De geneeskunde ontwikkelt zich in rap tempo. Artsen kunnen daardoor meer – en soms eerder – ziekten aantonen en behandelen. Dat is niet louter goed nieuws. Keer op keer blijkt uit meta-analyses dat screening nauwelijks invloed heeft op het sterftepercentage. ‘Beter te veel onderzoek dan te weinig,’ denken veel mensen. Maar overdiagnose schept overbehandeling, en maakt gezonde mensen tot angstige patiënten. Lees meer

Welke voorzorg, welke soorten preventie, screening en gezondheidstesten zijn nuttig en zinvol?  Wanneer berusten ze eerder op geloof dan op harde wetenschap, en welke belangen spelen daarbij? Wanneer is medicatie voorschrijven en medisch handelen nodig, wanneer is het geldverspilling of zelfs schadelijk? Wanneer spreken we van overzorg?

6 artikelen

Leven van leesproblemen: welkom in de dyslexie-industrie

Agressieve marketing, dependances op scholen en miljoenen aan winst: dyslexie blijkt een gouden handel. Terwijl gemeenten de kosten van de jeugdzorg de pan zien uitrijzen, doen dyslexiebureaus goede zaken met het diagnosticeren en behandelen van lees- en spellingsproblemen. Wetenschappers luiden de noodklok: ‘Het aantal diagnoses dyslexie kan fors omlaag.’

0:00
Audioserie Zorgcowboys

Zorgcowboys

Aflevering 2 van 6

Bekijk audioserie
Dit stuk in 1 minuut
  • Terwijl volgens de wetenschappelijke consensus dyslexie (EED) bij slechts 3,6 procent van de kinderen voorkomt, heeft inmiddels in Nederland 8 procent van de leerlingen aan het eind van de basisschool een dyslexieverklaring. Daarvan heeft 6 procent de diagnose EED.

  • De Inspectie van het Onderwijs beschreef in een rapport van april 2019 dat naarmate scholieren verder komen in hun opleiding, meer scholieren de diagnose dyslexie krijgen. Ook stelt de Inspectie: ‘Dyslexieverklaringen komen meer voor op scholen met leerlingen uit welvarende milieus die Nederlands spreken, dan op scholen met leerlingen uit minder welvarende milieus en die Nederlands niet als moedertaal hebben.’

  • Behandelingen voor dyslexie voor kinderen tot en met 12 jaar vallen onder de jeugdhulp, en die is sinds de decentralisatie 2015 de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Hoeveel geld gemeenten sindsdien jaarlijks kwijt zijn aan de (stijgende) vergoeding van dyslexiebehandelingen is niet te achterhalen: er is geen instantie die dat centraal bijhoudt.

  • Wel is duidelijk dat bedrijven die dyslexie diagnosticeren en behandelen, flinke winsten maken en grote vermogens hebben opgebouwd; het gaat geregeld om miljoenen.

  • Het Nederlands Kwaliteitsinstituut Dyslexie, dat de overheid adviseert en protocollen opstelt, claimt onafhankelijk te zijn, maar wordt voor een groot deel bestierd door mensen die zelf bij grote dyslexiebedrijven werken.

  • Onderwijl lijkt de beste oplossing voor kinderen met zwakke lees- en spellingprestaties vooral te zijn: bied ze meer gestructureerd onderwijs aan.

Lees verder

‘Dyslexie? Het gaat om didactische verwaarlozing! En we hebben het probleem zelf gecreëerd. Wij hebben gezegd: dyslexie is een stoornis, waarvoor we deskundige hulp moeten inroepen. Nu zitten we met de gebakken peren.’ Aan het woord is Anna Bosman, hoogleraar ‘Dynamiek van leren en ontwikkeling’ aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Bosman is er heilig van overtuigd dat je elk kind goed kunt leren lezen. ‘Ook kinderen die op het speciaal onderwijs zitten, ook kinderen met het syndroom van Down. Maar je moet wél een lesmethode kiezen die werkt.’

