Een rij bezoekers voor de publieke tribune wordt binnengelaten in het gebouw van de bijzondere Rechtbank in Amsterdam op de hoek van de Spiegelstraat-Herengracht, Amsterdam. Datum onbekend.

Een rij bezoekers voor de publieke tribune wordt binnengelaten in het gebouw van de bijzondere Rechtbank in Amsterdam op de hoek van de Spiegelstraat-Herengracht, Amsterdam. Datum onbekend. © Spaarnestad Photo / ANP

Fout zonder consequenties: notarissen stopten hun oorlogsgedrag in de doofpot

Ruim tienduizend panden van Joodse eigenaren verwisselden tijdens de nazi-bezetting op uiterst dubieuze wijze van eigenaar. Het overgrote deel van de Nederlandse notarissen werkte daar aan mee. Voor deze vastgoedroof met miljoenenwinsten hebben zij nooit excuses gemaakt. Sterker nog: tot tien jaar geleden zat deze ‘kwestieuze’ handelwijze diep in de doofpot.

0:00
Dit stuk in 1 minuut
  • Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden ruim tienduizend panden geroofd van Joodse eigenaren. Deze vastgoedroof bracht de Duitsers 44,5 miljoen gulden op, waarmee ze onder andere Jodentransporten en kamp Westerbork financierden.

  • Aan dit ‘grof onrecht’ werkten Nederlandse notarissen mee. Dat blijkt uit de Verkaufsbücher, die Follow the Money en Pointer digitaal konden inzien.

  • Na de oorlog betaalden de notarissen vrijwillig 60 procent van de genoten inkomsten terug. Dat bedrag mochten ze in mindering brengen op hun belastingaangifte.

  • Van de 534 notarissen die betrokken waren bij foute transacties, lichtte Justitie er slechts 101 door. Twintig notarissen werden uit hun ambt gezet. 

  • Daar bleef het ook bij, want het handelen van de notarissen verdween in een doofpot.

Lees verder

Voor Frederik Hendrik Charbon, vice-voorzitter van de Broederschap der Notarissen in Nederland, moet het een spannende middag zijn. Op 29 augustus 1946 zit hij in Den Haag tegenover minister van Justitie Johan van Maarseveen (KVP). Charbon wordt geflankeerd door twee medebestuurders, de minister door een van zijn topambtenaren. 

Inzet van het gesprek: de manier waarop het Nederlandse notariaat gestraft dient te worden voor haar houding tijdens de oorlog. Of specifieker: de kritiekloze medewerking die notarissen gaven aan de roof van naar schatting 10.000 panden van Joodse eigenaren. Door massaal op hun post te blijven en ‘lijdelijk’ duizenden verkoopaktes te laten passeren, hielpen de notarissen indirect met het faciliteren van de Holocaust, zo simpel is het. Aan de roof van de Joodse panden verdienden de Duitsers in totaal 44,5 miljoen gulden, waarmee ze onder meer Jodentransporten en de bouw van kamp Westerbork financierden.

Zeker 534 Nederlandse notarissen werkten aan deze tragedie mee. En vice-voorzitter Charbon weet als geen ander hoe dat ging. Vanuit zijn kantoor aan Honthorststraat nummer 18 in Amsterdam-Zuid, een statig pand met uitzicht op het Museumplein, tekende hij zélf voor een aantal transporten van geroofde Joodse panden. Achttien transacties, om precies te zijn. Daaronder was het pakhuis van kaashandelaar Mozes Poppelhouwer aan de De Ruijterkade, dat begin 1943 werd verkocht aan de bekende jeneverfirma Lucas Bols. Poppelhouwer was een paar maanden eerder in Auschwitz vermoord.

Van het originele pakhuis van kaashandelaar Mozes Poppelhouwer aan de De Ruijterkade in Amsterdam staat alleen nog de gevel overeind. Foto: Wiltho Worms

In acht situaties werkte notaris Charbon mee aan een zogeheten ‘dubbeltransport’, waarbij een pand twee keer binnen één dag van eigenaar wisselde. Criminele huizenhandelaren verdienden miljoenen aan deze praktijk, bleek uit eerder onderzoek van Follow the Money en datajournalistiek platform Pointer(KRO-NCRV). De ‘Joodse’ herkomst van het pand werd uitgegumd, kopers hielden op papier hun geweten schoon. Zelf hield Charbon aan de transacties een paar duizend gulden over.

