© CC BY 2.0: Matt Davis

Zo produceer je écht diervriendelijke eieren

3 Connecties

Relaties

Kipster Wakker Dier

Werkvelden

Duurzaamheid
13 Bijdragen

Vier ondernemers met een totaal andere achtergrond willen de pluimveesector radicaal vernieuwen. Eieren produceren op een manier die diervriendelijk, duurzaam én winstgevend is.

Hij was mede-eigenaar van een succesvol bedrijf in de reclame- en communicatiewereld: Boomerang, onder meer bekend van de gratis ansichtkaarten. Maar ergens begon het te knagen bij Olivier Wegloop. ‘Ik vertelde mijn kinderen thuis dat we niet te veel moeten consumeren. Maar zodra ik op mijn werk was, hielp ik bedrijven om mensen aan te sporen juist zo veel mogelijk te consumeren. Op een gegeven moment kon ik die twee situaties niet meer met elkaar verenigen,’ vertelt hij.

Wegloop wilde meer met het primaire proces te maken hebben, daadwerkelijk iets creëren. En hij wilde ‘aan de goede kant van de geschiedenis staan’. Maar wat dat precies moest zijn – geen idee. Hij verkocht zijn aandeel in het bedrijf en werd creatief directeur van Schuttelaar & Partners, een communicatiebureau dat zich richt op duurzaamheid en onder andere bekend staat als de bedenkers van het omstreden ‘Vinkje’.

Ik ben één en al Amsterdams. Ik had nog nooit een kip in mijn handen gehad

Er was één ding dat Wegloop al langer raakte: dierenleed, met name de praktijk van de intensieve veehouderij. Maar dat hij ooit zelf een boerderij zou beginnen om de veehouderij te veranderen, had hij nooit gedacht. ‘Ik ben één en al Amsterdams. Ik had nog nooit een kip in mijn handen gehad.’

Wel had Wegloop duurzaamheidsdeskundige en ondernemer Maurits Groen leren kennen. En Groen kende weer voormalig kippenhouder Ruud Zanders. Die twee waren al een tijdje aan het broeden over een heel ander soort kippenstal, eentje waarbij het welzijn van de kip centraal staat. Daarnaast wilde Zanders bij zijn nieuwe bedrijf vooral mensen betrekken die níet in de sector zaten. Communicatie-specialist Wegloop was die man. ‘Vernieuwing moet altijd van buiten komen. Als je er zelf middenin zit dan zie je vooral obstakels als er iets moet veranderen,’ vertelt Zanders .

‘Ik heb zelf kuikens opgekweekt. Die gingen dan na 17 weken naar andere boeren. Ik deed álles voor het welzijn van die kippen. Maar ik had mijn kippen in kooien en dacht: het zijn net mensen die klein in Amsterdam wonen. Ze weten toch niet hoe het voelt om vrijstaand in rust te wonen en vinden het wel prima in hun krappe behuizing.’

Revolutionaire kippenstal

In 2007 ging het grootschalige en intensieve bedrijf van Zanders 'door verschillende redenen' failliet. ‘Toen begon ik de sector langzaam als buitenstaander te bekijken en realiseerde ik me dat het echt helemaal anders moest,’ vertelt hij. In 2008 werd Zanders directeur van Rondeel, een ander concept in de pluimveesector dat diervriendelijker en milieuvriendelijkere eieren wil leveren. De eieren die volgens dit concept zijn geproduceerd zijn nu onder andere bij Albert Heijn te koop. In 2012 wilde hij weer echt zélf ondernemen en startte hij geleidelijk aan met Kipster.

Nu, vijf jaar later, bouwt Kipster in Wusterveld (Noord-Limburg) een bijzondere kippenstal. De stal borduurt voort op de manier waarop hennen ook bij Rondeel gehouden worden, maar gaat forse stappen verder. De initiatiefnemers hebben hun project samen met andere private investeerders gefinancierd. Onder leiding van kippenhouder Styn Claessens gaat Kipster er straks met ongeveer 24.000 legkippen ongeveer 7,5 miljoen eieren per jaar produceren.

Dat gaat op een totaal andere manier gebeuren dan we in Nederland nu gewend zijn. Kipster ontwikkelde een compleet nieuw systeem dat op drie punten wezenlijk anders is: met meer dierenwelzijn, geen negatief effect op de gezondheid en geen milieuschade.

Nu is er de afgelopen jaren veel verbeterd rond het welzijn van kippen. Het aantal keurmerken, en ook de kwaliteit daarvan, is behoorlijk toegenomen. Maar het gekke is dat bij het opstellen van regels voor dierenwelzijn er helemaal niet gekeken naar wat een kip eigenlijk nodig heeft. De kip wordt niets gevraagd.

