Gaat het echt beter met ons wanneer de economie groeit? Lees meer

'De economie groeit, dus het gaat goed met Nederland.' Dit soort uitspraken hoor je vast wel eens voorbij komen. Maar klopt dat wel? Waar praten we nu eigenlijk over als we het over de economie hebben?

Economie is een sociale wetenschap – het gaat over mensen en hun interactie. In veel economische discussies is deze menselijke factor alleen ver te zoeken en wordt er vooral gegoocheld met cijfertjes. Economie wordt zo een onnavolgbaar onderwerp voor iedereen die niet van wiskunde houdt; en daar lijdt het maatschappelijk debat onder. Economische argumenten worden regelmatig op dogmatische wijze ingezet om politieke besluiten te legitimeren – zonder aandacht te schenken aan de sociale implicaties. De economische leer vormt zo de perfecte sluier voor machtsmisbruik.

Het geloof in 'economische groei' heeft daarmee veel weg van een religie: in de veronderstelling dat het goed voor ons is – maar zonder echt te begrijpen waarom – lopen we als makke lammetjes achter de predikers van de economische waarheid aan. In het dossier 'De economische religie' ontkrachten we economische mythes en belichten we het maatschappelijke aspect achter de cijfertjes.

42 artikelen

© CC0 (Publiek domein)

Dit zijn de bommetjes onder onze bloeiende economie

Economisch gezien was 2017 een topjaar, maar 2018 wordt nóg mooier. De invloedrijkste economische instituten van Nederland voorspellen dat onze economie met meer dan 3 procent gaat groeien. Met zulke euforie is het tijd om eens grondig naar de cijfers te kijken: gaat het werkelijk zo goed?

‘AEX sluit op hoogste punt sinds internetzeepbel’, kopte Het Financieele Dagblad afgelopen week. 

De economische goednieuwsshow draaide de afgelopen tijd overuren. De Nederlandse economie groeide afgelopen jaar met 3,2 procent, de werkloosheid daalde. Als deze trend in 2018 doorzet, zoals het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), De Nederlandsche Bank (DNB) en het Centraal Planbureau (CPB) unaniem voorspellen, verkeren we — eindelijk — in een hoogconjunctuur.

Maar groei is niet zaligmakend. In de voorbespreking van jubeljaar 2018 blijven twee belangrijke zaken onderbelicht: de ongelijke verdeling van de groei, en de hoge schuldenlast van huishoudens. Twee bommetjes onder het gazon, die onze bloeiende economie zomaar op zouden kunnen blazen.

De ecologische fout 

Gek genoeg wordt er nog altijd eenzijdig op economische groei gestuurd, ook al schiet het bruto binnenlands product (bbp) als bredere indicator van welvaart en welzijn ernstig tekort. Alternatieve economische modellen, zoals bijvoorbeeld de populaire donut van Oxford-econoom Kate Raworth, krijgen weliswaar veel media-aandacht, maar worden niet gebruikt door beleidsmakers. Politici concluderen liever dat ‘iedereen erop vooruit gaat’ als de economie groeit.

Daarbij maken ze — bewust of onbewust — de zogenaamde ecologische fout. Die term duidt niet op een falen van economische modellen om natuurlijke grondstoffen in te prijzen, maar op het trekken van conclusies over individuen (of sub-groepen) op basis van gemiddelde cijfers. Een simpel voorbeeld: als Bill Gates een café binnenstapt schiet het gemiddelde vermogen omhoog, maar de andere aanwezigen zijn geen cent rijker geworden.

De werknemer die al een baan had, profiteert slechts mondjesmaat

Om te bepalen waar de economische groei zijn vruchten afwerpt, moeten we dus niet kijken naar het gemiddelde, maar naar het inkomen en vermogen van kleinere groepen binnen de totale populatie.

De grootste groep Nederlanders is voor hun inkomen afhankelijk van salaris en behoort dus tot de groep ‘werknemers’. Afgelopen jaar groeide het totaal aan werknemersbeloningen, maar toch merkten de meeste werknemers dat niet in hun portemonnee. Het geld ging vooral naar voormalig werklozen: het CBS bericht over een ‘groei van het aantal banen van werknemers’ met 204 duizend in het derde kwartaal van 2017 (ten opzichte van het jaar ervoor). Het loon per arbeidsjaar steeg met slechts 0,7 procent.

Meer mensen hebben dus werk, maar de werknemer die al een baan had, profiteert voorlopig slechts mondjesmaat van de groei. 