Zwaar geschut vanuit het ministerie

Nu is de bezetting ruim een jaar voorbij en mag Charbon op het ministerie van Justitie meepraten over de strafmaat. Die dreigt hoog te zijn: het ministerie heeft de houding van de notarissen voorafgaand aan het gesprek een ‘grof onrecht’ genoemd. Een eerdere brief, waarin de Broederschap het meewerken aan de pandenroof ‘niet als op zich zelve afkeurenswaardig’ noemde, heeft op Justitie bovendien tot ergernis geleid. Het notariaat blijkt van mening dat een officiële berisping wel voldoende straf is – wat volgens de Haagse ambtenaren duidt op een schrijnend gebrek aan reflectie.

Het ministerie overweegt daarom ‘zwaar geschut’ tegen de notarissen in stelling te brengen. Op z’n minst moeten ze het geld terugbetalen dat ze aan de pandenroof hebben verdiend; in het uiterste geval zou vervolging door het Bijzonder Gerechtshof tot de mogelijkheden kunnen behoren. Op de zwaarste gevallen van collaboratie staat daar de doodstraf.

Maar zover komt het niet. Op het ministerie weet men namelijk ook dat Nederland haar notarissen heel hard nodig heeft bij de wederopbouw. Volgens de minister van Justitie is het zelfs ‘in het algemeen belang’ dat Nederlandse notarissen niet massaal vervolgd worden, of uit hun ambt gezet. Er zouden dan veel te weinig notarissen overblijven om te helpen bij het rechtsherstel na de oorlog.

Aan het einde van het gesprek op 29 augustus 1946 ligt daarom een compromis op tafel: alle Nederlandse notarissen zullen vrijwillig 60 procent van hun tijdens de oorlog genoten inkomsten terugbetalen. Situaties waarin een notaris dit weigert, worden aan de minister persoonlijk voorgelegd. Alleen uitgesproken NSB-notarissen zullen uit hun ambt worden gezet en vervolgd. 

De Broederschap der Notarissen acht het ‘thans beter de publieke belangstelling in deze te vermijden

In de drie jaren die volgen, betalen de notarissen in totaal 456.000 gulden terug. Het geld komt ten goede aan de Stichting 1940-45 en Joods Maatschappelijk Werk. Voor de notarissen blijft de financiële pijn beperkt: het terugbetaalde bedrag mogen ze in mindering brengen op hun belastingaangifte. Dat is frappant, aangezien minister van Financiën Piet Lieftinck (PvdA) op hetzelfde moment een stevig bezuinigingsbeleid voert.

Van de 534 notarissen die betrokken waren bij foute transacties, worden er slechts 101 door Justitie doorgelicht. Twintig notarissen worden uit het ambt gezet - zij blijken lid te zijn geweest van de NSB. Naar de beroepsgroep als geheel wordt geen verder onderzoek gedaan. De overgrote meerderheid van de notarissen die meewerkten aan de roof van Joodse panden, mag hierdoor na de oorlog verder met een onbesmet blazoen.

En dat niet alleen. Het feit dat de notarissen überhaupt geld hebben terugbetaald, verdwijnt al snel in de doofpot. Het bestuur van de Broederschap der Notarissen acht het ‘thans beter de publieke belangstelling in deze te vermijden,’ schrijft het in juli 1949 per brief aan de minister van Justitie. In de zomer van 1950 gaat de minister met die houding akkoord. Voortaan hoort de buitenwereld er niets meer over. De zaak is gesloten. 

‘Het is toen met de mantel der liefde bedekt,’ zegt Sebastiaan Roes, hoogleraar Notarieel Recht aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. 'Meteen na de oorlog werden de notarissen alweer ingezet voor het rechtsherstel. Van een echte zuivering is daardoor geen sprake geweest.’

Kort na de oorlog verdwijnt bovendien nog een ongemakkelijk feit in de doofpot. En wel dit: ook bínnen het notariaat woedt na de bevrijding een verhitte discussie over de massale medewerking aan de roof van Joods bezit. 

Tijdens de eerste naoorlogse vergadering van de Broederschap der Notarissen in Nederland, op 24 mei 1946, hebben twee notarissen een motie ingediend die ‘het passeren van transportaktes van onroerend goed in Joods eigendom’ scherp veroordeelt. De indieners, Klaas Abma en Anton Lubbers, zaten tijdens de oorlog bij het verzet. Hun motie wordt gesteund door de regio-afdelingen Amsterdam en Friesland. 

Voor het hoofdbestuur van de Broederschap, onder wie Frederik Hendrik Charbon, is dit een pijnlijke zaak. De bestuurders hebben de ‘lijdelijke’ houding van het notariaat altijd verdedigd. Hun officiële standpunt luidt dat notarissen alleen maar hun plicht deden; werk weigeren was simpelweg geen optie. Het voltallige bestuur dreigt met aftreden als de motie wordt aangenomen. Er volgt een hoogoplopende discussie, uiteindelijk wordt de motie verworpen. 

