Gaat het echt beter met ons wanneer de economie groeit? Lees meer

'De economie groeit, dus het gaat goed met Nederland.' Dit soort uitspraken hoor je vast wel eens voorbij komen. Maar klopt dat wel? Waar praten we nu eigenlijk over als we het over de economie hebben?

Economie is een sociale wetenschap – het gaat over mensen en hun interactie. In veel economische discussies is deze menselijke factor alleen ver te zoeken en wordt er vooral gegoocheld met cijfertjes. Economie wordt zo een onnavolgbaar onderwerp voor iedereen die niet van wiskunde houdt; en daar lijdt het maatschappelijk debat onder. Economische argumenten worden regelmatig op dogmatische wijze ingezet om politieke besluiten te legitimeren – zonder aandacht te schenken aan de sociale implicaties. De economische leer vormt zo de perfecte sluier voor machtsmisbruik.

Het geloof in 'economische groei' heeft daarmee veel weg van een religie: in de veronderstelling dat het goed voor ons is – maar zonder echt te begrijpen waarom – lopen we als makke lammetjes achter de predikers van de economische waarheid aan. In het dossier 'De economische religie' ontkrachten we economische mythes en belichten we het maatschappelijke aspect achter de cijfertjes.

42 artikelen

Een revolte in economisch denken?

Een groeiend aantal economen verzet zich tegen de neoklassieke dominantie in politiek en economie. We moeten minder inzetten op groei, zeggen zij, en meer oog hebben voor welzijn in plaats van welvaart. De oude garde schampert, maar intussen winnen de vernieuwers aan populariteit.

Kate Raworth heeft met haar boek Donut Economie het economisch denken in Nederland opgeschud. Twee weken geleden trok ze volle zalen op diverse plekken in Nederland. In Rotterdam (waar ik zelf aanwezig was) vertelde Jan Peter Balkenende dat hij Donut Economie al maanden aan iedereen aanraadt. Ook Ewald Engelen en Robert Went, econoom bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), zijn fan. Bij diverse ‘ouderwetse’ Nederlandse economen is echter een tegengeluid te horen. Zo laat Sandra Phlippen, chef economie bij het AD, weten het boek maar niets te vinden. Het advies van Bas Jacobs, hoogleraar aan de Erasmus Universiteit, was: ‘niet lezen’. De soms zelfs wat boze reacties hebben Raworth (en ook mij) verbaasd. De tweet die Raworth stuurde net na haar Nederlandse tour is veelzeggend. Op FTM schreef Ewald Engelen vorige week al over de arrogante houding van de neoklassieke economen in Nederland. Maar er gebeurt meer. Er is een hele discussie over economisch denken die verder gaat dan Kate Raworth versus de neoklassieke econoom. Dit artikel zet op een rijtje waar de discussie over economisch denken momenteel over gaat.

Raworth is namelijk niet alleen. Er zijn meer ‘nieuwe’ economen. Eind december ‘spijkerde’ de Australische econoom Steve Keen 33 stellingen op de London School of Economics. Samen met 68 andere economen en de campagnegroep Rethinking Economics wil Keen een reformatie in het economisch (academisch) denken ontketenen. Er valt inhoudelijk heel wat aan te merken op de stellingen. Zo wordt onvoldoende onderscheid gemaakt tussen economisch beleid en neoklassieke economische wetenschap, en ontbreekt een gedetailleerde kritiek op macro-economie en de rol van macro-economische modellen. Maar waar het mij hier om gaat is dat vernieuwende economische denkers elkaar steeds beter weten te vinden en bovendien het grote publiek weten te bereiken. Dit is een volgende stap in het veranderingsproces.

Neoklassieke economische theorie

De vernieuwers verschillen al dan niet in aanpak en visie, maar een ding hebben ze gemeen: ze bekritiseren de dominante neoklassieke economische theorie. Deze theorie beschrijft markten waarop individuen hun nut maximaliseren en bedrijven hun winst. Vraag en aanbod bepalen prijzen en sturen de markt richting evenwicht. Een voorbeeld van neoklassieke aannames om deze theorie te verhelderen. In het lesboek Contemporary Financial Intermediation (2016) stellen Greenbaum, Thakor en onze eigen Arnoud Boot:

“To understand the economic behavior of individuals, it is convenient to think of an individual as being described by a utility function that summarizes preferences over different outcomes... It is reasonable to suppose that this individual always prefers more wealth to less... A rational economic agent can be expected to maximize his own expected utility…” 