Verdeling van de groei

Mathijs Bouman, huiseconoom van actualiteitenprogramma Nieuwsuur, gaat er vanuit dat de achtergebleven salarissen in 2018 bijtrekken omdat de werkloosheid daalt en er nog steeds veel vacatures openstaan. De correlatie tussen lonen, werkloosheid en groei staat echter volop ter discussie. Loonstijgingen zijn geen economische vanzelfsprekendheid, maar hangen grotendeels af van politieke beslissingen en de onderhandelingsmacht van werknemers. Door de flexibilisering op de Nederlandse arbeidsmarkt staat die onderhandelingsmacht onder druk.

Een analyse van het Sociaal en Cultureel Planbureau laat bovendien zien dat het gemiddelde reële inkomen van Nederlandse huishoudens de afgelopen twintig jaar nagenoeg gelijk is gebleven — ondanks de economische groei:

Ook in 2017 bleef bij de verdeling van de economische groei de factor arbeid achter ten opzichte van de factoren kapitaal en ondernemerschap. De (bruto) winst van Nederlandse niet-financiële bedrijven steeg gedurende het derde kwartaal van 2017 met 4,8 miljard euro (oftewel 8,8 procent), naar een recordhoogte van 58,9 miljard. Financiële instellingen maakten een (bruto) winst van 6,8 miljard euro; 8,6 procent meer dan in het derde kwartaal van 2016. Daar steekt die 0,7 procent loonsverhoging schril bij af.

Ongelijkheid neemt toe

Bedrijfswinsten worden meegenomen in het bbp, maar de meeste vermogenswinsten zien we níét terug in de economische groeicijfers. Vermogenswinsten verschillen van bedrijfwinsten, omdat ze niet worden gerealiseerd met bedrijfsactiviteit: ze komen voort uit de waardestijging van eigendom, zoals huizen, kunst of aandelen.

Het monitoren van vermogenswinsten is echter van groot belang, want ze spelen een cruciale rol in het oplopen van de wereldwijde ongelijkheid. Wanneer lonen langzamer groeien dan vermogen, heb je als werknemer geen enkele kans om met noeste arbeid het rendement van de vermogende belegger te evenaren — laat staan in te halen. 

De allerrijksten worden rijker, ten koste van de middenklasse

En dat rendement van de belegger was ook in 2017 weer voortreffelijk. De bitcoinkoers ging meerdere malen over de kop, maar ook de AEX staat momenteel zo’n 14 procent hoger dan een jaar geleden.

Uit nieuwe data van Òscar Jordà, econoom van de Federal Reserve Bank of San Francisco, blijkt dat 2017 geen uitzondering is op de regel: het rendement op vermogen was de afgelopen 150 jaar — met uitzondering van oorlogstijd — structureel hoger dan de economische groei.

Jordà concludeert zelfs dat de Franse econoom Thomas Piketty het historische rendement op kapitaal heeft onderschat in zijn bekende boek over de groeiende concentratie van rijkdom, Kapitaal in de 21e eeuw. Ook het het recent verschenen world inequality report, van o.a. de Paris School of Economics, beschrijft eenzelfde trend. De allerrijksten worden rijker, ten koste van de middenklasse.

Er is veel discussie over de vraag of de ongelijkheid ook in Nederland toeneemt. Daarbij wordt vaak verwezen naar internationale ranglijsten, waarin Nederland ergens in de Europese middenmoot verkeert.

Als we echter de details willen bestuderen, blijkt het Nederlandse rendement op vermogen niet goed gedocumenteerd te zijn. Volgens CBS-gastanalist Robin Fransman valt niet te zeggen hoe het exact is gesteld met de Nederlandse ongelijkheid: de relevante cijfers over de topinkomens en arbeidsgerelateerde vermogenswinsten ontbreken. En in de CBS-data zitten al allerlei nivellerende effecten verwerkt.

Laten we hopen dat Gerrit Zalm, de kersverse voorzitter van de raad van advies van het CBS, zich in 2018 zal inzetten om deze data wél te verzamelen, zodat nieuw beleid kan worden onderbouwd met cijfers in plaats van onderbuikgevoelens. 

Het is tenslotte niet alleen vanuit maatschappelijk oogpunt belangrijk om een reëel beeld van de inkomensongelijkheid te hebben. Een scheve inkomensverdeling vormt ook een gevaar voor de duurzaamheid van de huidige economische groei.

