Over de winnaars en verliezers van globalisering. Lees meer

Internationale handels- en investeringsverdragen als TTIP en CETA bevorderen de vrije handel tussen burgers, landen en continenten, leveren nieuwe banen op en geven het bedrijfsleven een impuls. Althans, dat is het idee. In werkelijkheid vinden de onderhandelingen achter gesloten deuren plaats en werken lobbygroepen hard om hun belangen veilig te stellen.

Er bestaan dan ook grote zorgen dat de verdragen niet de belangen van (EU-)burgers dienen, maar vooral die van grote ondernemingen. Wat zijn bijvoorbeeld de gevolgen voor de kwaliteit van ons voedsel? Ons energiebeleid? Gaat de belastingbetaler straks opdraaien voor claims van Amerikaanse multinationals als we chloorkippen en -eieren uit onze schappen weren? Of als we kerncentrales sluiten? Follow the Money zoekt het antwoord op die vragen.

79 artikelen

© JanJaap Rypkema

Europese vrijhandelsverdragen: werk als wisselgeld

3 Connecties
120 Bijdragen

Met Donald Trump in het Witte Huis probeert de Europese Commissie zichzelf op te werpen als beschermer van wereldwijde vrijhandel. Maar achter de schermen ontvouwt zich een schimmig spel dat complete industrietakken tegen elkaar uitspeelt, en banen reduceert tot wisselgeld.

Dit stuk in 1 minuut
  • Op dit moment onderhandelt de EU achter gesloten deuren over een vrijhandelsverdrag met het Zuid-Amerikaanse handelsblok Mercosur. De lidstaten (Argentinië, Brazilië, Paraguay en Uruguay) produceren op grote schaal soja, suikerriet, ethanol, fruit en vooral veel goedkoop vlees.
  • Dat vlees wordt in Europa tot dusver maar in beperkte hoeveelheden toegelaten. Al sinds 1999 proberen de EU en Mercosur daarom een handelsverdrag te sluiten dat zulke barrières moet wegnemen.
  • Als tegenprestatie zou Mercosur de invoertarieven op o.a. Europese auto’s elimineren: een uitgelezen kans voor Europese (auto)bedrijven om toegang te krijgen tot de opkomende middenklasse in metropolen als Rio de Janeiro of Buenos Aires.
  • Maar Europese boeren maken zich zorgen. Als dit verdrag van kracht wordt, kunnen zij niet meer concurreren met de agrarische producten uit Zuid-Amerika. Dit zal veel boerenbedrijven de kop kosten. Europese boeren worden op het offerblok gelegd, om de (Duitse) auto-industrie te dienen.
  • In het hoofdkantoor van de Europese Commissie in Brussel werken honderden verschillende werkgroepen, experts, economen, onderhandelingsteams en adviseurs. Hoe wordt besloten wanneer de belangen van bijvoorbeeld Volkswagen voorrang krijgen, en wanneer er wordt gelet op de Europese boeren of regionale baanzekerheid, blijft onduidelijk.
Lees verder

Het is zonnig in de Oost-Duitse Uckermark. De dunbevolkte streek ligt ruim een uur rijden boven Berlijn, tegen de Poolse grens aan. In de glooiende landschappen wisselen natuurgebieden, graanvelden en veeboerderijen elkaar af. Er worden asperges en aardbeien geteeld voor de boerenmarkten in Berlijn; het graan gaat via de Oostzeehaven van Rostock naar Noord-Afrika.

Verreweg het meeste geld verdienen de Oost-Duitse boeren met de productie van vlees en melk, vertelt Udo Hemmerling van brancheorganisatie Deutschen Bauernverbandes (DBV): ‘Dertig jaar na de ineenstorting van de DDR is landbouw hier nog relatief bepalend binnen de economie. Er is weinig industrie en de meeste boerderijen zijn grootschaliger en arbeidsintensiever dan de familiebedrijven die je in West-Duitsland of Nederland ziet. Voor de werkgelegenheid is het dus cruciaal dat boeren concurrerend blijven.’

Maar Hemmerling maakt zich zorgen over toekomst van de Oost-Duitse boer. In het verre Brussel onderhandelt de Europese Commissie namelijk achter gesloten deuren over een vrijhandelsverdrag met het Zuid-Amerikaanse handelsblok Mercosur. En Mercosur zou de economische, sociale en dus ook politieke verhoudingen in de Uckermark wel eens danig in de war kunnen schoppen. ‘Voor Oost-Duitse boeren is het onmogelijk te concurreren met de industriële vleesproductie zoals we die kennen uit Brazilië of Argentinië,’ legt Hemmerling uit. ‘Net over de grens wordt die concurrentie nog erger. Poolse suikerfabrieken zullen failliet gaan als ze opeens moeten opboksen tegen goedkoop Braziliaans suikerriet. Dit verdrag zal hoe dan ook arbeidsplaatsen kosten. Politiek is dat heel riskant, in een regio waar toch al klappen vallen.’