Maar het gekke is: achteraf is in het Correspondentieblad, het huisorgaan van de Broederschap, helemaal niets over deze felle discussie terug te lezen. Het hoofdbestuur verklaart dat door te zeggen dat het vakblad ‘ook in handen [komt] van verscheidene buiten het notariaat staande personen, die met deze debatten niets te maken hebben’.

Notarissen die zich tijdens de oorlog ‘lijdelijk’ opstelden, weten dondersgoed dat ze meewerkten aan een gruwelijke misdaad

Notaris Abma, een van de indieners van de motie, is daar woedend over. ‘Hoewel het gewoonte is in de verslagen der Algemene Vergadering het gesprokene volledig op te nemen, heeft het Dagelijksche Bestuur der Broederschap ditmaal gemeend van die gewoonte af te moeten wijken door met geen woord te reppen over de motie,’ zegt hij een paar dagen later op een bijeenkomst van Amsterdamse notarissen. ‘Een nieuwe poging deze zaak in de doofpot te stoppen! Zij zal niet baten.’

Volgens Abma weten alle notarissen die zich tijdens de oorlog ‘lijdelijk’ opstelden, dondersgoed dat ze in werkelijkheid meewerkten aan een gruwelijke misdaad. ‘Wij kunnen in onze vergaderingen trachten schuilevinkje te spelen, en als we daarin niet slagen kunnen we onze verslagen zoodanig redigeren, dat wij een geflatteerd beeld van den toestand geven. Maar wat wij niet kunnen doen, dat is het voorgevallene onttrekken aan de naspeuringen der geschiedvorschers.’

Geen verantwoording afleggen

Toch is dat precies wat er vervolgens gebeurt. Naoorlogse historici die de bezettingstijd onderzoeken, zien massaal de rol van het notariaat over het hoofd. Loe de Jong, auteur van standaardwerk Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, meent dat er nauwelijks panden van Joodse eigenaren zijn geroofd.

Pas als de Leidse historicus Raymund Schütz zich vanaf 2010 in het onderwerp verdiept, gaat het deksel langzaam van de doofpot. In het Tijdschrift voor Geschiedenis publiceert hij een wetenschappelijk artikel over de tot dan toe verborgen gebleven rol van notarissen tijdens de oorlog. ‘Daar kwam veel reactie op, ook vanuit het notariaat zelf,’ zegt Schütz. De historicus komt in contact met het bestuur van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB), zoals de notariële Broederschap inmiddels heet. Hij is van plan zijn artikel uit te breiden tot een promotie-onderzoek en vraagt of de beroepsorganisatie dat financieel zou willen ondersteunen. ‘Het bestuur van de KNB was geïnteresseerd, maar niet meteen dolenthousiast,’ zegt hij.

Voormalig KNB-voorzitter Guus Rieter, die Schütz met de zittende KNB-bestuurders in contact brengt, zegt hier het volgende over: ‘De KNB was op zijn onderzoek in het geheel niet tegen, maar was zelf niet op het idee gekomen. Misschien was het wel even wennen aan het idee dat hetgeen er aan minder fraais uit het onderzoek zou kunnen komen, ook expliciet benoemd en bekend zou worden.’

KNB-voorzitter Jef Oomen

Er waren destijds maar weinig mensen die inzicht wisten te paren aan moed

De financiële steun voor Schütz' promotie komt er, nadat de gemeente Amsterdam in april 2013 een eigen onderzoek instelt. Kort daarvoor heeft Het Parool onthuld dat Joodse overlevenden na de oorlog massaal werden beboet wegens niet betaalde woonbelastingen – terwijl de Joodse bewoners waren gedeporteerd en hun woning was afgepakt. ‘Toen was dit onderwerp ook voor de notarissen ineens actueel,’ aldus Schütz. 

Ondanks de financiële steun blijkt KNB-voorzitter Jef Oomen nog altijd terughoudend wanneer Schütz in 2016 promoveert. Ja, het is belangrijk om de geschiedenis te kennen, zegt hij, maar hij wenst namens de beroepsorganisatie geen verantwoording af te leggen over het verleden. ‘Dan plaats ik mij vanuit ethisch perspectief boven [de notarissen van toen] en zo’n hoogmoedige en gemakkelijke rol wil ik mij niet aanmeten,’ zegt Oomen in vakblad Notariaat Magazine. ‘Rekenschap afleggen is niet aan de orde. Dan zouden we oordelen over collega’s die toen leefden en moesten werken onder die verschrikkelijke omstandigheden. Er waren destijds maar weinig mensen die inzicht wisten te paren aan moed.'