Het aantal leerlingen met de diagnose dyslexie stijgt de laatste jaren fors. Per kind kunnen kosten voor diagnostiek en behandeling oplopen tot 4445 euro. En aangezien dyslexiezorg sinds de decentralisatie van de jeugdzorg in 2015 onder verantwoordelijkheid van de gemeenten valt, draaien zij ervoor op.

De gemeenten namen deze erfenis niet in dank af. Al voor de tweede keer ligt er nu een brandbrief op de mat in Den Haag: de gemeenten kunnen de jeugdzorg niet meer bekostigen, te veel kinderen en jongeren hebben hulp nodig. En dan moeten er ook nog bovenmatig veel kinderen geholpen worden bij hun lees- en spellingsproblemen.

Hoe kan het dat steeds meer kinderen ernstige problemen hebben om de Nederlandse taal te beheersen? Aan achtergrond of cultuur ligt het niet. De Inspectie van het Onderwijs stelde in april 2019 in een rapport: ‘Dyslexieverklaringen komen meer voor op scholen met leerlingen uit welvarende milieus die Nederlands spreken, dan op scholen met leerlingen uit minder welvarende milieus en die Nederlands niet als moedertaal hebben.’ De Inspectie zegt scherper onderscheid te willen maken tussen leerlingen met ernstige enkelvoudige dyslexie (EED) en de grotere groep leerlingen met zwakke lees- en spellingprestaties die daarvan hinder ondervinden bij het leren. ‘Wij denken dat het niet in het belang van de leerling is om de grote groep zwakke lezers en spellers als dyslectisch te bestempelen.’ Maar toch lijkt dat het probleem te zijn: gaandeweg worden steeds meer scholieren als dyslectisch aangemerkt, en daarvoor behandeld.

Dyslexiezorg: de cijfers en de kosten

Het aantal kinderen met een dyslexieverklaring neemt toe. Terwijl volgens de wetenschappelijke consensus dyslexie (EED) bij slechts 3,6 procent van de kinderen voorkomt, heeft inmiddels in Nederland 8 procent van alle basisschoolleerlingen een dyslexieverklaring. Ook de Inspectie van het Onderwijs wijst op die trend, en beschreef recent dat naarmate scholieren verder in hun opleiding komen, meer scholieren de diagnose dyslexie krijgen.

In leerjaar 8 heeft al 7,5 procent van de leerlingen een dyslexieverklaring. De Inspectie: ‘Daarvan heeft 6 procent van de leerlingen een diagnose EED. Deze groep komt in aanmerking voor vergoede behandeling buiten school, door een instituut voor dyslexiezorg. Aan het eind van het speciaal basisonderwijs (sbo) zien we zelfs een percentage van 18,8 procent.’

In het eerste jaar van het voortgezet onderwijs heeft bijna 12 procent van de scholieren een dyslexieverklaring, in het laatste schooljaar zelfs 14 procent. Deze stijging wordt mogelijk veroorzaakt doordat vrijwel alle scholen in het voortgezet onderwijs leerlingen aan het begin van het eerste schooljaar standaard screenen op dyslexie.

Het CBS constateerde voorts dat ouders tegenwoordig zelf ook sneller dyslexie bij hun kind vermoeden.

Behandelingen voor dyslexie voor kinderen tot  en met 12 jaar (groep 8) vallen onder de jeugdhulp, en die is sinds de decentralisatie 2015 de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Hoeveel geld zij sindsdien jaarlijks kwijt zijn aan de vergoeding van (in aantal toenemende) dyslexiebehandelingen valt niet te achterhalen: er is simpelweg geen instantie die dat centraal bijhoudt.

Om een indicatie te geven van het beslag dat dyslexiezorg legt op de begroting: de regio Eemland, die uit zeven gemeenten bestaat, gaf volgens een recent overzicht in 2018 bij elkaar 1,5 miljoen euro aan dyslexiezorg uit. Dat is bijna 1,8 procent van het totale jeugdzorg- en wmo-budget van Eemland. Dit betrof alleen de dyslexiezorg voor kinderen tot twaalf jaar; de kosten van dyslexiezorg bij middelbare scholieren, studenten en volwassenen vallen hier nog buiten.