Middenklasse

Mercosur (Mercado Común del Sur) is een Zuid-Amerikaans handelsblok. Vier landen zijn lid: Argentinië, Brazilië, Paraguay en Uruguay (het lidmaatschap van Venezuela is sinds enkele jaren opgeschort). Gezamenlijk produceren ze op grote schaal soja, suikerriet, ethanol, tropisch fruit en vooral veel goedkoop vlees.

De gesprekken lopen telkens spaak op de hoeveelheid vlees die Europa wil toelaten

Dat vlees wordt in Europa tot dusver maar in beperkte hoeveelheden toegelaten, tot grote onvrede van de Zuid-Amerikaanse vleesindustrie. Al sinds 1999 proberen de EU en Mercosur daarom een handelsverdrag te sluiten dat zulke barrières moet wegnemen. Als tegenprestatie zou Mercosur de nu tot 35 procent oplopende invoertarieven op auto’s en andere industriële en chemische producten elimineren. Een uitgelezen kans voor Europese bedrijven om toegang te krijgen tot de opkomende middenklasse in metropolen als Rio de Janeiro of Buenos Aires. 

Maar de gesprekken lopen keer op keer spaak op de hoeveelheid vlees die Europa wil toelaten. Sinds de Europese Commissie de in 2004 gestokte onderhandelingen nieuw leven heeft ingeblazen, is de hoeveelheid vlees die Europa extra wil toelaten geleidelijk opgevoerd: van 70.000 naar 100.000 ton. Zelfs dat is voor de Zuid-Amerikaanse onderhandelaars echter onacceptabel: het is veel te weinig.

Tegelijkertijd voert de Europese landbouwkoepel Copa-Cogeca een ongekend harde tegenlobby. Secretaris-generaal Pekka Pesonen van Copa-Cogeca stuurt sinds het hervatten van de gesprekken met Mercosur de ene brief na de andere aan de Europese Commissie. Dat doet hij namens miljoenen boeren: alle belangrijke boerenorganisaties, van de Duitse DBV tot de Nederlandse Land- en Tuinbouworganisatie (LTO), zijn lid van de koepel.

De Fin stuurt niet alleen brieven: hij belegt vergaderingen met hoge ambtenaren, organiseert congressen en probeert uit alle macht de koers van de Europese Commissie te beïnvloeden en het handelsverdrag tegen te houden.

Slagveld

Mocht de overeenkomst toch tot stand komen, dan moet op z’n minst een uitzondering worden gemaakt voor de Europese suikerindustrie, bepleit Pesonen eind 2017 tijdens een symposium in Brussel. Niet veel later drukt hij hoofdonderhandelaar Sandra Gallina op het hart dat ook de rundvleessector eigenlijk uit de onderhandelingen zou moeten verdwijnen. Net als DBV vreest Copa-Cogeca een waar slagveld onder Europese boeren als de grenzen opengaan voor Braziliaans kippenvlees, suiker of Argentijnse steaks.

Pesonen: ‘In vergelijking met de in Brazilië en Argentinië gebruikelijke farms zijn Europese boeren allemaal kleinschalig. Alles wat we in Europa bereikt hebben op het gebied van duurzame landbouw kan linea recta het raam uit als we met industriële plantages moeten gaan concurreren.’

Kippenvlees was met aardappelpasta geïnjecteerd om het gewicht te verhogen

Daar komt bij dat Zuid-Amerikaanse landbouwproducten de laatste jaren het ene na het andere schandaal hebben veroorzaakt. Bij een grootschalige politieactie in de Braziliaanse havenstad Paraná werden in 2017 grote hoeveelheden bedorven vlees ontdekt. Met chemicaliën probeerden tientallen Braziliaanse vleesproducenten de rottingsgeur te maskeren en het vlees alsnog te exporteren. Kippenvlees was met aardappelpasta geïnjecteerd om het gewicht te verhogen. Tijdens inspecties begin 2018 werd er in verschillende partijen Braziliaans vlees bovendien salmonella gevonden.

