Onze economie is in zijn wezen niet duurzaam. Was ze dat wel, dan zou de wereld er een stuk beter uitzien. Het goede nieuws is dat dat mogelijk is, als de economie een echte wetenschap wordt. Maar daar is nogal wat voor nodig. Een omslag in denken, om te beginnen. En een boek. Lees meer

Onze wereld wordt geteisterd door grote structurele problemen. Klimaatverandering, armoede, instortende economieën, om er een paar te noemen. We beschikken over tal van middelen om deze op te lossen. Dat de problemen desondanks blijven bestaan, is volgens wetenschapper Niko Roorda een kwestie van economie. Vrijwel alle grote tragedies in de wereld, meent hij, zijn er doordat we economisch gezien niet begrijpen wat we doen. We moeten toe naar een economisch systeem dat intrinsiek duurzaam is, en hebben een economische wetenschap nodig die dat ontwerpt en invoert. Hierover schrijft Niko Roorda zijn nieuwste boek, en dat wil hij samen met de lezers van FTM doen.

55 artikelen

Economische impetuswoorden

Ditmaal bespreekt Niko Roorda de zogeheten ‘economische impetuswoorden’, woorden met economische stuwkracht. Al doende leidt hij ons langs Groningen, Fré Meis, aardolie, Nigeria, het Maanverdrag en het borstkankergen BRCA.

Vooraf

‘Ik betwijfel of we kunnen wachten op de ontwikkeling van een omniconomische wetenschap.’” schreef JipX in reactie op de aflevering van vorige week. Ik begrijp die opmerking heel goed. Inderdaad: als we met de armen over elkaar gaan zitten wachten tot de wetenschap geheel nieuwe economische, of liever: omniconomische modellen heeft ontwikkeld, gaat intussen de wereld naar de Filistijnen. Sterker: JipX voegde eraan toe: “..en of dat enig nut heeft’ Die wetenschap, dus. Mijn reactie was:

‘Inderdaad kunnen we niet wachten. Daarom pleit ik voor een tweesporenbeleid: alle huidige inspanningen t.b.v. duurzaamheid, parallel aan het werken aan een meer definitieve oplossing (intrinsieke duurzaamheid). De twee vullen elkaar aan.
Voor die definitieve oplossing is de weg via de wetenschap noodzakelijk, want zonder werkelijk inzicht blijven we maar wat proberen, en dan zullen sommige dingen lukken en andere dingen tragisch fout gaan, precies zoals in de afgelopen paar duizend jaar. We hebben nu voor het eerst in de wereldgeschiedenis de mogelijkheden in huis om aan die (bijna) eindeloze lus te ontsnappen. Dat is waar mijn boek over gaat.’

Ik hoop dat ik aldus een misverstand wegneem. Ik vervolg nu mijn verhaal met de aflevering hieronder, waarmee ik mijn Hoofdstuk 2 voltooi. ‘Economie is een protowetenschap,’ concludeerde ik vorige week na bestudering van vijf van de zeven kenmerken van ‘protowetenschap’. Deze week onderzoek ik eigenschap nummer 6.

2.6. Economische impetuswoorden

Een aantal impetuswoorden zijn al de revue gepasseerd. Zo ging het in hoofdstuk 1 uitgebreid over ‘waarde’. Ook ‘winst’ kwam al ter sprake, net als woorden zoals ‘externaliteit’, ‘marktfalen’ en ‘bbp’, het bruto binnenlands product.

Een apart geval is het woord ‘mens’. Ik wil niet beweren dat dat als zodanig een impetuswoord is. Maar dat heeft het vakgebied economie er wel van gemaakt, doordat het woord veelal geïnterpreteerd wordt als het platte idee ‘homo economicus’, of in andere contexten als een synoniem van ‘menselijk kapitaal’. Het is geen wonder dat, in het kader van dit soort opvattingen, ook ‘welzijn’ tot impetuswoord werd vervormd door te postuleren dat dat een objectief en kwantitatief meetbaar kenmerk van mensen is.

Er zijn ongetwijfeld nog veel meer woorden die in de economie als impetuswoorden worden gebruikt. Het is niet mijn ambitie om er een complete lijst van aan te leggen. Het lijkt me juist veel beter als zo’n lijst ontstaat in het kader van nieuwe, interdisciplinaire omniconomische wetenschapsontwikkeling. Bij wijze van illustratie lijkt het me goed om, als afsluiting van het onderzoek naar de protowetenschappelijke status van de economie, nog eens een ander woord onder het vergrootglas te leggen.

