Euro of gulden? Zoek het antwoord in Zwitserland

3 Connecties
62 Bijdragen

In deel drie van zijn serie over Nederland op weg naar de verkiezingen in maart voert monetair econoom Edin Mujagic FTM-lezers langs de randen van het Nexit-ravijn en toont aan de hand van lessen uit de zeer recente geschiedenis wat Nederland daar te wachten zou kunnen staan. ‘In de praktijk zijn die verkiezingen een referendum over de zogeheten Nexit.’

Over een kleine maand is het weer zover: we mogen naar de stembus. Met ons paspoort c.q. ID-kaart in de ene en het stembiljet in de andere hand gaan we, formeel gesproken, op 15 maart een nieuwe Tweede Kamer kiezen. En dus een nieuwe regering. In de praktijk zijn die verkiezingen een referendum over de zogeheten Nexit. Nexit kan overigens zowel het uittreden van ons land uit de Europese Unie (EU) als uit de eurozone betekenen. Ik hanteer hier de laatste definitie; het gaat dus om het vaarwel zeggen tegen de euro en het terugbrengen van de goeie, ouwe gulden.

Watersnood

In de discussies over de vraag of Nederland wel of niet uit de euro zou moeten stappen stoor ik mij enorm aan de volgende drie zaken. Allereerst aan verhalen dat herinvoering van de gulden voor Nederland een soort economische watersnoodramp in het kwadraat zou betekenen.

Dat is niets anders dan je reinste bangmakerij. Toen Zwitserland begin 2015 zijn munt loskoppelde van de euro, trad het land daarmee in feite uit de eurozone. Het koppelen van de franc aan de euro drie jaar ervoor konden we namelijk zien als de Zwitserse toetreding tot de eurozone, omdat het land, om de koppeling overeind te houden, immers hetzelfde monetaire beleid moest gaan voeren als de Europese Centrale Bank. Na die ‘uittreding’ is de Zwitserse economie echter niet ingestort.  

Zwitserland trad in 2015 in feite uit de eurozone

Anderzijds wordt er een beeld gecreëerd dat met het afdanken van de euro en een terugkeer naar de gulden al onze (economische) problemen als sneeuw voor de zon zouden verdwijnen. Dit is net zo’n grote onzin als de eerder genoemde doemverhalen. Veel economische problemen in Nederland hebben niets, of heel weinig, met de euro te maken. Die problemen zouden we met de gulden gewoon behouden.

Nieuwe problemen

Daarbij is het zeker niet uitgesloten dat we bij een terugkeer naar de gulden een hele trits nieuwe problemen zouden creëren, gedurende tenminste enkele jaren. Denk bijvoorbeeld aan een mogelijk forse stijging van de rentes en de gevolgen daarvan voor onze overheidsfinanciën. Of, als de rentes juist verder zakken omdat beleggers ons als een veilige haven zien: de waarde van de gulden zou dan door het dak gaan, met alle gevolgen van dien.

Voor onze exporteurs, die in één klap hun concurrentiepositie behoorlijk zouden zien verslechteren én voor de niet-exporteurs, die op de eigen markt ineens te maken zouden krijgen met allerlei buitenlandse concurrenten. Waarom? Omdat buitenlandse spullen voor ons ineens heel goedkoop zouden worden dankzij een sterke gulden. En hoewel ik de eerste ben om te zeggen dat een sterke munt op middellange termijn een goede zaak is voor een land — dit is geen mening maar een feit gebaseerd op bestudering van onze monetaire historie sinds 1814 — op de korte termijn zou helse pijn van zo’n stap niet te vermijden zijn. Om maar weer Zwitserland als voorbeeld aan te halen: nee, de economie daar stortte niet in na de de facto uittreding uit de euro, maar het zou onjuist zijn te stellen dat die daardoor fors is gaan groeien. De groei pakte juist iets lager uit vergeleken met de jaren waarin de franc gekoppeld was aan de euro.

Een sterke munt is op middellange termijn een goede zaak voor een land – dit is geen mening, maar een feit

Experimenten genoeg

Het derde punt dat me enorm ergert in de discussie ‘wel of niet uit de euro stappen’ is de totale afwezigheid van de lessen uit onze eigen monetaire geschiedenis, lessen die júist in de genoemde discussie zeer relevant en belangrijk zijn. Dat politici of aankomende politici er niet naar kijken, verbaast me niet. Maar dat collega-economen en De Nederlandsche Bank (DNB) de lessen uit onze monetaire geschiedenis negeren en zelfs vaak niet kennen, dat begrijp ik niet.

Economen zeggen wel eens dat ze geen experimenten kunnen uitvoeren om te zien of iets wel of niet werkt, zoals scheikundigen wel kunnen doen. Strikt genomen is dat waar, maar diezelfde economen vergeten dat we iets hebben dat nog beter is: we hebben namelijk een natuurlijk lab waar experimenten zich uit zichzelf voordoen. Waar ik het over heb? Over economische en monetaire geschiedenis. Die staat bol van experimenten en uitkomsten ervan. Het enige wat wij economen moeten doen is de deur van dat lab openen en kijken, maar bijna geen enkele econoom doet dat. Misschien omdat dat meer objectiviteit in het geheel zou brengen, iets wat vaak niet strookt met de idealen van diezelfde economen.

Van feitenkennis is niemand ooit slechter geworden, denk ik maar

Als monetair econoom en een liefhebber van de historie in het algemeen en monetaire historie in het bijzonder, zal ik de weken tot aan de verkiezingen regelmatig die lessen uit onze monetaire geschiedenis voor het voetlicht proberen te brengen in een poging daarmee bij te dragen aan de ‘wel of niet uit de euro’-debatten in ons land.

Een beetje objectiviteit

Ik wil zo proberen in die übersubjectieve discussie een beetje objectiviteit te brengen, ook al gaat het soms in tegen wat ik als idealistisch econoom vind dat Nederland zou moeten doen. Van feitenkennis is niemand ooit slechter geworden, denk ik dan maar.

Soms zullen die feiten passen in het straatje van hen die tegen een Nexit zijn en soms zal het pro-Nexit kamp er tevreden mee zijn. Dat is prima, zoals ik heb gezegd: mij gaat het erom feiten te benoemen. Aan het einde van de reeks zal ik met mijn eigen oplossing voor het (Nederlandse) europrobleem komen, voor wat die waard is.  

Het startschot voor de genoemde reeks is al gegeven met twee eerdere bijdragen waarin ik stel dat het een illusie is om te denken dat Nederland in deze sterk geglobaliseerde wereldeconomie een autonoom monetair beleid zou kunnen voeren, lees: monetair soeverein zou kunnen handelen. Hetzelfde geldt zelfs voor het veel grotere Duitsland. Bovendien: niet of nauwelijks monetair soeverein zijn is voor ons land de normale stand van monetaire zaken. De komende weken dus meer op dit gebied.