Een kip is een bosdier. Toch hoeven zelfs biologische boeren hun kippen nagenoeg geen beschutting te geven

Zanders legt uit hoe dat zit. ‘De discussie staart zich blind op de hoeveelheid ruimte per dier, maar er wordt heel weinig vanuit het perspectief van de kip gekeken. Een kip is een bosdier. Toch hoeven zelfs biologische boeren hun kippen nagenoeg geen beschutting te geven. Vrije-uitloopkippen kunnen daarom in veel gevallen alleen naar buiten als ze over een kale open vlakte lopen. Maar dat wil een kip dus niet. Daar voelt ze zich niet veilig, omdat roofvogels haar dan zo zien. Het gevolg is dat kippen vooral binnen blijven en er gezegd wordt: zie je nu wel, kippen vinden het binnen in het donker wel prima.’

Miljarden eieren

De ongeveer 24.000 Kipsterkippen gaan vooralsnog samen 7,5 miljoen eieren per jaar produceren. Dat lijkt een hoop, maar op het totaal aantal in Nederland is het een schijntje. In 2016 telde Nederland ruim 100 miljoen kippen. In totaal worden in onze landbouw maar liefst 10 miljard eieren gelegd. Daarnaast worden nog een kleine 2,5 miljard eieren geïmporteerd (cijfers 2014).

Zo’n 42 procent van de Nederlandse eieren is voor de Nederlandse consumptie (cijfers 2009). De rest gaat naar landen als Duitsland (36 procent), België en Luxemburg (<5 procent) en het Verenigd Koninkrijk (< 4 procent). De vraag naar biologische kippen en concepten zoals Kipster is relatief groot. In omzet is het marktaandeel van dergelijke concepten zo’n 35 procent. Verwacht wordt dat deze categorie verder zal groeien.

De manier waarop kippen gehouden worden, levert al jaren grote kritiek op. Dat heeft ertoe geleid dat de legbatterij – kippen gehouden in kooien – vanaf 2012 in Europa verboden zijn (al is er nog wel een overgangsregeling). In plaats daarvan leven kippen doorgaans in grote stallen met elkaar. Veel kippen mogen bovendien buitenkomen.

Daarnaast hebben kippenhouders te maken met dierziekten. Vooral de vogelgriep (of vogelpest) duikt geregeld op. Dit virus wordt verspreid via wilde vogels, zoals eenden en zwanen. Ironisch genoeg lopen de kippen die buiten komen daardoor het meeste kans op besmetting.

Lees verder Inklappen

Wel daglicht, geen vergassing

‘Wij hebben, samen met organisaties als Dierenbescherming en Wakker Dier, goed naar het perspectief van de kip gekeken,’ vertelt Wegloop. 'Onze kippen kunnen dus buiten tussen de struiken scharrelen. Omdat een kip ook binnen van daglicht houdt, hebben we ervoor gezorgd dat er in de stal ook daglicht komt. Daarnaast gaan we binnen 32 bomen planten. De kip is tenslotte een bosdier.’ Voor Zanders zijn die bomen meteen zijn grootste angst. ‘Ik ben heel benieuwd hoe de kippen op de bomen gaan reageren en hoe ze ermee omgaan. Dat geeft wel aan hoe ver de veehouderij van de natuurlijke situatie vandaan staat: we weten echt niet hoe ze met hun natuurlijke omgeving omgaan.

Maar dat is niet het enige dat Kipster onderscheidt van traditionele kippenstallen. Jonge haantjes worden  normaal gesproken kort na de geboorte vergast, omdat ze geen eieren kunnen leggen.  Bij Kipster blijven ze wél gewoon leven. Dat gebeurt tot nu toe nergens, ook niet bij biologische eierenproducenten. ‘Er wordt vaak gezegd: dat vergassen is prima, want anders hebben die haantjes toch een rotleven. Nou, ik vind dat ethisch discutabel,’ vertelt Zanders. ‘Wij zorgen gewoon dat ze vijftien weken lang een mooi leven hebben.’ Na die periode worden ze alsnog geslacht en belanden ze samen met kippen die geen eieren meer leggen als vlees in de supermarkt. Kipster heeft met Lidl een overeenkomst gesloten om dit vlees en de eieren de komende vijf jaar verkopen.

Afval wordt voedsel

Ook het milieu speelt een grote rol in het Kipster-concept. Alle producten – dus zowel ei als vlees – worden straks klimaatneutraal geproduceerd. Dat komt door zonnecellen op het dak, maar ook door grotere innovaties. Meest revolutionair is misschien wel dat de Kipster-kippen straks geen voedsel eten dat ook voor mensen bestemd had kunnen zijn. ‘Nu krijgen kippen vaak maïs, tarwe of gerst. Dat zijn allemaal dingen die we zelf ook direct kunnen eten. Als we dit voedsel aan dieren geven gaat ongeveer 60 procent van de energie naar de kip, en 40 procent via eieren en vlees naar ons. En dan is kip nog één van de meest energie-efficiënte dieren in de veehouderij. Door ‘mensenvoedsel’ aan dieren te geven maken we de landbouw dus minder efficiënt. Ik vind dat je zoiets niet kunt verkopen zolang er honger in de wereld is,’ vertelt Zanders.