Eigendom

Met welk recht kun je iets je ‘eigendom’ noemen? Over die vraag is in wetten en verdragen heel wat opgeschreven. En toch is het niet altijd zo simpel:

De Republiek Groningen

De Nederlandse Burgeroorlog duurde maar kort: van 1967 tot 1970. Maar de strijd was bloedig en de gevolgen waren dramatisch. In een periode van tweeëneenhalf jaar werden vijf- tot tienduizend militairen gedood. De schattingen van het aantal burgerslachtoffers lopen zelfs uiteen van vijftigduizend tot tweehonderdduizend mensen: de meesten door honger. Daarnaast werd een half miljoen Groningers van huis en haard verjaagd.

Het begon allemaal met de ontdekking van het Gronings aardgas. De Nederlandse regering vond het prachtig, die zag gouden bergen. Maar de mensen in Groningen dachten: hoezo, Nederlandse regering? Dat is ons aardgas! Onze rijkdom.

Ondanks de bezwaren werd de productie van het gas ter hand genomen, dankzij een concessie van de regering in Den Haag aan Shell en Esso, samenwerkend in een consortium, de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM).

De onvrede onder de Groningers over de in veler ogen ‘buitenlandse’ regering van Nederland bestond al langer. Groningers zijn, zeggen ze zelf, ‘ons oard minzen’ (‘ons soort mensen’) met een kenmerkend eigen karakter en een andere tongval dan de rest van Nederland. Het was dan ook niet geheel onverwacht dat de Groningers het recht opeisten om de vette winsten van het aardgas zelf te gaan incasseren. 'Groningen is geen wingewest!' riep de charismatische leider Fré Meis verontwaardigd. 'Het zit in onze bodem, dus de opbrengst is van ons!'

Was het deze claim die de Nederlandse regering ertoe bracht om voorstellen te doen over provinciale herindeling? Het aardgasgebied zou buiten het Gronings bestuur gaan vallen, volgens de plannen die op 27 mei 1967 bekend werden gemaakt. Dat bleek te veel voor de woedende Groningers. Drie dagen later brak de opstand uit en werd de onafhankelijke Republiek Groningen uitgeroepen.

Nederland reageerde krachtdadig. Op 6 juli 1967 begonnen ‘politionele acties’ om de opstandige provincie met grof geweld in het gareel te brengen. Voor het Groningse bewind kwam dat wel goed uit: de internationale pers en verschillende buitenlandse mogendheden zagen Nederland als de agressor. Dat leverde veel *steun op voor de Groningers! Frankrijk en Israël begonnen de opstandelingen stiekem te voorzien van wapens. Diplomatieke steun was er van Spanje, Portugal, Noorwegen, Zuid-Afrika en het Vaticaan. Maar Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie kozen de andere kant en steunden de Nederlandse regering, eveneens in de vorm van wapenleveranties.

Op 9 augustus ging het haastig opgerichte Groningse leger in de tegenaanval. Nederland reageerde op het bloedige Groningse geweld met een blokkade van de opstandige regio op land en in de zee: de kersverse republiek werd volledig van de buitenwereld afgesloten. De hongersnood die in de maanden en jaren volgde drukte zwaar op de bevolking, de mensen stierven als ratten. Foto’s van extreem magere kinderen bereikten de wereldpers. Voedselvluchten werden uitgevoerd door de American Community to Keep Grunn Alive. Artsen zonder Grenzen zond verpleeg-units voor de talloze gewonden. Want de strijd werd van beide zijden op grimmige wijze gevoerd, waarbij pogroms onder de burgers niet werden geschuwd.

Dit verhaal is echt gebeurd. Letterlijk. Nou ja, bijna letterlijk, want je moet een paar dingen aanpassen. Waar aardgas staat moet je aardolie lezen. Vervang Nederland door Nigeria, de RepubliekGroningen door de RepubliekBiafra en Groningers doorIgbo: zie Figuur 2.11 om je te oriënteren. Het verhaal is even naar Europa verplaatst, omdat de westerse lezer het dan gemakkelijker zal beleven als het onvoorstelbaar grote drama dat het was.

