© Thomas Bollen

Een Trump-resort staat model voor de herkolonisatie van Bali

5 Connecties

Relaties

Corruptie Toerisme Bali

Personen

Donald Trump

Locaties

Indonesië
5 Bijdragen

Het Indonesische eiland Bali is voor veel westerlingen het schoolvoorbeeld van een tropisch paradijs. De toeristenindustrie biedt werk aan talloze Balinezen, maar de almaar uitdijende luxeresorts zorgen ook voor spanningen met de lokale bevolking. Die krijgt te maken met politieke druk en corruptie. Een reportage.

Wie deze meivakantie een weekje wil verblijven in het Pan Pacific Nirwana Bali Resort kan maar beter beginnen met sparen: een kamer aan de 18-holes golfbaan kost namelijk al gauw tussen de 500 en 900 dollar — per nacht. Voor een uitzicht op zee betaal je nog iets meer, maar dan heb je ook wat: het 'Nirwana' ligt naast de wereldberoemde Tanah Lot tempel die, gebouwd op een rotsformatie, sprookjesachtig opdoemt uit de oceaan. In totaal zijn de luxe villa's van het Nirwana verspreid over een oppervlakte van meer dan 100 hectare.

Bali telt talloze resorts van dit kaliber, maar het Nirwana was dit jaar als enige volop in het nieuws. De reden was de mede-eigenaar van het resort: de kersverse Amerikaanse president Donald Trump. The Donald wil het Balinese resort nu uitbouwen tot het grootste en meest luxueuze hotel van de Trump Organization in heel Azië. De manier waarop dat gebeurt staat model voor een bredere trend die op het hele eiland zichtbaar is.

The Donald wil het resort uitbouwen tot zijn grootste en meest luxueuze hotel in Azië

Onzekere periode

Bewaker Santa steekt lachend 30.000 roepia in zijn borstzak: het is de prijs die je betaalt om zonder reservering tóch ongestoord het immense terrein op te rijden. 30.000 roepia is omgerekend twee euro, een half dagloon voor de 100 dagarbeiders van het hotel. Daarnaast heeft het Nirwana ook nog 900 werknemers met een vast contract. Santa is zo'n vaste werknemer; sterker nog, hij is met zijn staat van dienst — ruim 20 jaar — zelfs één van de senioren. De 'vaste' lonen liggen tussen 2 miljoen en 4,5 miljoen roepia per maand inclusief bonus: omgerekend gemiddeld 250 euro.

Dat bedrag steekt misschien schril af tegen de kamerprijzen, maar 250 euro per maand is op Bali een prima inkomen. In de bouwsector op het eiland wordt beduidend minder verdiend; ook in de visserij en landbouw waar vangst en oogst variëren, is een maandelijks inkomen van 250 euro niet gegarandeerd. De toeristenindustrie betaalt dus relatief goed en geldt als motor achter de economische groei op Bali.

Na 20 jaar baanzekerheid beleeft Santa momenteel echter een onzekere periode. Op 31 juli loopt zijn contract af, evenals dat van alle andere werknemers van het Nirwana. De zoons van Donald Trump en hun lokale zakenpartner hebben namelijk een aantal maanden geleden aangekondigd dat het resort gedurende twee tot drie jaar zijn deuren zal sluiten voor een renovatie en uitbreiding. Santa wil nog niet nadenken over een andere baan: hij vertrouwt erop dat er een regeling komt, want de zoons van Trump hebben tijdens hun toespraak toegezegd het personeel niet in de steek te zullen laten.

Wat die toezegging precies inhoudt weet niemand. Ook aan de receptie van het hotel, waar de meest waardevolle — want Engels sprekende — werknemers werken, is niet bekend of ze tijdens de renovatie in een ander hotel van de eigenaars aan de slag kunnen of desnoods een ontslagvergoeding meekrijgen. Voorlopig is alleen zeker dat iedereen vanaf 1 augustus op straat staat.

