Minister Carola Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) overlegt in de Tweede Kamer over een nakend hoofdpijndossier: de herziening van het pensioenstelsel.

Minister Carola Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) overlegt in de Tweede Kamer over een nakend hoofdpijndossier: de herziening van het pensioenstelsel. © ANP/Bart Maat

Klacht over Nederlands pensioenstelsel leidt tot nader onderzoek door de Europese Commissie

Ruim een jaar geleden maakte Follow the Money bekend dat hoogleraar Europees pensioenrecht Hans van Meerten een klacht indiende tegen de Nederlandse staat. De verplichte deelname aan Nederlandse bedrijfstakfondsen, de kurk waar het pensioenstelsel op drijft, is volgens hem in strijd met het Europees recht. De Europese Commissie liet deze week weten extra tijd nodig te hebben voor de behandeling en startte een nader onderzoek.

Vandaag hervat de Tweede Kamer het wetgevingsoverleg over de nieuwe pensioenwet die halverwege 2023 in moet gaan. Terwijl minister Carola Schouten voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen vragen van Tweede Kamerleden beantwoordt, onderzoekt Europa of het fundament van die wet – de ‘grote verplichtstelling’ – wel in lijn is met het Europees recht.

Zo’n 80 procent van de Nederlandse werknemers met een pensioenovereenkomst  heeft te maken met de ‘grote verplichtstelling’. Zij nemen verplicht deel in een bedrijfstakpensioenfonds. Daarvan zijn er ongeveer vijftig, waaronder het ABP en het Pensioenfonds Zorg & Welzijn, maar bijvoorbeeld ook de metaalindustrie-fondsen PME en PMT, het bouwnijverheidsfonds BpfBOUW en de afzonderlijke fondsen voor sectoren als Vervoer, Detailhandel en Horeca en Catering. Bij deze acht fondsen alleen al zijn meer dan elf miljoen mensen aangesloten. De grote verplichtstelling mag hiermee met recht de kurk waarop het Nederlandse pensioenstelsel drijft genoemd worden.

‘Nederland discrimineert hiermee naar nationaliteit, een no-go in het Europees recht’

Zo’n bedrijfstakfonds moet een Nederlandse stichting zijn. En daar wringt volgens van Hans van Meerten, hoogleraar Europees Pensioenrecht, de schoen: ‘Nederland discrimineert hiermee naar nationaliteit, een no-go in het Europees recht,’ zegt hij. ‘Bedrijfstakpensioenen zouden ook moeten worden opengesteld voor buitenlandse aanbieders.’

Van Meerten is niet tegen verplicht pensioensparen, maar pleit voor meer keuzevrijheid. ‘Die kan uiteindelijk ook goedkoper uitpakken voor de deelnemer,’ zegt hij.

Worstelen met ingewikkeldheid

De hoogleraar is met dit standpunt al lange tijd een roepende in de woestijn. Daarom besloot hij vorig jaar een klacht in te dienen bij de Europese Commissie. Hierin stelt hij, behalve het buitensluiten van buitenlandse aanbieders, nog iets aan de kaak. Toen het Europese Hof in 1999 oordeelde dat het monopolie van de Nederlandse bedrijfstakfondsen geoorloofd was, verwees die daarbij naar solidariteitskenmerken van het stelsel. Volgens Van Meerten zijn die inmiddels deels achterhaald. Het gaat hem daarbij met name om de indexatie van pensioenen en de zogeheten doorsneesystematiek

Indexatie heeft sinds 2008 nauwelijks meer plaatsgevonden, waardoor de pensioenen van miljoenen Nederlanders naar schatting zo’n 20 procent minder waard zijn geworden. En de doorsneesystematiek wordt met de nieuwe pensioenwet afgeschaft.

Normaal gesproken beslist de Europese Commissie binnen 12 maanden of er een inbreukprocedure tegen het betreffende land gestart wordt. In dat geval stelt de Commissie als eerste stap de lidstaat op de hoogte van vermeende niet-nakoming van EU-recht: de zogenaamde ‘ingebrekestelling’. 

Slechts een klein deel van de ruim vierduizend klachten die de Commissie vorig jaar ontving, leidde tot een juridische procedure. Tegelijk hoeft het niet uitzonderlijk te zijn om langer dan een jaar te wachten: vorig jaar had de Commissie gemiddeld 46 weken nodig om een klacht te behandelen.

Deze week liet de Commissie aan Van Meerten weten dat het niet gelukt is binnen de termijn van 12 maanden over zijn klacht te beslissen. Ze lijkt te worstelen met de ingewikkeldheid. In de brief die Van Meerten ontving staat dat er ‘kwesties ter sprake gebracht zijn die nader onderzoek vergen. Dat onderzoek is momenteel aan de gang.’ Ook stelt de Commissie dat ‘met de betrokken nationale autoriteiten gecommuniceerd moet worden’. In dit geval waarschijnlijk: het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.  

Groot probleem

Kamerlid Pieter Omtzigt, toen nog namens het CDA, maakte zich in november 2020 zorgen over de Europese houdbaarheid van het nieuwe pensioenakkoord. Toen die aan bod kwam tijdens een een hoorzitting van de vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het pensioenakkoord, zei hij: ‘We willen alleen een hervorming doorvoeren waarbij wij een zekere zekerheid hebben. Het terugdraaien van een contracthervorming is een drama in 25 bedrijven.’ Hij vond ook dat de commissie moest overwegen een parlementair advocaat in te schakelen. Dat is nooit gebeurd.

‘Als de grote verplichtstelling eraf gaat dan hebben we in Nederland een heel groot probleem’

In juni 2019 bevestigde toenmalig minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken in reactie op een vraag van 50PLUS Kamerlid Corry van Brenk dat de ‘deal off’ [pensioenakkoord van de baan, red.] zou zijn als de verplichtstelling in gevaar komt.

Het risico dat Nederland wordt teruggefloten door Europa is nog niet afgewend. ‘Dat risico is gelijk aan kans maal impact,’ zei hoogleraar pensioenrecht aan de Radboud Universiteit Mark Heemskerk hierover vorig jaar tegen Follow the Money. ‘De impact is zo groot. Als de grote verplichtstelling eraf gaat dan hebben we in Nederland een heel groot probleem.’

Update (woensdagmiddag 19 oktober, 16.00)

Verwijzend naar dit artikel heeft kamerlid Pieter Omtzigt tijdens het wetgevingsoverleg over de nieuwe pensioenwet in de vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan minister Carola Schouten gevraagd te reflecteren op de brief van de Europese Commissie.
De minister antwoordde dat ze uit de media heeft vernomen dat er een klacht is ingediend bij de Europese Commissie en dat ze van de Commissie hierover nog niets vernomen heeft, telefonisch noch schriftelijk. De klacht en de eventuele vervolgprocedure staan volgens de minister los van de herziening van het pensioenstelsel. Ze merkte op dat de houdbaarheid van de verplichtstelling uitvoerig juridisch getoetst is in het kader van het wetsvoorstel, onder andere door de Raad van State, die ook op Europese regels en verdragen toetst. De minister liet weten er van uit te gaan dat door de check van de Raad van State dit [de klacht en de eventuele vervolgprocedure, red.] de behandeling van de wet en de wet zelf niet in de weg staan.

In reactie hierop toonde Omtzigt zich verbaasd dat de Commissie een jaar op de stukken gezeten heeft, daarop verlenging heeft aangevraagd, en gedurende die hele periode geen contact heeft opgenomen met de Nederlandse autoriteiten over de klacht. ‘Verwijtbaar aan de Europese Commissie,’ was hierbij zijn oordeel.