Figuur 2.11. Nigeria en (in rood) de opstandige regio Biafra, waarin de Igbo de voornaamste bevolkingsgroep vormen

Zet daarom in de plaats van de Groningse communistenleider Fré Meis (die werkelijk pleitte voor de Groningse aardgasrechten) de Biafraanse kolonel Chukwuemeka Odumegwu Ojukwu. Als je dan ook nog Esso vervangt door BP (maar Shell mag je behouden) en Aardolie Maatschappij door Petroleum Development Company, dan ben je er.  

O ja, vergeet niet om de aantallen slachtoffers (doden, ontheemden) met tien te vermenigvuldigen.

Hoe het afliep?

Twee jaar na het begin, op 19 juli 1969, startte de 14e divisie van de Groningse Landmacht een groot offensief. Steun werd geboden door Zweedse huurlingen die samen de Groningse Luchtmacht van vijf piloten vormden. Ze veroverden een belangrijke stad en rukten op naar de grootste havenstad, waar ze werden tegengehouden.

In de ochtend van 23 december 1969 werd Groningen door een grootscheepse Nederlandse aanval in tweeën gesplitst. Dat werd de opstandelingen te machtig. Na het eindoffensief op 7 januari 1970 door de 3e Mariniers Divisie was het gebeurd. De overgave vond plaats op 14 januari. Nederland was weer één land.

In het internationaal recht is het vanzelfsprekend geworden dat de bodemschatten onder een land eigendom zijn van dat land. Op het eerste gezicht is dat misschien volkomen logisch, terecht en eerlijk. Maar als je beter kijkt, zijn er toch wel wat problemen. Bijvoorbeeld omdat de grenzen tussen de landen vaak tamelijk willekeurig zijn ontstaan. Neem nu de Nederlandse provincie Groningen. Al sinds de oprichting van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was Groningen een van de grondleggers van Nederland. Maar veronderstel nu eens dat de onafhankelijkheidsstrijd van Nederland, dat zich in de 16e en 17e eeuw los trachtte te maken van het machtige Spaans-Duitse rijk, net zo onsuccesvol geweest was als die van Biafra (of de gefantaseerde Groningse onafhankelijkheidsoorlog): dan zouden thans de aardgasopbrengsten niet naar Den Haag gaan maar naar Madrid; en dat zou de wereld dan precies even logisch en terecht gevonden hebben. Als daarentegen Groningen – doordat de historie nét even anders verliep – zich niet bij Nederland maar bij het oostelijk aangrenzende bisdom Münster gevoegd zou hebben, dan zou thans de schatkist van Berlijn nu meer dan honderd miljard euro voller zijn en die van Den Haag evenveel leger. Maar: zowel Madrid als Berlijn liggen, net als Den Haag, niet in Groningen. Overigens ligt ook de stad Groningen, hoofdstad van de gelijknamige provincie, niet in het aardgasgebied, dus…?

En Biafra dan? Waarom zouden de Biafranen ‘hun’ aardolie moeten delen met de veel grotere rest van Nigeria? De grenzen van het land zijn voortgekomen uit de koloniale overheersing door Europese machten, ze hebben nauwelijks iets te maken met de begrenzingen tussen volken en culturen. Veronderstel eens dat de gehele Sahel (het gebied bezuiden de Sahara, waarin Nigeria een van de vijftien landen is) door de Europeanen als één land achtergelaten was: van wie was de olie dan?

Als het eigendom en de eerlijke verdeling van bodemschatten tussen de bestaande landen al niet eenvoudig is, dan is het nog veel ingewikkelder als ook de toekomstige generaties erbij betrokken worden. Mensen die nog niet geboren zijn, hebben geen juridische rechten. Maar misschien wel morele? In onze tijd halen we alle gemakkelijk winbare fossiele grondstoffen uit de bodem. We verbranden 95% van de aardolie direct en benutten de rest om er slijtende materialen en producten van te maken. Dat kunnen latere generaties, wellicht in nieuwe beschavingen, dus niet meer doen. (Tenzij ze bereid zijn om driehonderdvijftig miljoen jaar te wachten met opstaan, zodat er intussen voldoende tijd is om nieuwe fossiele voorraden te laten ontstaan uit levensresten.) De metalen die we opgraven uit dag- en andere vlot toegankelijke mijnen zijn weliswaar recyclebaar, maar een echte honderd procent recycling is onmogelijk, aangezien niet één industrieel of huishoudelijk proces perfect verloopt: hoe zorgvuldig we ook zullen worden, langzaam maar zeker raken de metalen zozeer verstrooid en verdund over de wereld dat ze niet teruggevonden kunnen worden. Door de huidige winning neemt de hoeveelheid eenvoudig bereikbare metalen af, waardoor de toekomstige generaties steeds meer moeite zullen moeten doen om ergens vers (‘virgin’) materiaal vandaan te halen.

