Origineel beeld door D. J. Shin (via Wikimedia Commons)

Origineel beeld door D. J. Shin (via Wikimedia Commons) © CC BY SA

Wie stopt de algoritmes?

Er zijn weinig landen die zoveel haat op Facebook plaatsen als Nederland, zo bleek uit een onderzoek van de Volkskrant. Maar dat komt niet doordat Nederlanders nu zoveel haatdragender zijn dan andere volken, schrijft Hans Schnitzler. Waardoor dan wel?

‘Overal in de wereld is woede en verontwaardiging, maar nergens lijkt men er zo van te genieten als in Nederland,’ stelde Bas Heijne onlangs in zijn column in NRC. Menig Nederlands moderator van Facebook zal die observatie bevestigen. Deze eigentijdse putjesscheppers, die de opdracht hebben om het ergste verbale vuil van het sociale netwerk te verwijderen, kunnen het werk nauwelijks aan. ‘Nederland blinkt uit in haatberichten op Facebook’, kopte de Volkskrant hierover. 

Sterker nog, om de digitale beerput niet te laten overlopen, moesten de Nederlanders de hulp van hun Griekse collega’s inroepen. De Griek verbijt zijn woede liever (op Facebook althans) of articuleert zijn misnoegen in ieder geval op fijnzinniger wijze, waardoor de poortwachters van de Griekse tak van het sociale netwerk regelmatig met hun duimen zaten te draaien.

Dit alles roept natuurlijk de vraag op wat er aan de hand is in het land van ‘grutters, blikken dominees en duitendieven,’ om met W.F. Hermans te spreken. Zijn we zoveel haatdragender dan andere volkeren? Om met de deur in huis te vallen: nee, dat zijn we niet. Wat zich hier wél laat gelden, is de ijzeren wet die stelt dat technologie versterkt wat de mens van nature al in huis heeft. Zo vergroot een hamer onze slagkracht, een atoombom onze vernietigingskracht en WhatsApp onze communicatiekracht. 

Wat voor onze fysieke of verbale aanleg geldt, geldt natuurlijk ook voor onze mentale aanleg. Zo vergroot en versterkt Facebook de mogelijkheden tot sociale interactie, en daarmee zal het ook onze sociale en culturele (on)hebbelijkheden vergroten en versterken, in positieve dan wel negatieve zin. Met andere woorden: dat facebookend Nederland kampioen is in het online ventileren van ongefilterde woede, is het resultaat van een samenspel tussen onze volksaard – de Hollandse lompheid en directheid is niet voor niets al sinds eeuwen wereldvermaard – en de logica van de techniek. 

Er is geen ontkomen aan: algoritmisering is een enorme katalysator voor radicalisering

Die logica is in dit geval aan algoritmische logica. En hier wordt het verhaal verontrustend. Want die algoritmen (de geheime receptuur van de techindustrie, waarmee onze data worden vertaald in wat we het lekkerst zouden vinden en die bepalend zijn voor ons online-menu) lijken vooral zo samengesteld dat ze het wij-zij-denken aanwakkeren. Ergens ligt dat ook voor de hand, want we zijn biologisch nu eenmaal ingesteld op het verschil. Voor de gemiddelde jager-verzamelaar was het vermogen om onderscheid te maken tussen wij en zij, tussen vriend en vijand, een kwestie van leven of dood. Zou het zo kunnen zijn dat onze meest geavanceerde technologieën – lees: algoritmen – de menselijke aanleg tot wij-zij-denken versterken en intensiveren en het tribale bewustzijn vergroten?  

Daar heeft het alle schijn van. We weten inmiddels dat de algoritmen van Google of Facebook echokamers creëren die ons opsluiten in het eigen Grote Gelijk, en hoezeer dat de maatschappelijke polarisatie in de hand werkt. Dat deze online-realiteit tot reële slachtoffers kan leiden, werd onlangs geïllustreerd door een artikel in The Guardian waarin de rol van Facebook bij de Rohingya-crisis in Myanmar werd belicht. Met de verspreiding van ‘hate speech’ en nepnieuws blijkt het sociale netwerk van Zuckerberg & co., dat 85 procent van het internetverkeer in Myanmar beheerst, het geweld aldaar gefaciliteerd te hebben. Het gevolg: duizenden doden en honderdduizenden ontheemden. 

Er is geen ontkomen aan: de algoritmisering van de realiteit, vaak ingegeven door het commerciële motief van techbedrijven om mensen zo lang mogelijk aan hun schermpjes gekluisterd te houden, is een enorme katalysator voor radicalisering. YouTube bijvoorbeeld, een dochteronderneming van Google, ontpopt zich als een heuse radicaliseringsmachine. Uit onderzoek van The Wall Street Journal blijkt dat de gepersonaliseerde aanbevelingen bezoekers van deze site naar de donkerste en extreemste hoeken van het internet drijft. Wie op YouTube informatie zoekt over een griepvaccin, wordt al snel getrakteerd op video’s waarin beweerd wordt dat achter elke inenting een complot schuilgaat. En wie ‘Trump’ intypt, bevindt zich binnen de kortste keren in extreemlinkse dan wel extreemrechtse hoek.  

Eens te meer blijkt dat we de lessen van de Canadese mediatheoreticus Marshall McLuhan serieus moeten nemen. Zijn adagium ‘The medium is the message’ betekent dat we ons niet blind moeten staren op de inhoud van haatberichten, maar onder de motorkap van de techniek moeten kijken. De architectuur of het ontwerp van een nieuwe toepassing is bepalend voor de wijze waarop we de werkelijkheid waarnemen en ervaren, hoe we erin samenzijn en hoe we erin handelen.

We zouden van techbedrijven moeten eisen hun geheime receptuur open te stellen voor onderzoek en ze, waar nodig, dwingen die receptuur aan te passen. De algoritmische infrastructuur die zij optuigen, is een katalysator voor de donkerste kanten van de mens en ontwricht samenlevingen. Cynisch gesteld: haat en tweedracht mobiliseren klaarblijkelijk meer dan liefde en saamhorigheid. Het is daarom hoog tijd de algoritmen te deradicaliseren. Dat is de enige manier om onszelf van onszelf te redden.