Los van de vraag hoe nuttig dyslexiebehandelingen zijn: binnen een sector waar de tekorten inmiddels dusdanig hoog zijn opgelopen dat gemeenten brandbrieven aan het Rijk sturen en essentiële zorg moeilijk te bekostigen is, lijkt een beslag van bijna 2 procent op het totale jeugdzorg- en wmo-budget problematisch.

Lees verder Inklappen

Kees Vernooy, lector emeritus effectief taal- en leesonderwijs, windt er geen doekjes om: niet het kind is ‘ziek’, maar het onderwijs. ‘In principe kun je elk kind goed leren lezen,’ stelt hij, ‘zolang je het maar de juiste ondersteuning biedt. Dat wil zeggen: gestructureerd werken met evidence-based lesmethodes.’ In Balans Magazine stelde Vernooij in juli 2017 dat wetenschappelijke aanbevelingen maar mondjesmaat doorsijpelen in de onderwijspraktijk. ‘Het is in Nederland geen traditie dat het onderwijs luistert naar de wetenschap. [...] Scholen zeggen soms simpelweg dat zij een andere “focus” hebben of laten zich in met mythes als beelddenken, leerstijlen, meervoudige intelligentie en andere “geloofjes”, zoals ik dat noem.’ Tegen FTM zegt Vernooy hoe absurd hij het vindt dat sommige scholen kinderen die de diagnose dyslexie hebben, tegenwoordig juist minder laten oefenen. ‘Terwijl ze juist méér moeten lezen en schrijven. Er helpt maar één ding: oefenen, oefenen, oefenen. En volhouden, want lezen is een vaardigheid die je langdurig moet onderhouden.’

In 2007 leverde Vernooy bewijs voor zijn stelling met een groot project op 45 scholen in Enschede. Het ging op die scholen zo ‘dramatisch slecht’ dat de gemeente wilde ingrijpen. ‘De leraren hadden allerlei verklaringen,’ vertelt Vernooy in Balans Magazine. ‘Het kwam door dyslexie of adhd, autisme en culturele achtergrond. Maar dat interesseerde me allemaal niet.’ Zijn team zette in op technisch lezen (letters aan klanken koppelen), en begrijpend lezen (betekenis aan woorden koppelen). Hij ging gestructureerd te werk, waarbij kinderen ‘niet zelfstandig hoefden aan te modderen’, maar meer bij de hand werden genomen. Het resultaat: bij de 10.000 leerlingen verdwenen dyslexie en laaggeletterdheid als sneeuw voor de zon. Liefst 98 procent van de leerlingen op deze scholen bereikte het gewenste leesniveau.

Met zulke definities is het altijd raak

De bedrijven die de aandoening diagnosticeren en vervolgens behandelen, lopen de scholen plat om klantjes te werven. Maar vooral: de diagnostische criteria die deze bedrijven gebruiken, zijn betrekkelijk vlottend, en zijn vaak in hun eigen voordeel gedefinieerd.

‘Hoe goed een klas ook leest en spelt, je hebt altijd kinderen die bij de 16 of 10 procent zwakste lezers of spellers horen’

‘Dyslexie bestaat in gradaties,’ benadrukt Aryan van der Leij, gepensioneerd hoogleraar orthopedagogiek. ‘Je kunt niet zeggen: je hebt het wel, óf je hebt het niet.’ Maar volgens hem wordt de diagnose te snel gesteld. Hij hekelt met name het protocol diagnose en behandeling dyslexie (PDBD) uit 2013, dat orthopedagogen en ggz-psychologen als leidraad hanteren. ‘Driekwart van de diagnostische testen daarin is wetenschappelijk gezien flauwekul en totaal overbodig. Neem de intelligentietest die erin zit: die vergt een uur, terwijl we allang weten dat er geen enkel verband tussen IQ en dyslexie bestaat.’