Er zijn voorstellen gedaan om een eerlijker verdeling tot stand te brengen van schaarse, eenmalig winbare grondstoffen tussen de huidige en de toekomstige mensen. Het International Resource Panel van de Verenigde Naties berekende dat de meest schaarse mineralen antimoon en goud zijn: volgens een schatting van Henckens is hun economische winbaarheid voorbij rond 2050. Zink en molybdeen zijn ‘op’ rond 2100, gevolgd door rhenium, koper en chroom (2150 tot 2200). Tin, zilver, lood, nikkel en ijzer zijn over maximaal 300 jaar uitgeput. Het kan natuurlijk zijn dat sommige van deze metalen dankzij nieuwe technologieën heel veel meer of juist minder toegepast gaan worden, en dan veranderen de jaartallen drastisch.

Henckens stelt voor dat er een internationaal verdrag gesloten wordt waarin wordt vastgelegd dat er voor de schaarse minerale delfstoffen een plan wordt ontworpen om de winning stap voor stap af te bouwen, met als doel om de winbaarheid tot minstens duizend jaar te rekken. Volgens zijn voorstel worden de schaarse mineralen eigendom van alle landen samen, zowel de landen die ze in de bodem hebben als degene die ze importeren en gebruiken. De gebruikslanden betalen daarvoor een passende compensatie aan de delfstoflanden. Een systeem van eerlijke verdeling kent vervolgens quota toe aan alle landen, zo oppert Henckens.

Een dergelijke verdelingsovereenkomst zal heel wat eerlijker zijn dan de huidige verdeling. Maar helaas zijn de ervaringen met bestaande verdelingsverdragen niet heel positief.

De Overeenkomst ter regeling van de activiteiten van Staten op de maan en andere hemellichamen

(Ook bekend als het Maanverdrag of de Maanovereenkomst. Bron: UN Office for Outer Space Affairs, 1979)

'Artikel 11

1. De maan en zijn natuurlijke hulpbronnen vormen de gemeenschappelijke erfenis van de mensheid, die haar uitdrukking vindt in de bepalingen van deze Overeenkomst en in het bijzonder in paragraaf 5 van dit artikel.

2. De maan is niet onderworpen aan nationale toe-eigening door enige claim van soevereiniteit, door middel van gebruik of bezetting, of op enige andere manier.

3. Noch het oppervlak, noch de ondergrond van de maan, noch enig deel daarvan of aanwezige natuurlijke rijkdommen, worden eigendom van een staat, internationale intergouvernementele of niet-gouvernementele organisatie, nationale organisatie of niet-gouvernementele entiteit of van een natuurlijke persoon. De plaatsing van personeel, ruimtevoertuigen, uitrusting, voorzieningen, stations en installaties op of onder het oppervlak van de maan, met inbegrip van met het oppervlak of de ondergrond verbonden structuren, zal geen eigendomsrecht creëren op het oppervlak of in de ondergrond van de maan of alle delen daarvan.

4. De Staten die partij zijn, hebben recht op verkenning en gebruik van de maan zonder enige vorm van onderscheid, op basis van gelijkheid en in overeenstemming met het internationale recht en de voorwaarden van deze Overeenkomst.

5. De Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, verbinden zich hierbij tot het instellen van een internationaal beheerssysteem, inclusief passende procedures, om de exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van de maan te regelen, daar deze exploitatie op het punt staat haalbaar te worden.'

Over het Maanverdrag is onderhandeld van 1972 tot 1979, in welk jaar het werd vastgesteld door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Na ratificatie door vijf landen (Filippijnen, Uruguay, Chili, Nederland en Oostenrijk) werd het in 1984 van kracht. Doordat echter niet één land het verdrag ratificeerde dat bemande ruimtevaart beoefent of daarvoor plannen heeft, is het verdrag zonder betekenis gebleven, hoewel sommigen hoop hebben gehouden dat het ooit alsnog zinvol zal blijken. Kortom: een verdrag zoals dit werkt niet, want de landen die natuurlijke rijkdommen bezitten, of de verwachting hebben om ze eerder te gaan pakken dan andere, houden eenvoudig de vulpen in de borstzak en de portefeuille dicht.