Voorlopig is alleen zeker dat iedereen vanaf 1 augustus op straat staat

De waarde van grond

Wat ook vaststaat: voor de uitbreiding van het resort en de tweede 18 holes-golfbaan zullen grote lappen grond aan het hotelterrein worden toegevoegd. In een stuk over het verzet van lokale rijstboeren tegen die grondaankopen spreekt Bloomberg van zo'n 34 hectare. De landbouwgronden waar het over gaat zijn vaak al generaties lang in het bezit van lokale boerenfamilies en hebben daarom niet alleen een economische, maar ook een culturele en spirituele waarde. Doordat het hotel zich pal naast de indrukwekkende tempel bevindt, wordt de inmenging van Hindoestaanse belangengroepen in de verbouwingen daarnaast alleen maar heviger. ‘Donald Trump moet zich aan onze tradities en cultuur aanpassen,’ zo tekent de Australische nieuwszender ABC op uit de mond van ene meneer Sumaway, hoofd ‘traditionele zaken’ van een nabijgelegen dorp.

Als we ABC moeten geloven, heeft Trump zich dus enigszins verslikt in ingewikkelde culturele aspecten die komen kijken bij het zakendoen in Indonesië. Niets is echter minder waar.

Trump en zijn familie weten namelijk dondersgoed dat lokale vrienden en politieke inmenging een vereiste zijn voor succesvol zakendoen — en dat die regel al helemaal geldt in Indonesië. Voor de ontwikkeling van het hotel werkt de organisatie van Trump dan ook innig samen met de Javaanse zakentycoon Hary Tanoesodibjo, die ook wel liefkozend 'Hary Tanoe' wordt genoemd.

Tweede Trump

Net als The Donald is miljardair Tanoesodibjo een succesvol zakenman en politicus. Met zijn MNC Group investeert hij in vastgoed, media, financiële diensten en natuurlijke grondstoffen. Geïnspireerd door Trump heeft hij in 2015 zelfs zijn eigen politieke populistische partij opgericht; hij speelt met de gedachte om mee te dingen naar het Indonesische presidentschap. De scheidslijn tussen politiek en zaken is voor Tanoesodibjo, net als voor Trump, eerder een suggestie dan een harde wet. De namen van Tanoesodibjo en zijn kornuiten duiken dan ook regelmatig op bij omstreden zakendeals en corruptieschandalen.

Met wat creativiteit en steekpenningen zijn de meeste regels te omzeilen

De regelmatige corruptieschandalen zijn weinig verrassend, met een beetje creativiteit en de juiste steekpenningen kun je in Indonesië de meeste regels omzeilen. Volgens de officiële wetten mag er bijvoorbeeld niet direct naast een heiligdom gebouwd worden; ook mogen gebouwen niet hoger zijn dan de hoogste kokospalm op het land. Een golfbaan is echter geen gebouw, dus de aanleg daarvan hoeft geen probleem te vormen — ook niet als deze grenst aan één van 's werelds meest iconische tempels. Dit is ook hoe de bouw van het huidige Nirwana-hotel zonder problemen op deze plek heeft kunnen plaatsvinden.

Op het terrein van het Nirwana tref ik Ketut, een oude boer met een traditionele rijsthoed op het hoofd. Met zijn fiets in de hand beklimt hij de steile heuvel tussen de golfbanen. Hij is op weg naar zijn rijstveld aan de grens van het resort, of liever: zijn voormalige rijstveld. Nu grazen er vier koeien van hem. Navraag ter plekke wijst uit dat bijna alle grond in de wijde omtrek van het resort al sinds de jaren ’90 in handen is van het hotel. De lokale gemeenschap heeft echter bedongen dat voormalige eigenaren er hun vee mogen laten grazen zolang het land braak ligt; als het hotel gaat uitbreiden zal Ketut een andere plek voor zijn koeien moeten zoeken.