‘De huidige manier van diagnosticeren mag van mij betreft per direct worden afgeschaft,’ zegt ook Evelyn Kroesbergen, hoogleraar orthopedagogiek aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. ‘Nederland kent naast het PDBD ook het protocol van de stichting Dyslexie Nederland. Beide hebben forse gebreken. Zo geldt bij de diagnose Ernstige Enkelvoudige Dyslexie onder meer dat een kind ofwel bij de laagste 10 procent voor lezen, ofwel bij de laagste 10 procent voor spellen plus laagste 16 procent voor lezen moet behoren. Maar zo heb je dus per definitie kinderen met dyslexie: want hoe goed een klas ook leest en spelt, je hebt altijd kinderen die bij de 16 of 10 procent zwakste lezers of spellers horen.’

Er ontstaat bovendien een vrij arbitraire tweedeling tussen leerlingen met en zonder leerproblemen, meent Kroesbergen. ‘De testen voor dyslexie, waaronder een test waarbij kinderen in één minuut zoveel mogelijk woorden moeten oplezen, geven te veel ruimte om voorbarig een etiket op te plakken. Eén woordje minder oplezen kan ertoe leiden dat een kind als dyslectisch wordt bestempeld. Bovendien lijkt zo’n diagnose de leerkracht te vrijwaren van diens plicht om zich in te spannen de leesontwikkeling optimaal te laten verlopen. Het onderwijs wordt zelfs in de onderbouw van de basisschool al aangepast: de verwachtingen voor kinderen met dyslexie worden naar beneden bijgesteld.’

Dat kinderen met dyslexie juist minder hoeven te presteren op scholen, is koren op de molen voor dyslexiebedrijven. Waar scholen volgens wetenschappers als Bosman, Vernooy en Kroesbergen kinderen minder laten oefenen met lezen en spellen dan nodig is, vullen dyslexiebedrijven dat hiaat met kostbare dyslexiezorg. Anna Bosman: ‘We betalen de rekening in feite als burgers twee keer. De budgetten van scholen worden niet goed benut, omdat scholen hun plicht verzaken goed onderwijs te geven. En we betalen ook nog eens voor de behandelingen door dyslexiebedrijven, die slim gebruikmaken van het disfunctioneren van de scholen. Verschrikkelijk. Het kan echt niet.’

De basisschool als strategische locatie

Terwijl gemeenten in heel Nederland met de handen in het haar zitten over de groeiende kosten van de jeugdzorg, is er een heuse industrie rond dyslexie ontstaan. Een industrie waar overnames en fusies bovendien aan de orde van de dag zijn en waar riante winsten worden gemaakt. 

De hoofdrolspeler in deze didactische goudmijn: het RID, dat ooit begon als het Regionaal Instituut Dyslexie. Het was het kindje van Michel Ekkebus. die eind jaren tachtig in een dyslexiepraktijk in Los Angeles werkte. De ervaring en expertise die hij daar opdeed, bracht hij in 1990 naar Nederland. Het RID specialiseerde zich als een der eersten in Nederland in de behandeling van dyslexie. Het RID schiep ook ruimte voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, zoals hersenonderzoek met mri-scans in samenwerking met de universiteiten van Nijmegen en Maastricht.

Er komt al in 2013 een lobby op gang ‘om de toekomst van dyslexiezorg veilig te stellen’

In het jaarverslag van 2013 afficheert het RID zich als ‘de beste aanbieder van dyslexie-zorg in Nederland’. Maar uit openbare en niet-openbare documenten doemt vooral het beeld op van een instituut met een goed oog voor de markt. Als in 2013 de eerste plannen bekend worden om jeugdhulp naar de gemeenten over te hevelen, stelt het RID direct een projectleider aan met als taak ‘informatie in te winnen uit de regio’s en gemeenten en een regionaal netwerk aan te leggen van relevante beleidsambtenaars [sic]’. Ook landelijk, waar de directie zelf een netwerk onderhoudt, komt direct een lobby op gang ‘om de toekomst van dyslexiezorg veilig te stellen en waar mogelijk nieuwe kansen te exploreren,’ meldt het jaarverslag 2013.