De oneerlijke verdeling van natuurlijke grondstoffen en hulpbronnen tussen landen is een cruciale oorzaak van onduurzaamheid, die is ingebed in de diepste fundamenten van het wereldwijde politieke en economische systeem. Het eigendomsrecht van bodemschatten, dus ook het recht om ze te exploiteren, zal uiterst moeilijk aangepast kunnen worden. Als het ooit lukt om hierin verandering te brengen, zullen in een eerlijk systeem de bodemschatten eigendom zijn van de gehele mensheid, dus gelijkelijk verspreid over het gehele menselijke universum in drie dimensies: noorder- en zuiderbreedte; ooster- en westerlengte; heden en toekomst.

Om dat te bereiken zal het thans bestaande begrip ‘eigendom’ grondig op de schop moeten, zowel juridisch, politiek en economisch. En daar zijn misschien nog wel meer redenen voor. Ik verlaat nu het eigendomsrecht van bodemschatten en onderzoek het eigendom van geheel andere natuurlijke schatten.

Borstkanker

Maak kennis met: BRCA1, een gen in jouw chromosoom 17. De gedetailleerde bepaling (‘sequencing’) van de structuur ervan werd in 1994 voltooid door de Universiteit van Utah, het Amerikaanse National Institute of Environmental Health Sciences(NIEHS) en het jonge commerciële bedrijf Myriad Genetics. Ook al kan het zijn dat je het je niet bewust bent: je leest en gebruikt het gen dagelijks. Vooral als je een vrouw bent. Want de taak van het gen is om je lichaam te beschermen tegen beschadigde cellen, die per ongeluk borstkanker zouden kunnen veroorzaken. Het gen vertelt je lichaam hoe de beschadigde cellen kunnen worden gerepareerd of – als dat niet lukt – om ze te doden. Zoals zo vaak het geval is, is de werking vastgesteld door te kijken wat er fout gaat wanneer het gen zelf beschadigd is. Je raadt het al: dan is de kans op borstkanker abnormaal hoog. Dat verklaart meteen de naam die het gen kreeg, want BRCA1 is een afkorting van Breast Cancer (1e variant).

Myriad Genetics en zijn partners vroegen direct na hun ontdekking een patent aan, dat ze vier jaar later inderdaad kregen toegewezen in de VS. Het patent kende niet alleen exclusieve rechten toe op diagnostische, medische of farmaceutische methoden gebaseerd op de kennis over BRCA1, maar ook de rechten op het gen zelf. En dat is raar.

Dat is raar, want patenten kunnen uitsluitend worden toegekend aan personen of bedrijven die de te patenteren kennis en toepassingen als éérste bezitten, doordat ze die zelf hebben ontwikkeld (of van de ontwikkelaar hebben gekocht). Dat is de essentie van het hele patentrecht! Maar Myriad en partners bezaten de kennis over BRCA1 zeer zeker niet als eerste. De kennis en vaardigheid van het lezen, schrijven en toepassen van je DNA bezit jij al zo lang als je leeft – ook al doe je dat wellicht onbewust. Je bent zelfs niet de eerste, want onze voorouders deden het al miljoenen jaren geleden, toen we nog niet eens mensen waren. Ieder van ons leest de genetische code elke dag, interpreteert de informatie succesvol en past hem toe; was dat niet zo, dan zou de mensheid al lang geleden ten onder zijn gegaan aan borstkanker en duizend andere kwalen. N.B. Op geen enkele van de bijna duizend pagina’s van de Europese patentwetgeving staat dat de kennis en vaardigheid bewust moet worden bezeten of toegepast. Je kunt dat zelf checken in wel drie talen. Bedrijven die nu het exclusieve recht van die informatie opeisen en verkrijgen, plegen diefstal.

Het is dan ook geen wonder, dat het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten in 2013 concludeerde dat dit te gek was. In een beroemd geworden vonnis oordeelde het hof dat BRCA1 niet gepatenteerd kan worden. 'Een van nature voorkomend DNA-segment is een product van de natuur en is niet octrooieerbaar', luidde de uitspraak. Als gevolg daarvan vervielen alle reeds toegekende patenten op genen van zowel mensen als alle andere levensvormen. In hun natuurlijk vorm weliswaar, want genetisch gemodificeerde genen zijn gecreëerd en zijn nog steeds patenteerbaar.