‘Het track-record van de Zuid-Amerikaanse vleessector is niet al te best,’ benadrukt Pesonen. ‘Ik heb er weinig vertrouwen in dat alle beloftes over verbetering opeens wél nagekomen worden als er een handelsakkoord ligt. Het opengooien van de landbouwmarkt is geen picknick. De Europese Commissie zou beter moeten weten dan Europese boeren bloot te stellen aan ongunstige handelsvoorwaarden, alleen omdat Volkswagen meer auto’s in Brazilië wil verkopen.’

Scepsis

Tussen 9 en 13 juli vond in Brussel de 34e gespreksronde plaats voor de handelsovereenkomst met Mercosur. Die onderhandelingen staan niet op zich: sinds het aantreden van Donald Trump als president van de VS is de Europese Commissie begonnen aan een waar vrijhandelsoffensief. Naast EU-Mercosur zijn er sindsdien verdragen ondertekend met Canada, Mexico en Vietnam, en gesprekken gestart met India, Australië en Nieuw Zeeland. In de leemte van Trumps eenzijdig protectionistische beleid probeert Brussel zich internationaal te profileren als de beschermer bij uitstek van wereldwijde vrijhandel. Zeker nu de Europees-Amerikaanse megavrijhandelsdeal TTIP is vastgelopen, wil de Europese Commissie laten zien dat ze er toe doet. 

Dat gaat niet onverdienstelijk. Tijdens de chaotisch verlopen G20-top in Hamburg vorig jaar werd een vrijhandelsakkoord met Japan (JEFTA) gepresenteerd. Volgens Brussel is JEFTA goed nieuws voor exporteurs van zuivel en verwerkte voedingsmiddelen, en ook Europese dienstenaanbieders die dankzij het verdrag kunnen meedingen bij Japanse overheidsaanbestedingen, zullen ervan profiteren. Voor de Europese Commissie zelf is JEFTA (qua volume de grootste mogelijke vrijhandelszone na TTIP) een politiek succes van formaat.

Maar ook dit verdrag is niet vrij van controverse. Europese autofabrikanten vrezen een miljardenstrop door de toenemende concurrentie met Japanse megaconglomeraten als Toyota en Mitsubishi. De European Automobile Manufacturers’ Association (ACEA) rekent in een persbericht over JEFTA aan de Europese Commissie voor dat deze handelsdeal zeventigduizend banen kan kosten: ‘Door dit verdrag kan de Europese export van auto’s naar Japan met 7.800 stuks toenemen. Daartegenover staat dat de export van Japanse auto’s naar Europa met 443.000 stuks groeit. ACEA ziet geen enkele grond om de auto-industrie – een belangrijke pijler van de Europese economie – bloot te stellen aan een onevenwichtig handelsverdrag met een belangrijke concurrent.’

Mercosur telt  300 miljoen consumenten. In 2017 hebben we daar maar 50.000 auto’s afgezet.

Om haar omzetverliezen te compenseren, eist de auto-industrie dan weer dat de Europese Commissie meer markttoegang in Mercosur verleent. In februari 2018 ontving de Europese Commissie daarom enkele vertegenwoordigers van autofabrikant Volkswagen in haar Brusselse hoofdkwartier. Topambtenaren van het kabinet van Europees Handelscommissaris Cecilia Malmström vroegen de toplobbyisten van Volkswagen om in een persoonlijk gesprek uitleg te geven over hun ‘kijk op en verwachtingen van’ het voor de Commissie ‘geostrategisch belangrijke’ vrijhandelsverdrag met Mercosur, lezen we in een via een Wob-verzoek verkregen e-mailconversatie over de ontmoeting. 

‘Net als elke andere economische sector proberen wij onze eigen belangen zo goed mogelijk te behartigen,’ legt Cara McLaughlin van belangenorganisatie ACEA in een gesprek achteraf uit. ‘Mercosur is een blok met 300 miljoen consumenten. In 2017 hebben we in dat hele gebied maar vijftigduizend auto’s afgezet. Voor ons ligt daar een enorme groeipotentie. Maar het is aan de onderhandelaars van de Europese Commissie om een gezonde balans te vinden tussen alle verschillende belangen die meespelen.’

Nattigheid

Maar de eis van autofabrikanten om een ambitieuze overeenkomst te sluiten met de vier Mercosur-landen is juist weer onacceptabel voor de Europese agrarische industrie. Die deal zou immers het voortbestaan van miljoenen boerenbedrijven op het spel zetten. Daarom meldden zich op een zonnige septembermiddag vier topfunctionarissen van Copa-Cogeca bij het hoofdkwartier van de Europese Commissie. Ook zij spraken met de kabinetstop van Malmström, en ook tijdens deze meeting kwamen exportkansen, gevaren, JEFTA en de aankomende handelsdeal met Mercosur ter sprake.

