De woekerpolisaffaire is waarschijnlijk het grootste financiële schandaal uit de Nederlandse geschiedenis. Decennia lang werden miljoenen burgers willens en wetens door (levens)verzekeraars misleid en benadeeld met zogenoemde beleggingsverzekeringen die we sinds 2006 beter kennen als woekerpolissen. Journalisten Jan Hein Strop en Eric Smit volgen de woekerpolisaffaire al vanaf het moment dat die uitbrak. In 2011 publiceerde Smit met de tot inkeer gekomen tussenpersoon René Graafsma het zelfhulpboek Woekerpolis, hoe kom ik er vanaf? Het boek diende in 2011 als 'lesmateriaal' voor Kamerleden, maar die toonden zich niet de beste leerlingen. Graafsma en Smit riepen eind 2011 in een open brief in de Volkskrant de Kamer nog op om in actie te komen, maar dat mocht niet baten, de politiek wendde het hoofd af. De lobby van de verzekeraars en DNB had en heeft veel invloed in Den Haag. Het ministerie van Financiën heeft in deze kwestie vooral oog voor de belangen van de internationaal opererende verzekeraars, niet voor de belangen van burgers. De ellende met de beleggingsverzekeringen werd in 1994 al door experts voorzien. De overheid greep niet in en twintig jaar later - en vele tientallen miljarden euro aan schade verder - bevindt de inhoudelijke kennis van onze volksvertegenwoordigers zich nog steeds op een bedroevend laag niveau en laten zij zich nog steeds leiden door de belangen van de financiële sector.

Hoewel de wereld om ons heen al jaren verschijnselen van woekerpolisvermoeidheid vertoont, zal Follow the Money deze affaire blijven volgen.

28 artikelen

Errol Keyner slaat terug

2 Connecties

Relaties

Woekerpolis Keyner
0 Bijdragen

De adjunct-directeur van de VEB vindt dat Eric Smit een zwakke maag heeft en tikt hem nuancerend op de vingers.

In een artikel op FTM laat Eric Smit zich in beeldende bewoordingen uit over een column van mijn hand op Z24 over Nederlandse verzekeraars en over mijn persoon. Dat komt omdat hij het niet eens is met de woekerpoliscompensatieregelingen, waarover ik als bestuurder van de Stichting Verliespolis met verzekeraars heb onderhandeld. Toonzetting en persoonlijke kwalificaties zijn vermakelijk, maar laat ik nu buiten beschouwing. Daarnaast heeft Smit uiteraard recht op zijn eigen mening over de compensatieregelingen. Een aantal feitelijke onjuistheden wil ik echter rechtzetten en een aantal andere stellingen nuanceren.  
 
De compensatieregelingen die zijn afgesloten door Stichting Verliespolis, kosten de zes grote verzekeraars ongeveer 3 miljard euro (netto contante waarde). Dit is weliswaar veel lager dan de tientallen miljarden die aan kosten zijn ingehouden op de beleggingsverzekeringen, maar strookt niet met de kwalificatie “lachertje”. De compensatieregelingen richten zich op te hoge kosten, waarbij de klanten met de duurste polissen relatief de hoogste compensatie ontvangen. Verkeerde adviezen of zorgplichtissues zijn bewust buiten de regelingen gehouden en zijn niet of nauwelijks collectief op te lossen. 
 
Bovenal zijn de compensatieregelingen bindend voor de verzekeraars, maar onverplicht voor de klanten. Polishouders staat het vrij om, bijvoorbeeld in het kader van zorgplichtschendingen, andere (rechts)wegen te bewandelen en daarmee een extra compensatie te krijgen. 
 
Naast de compensatieregelingen wordt momenteel onderhandeld met de verzekeraars om ook in de resterende looptijd de kostenstructuur van de beleggingsverzekeringen sterk te reduceren. Stichting Verliespolis probeert verzekeraars ertoe te bewegen om als deel van het aanvullende (“flankerende”) beleid vooral de kosten van vermogensbeheer te drukken. Indien klanten kunnen kiezen uit goedkope beleggingsfondsen (indextrackers),  kan veelal een hoger eindkapitaal worden opgebouwd. Dit kan nog meer impact hebben dan de compensatieregeling voor veel klanten. Met Nationale-Nederlanden is, bovenop het eerdere akkoord over te hoge kosten over het verleden, recent afgesproken dat de kosten voor de rest van de looptijd van polis verder verlaagd worden naar maximaal 1,25 procent per jaar over het tussentijds opgebouwde vermogen.  
 
Indien we de redenering van Smit volgen, zouden polishouders beter af zijn zonder dan met compensatieregelingen die de verzekeraars al 3 miljard euro hebben gekost. Dat is natuurlijk onzin. Deze regelingen zijn er nu voor alle polishouders zonder dat zij daar zelf iets voor hebben hoeven doen of nog moeten doen, zonder dat ze er aan vast zitten. 
 
Stichting Verliespolis heeft van elk van de zes grote verzekeraars een vaste vergoeding bedongen van 350.000 euro ter dekking van de algemene kosten die de Stichting Verliespolis sinds 2006 heeft moeten maken. Daarnaast is contractueel vastgelegd dat de kosten die specifiek zijn gemaakt voor een verzekeraar tot een maximum van 600.000 euro mogen worden gedeclareerd. Het betreft hier duidelijk gespecificeerde kosten van hoofdzakelijk advocaten, onderhandelaars, actuarissen en communicatiespecialisten, welke overigens stuk voor stuk minder in rekening brengen dan de vele adviseurs van de verzekeraars. Meerjarige onderhandelingen in een zaak met de omvang en complexiteit van de woekerpolisaffaire vereisen veel uren van hooggekwalificeerde specialisten. Zelfs al zou maximaal worden gedeclareerd, zouden deze kosten minder dan 2 promille van de 3 miljard euro aan compensatie voor gedupeerde polishouders bedragen. Waar de 17 miljoen euro van Smit vandaan komt, weet ik niet.
 
Jeroen Wendelgelst is geen advocaat (geweest) van de Stichting Verliespolis. Hij was voorzitter van Stichting WPC.
 
Ik ben weliswaar bestuurder bij Stichting Verliespolis, maar ben enkel in loondienst bij de VEB en heb een vast salaris. Ik heb nooit een beleggingsverzekering gekocht of verkocht. 
 
Ik schrijf columns op persoonlijke titel. Zoals aangegeven, heb ik geen beleggingspositie in genoemde banken of verzekeraars.