In Europa zijn patenten op natuurlijke genen nog steeds mogelijk. Het wordt dan ook volop gedaan. Dus als je een Italiaan bent, een Pool of een Nederlander, dan ben je beroofd van je erfgoed.

Zowel bodemschatten als genetische kennis laten het zien: ‘eigendom’ is een complex onderwerp, met zowel juridische en politieke als economische betekenis. Aan de huidige visie, vastgelegd in nationale en internationale wetgeving en verdragen, kleven de nodige problemen. Zolang die niet opgelost worden, hetzij door het woord te vervangen door één of een aantal andere, hetzij door het te herdefiniëren, moet het beschouwd worden als een impetuswoord.

Het is nog veel te vroeg om vast te stellen hoe ‘eigendom’ kan worden geformuleerd, vervangen of verwijderd. Daarvoor is het eerst noodzakelijk om te beginnen met de ontwikkeling van de omniconomische wetenschap, in het kader waarvan passende nieuwe woorden ontworpen kunnen worden. Maar wellicht kan tegen die tijd de volgende tekst van pas komen, als een bron van inspiratie om fundamenteel anders naar ‘eigendom’ te kijken.

De tekst is gebaseerd op een toespraak die de Indiaanse leider Si'ahl, hoofd van de Duwamish stam, hield in of rond het jaar 1854. De chief is beter bekend als Seathle of Seattle; de stad van die naam is naar hem genoemd. De tekst van de toespraak is niet precies bekend; hij is pas meer dan dertig jaar later voor het eerst opgeschreven en sindsdien enkele malen herschreven. Een van de versies is afkomstig van Ted Perry, die de tekst bewerkte voor een speelfilm genaamd Home.

Ook al is de tekst derhalve verre van authentiek, de essentie van de woorden van de oorspronkelijke spreker wordt vermoedelijk nog steeds goed weergegeven. Ik citeer enkele passages van de toespraak.

De mens behoort aan de aarde

'Het grote Opperhoofd in Washington heeft gesproken: hij wenst ons land te kopen. Maar hoe kun je de lucht, de warmte van het land kopen of verkopen? Dat is voor ons moeilijk te bedenken. Als wij de prikkeling van de lucht en het kabbelen van het water niet kunnen bezitten, hoe kunt u het van ons kopen?

Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de zon, elke zandstrand, elke nevel in de donkere bossen, elke open plaats, elke zoemende bij is heilig in de gedachten en herinnering van mijn volk. Het sap dat in de boom opstijgt, draagt de herinnering van de rode man.

Wij zijn een deel van de aarde en de aarde is een deel van ons. De geurende bloemen zijn onze zusters, het rendier, het paard, de grote adelaar onze broeders. De schuimkoppen in de rivier, het sap van de weidebloemen, het zweet van de pony en van de man, het is allemaal van hetzelfde geslacht, ons geslacht.

Als dus het grote Opperhoofd in Washington laat zeggen dat hij ons land wil kopen, vraagt hij wel veel van ons.

Het murmelende water is de stem van mijn vaders vader. De rivieren zijn onze broeders, zij lessen onze dorst. De rivieren dragen onze kano’s en voeden onze kinderen. Als wij u ons land verkopen, moet u bedenken en aan uw kinderen leren dat de rivieren onze broeders zijn en ook uw broeders en dat u voortaan net zo vriendelijk moet zijn voor de rivieren als u voor uw broeders zou zijn.

Wij weten dat de bleke man onze manier van leven niet begrijpt. Voor hem is het ene stuk grond gelijk aan het andere, want hij is een vreemde, die in de nacht komt en van het land neemt wat hij nodig heeft.

De aarde is niet zijn broeder, maar zijn vijand. En als hij die veroverd heeft, trekt hij verder. Hij trekt er zich niets van aan. Hij vergeet het graf van zijn vader en het erfdeel van zijn kinderen. Hij behandelt zijn moeder, de aarde en zijn broeder, de lucht, als koopwaar, die hij kan uitbuiten en weer verkopen als goedkope bonte kralen. Zijn honger zal de aarde kaalvreten en slechts een woestijn achterlaten.

