© ANP/Rob Engelaar

Een onthutsende blik in de politieke bubbel

In zijn inleiding op het jaarverslag van de Raad van State toont vicepresident Piet Hein Donner zich zeer kritisch over directe democratie en betwist hij de democratische bevoegdheid van de burger. Volgens Ewald Engelen is zijn visie exemplarisch voor de zienswijze van onze politieke elite.

Ieder jaar schrijft de vicepresident van de Raad van State — het oudste college van staat van Nederland — een inleiding bij het jaarverslag van de Raad, waarin hij traditiegetrouw zijn licht laat schijnen over de toestand van Nederland. Het is de meest politieke uitlating van wat in principe een boven de partijen staand instituut behoort te zijn.

Het waren pareltjes van elite-kritiek, gedoopt in onmiskenbare elite-inkt

Herman Tjeenk Willink, de sociaaldemocratische voorganger van de huidige vicepresident, gebruikte de inleiding jaar in jaar uit om op nietsontziende wijze de stupiditeit van de Rijksoverheid te hekelen. De overheid was in zichzelf gekeerd, wist niet wat ze aan het doen was, keek vooral naar zichzelf en lapte zodoende de belangen van burgers aan haar fraai gepoetste laars. Het waren pareltjes van elite-kritiek, gedoopt in onmiskenbare elite-inkt en uitgesproken met een onvervalste hete aardappel in de keel.

Populistische rattenvangers

Hoe anders is de toon van Tjeenk Willinks opvolger. In het laatste jaarverslag identificeert christendemocraat Piet Hein Donner zich volledig met het establishment. Zijn inleiding biedt daarmee een uitmuntend inkijkje in de denkwereld van de politieke kaste. Dit is hoe de wereld er vanuit de bubbel uitziet.

Het begint met een lofzang op Rutte 2, een kabinet dat volgens Donner verantwoordelijk is voor fantastische prestaties: ‘Economische verwachtingen werden overtroffen; de groei bleek bestendig, de werkloosheid daalde, de koopkracht steeg en de  huizenmarkt herstelde zich.’

Vervolgens constateert Donner dat kiezers zich daar weinig aan gelegen hebben laten liggen: volgens het SCP vindt maar een derde dat het met Nederland de goede kant op gaat en is er maar een krappe meerderheid die positief oordeelt over politiek en regering.

Volgens het SCP vindt maar een derde dat het met Nederland de goede kant op gaat

De oorzaak hiervan is volgens Donner niet het massaal falen van de elite (denk aan de financiële crisis, eurocrisis, klimaatcrisis, vluchtelingencrisis) maar de ontvankelijkheid van burgers voor de simplistische oplossingen van populistische rattenvangers: ‘Burgers zijn bereid leiders te volgen die zeggen een eenvoudige uitweg te bieden uit de Gordiaanse knoop van regels, gebruiken en taboes van een moderne samenleving.’

Oftewel, met slimmere burgers die meer dankbaarheid aan de dag zouden leggen voor de goedertierenheid van de politieke kaste, zouden populistische uitdagers niet zoveel wind in de zeilen hebben gekregen.

Breuklijnen

Donner herleidt de kwestie tot drie breuklijnen of aardschokken ‘in de fundamenten van de naoorlogse ontwikkeling die zorg wekken’. Het zijn de opkomst van een hernieuwd nationalisme, de toenemende spanning tussen democratie en rechtsstaat en de groeiende roep om meer directe democratie in de vorm van referenda en direct gekozen functionarissen.

Piet Hein Donner, vicevoorzitter Raad van State

Burgers zijn bereid leiders te volgen die zeggen een eenvoudige uitweg te bieden uit de Gordiaanse knoop van regels, gebruiken en taboes van een moderne samenleving

De metaforen die Donner gebruikt zijn niet onschuldig. ‘Breuklijnen’ suggereert namelijk geologische processen waar niemand verantwoordelijkheid voor draagt. Alsof de roep om meer nationale autarkie en bescherming niet een begrijpelijke reactie is op de deceptie van een mondialiseringsideaal dat ons is gesleten door de Davos-elite en dat de rijken rijker, de armen armer en het milieu schraler heeft gemaakt.

Datzelfde geldt voor de andere twee breuklijnen. Alsof het groeiende wantrouwen jegens rechtsstaat en instituties niet het gevolg is van een publieke sector die het wingewest is geworden van uitgerangeerde politici. Alsof burgers niet in de smiezen hebben dat rechtsstatelijkheid voor de armen en de middeninkomens iets heel anders betekent dan voor multinationals en de extreem rijken. En alsof de toenemende afkeer van burgers van de politieke kaste samenvalt met afkeer van de representatieve democratie, en niet mede is veroorzaakt door het misbruik dat diezelfde kaste heeft gemaakt van de eigen bevoorrechte positie — en alsof de roep om meer directe democratie dus niet volkomen terecht zou zijn.