De nieuwe directeur van het RID, Lex Coene, heeft een competitieve inslag. Hij was drie keer op rij Nederlands kampioen badminton, en kwam 41 keer uit voor de nationale ploeg. (Zijn zus Eline wist het zelfs tot de absolute wereldtop te schoppen.) In 1997 stopte Coene als topsporter, het was tijd voor iets nieuws. ‘Met badminton valt geen droog brood te verdienen,’ meldde hij al in 1988 in het Zeeuwse dagblad De Stem. Het RID moet groeien, vinden Coene en zijn medebestuurders. Don Coene, een neef van Lex, is directeur van RIOZorg, een dochterbedrijf van het RID. RIOzorg onderzoekt en behandelt kinderen en jongeren van 4 tot 18 jaar voor adhd, autisme, gedragsproblemen en, samen met het RID, voor dyslexie.

In 2016 – de decentralisatie van de zorg is dan al een feit – organiseert RIOzorg in Arnhem speciale brainstormdagen waar flink wat aandacht is voor marketing. ‘Sales in de Zorg. Kan dat? Mag dat?’ staat op een van de dia’s die die dag worden getoond. Het is een retorische vraag: verderop in de presentatie blijkt dat assertief moet worden gehandeld. Zo krijgt een groep deelnemers in een middagsessie opdracht om ‘de ideale verkoopstrategie voor RIOzorg te bedenken’.

Het jaarverslag 2017 van het RID meldt dat de ‘salesunit’ dat jaar verder is ontwikkeld

RIOzorg moet groeien door marktpenetratie. Dat kan door het gebruik bij bestaande afnemers te verhogen, en kopers bij de concurrent weg te halen door regelmatig service en advies te bieden. Daarnaast moet RIOzorg op zoek naar nieuwe marktsegmenten – via scholen voor voortgezet onderwijs, wijkteams en huisartsen – en moet de organisatie nieuwe producten ontwikkelen. Het jaarverslag 2017 meldt dat de ‘salesunit’ dat jaar verder is ontwikkeld, ‘met een actieve rol in de nieuwe regio’s’.

Tegenover FTM ontkent Remco Reij, directeur externe betrekkingen, dat het RID/RIO een marketing- en/of salesafdeling heeft. ‘Wel vinden we dat kinderen die problemen hebben het beste uit zijn met RID en RIO. Wij werken met adviseurs die samen met het onderwijs een rol hebben om te kijken wat het beste voor het kind is. Die bijeenkomst waarvan jullie de presentatie hebben gezien, was voor de adviseurs bedoeld.’ De diapresentatie riep volgens Reij vragen op: ‘Daarom hebben we die van onze website gehaald.’

In 2019 heeft RIOzorg volgens haar website dependances door heel Nederland (uitgezonderd de noordelijke provincies) waaronder vestigingen in gezondheids-, kind- en buurtcentra, plus in minstens 19 basisscholen. Ook heeft het RID ruim honderd behandellocaties, verspreid over Nederland. ‘Wij dachten: we moeten richting het kind en dan is de basisschool de meest logische plek om je te vestigen. Scholen waarderen dat heel positief.’

Kleine wereld, grote spelers, forse winsten

Onder Coenes leiding groeit het RID snel. In 2013 is de netto omzet nog 8,8 miljoen, eind 2017 is die ruim 12,4 miljoen euro. Het aantal personeelsleden, gerekend in fte’s, steeg in die periode van 109 naar 150. Het instituut had in 2017 een nettoresultaat van bijna negen ton, en tussen 2013 tot eind 2017 steeg het eigen vermogen van 3,3 miljoen naar 5,4 miljoen euro. In 2015 keerde het RID 320.000 euro dividend uit aan de aandeelhouders.

Begin 2018 breidt het RID uit. Op papier fuseert het met IWAL, een onderdeel van de Parnassiagroep dat zich op de dyslexiezorg richt. In de praktijk sluit IWAL en trekken de circa 50 medewerkers bij een RID-vestiging in.

Vlak voor die fusie rond is, meldt het RID dat het nog een bedrijf overneemt: AAdyslexie in Amsterdam. (Volgens gegevens van de KvK zijn alle aandelen van AAdyslexie via een holding echter nog steeds in handen van directeur en oprichter Peter Ploum.) Winstgevend lijkt AAdyslexie niet te zijn. Op een omzet van circa 660.000 euro leed het in 2016 ruim 31.000 euro verlies, en in 2017 ruim 14.000 euro verlies op een omzet van 644.000 euro. Maar jaarlijks betaalt het bedrijf wel een managementfee van 135.000 aan Ploums holding. AAdysholding had eind 2017 – het bestond toen vier jaar – een eigen vermogen opgebouwd van liefst 525.000 euro (na resultaatbestemming).