Deze aanname wordt ook wel ‘methodologisch individualisme’ genoemd. Het theoretische concept van een individu dat zijn nut maximaliseert staat centraal. Vernieuwende economen stellen dat deze aanname nauwelijks leidt tot zinvolle inzichten omdat het simpelweg geen beschrijving is van de praktijk. Onder anderen Marglin in The Dismal Science (2008) en Bowles en Gintis in A Cooperative Species (2011) gaan hier uitvoerig op in. In het dagelijks leven, zeggen zij, zijn jij en ik niet de gehele dag bezig ons nut te maximaliseren. We werken samen, leren, ontwikkelen en passen ons voortdurend aan. Bovendien is meer welvaart niet per definitie beter. Een mens kan bijvoorbeeld maar een beperkte hoeveelheid wijn tot zich nemen. En zo worden diverse andere aannames van de neoklassieke theorie betwist. 

Gebrek aan diversiteit

Uiteraard is op elke sociale wetenschappelijke theorie iets aan te merken. De sociale realiteit is te complex om in één theorie te vatten. Dat is ook wat problematisch is aan de economische wetenschap: de dominantie van de neoklassieke theorie. Onder andere uit onderzoek van Rethinking Economics NL blijkt dat neoklassieke theorieën heersen in het academisch economisch onderwijs. In Nederland valt 86 procent van de vakken in de categorie neoklassiek; en aan geen enkele andere theoretische school wordt meer dan 4 procent van de tijd besteed. Complexiteitseconomie, gedragseconomie, post-Keynesiaanse economie, de Oostenrijkse school, ecologische economie en diverse andere scholen zijn dus zwaar gemarginaliseerd. 

De conclusie van de onderzoekers van Rethinking Economics is vernietigend: studenten leren niet kritisch te denken en dit is een maatschappelijk probleem

Bovendien blijkt uit dit onderzoek dat 97 procent van de tijd wordt besteed aan methodes die gericht zijn op kwantitatief onderzoek en wiskunde en slechts 3 procent van de tijd aan kwalitatief onderzoek (zoals interviews). Met name de institutionele, sociale, politieke en culturele dimensies van ‘echte’ economieën hebben baat bij kwalitatieve analyses, aldus de onderzoekers van Rethinking Economics. 

Tot slot laat dit onderzoek zien dat 75 procent van de vakken puur theoretisch is (modellen, formules, et cetera). Er is dus beperkte aandacht voor economische geschiedenis, machtsvraagstukken en ‘praktische’ economische problemen. De conclusie die de onderzoekers van Rethinking Economics trekken is vernietigend: studenten leren niet kritisch te denken en dit is een maatschappelijk probleem. Ook Robert Skidelsky, een prominent voorstander van economische vernieuwing, trekt in de paper ‘What is wrong with economics?’ een soortgelijke conclusie.

Stevige taal

De kritiek van vernieuwers als Raworth, Skidelsky en Rethinking Economics is niet nieuw. Al ver voor de financiële crisis uitten denkers als Veblen, Kirman, Ormerod, Keynes, Galbraith, Minsky, Mirowsky en Lawson fundamentele kritiek op de neoklassieke economische theorie. Zo schreef Minsky in zijn essaybundel Can “It” Happen Again (1982): “For economists and policymakers to do better we have to abandon the neoclassical synthesis.”

Een probleem van veel vernieuwers is hun ingewikkelde taalgebruik. Mede hierdoor wisten zij geen groot publiek te bereiken en konden neoklassieke economen eenvoudig op de oude voet doorgaan zonder al te veel aandacht te besteden aan andersdenkenden. De eerste truc in het omgaan met kritiek is altijd: negeren. 

De afgelopen jaren wordt er in de vernieuwende hoek echter in toenemende mate stevige heldere taal gebruikt. Bijvoorbeeld toen ik VU-hoogleraar Theo Kocken twee jaar geleden interviewde, noemde hij de neoklassieke economische ‘een sprookje’. Keen gaat nog verder door te stellen dat neoklassieke economie de afgelopen decennia een religie geworden is. Zijn boek Debunking Economics (2011) is echter een veel te ingewikkeld boek voor een groot publiek.

