Staat der Nederlanden. Die dient vandaag (vrijdag 27 november 2020) voor de rechtbank Den Haag en draait eigenlijk vooral om de vraag of onze pensioenen nu wel of niet gegarandeerd zijn. De kern van hun aanklacht is dat vanuit de Europese pensioenrichtlijn bepalingen zijn overgenomen in de Pensioenwet van 2007 die niet van toepassing zijn voor de meeste Nederlandse fondsen: bepalingen over toereikende hoeveelheden geld in kas en financiële buffers. De EU schrijft deze bepalingen specifiek voor in geval van gegarandeerde pensioenuitkeringen. Maar van zo’n garantie is volgens de ouderenorganisaties bij Nederlandse pensioenfondsen geen sprake: ze hebben immers de wettelijke mogelijkheid pensioenen te korten. Een argument dat de seniorenorganisaties onderbouwen met twee eerdere uitspraken van de Hoge Raad uit 2012 en 2019. Volgens de Europese richtlijnen moet in geval van niet-gegarandeerde pensioenen overigens nog altijd een ‘hoge mate van zekerheid’ aan toekomstige gepensioneerden worden geboden. Volgens de ouderenorganisaties kan de rekenrente omhoog zonder dat daaraan getornd wordt.

De strategie van de seniorenorganisaties is een soort tweetrapsraket. De dagvaarding van de Nederlandse Staat beperkt zich tot de technisch-juridische vraag of EU-regels goed in de pensioenwet zijn verwerkt. ‘Je hoeft alleen aan te tonen dat dat niet zo is,’ zegt  Hans van Meerten, advocaat namens de eisers. ‘En als de rechter daarin meegaat, dan kun je met die uitspraak in de hand bij je eigen pensioenfonds de eisen die zijn losgelaten op de pensioenregeling aanvechten.’ Eisen die ten onrechte zouden hebben geleid tot gemiste indexaties en (dreigende) kortingen. Mark Heemskerk, hoogleraar Pensioenrecht aan de Radboud Universiteit Nijmegen en advocaat-partner bij heldlaw, laat weten: ‘Er zijn al eerder rechterlijke uitspraken geweest waarvan de samenvatting is: de kortingen zijn overeind gebleven. Maar de Europese insteek zoals bij deze zaak, die is nieuw. Ik acht de kans klein dat dit gewonnen gaat worden, ondanks dat ik de dagvaarding zelf niet heb gezien. Dat voorbehoud moet ik maken. Maar de potentiële impact is wel erg groot.’

Volgens de ouderenorganisaties kan de rekenrente omhoog zonder dat daaraan getornd wordt

In juni van dit jaar bereikte het kabinet overeenstemming met vakbonden en werkgevers over de uitwerking van het akkoord over een nieuw pensioenstelsel dat een jaar eerder was gesloten. Nieuwe wetgeving hiervoor is nu in de maak. Mocht het allemaal doorgaan zoals het op de tekentafel ligt, dan zullen we na implementatie van het nieuwe stelsel, uiterlijk in 2026, verlost zijn van de rekenrente en discussies over de dekkingsgraad. Discussies die het gevolg zijn van een politiek besluit, ingevoerd in 2007 en waarover sindsdien, onder druk van een dalende rente, doorlopend is gevochten. Het nieuwe stelsel gaat er expliciet vanuit dat er dan geen sprake meer is van gegarandeerde pensioenuitkeringen. De strenge rekenrente voor het waarderen van de verplichtingen en de bijbehorende bevriezings- en kortingsregels zullen komen te vervallen. Maar de invoering van dat nieuwe stelsel is een enorme opgave. In rustig vaarwater is de pensioenwereld voorlopig nog lang niet.