In augustus 2018 nam het RID alle aandelen en activiteiten van de winstgevende School en Onderwijs Service Dyslexie uit Alkmaar over. Bram Onrust, die de verkoop regelde, trad vervolgens in dienst van het RID als operationeel manager met als doel ‘ontwikkelen van plannen voor optimalisatie en groei’. Eerder werkte hij als consultant bij ABN Amro. Ook werkte hij bij Axveco, waar hij zakelijke modellen voor de financiële sector ontwikkelde.

Braams & Partners is met 13 vestigingen een andere grote speler. Het behaalde in 2017 een bedrijfsresultaat na belastingen van 275.000 euro op een netto-omzet van 2,8 miljoen euro. In 2016 was het resultaat nog iets beter: 377.000 euro winst op een omzet van 2,8 miljoen.

In Drenthe, Friesland en Groningen is de dyslexiemarkt in handen van OCRN, eigendom van Klaas en Jan Hindrik Loonstra. Op een omzet van 6,7 miljoen behaalde OCRN in 2017 257.000 euro winst. Het jaar daarvoor leed het bijna twee ton verlies, maar datzelfde jaar betaalde het bedrijf wel 1,1 mln euro dividend aan zijn aandeelhouder, OCRN Holding.

Bestudering van documenten bij de Kamer van Koophandel wijst uit Braams en OCRN dusdanig nauw met elkaar verbonden zijn, dat ze in feite een eenheid vormen. Tot die eenheid behoort ook het goed boerendeDZNN uit het Friese Joure. De twee dames die dit bedrijf leiden, zijn de partners van de heren die OCNR, Braams en ggz-instelling Forte in handen hebben. In feite is sprake van een noordelijk dyslexie-imperium van de familie Loonstra, die OCRN beheert.

De laatste grote speler is Opdidakt uit Den Bosch, met 30 vestigingen en 400 medewerkers. Recent heeft Opdidakt twee dyslexie-bedrijven overgenomen. De groei is volgens Opdidakt nodig om ‘de verzwaring van de administratieve taken die ontstaan zijn vanuit de Jeugdwet en de daarmee gepaard gaande kosten het hoofd te bieden’. Eind 2017 meldde de holding een bedrijfsresultaat (na belastingen) van 2,2 miljoen op een omzet van 20,1 miljoen. Het eigen vermogen was gegroeid tot 6,3 miljoen euro. Onderdeel van Opdidakt is het eind 2013 opgerichte E-Vizier dat volgens de jaarrekeningen bijzonder goed draait: het maakte in 2017 bijna twee miljoen winst.

Lees verder Inklappen

Ons kent ons

Op 11 november 2016 werd het Nederlands Kwaliteitsinstituut Dyslexie opgericht. Doel: het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van diagnostiek en behandeling van ernstige enkelvoudige dyslexie (EED), inclusief de raakvlakken zoals lichte dyslexie, lees- en spellingsproblemen en ernstige meervoudige dyslexie. Een van de taken van het NKD is advisering van de overheid. In aanloop van de transitie van de jeugdhulp naar de gemeenten heeft het NKD factsheets gemaakt over wat dyslexie is en wat de zorgtrajecten zijn. De ‘Handreiking Dyslexiezorg onder de jeugdwet’ biedt gemeenten ondersteuning ‘van een integrale dyslexieaanpak in de regio’.

Het zijn belangrijke documenten die overal in het onderwijs worden gebruikt, stelt Remco Reij, directeur externe betrekkingen van het RID. Het NKD heeft volgens hem een onafhankelijk bestuur ‘waarvan de onafhankelijkheid is geborgd’. Het instituut kent bovendien een wetenschappelijke adviesraad.