Onder druk verkocht

Ketut heeft zijn grond verkocht voor 2 miljoen roepia per are (100 m2). Andere boeren ter plaatse vertellen dat hij nog een goede prijs heeft gekregen. Zij hebben tussen de 0,5 en 1,5 miljoen roepia per are gebeurd. Maar het blijft een schijntje vergeleken met de huidige prijzen: nu wordt er wel 500 miljoen roepia (± 35.000 euro) per are geboden.

22 jaar geleden, vóór de Indonesische hyperinflatie van eind jaren ’90, was 2 miljoen roepia niettemin een flinke som geld. Ketut kon er wat verder landinwaarts destijds 1,5 are rijstveld voor terugkopen. Ketut heeft dan ook niet echt spijt van de verkoop: ‘Het is zoals het is. Ik wist niet beter,’ zegt hij lachend, waardoor de pruimtabak tussen zijn tanden zichtbaar wordt. ‘Toeristen hadden dit deel van het eiland nog niet ontdekt, en de grond aan de kust is minder vruchtbaar dan elders. Destijds leek het een slimme zet om je rotsachtige kustland te verkopen en verderop een vruchtbaarder rijstveld terug te kopen.’

‘De helft van het geld is verdwenen in de zakken van overheidsfunctionarissen’

In eerste instantie wilde Ketut zijn familiegronden niet kwijt, maar de druk om te verkopen werd hem te groot. Vanuit het dorpskantoor kwamen ambtenaren regelmatig langs om hem te paaien met aantrekkelijke voorwaarden. Hij kreeg de garantie dat hij ergens anders een stuk land kon kopen — inclusief de officiële eigendomscertificaten. Bovendien werd hem een brief beloofd, die zijn familie generaties lang voorrang zou geven bij een baan in het nieuwe hotel.

Volgens Ketut heeft de investeerder uiteindelijk geen twee maar zelfs vier miljoen roepia per are neergelegd voor zijn grond. Hij twijfelt even, en zegt dan: ‘De helft van het geld is verdwenen in de zakken van overheidsfunctionarissen.’ De normale gang van zaken bij dit soort aankopen is namelijk als volgt: invloedrijke investeerders leggen eerst contact met de provinciale overheidsbeambten in de regio. Die benaderen vervolgens de dorpsbestuurders, en de desbetreffende dorpshoofden voeren de druk op bij lokale grondbezitters om hun land te verkopen. In alle lagen van het ambtenarenapparaat blijft een deel van de steekpenningen hangen.

Niet verkopen was sowieso al snel geen optie meer voor Ketut, want na de eerste weigering kreeg hij een uitnodiging om langs te komen op het regio-bureau. In die tijd was president Soeharto nog aan de macht en verdwenen er regelmatig mensen; Ketut was bang dat hem iets zou overkomen als hij niet zou instemmen. Bovendien werd het verbouwen van rijst op zijn land steeds moeilijker: rijstvelden hebben water nodig, en de watervoorziening op velden als die van Ketut is gebaseerd op een ingenieus irrigatiesysteem dat van de bergen naar de zee loopt. Zodra de eerste boeren hun verder landinwaards gelegen grond hadden verkocht, werden irrigatiekanalen drooggelegd en vervangen door asfalt en beton.

Uiteindelijk werden de landen zelfs door het hotel ingesloten en de toegang onmogelijk gemaakt. Hierdoor konden benodigdheden als mest en zaden niet meer worden geleverd en kon de oogst niet meer worden afgevoerd. Dit maakte het land waardeloos voor de kostwinning; verkopen was voor de meeste boeren het enige resterende alternatief.

Landjepik

Als gevolg van het explosief toenemende toerisme rijzen de grond- en vastgoedprijzen op Bali nog altijd de pan uit: in populaire trekpleisters is de grondprijs in de afgelopen 5 jaar met wel 500 procent gestegen. Het aantal Balinese rijstboeren dat heeft meegeprofiteerd van de enorme waardestijgingen is echter te verwaarlozen. De gehele kustlijn tussen Kuta en Gangga is in de jaren ’90 opgekocht door corrupte Javanen met politieke connecties in het dictatoriale Soeharto-regime. Mannen als Hary Tanoesodibjo en Tommy Soeharto, de zoon van de oud president, zijn dé grootgrondbezitters van de Balinese kustlanden.