Dat zit zo: als salaris uit arbeid en het rendement op productieve bedrijfsinvesteringen substantieel achterblijven op speculatieve investeringen, wordt het lucratiever om te investeren in zaken die geen reële waarde toevoegen. In zo’n klimaat loont het — vanuit financieel oogpunt — om je geld in aandelen, cryptocurrencies of huizen te steken. Daarmee neemt het risico op bubbelvorming toe. 

 De waardestijging van huizen levert geen extra welvaart op

Met andere woorden: zolang de markten omhoog gaan, wordt iedereen op papier rijker. Maar de reële economie schiet er niets mee op.

Daar komt nog bij dat speculeren met de laagdrempelige toegang tot online beurs- en cryptohandelsplaformen nog nooit zo makkelijk is geweest. In mijn persoonlijke vriendenkring ken ik enkele mensen die hun productieve werkzaamheden hebben neergelegd om zich — vanachter laptop of smartphone — volledig toe te leggen op niet-productieve beleggingen. Ze speculeren op koersstijgingen van cryptocurrencies met de winst die ze bijvoorbeeld maakten op de verkoop van hun huis.

De maatschappelijke waarde die mijn vrienden met hun dagelijkse gestaar naar grafiekjes toevoegen is nul, maar hun bankrekening groeit als kool — vele malen sneller dan toen ze nog een productieve baan hadden.  

Reken je rijk met je eigen huis

Maar de meeste huizenbezitters houden zich helemaal niet bezig met speculatie — ze willen gewoon een fijn huis om in te wonen. Geld lenen van de bank en een huis kopen lijkt daarvoor de aantrekkelijkste optie: zolang de rente laag is, voelt niemand de pijn van hoge hypotheekschulden. Bovendien lift je mee op de stijgende huizenprijzen, wat bij huren niet het geval is.

Weinig huizenbezitters staan er echter bij stil dat ook die prijsstijging alleen op papier waarde toevoegt. De bakstenen liggen er nog net zo bij als voorheen en ook alle andere huizen (inclusief hun toekomstig aan te schaffen woning) zijn duurder geworden. De waardestijging is dus relatief; ze levert geen extra welvaart op.

Vergelijk het met een school die op arbitraire wijze de rapportcijfers van de hele klas met een punt verhoogt: de meeste ouders zijn blij, maar de kinderen worden er niets wijzer van.

Zelfs het meest waardevast geachte eigendom kan onderuit gaan

De vorige crisis heeft ons er opnieuw aan herinnerd dat de huizenmarkt niet risicovrij is. Zelfs het meest waardevast geachte eigendom kan onderuit gaan. De waarde van je schuld daalt in zo’n situatie echter niet mee.

De statistieken van het CBS laten zien dat de 10 procent minst vermogende Nederlanders in 2015 — recentere data is niet beschikbaar — zowel substantieel eigen woningbezit als hoge hypotheekschulden hebben. Dit zijn (o.a) de Nederlanders die zich ooit rijk waanden in hun eigen huis, maar achterbleven met hoge restschulden toen de markt instortte en ze hun huis moesten verkopen omdat ze bijvoorbeeld hun baan verloren.

Anno 2017 loopt de instappende starter die diep in de buidel tast voor zijn of haar eerste koophuis het grootste risico om in een vergelijkbare situatie terecht te komen. In Nederland stijgen de huizenprijzen nog, maar in Australië — en ook dichterbij in Zweden en Groot-Brittannië — is in de afgelopen maanden een neerwaartse trend op de huizenmarkt ingezet. 

Het risico van hoge schulden

Schulden vervullen een maatschappelijke functie in het creëren van woon- of ondernemersmogelijkheden voor mensen zonder eigendom. Het schuldenmodel functioneert zolang er in een economie voldoende verdienopties zijn om die schuld — door middel van arbeid en ondernemerschap — ook weer af te betalen. 

Als lonen echter achterblijven bij vermogenswinsten en een groot deel van de schulden niet voor productie maar consumptie wordt aangewend, groeit de schuldenberg. Daar merken we niet meteen de negatieve gevolgen van: met het lage-rentebeleid van centrale banken blijft ook een hoge schuld betaalbaar. En consumptie op krediet draagt op korte termijn juist bij aan de economische groei.