Als wij besluiten het aanbod aan te nemen, wil ik één voorwaarde stellen: de blanke man moet de dieren van dit land beschouwen als zijn broeders. Wat is de mens zonder dieren? Als al de dieren weg zijn, zal de mens sterven aan een gevoel van grote eenzaamheid. Want wat er gebeurt met de dieren, gebeurt spoedig met de mens. Alle dingen hangen samen. Wat er met de aarde gebeurt, gebeurt met de kinderen van de aarde. Als een man op de grond spuwt, spuwt hij op zichzelf.

Dit weten wij: de aarde behoort niet aan de mens. De mens behoort aan de aarde.'

Conclusie: de economie is een protowetenschap

Er zijn heel wat economen die uiterst kritisch zijn ten aanzien van hun vakgebied. Maar als het over oplossingen van de tekortkomingen gaat, gaat de een verder dan de ander.

Ik noemde vorige week al de kritiek van Stiglitz, Reis, Blanchard en anderen op het populaire DSGE-model en de wiskundige uitwerkingen daarvan. Maar deze economen hebben, zoals blijkt uit hun publicaties, hun hoop gevestigd op het ontwikkelen van sterkere, meer realistische modellen op basis van dezelfde fundamentele concepten. De paradigma’s, de woorden waarin ze nieuwe verhalen trachten te vertellen, blijven bij hen goeddeels dezelfde.

Andere economen gaan veel verder. Zo werken gedragseconomen niet met de versimpelde homo economicus maar met zo realistisch mogelijke representaties van echte mensen. Dat wordt gewaardeerd, zoals blijkt uit de Nobelprijs die gedragseconoom Richard Thaler ontving in 2017. Milieu- en duurzaamheidseconomen weigeren om de natuur als een externaliteit te zien en ontwikkelen methoden om die te internaliseren.

Een interessant initiatief om de wiskundige benadering van de economie meer realistisch te maken en veel minder versimpeld, wordt ‘econofysicagenoemd. Weliswaar is ook dit een vorm van fysicalisering, maar het economisch systeem wordt fundamenteel als complex beschouwd, en dat is een belangrijke innovatie. Complexiteitseconomie is een nieuwe benadering die van grote waarde kan zijn. Het is hier nog niet het juiste moment om daarop in te gaan; ik kom erop terug in hoofdstuk 7.

Ik constateerde vorige week dat de hoofdstroom van het vakgebied ‘economie’ voldoet aan vijf van de zeven criteria van ‘protowetenschap’ die ik beschreef in de aflevering van 3 maart. Zojuist is gebleken dat ook aan een zesde criterium, het bezit van een scala aan impetuswoorden, ruimschoots wordt voldaan. Volgens de definitie is een vakgebied een protowetenschap als het 'alle of de meeste van de zeven kenmerken bezit'. Aangetoond is dus dat de economie, volgens de door mij gegeven definitie, een protowetenschap is. Dat neemt niet weg dat het belangrijk is om na te gaan hoe het gesteld is met het zevende en laatste kenmerk: geen of weinig voorspellende kracht of andere vorm van ‘succes’. Om dat te kunnen onderzoeken, moet eerst dat ‘succes’ nader worden gedefinieerd.

Zal de economie ooit een volwassen wetenschap worden? Nee, want dat kan niet. De reden daarvoor is dat het wereldwijde werkterrein van de economie niet een zelfstandig systeem is maar slechts een aspectsysteem, zoals ik je op 10 februari vertelde. Als men werkelijk vorderingen wil maken, moet het gehele systeem, inclusief politiek, milieu en natuur in zijn samenhang bekeken worden. De toekomst is dus niet aan een wetenschap genaamd economie maar een die omniconomie heet.

Tenslotte

Omdat we voorlopig nog lang niet zo ver zijn, moeten we vooreerst leven met de schadelijke gevolgen van de huidige economische protowetenschap.

Daarmee is Hoofdstuk 2 voltooid – met excuus aan de Groningers. De economie is een protowetenschap, dat is nu volgens mij grondig bewezen. Desondanks is er nog één proto-kenmerk dat nader onderzocht dient te worden: het ‘succes’ en het falen van de economie. Mijn betoog zou incompleet zijn als ik dat niet onderzocht. Aan dat onderwerp wijd ik Hoofdstuk 3. Ik beschrijf achtereenvolgens de thema’s: Groei; Winst; Mensbeelden; en Instorting.

Dat wordt onprettig, maar hou alsjeblieft vol, want daarna wordt het positiever. Volgende week begin ik ermee. Tot dan!