Zij konden dit doen dankzij hun toegang tot goedkoop buitenlands kapitaal. Dankzij deregulering en liberalisering van de bankensector, konden zij goedkoop lenen en daarmee investeren in Bali. De monetaire crisis in Indonesië die daarop volgde zag niemand aankomen. Iedereen was verblind door de economische groei in het land, inclusief de economen van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Iedereen zag over het hoofd dat deze groei gepaard ging met excessieve toename van private schulden. 

De situatie in Bali is een sprekend voorbeeld van wat er kan gebeuren als een dergelijke schuldgroei niet wordt meegenomen in economische analyses, zoals momenteel ook in de rest van de wereld gebeurt. De koers van de roepia stortte eind jaren '90 volledig in, bedrijven gingen failliet en er heerste massale werkloosheid. Spaarders en boeren die net hun land hadden verkocht werden in één klap geruïneerd. 

Iedereen, inclusief de economen van het IMF, was verblind door de economische groei

20 jaar later zijn de grondprijzen aan de Balinese kust gestegen tot ongekende hoogten. Dezelfde mannen die toen de monetaire crisis veroorzaakten, wrijven zich nu in de handen. Over de ruggen van de lokale rijstboeren hebben zij een fortuin weten te vergaren dat door de internationale gemeenschap, aangevoerd door de Amerikaanse president, als legitiem wordt beschouwd. Het is immers volgens de heersende principes van de ‘vrije markt’ vergaard. Nog vóórdat de Balinese boer wist wat toerisme betekende, deed hij geheel vrijwillig, met hoogstens wat ‘druk van de markt,’ zijn geboortegronden voor een schijntje van de hand. 

Instant karma

Wayan, die eveneens de grazende koeien op zijn voormalige veld gadeslaat, bezit verderop nog wel een grondperceel. Hij beschrijft met een grote grijns welke pressiemiddelen hij daarvoor heeft moeten doorstaan: ‘Ik kon op een gegeven moment geen gebruik meer maken van de gemeentediensten, geen rijbewijs ophalen of een vergunning aanvragen. Het interesseerde me niets. Een jaar later stierf plotseling het dorpshoofd. Instant karma.’ Nadat er een nieuw dorpshoofd was aangesteld, kon hij weer gewoon terecht bij de gemeentedienst.

Wayan antwoordt eerlijk op de vraag of hij niet verkoopt vanwege de emotionele of spirituele waarde van zijn familiegronden: ‘Als de juiste prijs wordt geboden wil ik best verkopen, maar tot nu toe zijn de biedingen te laag geweest.’ Hij weet inmiddels wel wat kustland waard is. ‘De investeerders hebben grof geld verdiend aan het stuk land waar je nu op staat, maar gelukkig heb ik voet bij stuk gehouden en niet alles verkocht.’

Een enkele weerspannige landeigenaar als Wayan zal echter geen belemmering vormen voor Trumps plan om het superlatief van luxe naar Tanah Lot te brengen. De grond ligt al 20 jaar klaar voor exploitatie; het hele dorp houdt er rekening mee. Toch gaan de dagloners van het Nirwana met een lach op het gezicht huiswaarts om de offerceremonie van morgen voor te bereiden. Geen reden tot zorg, want het duurt nog minstens 3 maanden voordat het hotel zijn deuren sluit. Bovendien zal ook daarna de tempel van Tanah Lot machtig boven de ruisende golven blijven uittorenen.

Dit was het eerste artikel in een reportage over de razendsnelle economische en sociale veranderingen op Bali. In een volgend stuk meer over de economische wetmatigheden hierachter. Die gelden namelijk niet alleen voor Bali, maar net zo goed voor Nederland.