‘Wij voeren onze kippen daarom alleen restproducten,’ vult Wegloop aan. ‘We zijn nu aan het praten met een fabrieken van koekjes, beschuit en knäckebröd. Hun restproducten worden nu namelijk vaak als biomassa verbrand, maar dat kan ook prima als energiebron voor kippen dienen. Naast energie is ook eiwit nodig. Als eiwitbron wordt nu voornamelijk sojaschroot gebruikt. Dat is weliswaar een restproduct van soja, maar de vraag naar sojaschroot is momenteel groter dan die naar soja zelf. Eigenlijk is sojaolie nu het bijproduct geworden. Wij proberen daarom naast de restproducten van soja restproducten van zonnebloem, raapzaad en rijst toe te voegen. Op die manier concurreert ons kippenvoer niet met voedsel voor mensen.’

Het zou me niet verbazen als ook hier de lucht die de stal ingaat meer vervuild is dan de lucht die eruit komt

En om het welzijn van de mens – en kip – te verbeteren, wordt daarnaast fijnstof weggevangen. ‘Fijnstof zijn kleine de deeltjes die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid. Kippen produceren het vooral via mest. Het idee van wegvangen binnen in de boerderij hebben we afgekeken, onder andere van parkeergarages. Daar heeft het zin: de lucht bij parkeergarages met een dergelijk systeem is vaak schoner dan ergens anders in de stad. Al met al halen wij met ons systeem straks meer dan 95 procent van het fijnstof uit de stal. Het zou mij niet verbazen dat straks ook hier de lucht die de stal ingaat meer vervuild is dan de lucht die eruit komt.’

Blauwdruk

Andere kippenhouders zijn vooral enthousiast over het concept van Kipster. ‘Elke innovatie juichen wij toe en dit is een erg mooie stal,’ zegt Hugo Bens, voorzitter van de sector pluimvee van landbouworganisatie ZLTO. ‘Qua dierenwelzijn is het net zo goed als biologisch.’ Maar Bens noemt een ander belangrijk voordeel. Het buitengedeelte van de stal kan namelijk goed worden afgesloten. Daardoor kunnen dierziekten van buiten, zoals vogelgriep, minder makkelijk in de stal komen. ‘Als het aan mij ligt, komen er uiteindelijk veel meer van dit soort stallen,’ vertelt hij.

Ook Zanders krijgt weinig negatieve reacties over zijn concept. ‘We hebben er lang over nagedacht, maar eigenlijk zijn er geen gaten in te slaan,’ zegt hij. ‘Je ziet wel angst bij sommige collega-ondernemers. Ik kan me wel voorstellen dat zoiets als dit wel bedreigend is als je net in een ander stalsysteem geïnvesteerd hebt.’

Het volledige systeem overal toepassen is sowieso niet mogelijk

Maar kan het Kipster-concept overal worden toegepast in de Nederlandse pluimveehouderij? Dat blijkt toch een stuk lastiger te zijn. Een praktisch punt:  de koek- en beschuitfabrieken hebben onvoldoende reststromen om die 100 miljoen kippen te kunnen voeren. Maar volgens Zanders moeten we dat op een andere manier bekijken en het omdraaien. ‘Dan hebben we niet te weinig reststromen, maar teveel kippen. De reststroom moet leidend zijn. Ik moet wel zeggen: in die zin zijn we een roepende in de woestijn. De wereldproductie van kip en ei neemt eigenlijk alleen maar toe.’

Hoe mooi – of bedreigend voor andere kippenhouders – het concept daadwerkelijk is, moet de praktijk uitwijzen. De laatste werkzaamheden aan de stal moeten immers nog verricht worden, sommige voercontracten moeten nog gesloten worden en bovendien moeten de kippen nog arriveren. De oprichters beseffen dat ze ongetwijfeld zaken tegen zullen komen die ze toch beter hadden doen. ‘Over 100 jaar doen we het vast anders,' zegt Wegloop. ‘Het allerbeste zou wat mij betreft zijn om uiteindelijk helemaal geen veehouderij meer te hebben. Een eitje kan dan gewoon uit de fabriek komen. Heel efficiënt en milieuvriendelijk en ook prima voor dierenwelzijn.’

Zanders ziet dat anders. ‘Momenteel heeft een aantal dieren gewoon een nuttige functie in ons voedselsysteem. Ze werken reststromen weg, benutten gronden waar niets anders groeit dan gras én zorgen voor bemesting van akkers. En dan leveren ze nog lekkere en gezonde dierlijke productie.’