Waarde van de Donut

Wat Raworth vooral knap heeft gedaan, is het grote publiek bereiken. Ze heeft de fundamentele kritiek op neoklassieke economisch denken in eenvoudige taal samengevat en gebruikt heldere visualisaties. Haar Donut-model is eenvoudig te begrijpen en te communiceren. Door de versimpeling zijn wat nuances verloren gegaan, maar de boodschap is wel scherper geworden: we moeten af van de fixatie op groei en maximalisatie. 

Truc twee: wie uit de neoklassieke pas loopt, wordt weggezet als een gekkie

Raworth reikt een andere bril aan om naar de economie te kijken en opent een debat over economische doelen, zoals het realiseren van een circulaire economie. Het blijkt dat veel niet-economen de Donut interessant vinden. Haar populariteit heeft ervoor gezorgd dat ‘ouderwetse’ economen haar niet konden negeren. Het vervolg is voorspelbaar. Er wordt nu getracht Raworth te ridiculiseren. Truc twee. Wie uit de neoklassieke pas loopt, wordt weggezet als een gekkie. Alleen is dat zo makkelijk niet meer.

Drie groepen vernieuwers

Sinds de financiële crisis van 2007/8 is de kritiek op de dominante economische wetenschap aangezwollen. Diverse nieuwe economiebewegingen en websites zijn gelanceerd. Voorbeelden zijn de Institute for New Economic Thinking, CORE, Exploring Economics, Evonomics en sinds kort Our New Economy (een stichting waar ik zelf voorzitter van ben). 

Grofweg zijn er volgens mij drie groepen vernieuwers te onderscheiden. De eerste groep stelt dat het voldoende is om te schaven aan de neoklassieke theorie. Gedragseconomie gaat bijvoorbeeld uit van beperkte rationaliteit, maar laat andere neoklassieke aannames ongemoeid. De tweede groep wil het monopolie van de neoklassieke theorie doorbreken. Onder anderen Irene van Staveren van het Institute of Social Studies (ISS) en de mensen achter Rethinking Economics bepleiten dit. Zij vinden dat er verschillende brillen moeten komen om naar de complexe economische realiteit te kijken.

Eric Beinhocker, directeur van het Oxford-instituut voor nieuw economisch denken

The radical challenge the new economists have accepted is to relax all of the unrealistic assumptions at once . . . and create an economics that has much greater fidelity to the real world

De derde groep wil de gehele neoklassieke theorie omverwerpen. Een voorbeeld hiervan is Eric Beinhocker, directeur van The Institute for New Economic Thinking, dat is gevestigd aan Oxford University. Hij stelt: “The radical challenge the new economists have accepted is to relax all of the unrealistic assumptions at once . . . and create an economics that has much greater fidelity to the real world.” 

Vooral de laatste twee groepen zijn bedreigend voor neoklassieke economen. In feite wordt gesteld dat hun analyses gebaseerd zijn op verkeerde aannames en dat hun theorieën daarom mogelijk vrij snel tot de geschiedenis moeten behoren.

Zelf denk ik dat alle drie de wegen tegelijkertijd bewandeld dienen te worden, maar ben ik net als Raworth bij voorkeur actief in groep twee en drie. Diversiteit in denken en de ontwikkeling van nieuwe concepten, theorieën, systemen en business-modellen zijn nodig om de ecologisch-economische en sociaal-economische vraagstukken op te lossen. Het lijkt mij onmogelijk om bijvoorbeeld een circulaire economie te realiseren binnen het neoklassiek denkkader. Ook voor het analyseren van machtsvraagstukken is neoklassieke theorie ongeschikt; in de economische praktijk speelt macht echter vrijwel altijd een rol.

Een nieuwe generatie

De grote vraag is hoe snel verandering gaat plaatsvinden. Mogelijk wordt het wachten op het pensioen van ‘ouderwetse’ neoklassieke economen. Max Planck, de winnaar van de Nobelprijs voor de Natuurkunde in 1918, schreef in Scientific Autobiography and Other Papers’ “A new scientific truth does not triumph by convincing its opponents and making them see the light, but rather because its opponents eventually die, and a new generation grows up that is familiar with it.”

Een andere mogelijkheid is dat de revolte onder studenten en het grote publiek de komende jaren nog veel groter wordt. Dus lees je in en bemoei je ertegenaan. Mensen bepalen hoe de economie eruitziet. Oftewel welke economische theorieën (ideeën) gerealiseerd worden.