Deze mallemolen van verdragen, bedoeld om markten te behouden en te vergroten, lijkt sluipenderwijs alle afspraken van het Klimaatakkoord onderuit te halen.

Voor Europese boeren die graan, fruit, blauwschimmelkaas of rundvlees exporteren is toegang tot de Japanse markt van (grotendeels welvarende) consumenten namelijk wel een mooie kans. Toch benadrukt het viertal van Copa-Cogeca de Japanse handelsovereenkomst ook te zien als compensatie voor door een deal met Mercosur te verwachten marktverliezen, lezen we in de gespreksnotulen: ‘De bescherming van de belangen van de auto-industrie’ mag een ‘ambitieus pakket voor Europese landbouwexporten’ [in de deal met Japan] niet ondermijnen’ en ‘een goede uitkomst voor de EU-Japan handelsdeal’ is voor Copa-Cogeca bepalend voor de vraag ‘of EU boeren een EU-Mercosur deal kunnen accepteren’.

Muur

De Europese Commissie houdt kwartier in het Berlaymontgebouw aan het Brusselse Schumanplein. Honderden verschillende werkgroepen, experts, economen, onderhandelingsteams en adviseurs werken er elk aan een stukje van de mondiale vrijhandelsspaghetti die Europa over de globe uitrolt. Hoe binnen die verschillende onderhandelingsprocessen afgewogen wordt wanneer de belangen van Volkswagen voorrang krijgen op die van Europese boeren of regionale baanzekerheid, blijft helaas onduidelijk. Milieu-overwegingen lijken al helemaal geen rol te spelen. Niemand lijkt zich af te vragen of deze mallemolen van verdragen, bedoeld om markten te behouden en te vergroten, niet sluipenderwijs alle afspraken van het Klimaatakkoord onderuit haalt.

Mailtjes aan economische experts blijven onbeantwoord en telefoontjes naar het kantoor van hoofdonderhandelaar Gallina worden keer op keer doorgezet naar de onontkoombare muur van woordvoerders.

Europese boeren worden op het offerblok gelegd, om de Duitse auto-industrie te dienen

Volgens woordvoerder Daniel Rosario kunnen handelsdeals alleen maar leiden tot meer export en economische groei. Dat werkgelegenheid en welvaart daardoor uiteindelijk zullen stijgen is buiten kijf, benadrukt hij. Om te zorgen dat de verschillende verdragen elkaar niet bijten, heeft de Europese Commissie een extra team ambtenaren aangesteld; zij moeten zorgen voor de nodige ‘horizontale coördinatie’ tussen de verschillende onderhandelingsteams. Toch kunnen zelfs de economen van de Commissie niet ontkennen dat er wel degelijk economische sectoren zijn die klappen zullen vangen, schrijven ze in een impactrapport over de twaalf geplande Europese vrijhandelsverdragen. ‘Wij consulteren nauwkeurig binnen verschillende sectoren van de Europese economie voor er over een verdrag onderhandeld wordt,’ zegt Rosario licht geïrriteerd. ‘Intern worden alle verdragen door separate teams afgehandeld. Over EU-Mercosur zijn de gesprekken nog gaande, daarover kan ik dus geen uitspraken doen. Maar het handelsverdrag met Japan is een absolute overwinning voor de Europese landbouw.’

De Europese Commissie moet de winst die de agrarische sector met betere markttoegang in Japan kan behalen echter niet overdrijven, vindt Pekka Pesonen. Want als de markt wordt geopend voor Braziliaans kippenvlees en Argentijnse steaks, worden Europese boeren alsnog op het offerblok gelegd, om de Duitse auto-industrie te dienen.

‘Dat handelsverdrag met Japan compenseert maar een klein deel van de afzetmarkten die wij zullen verliezen aan Zuid-Amerikaanse importen,’ verzucht de Fin boos. ‘Dit hele schaakspel gaat om banen en om boeren. Tijdens de JEFTA-onderhandelingen werd ik gebeld door de branchevereniging voor Europese auto-importeurs. Zij verzochten me de druk op te voeren zodat er sneller meer Japanse auto’s geïmporteerd konden worden. Dat heb ik geweigerd. Het is niet mijn doel om Europese autofabrikanten dwars te zitten. Maar het is ook een feit dat wij als agrarische sector weigeren op te draaien voor economische groei elders. Het Japanse verdrag is voor autofabrikanten even ongunstig als een deal met Mercosur dat voor Europese boeren is. Als dat verdrag doorgaat, kun je toenemende politieke onrust op het platteland verwachten.’