Meer EU

Dat mondt in Donner's elitaire brein uit in de volgende ‘oplossingen’. Nationale autarkie is volgens Donner een gepasseerd station omdat het... een gepasseerd station is. Of, in Donner’s woorden, omdat ‘het een anachronistisch model is dat misschien enkelen rijker maakt maar velen schade berokkent’. En meer internationale samenwerking is nodig ‘omdat lidstaten op bepaalde terreinen autonoom hun publieke taak niet meer naar behoren kunnen uitoefenen; het gaat dus om het herwinnen van gezamenlijk handelingsvermogen waar autonoom handelen geen effect meer heeft’. En dus houdt Donner een onverbloemd pleidooi voor meer EU, ook al ontbreekt daarvoor iedere democratische legitimering: ‘Tegen die achtergrond moet betwijfeld worden of minder Europese bevoegdheden en meer nationale invloed daadwerkelijk een antwoord bieden op deze onvrede.’

Om het groeiende electorale chagrijn te kanaliseren pleit Donner voor een politiek van bijgestelde verwachtingen

Om het groeiende electorale chagrijn over rechtsstaat en overheid te kanaliseren pleit Donner voor een politiek van bijgestelde verwachtingen. Veiligheid en zekerheid kunnen nooit volledig worden gegarandeerd. Hoe meer overheid en politiek dat doen, hoe meer zij het zaad van electoraal ongenoegen bewateren. Minder beloven is volgens Donner de beste manier om dat chagrijn weg te nemen. En ook hier geen woord over het onvermogen van de publieke instellingen in Nederland om burgers in ruil voor hun niet geringe belastingbijdragen goede, toegankelijke sociale diensten te verlenen.

Steen des aanstoots

Helemaal bont maakt Donner het in de passages waar hij zich buigt over de spanning tussen indirecte en directe democratie. De grootste steen des aanstoots is in de ogen van Donner het raadplegend referendum. Letterlijk schrijft Donner daarover: ‘Bij een raadplegend referendum wordt de verantwoordelijkheid voor de besluitvorming overgedragen aan een daartoe niet bevoegd orgaan: de opgekomen kiezers.’ En dat moet je toch even tot je laten doordringen: de ‘opgekomen kiezer’ — in een democratisch stelsel de ultieme bron van politieke legitimiteit — wordt hier door de vicepresident van de Raad van State ‘een niet bevoegd orgaan’ genoemd.

Piet Hein Donner, vicevoorzitter Raad van State

Bij een raadplegend referendum wordt de verantwoordelijkheid voor de besluitvorming overgedragen aan een daartoe niet bevoegd orgaan: de opgekomen kiezers

De selectiviteit is kenmerkend voor de blik vanuit de bubbel: geen woord namelijk over het onconstitutionele karakter van politieke partijen waar apparatsjiks als Donner hun hele carrière aan te danken hebben. 85 procent van alle publieke en semipublieke functionarissen in Nederland wordt geselecteerd uit een talentpoel van amper dertienduizend personen. Niet alleen vormen die mensen geen getrouwe afspiegeling van het electoraat, meestal hebben ze ook hun hele leven in de politieke bubbel doorgebracht en zijn ze daardoor volkomen vervreemd van de besognes van het electoraat. Dat is, ook volgens Nederlandse politicologen, het grootste gevaar dat onze democratische instituties bedreigt. Het is veelzeggend dat je Donner daar niet over hoort.

Alles wat raakt aan onze democratische soevereiniteit moet uit handen van de kiezers blijven

Integendeel. Donner sluit zijn tirade tegen de directe democratie af met een oproep aan de politiek om de Wet op het raadgevend referendum te wijzigen. Alle internationale verdragen, ‘maar ook op alle basiswetten die bouwsteen zijn van een meer omvattend terrein van wetgeving en beleid,’ zouden moeten worden uitgezonderd van referenda.

Oftewel, alles wat raakt aan onze democratische soevereiniteit moet uit handen van de kiezers blijven en het exclusieve prerogatief blijven van parlementariërs die er tijdens de eurocrisis blijk van hebben gegeven gedachteloos hun handtekening te zetten onder verregaande vormen van soevereiniteitsoverdracht. Zoals de Raad van State ook zelf in 2013 heeft geconstateerd in zijn voorlichting aan de Eerste Kamer.

Bezien vanuit de bubbel is de kiezer een groot probleem. Zoveel maakt Donner's inleiding duidelijk. Het is een onthutsende constatering, en zijn inleiding is om die reden een onthutsend document.