Dyslexiebedrijven stellen de diagnose, voeren de behandeling uit, en bepalen zelf of die heeft gewerkt

Maar van de tien leden van die wetenschappelijke adviesraad zijn er drie verbonden aan het RID, werken er twee bij andere dyslexiebedrijven, zijn er twee verbonden aan de universiteit van Amsterdam (waar het RID nauw mee samenwerkt) en er zijn twee docent aan de universiteiten van Nijmegen en Groningen.

Daarnaast heeft het NKD een bestuurlijke adviesraad. Hierover kunnen we kort zijn: alle leden daarvan zijn verbonden aan dyslexie-instituten. Tot slot kent het NKD een Kwaliteitscommissie. Van de zeven leden zijn er vijf verbonden aan een dyslexiebehandelaar.

Om de kosten van de dyslexiezorg in te dammen, hebben diverse gemeenten inmiddels een poortwachter aangesteld: een deskundige die verzoeken tot behandeling voor dyslexie onafhankelijk beoordeelt. Maar wie traint deze poortwachters? Het NKD. Zo kregen poortwachters op vrijdag 8 februari in een zaaltje aan het Vredenburg in Utrecht de gelegenheid ‘om kennis te maken met verschillende vormen van toeleiding naar EED-zorg’. En wie levert die ‘toeleiding naar EED-zorg’? Juist: de bij het NKD aangesloten dyslexiebehandelaars, waarin juist de grote bedrijven zo’n belangrijke rol spelen.

Dyslexiebedrijven stellen de diagnose, voeren de behandeling uit, en bepalen zelf of die heeft gewerkt. Bovendien stelt het NKD, waarin dyslexiebehandelaars een flinke vinger in de pap hebben, belangrijke documenten op voor de dyslexiezorg en het onderwijs en traint het onafhankelijke adviseurs.

Dat is gewoon het medische model. Hetzelfde gebeurt in ziekenhuizen.

Minister keurt aanpak af

Werkelijk onafhankelijke poortwachters kunnen bijdragen om de almaar oplopende kosten voor dyslexie in de jeugdhulp terug te dringen. Dat laat de regio Eemland zien. Daar kopen de zeven aangesloten gemeenten gezamenlijk zorg in en sluiten ze gezamenlijk contracten met zorgaanbieders. Eemland begon in april 2018 met een poortwachter, omdat kinderen in de regio te makkelijk het stempel dyslexie kregen. De poortwachter bekijkt alle aanvragen voor een dyslexiebehandeling en of er echt sprake is van EED. Pas als dat het geval is, geeft de poortwachter  een positief advies aan de gemeente. Volgens de meest recente prognose zal Eemland in 2018 voor het eerst sinds de decentralisatie minder geld (-1 procent) aan dyslexiezorg uitgeven.

In april van dit jaar schreef minister Hugo de Jonge dat hij ‘reclame’ in de jeugdzorg onwenselijk vindt; hij keurde het ‘ten zeerste’ af dat zorgaanbieders op scholen cliënten werven. Dit naar aanleiding van Kamervragen van René Peters (CDA) over zorgaanbieders die in Pijnacker-Nootdorp spreekuur houden op scholen. ‘Ik vind het geen goede zaak dat zorgaanbieders eerst op school “diagnoses” stellen en vervolgens ter behandeling hun eigen diensten aanbieden,’ meldt de minister.

Ook de wetenschappers Vernooy, Bosman, Kroesbergen en Van der Leij zouden graag zien dat de rollen van diagnost en behandelaar uit elkaar worden getrokken. Maar Peter de Jong, hoogleraar orthopedagogiek en lid van de wetenschappelijke adviesraad van het NKD, vindt deze aanpak ‘volstrekt normaal’. Tegen FTM zegt hij: ‘Dat is gewoon het medische model. Hetzelfde gebeurt in ziekenhuizen: daar stelt de medisch specialist de diagnose en voert vervolgens de behandeling uit.’ Op de vraag of het contrast niet erg groot is tussen de noodlijdende gemeenten en de dyslexiebedrijven die spekkopers zijn, zegt hij: ‘Waarom zou het erg zijn als er veel winst wordt gemaakt? Kijk eens naar het salaris van chirurgen. Nee, als u geld wilt besparen in de zorg, moet u het daar zoeken.’