Aandeelhouders van banken hebben een heel ander bestedingspatroon dan werknemers

Maar wanneer de rente omhoog gaat, wordt zo’n hoge schuldenlast ineens wél een probleem. Rentebetalingen gaan immers ten koste van het besteedbaar inkomen. Voor werknemers met een hypotheek of ondernemers met een bedrijfslening betekent dit dat inkomen — dat ze anders zouden gebruiken voor consumptie of investeringen in de reële economie — in de vorm van rente richting de financiële sector stroomt. En dat gaat ten koste van de economische groei.

Toegegeven, het rentegeld vloeit via de salarissen van bankmedewerkers deels terug naar de reële economie. Een groot deel blijft echter hangen binnen het financiële circuit. Daar wordt immers het grote geld verdiend: de vermogenswinst die het CBS niet bijhoudt, maar die de afgelopen 150 jaar wél structureel hoger was dan de economische groei.

Het is dus een misvatting om te denken dat het voor de economie niet uitmaakt wie het geld uitgeeft. Vermogende aandeelhouders van banken hebben een heel ander — zeg maar gerust: voor economische groei nadeliger — bestedingspatroon dan werknemers met een modaal inkomen.

De bank is spekkoper

Als de kredietcrisis van 2008 één ding heeft laten zien, is het wel dat zelfregulering op de financiële markten niet werkt. Nadat banken wereldwijd gered moesten worden door de belastingbetaler, is het bankentoezicht aangescherpt. Maar in Europa heeft een sterke bankenlobby de regulering flink afgezwakt. En in de Verenigde Staten draait president Trump de regelgeving die na de crisis op de financiële markten werd ingevoerd zelfs terug. Het risico dat precies dezelfde fouten opnieuw gemaakt worden, is daarmee levensgroot.

Dat banken nu wél zouden waken over de economische stabiliteit is wishful thinking. En geef die banken eens ongelijk: hun verdienmodel is gebaseerd op het verkopen van leningen. Ook met de (kunstmatig) lage rente van de afgelopen jaren maken ze mooie winsten: hun financieringskosten zijn laag, terwijl huizenkopers en MKB'ers nog altijd enkele procenten per jaar aftikken voor een hypotheek of bedrijfslening.

Een groot deel van de Nederlandse inkomens verdwijnt rechtstreeks in de kas van de bank

ABN Amro, de vorige werkgever van Gerrit Zalm, noteerde een nettowinst van 673 miljoen in het derde kwartaal van 2017; ING boekte over die periode 1376 miljoen euro nettowinst. Rabobank publiceerde alleen cijfers over de eerste helft van 2017, maar ook die liegen er niet om: 1516 miljoen euro, een 50 procent hogere nettowinst dan het jaar ervoor.

Aan de andere kant betaalden Nederlandse huishoudens de bancaire sector in 2014 (recentere cijfers zijn niet beschikbaar) maar liefst 31,5 miljard euro hypotheekrente — 7 procent van hun bruto inkomen. Hoeveel rente Nederlandse bedrijven jaarlijks aan de bancaire sector betalen voor hun schuldfinanciering, is bij het CBS niet bekend.

Een substantieel deel van de inkomens van Nederlandse huishoudens (en waarschijnlijk ook van bedrijven) verdwijnt dus rechtstreeks in de kas van de bank. En niet om schulden af te lossen, maar om de rente op hun hypotheek te betalen. Als dat aandeel te groot wordt, zakt de consumptie in en valt de vraagzijde van de economie weg. DNB schrijft in het eindejaarsrapport ook niet voor niets: ‘een abrupte wereldwijde rentestijging [kan] de groei van de Nederlandse economie flink [..] afremmen.’

De Europese Centrale Bank (ECB) zal ook in 2018 de rente niet verhogen, dus het lijkt erop dat 0 procent rente de nieuwe norm is. De Nederlandse schulden groeien ondertussen gestaag door: de huishoudschuld, grotendeels hypotheken, bedraagt inmiddels 270 procent van het besteedbaar inkomen. Als we daar de bedrijfsleningen bij optellen, komen we op historisch hoge private schuldenberg van 1569 miljard. 227 procent van het bbp.

De rente verhogen is niet zonder risico: het zorgt voor vonken — en daarmee  bestaat de kans dat de lont van de schuldenbom tot ontploffing komt. Aan de andere kant: de rente kunstmatig laag houden levert misschien geen direct vuur op, maar zorgt er ondertussen wel voor dat de bommetjes onder onze economie blijven liggen en doorgroeien. En die bommetjes dienen we nu juist vakkundig te ontmantelen.