‘Daar hoef je geen duur dyslexiebedrijf voor in te schakelen, dat kan prima op de school zelf’

Hij wijst van de hand dat er sprake is van overdiagnose. ‘Alle kinderen met een dyslexieverklaring voldoen aan de criteria. In Nederland conformeren wij ons volledig aan de internationale richtlijn dyslexie. Wat is het alternatief? Alleen de heel zware gevallen behandelen, of alle kinderen korter behandelen, is geen oplossing. Het gaat er ook om wat we als maatschappij overhebben voor de behandeling van dyslexie.’

Van der Leij vindt zijn UvA-collega echter te coulant: ‘Het gaat erom hoeveel de dyslexiebedrijven ermee verdienen. Als dat disproportioneel is, moeten we daar kritisch naar kijken.’

Effectiviteit dyslexiebehandeling niet bewezen

Klein probleem: of de behandelingen effectief zijn, is nauwelijks bekend. Er zijn vrijwel geen goed opgezette studies beschikbaar. Eén onderzoek laat een (gedeeltelijk) positief effect zien van een dyslexiebehandeling. Navraag bij het NKD levert niets op: het instituut meldt dat het druk bezig is een database op te zetten: ‘Neemt u in 2022 vooral weer contact met ons op.’

Een onderzoek waarbij Kroesbergen betrokken was, laat zien dat dat de kinderen weliswaar vooruit gaan tijdens de behandeling, maar dat 85 procent van de kinderen met de diagnose EED zwakke lezers blijven en 58 procent zwakke spellers. Kroesbergen: ‘Dat laat goed zien hoe hardnekkig echte dyslexie is. Als dyslexie-instituten stellen dat hun behandeling ontzettend effectief is, is het aannemelijker dat er weinig aan de hand was met die kinderen, ondanks hun dyslexieverklaring. Want bij de groep kinderen met een gewone achterstand op taal- en leesgebied helpt oefenen altijd.’

Bosman en Vernooy zijn het daarmee eens. ‘Een gestructureerde aanpak en blijven oefenen met een goede, evidence-based lesmethodiek is voor de meeste zwakke lezers de oplossing. Daar hoef je geen duur dyslexiebedrijf voor in te schakelen, dat kan prima op de school zelf.’

Dat bewijst de Alan Turingschool in Amsterdam, een school met kinderen uit uiteenlopende sociale klassen en achtergronden. De school, die drie jaar geleden is opgericht, is op wetenschappelijke leest geschoeid. Er is veel, heel veel aandacht voor lezen, schrijven en rekenen.

Hugo Rijken, psycholoog en intern begeleider van de Alan Turingschool: ‘De basisvaardigheden staan hier centraal. Al in groep 1 – dan worden ze 4 jaar – beginnen we met voorlezen, letters aanbieden en de woordenschat te ontwikkelen. En dat doen we gestructureerd. We leggen vast hoe we technisch leesonderwijs geven, welke instructies we daarvoor gebruiken, welke werkvormen we toepassen in groep 3 en welke in groep 6, enzovoort. Tegelijkertijd geven we leraren veel ruimte om hun lessen voor te bereiden. We plannen bijvoorbeeld weinig vergaderingen: jaarlijks hooguit twee of drie. Daardoor heeft een leerkracht meer tijd voor belangrijkere zaken: lesgeven.’

Een wetenschappelijke, gestructureerde aanpak staat centraal: ‘Wij geloven in eenduidigheid en dat bieden we de leerlingen ook: vaste regels, vaste routines en een vaste basis. De focus op goed leren lezen, schrijven en rekenen is voor ons heel belangrijk. En het werkt: op de 160 of 170 leerlingen hebben we er maar twee met de diagnose dyslexie. Dat komt dus eigenlijk behoorlijk overeen met het percentage dat je op basis van wetenschappelijk onderzoek mag verwachten.’

Het boek dat directeur Eva Naaijkens en teamleider Martin Bootsma vorig jaar over hun aanpak publiceerden, werd prompt het Onderwijsboek van het Jaar. De titel: En wat als we nu weer eens gewoon gingen lesgeven?