‘Excuses op zijn plaats’

In gesprek met Follow the Money is de huidige KNB-voorzitter, Nick van Buitenen, een stuk stelliger. Hij noemt het nu ‘onthutsend en beschamend’ dat notarissen op grote schaal aan de pandenroof meewerkten. ‘De Broederschap heeft een kwestieuze rol gespeeld.’ De KNB is zich de afgelopen jaren verder in het oorlogsverleden gaan verdiepen: zo werden eind 2018 vier notarissen gerehabiliteerd. Zij werden tijdens de bezetting ontslagen vanwege hun Joodse achtergrond of hun rol in het verzet. 'Juist het feit dat er ook notarissen waren die zich wél verzetten, maakt dat we extra kritisch kunnen zijn op degenen die het níet deden,' zegt Van Buitenen. 

Ligt het dan niet voor de hand om als beroepsgroep ook excuses te maken aan Joodse slachtoffers, zoals het afgelopen jaar ook het kabinet en de Nederlandse Spoorwegen deden? ‘Natuurlijk zeg ik: voor de rol van de beroepsorganisatie zijn excuses op zijn plaats,’ zegt de KNB-voorzitter. ‘Maar tegelijk vind ik dat te makkelijk. Alsof ik er daarmee vanaf ben. We moeten blijvend in debat over het onderliggende thema: notarissen moeten beschikken over een rechte rug en een ethische houding.’

De vastgoedboeken van de bezetter

Dit artikel komt voort uit onderzoek door Follow the Money en datajournalistiek onderzoeksplatform Pointer (KRO-NCRV) in de zogeheten Verkaufsbücher. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn in Nederland naar schatting 10.000 woningen en bedrijfspanden geroofd van Joodse eigenaren. Malafide handelaren verkochten het vastgoed met toestemming van de Duitse bezetter aan geïnteresseerde kopers – vermogende Nederlanders, bedrijven, gemeenten. Het is een zwarte bladzijde in onze nationale oorlogsgeschiedenis. 

In de Verkaufsbücher hielden de Duitsers nauwkeurig bij welke panden verkocht werden, wie de oorspronkelijke eigenaar was, wie de koper en voor welke prijs het vastgoed van de hand ging. Van ruim zevenduizend transacties is deze administratie bewaard gebleven. De stukken liggen opgeslagen in het Nationaal Archief in Den Haag.

Het afgelopen jaar heeft het Nationaal Archief (in samenwerking met het Kadaster) de vastgoedboeken gedigitaliseerd. Follow the Money en Pointer kregen toegang tot deze digitale versie. Het onderzoek in deze boeken levert nieuwe inzichten op over hoe de roof van het Joodse vastgoed precies in zijn werk ging, en welke partijen hier zoal van profiteerden. Lang niet alle betrokkenen legden na de oorlog verantwoording af, zo blijkt. 

Zie ook het dossier van Pointer

Lees verder Inklappen

Dat roept wel de vraag op: hoe staat het anno 2020 precies met die ethische houding? Laten notarissen zich niet nog steeds verleiden tot medewerking aan foute transacties? Het staat vast dat de aandacht voor ethiek onder notarissen de afgelopen jaren rap toenam. Zo is het tegenwoordig wettelijk verplicht om ongebruikelijke transacties te melden bij Justitie. 

Sinds 2011 hebben de notarissen bovendien een eigen beroepscode, waarin onder meer is vastgelegd dat ze vermoedens van ernstige misdrijven bij de recherche moeten melden. Een speciale DilemmApp, waarin notarissen ethische dilemma’s uit hun praktijk met collega’s kunnen bespreken, is door meer dan drieduizend notarissen gedownload. Op alle notariële opleidingen in Nederland is ethiek een verplicht vak. En sinds 2013 bestaat er een speciale Commissie Toegang Notariaat, die bij elke afgestudeerde kandidaat-notaris de persoonlijke geschiktheid toetst voordat hij of zij tot notaris wordt benoemd.

‘Deze commissie is bedoeld om eventuele rotte appels er bij voorbaat uit te halen,’ legt de Nijmeegse hoogleraar Sebastiaan Roes uit. ‘De huidige notaris moet een onafhankelijke poortwachter zijn, die niet meewerkt aan witwassen of fraude.’

Uiteraard is het systeem nog niet waterdicht: er gaan nog altijd notarissen in de fout. Bij Follow the Money schreven we eerder over notaris Aniek Schouten, die meewerkte aan witwassen op Bonaire. En over notaris Niek Zaman, die een dubieuze aandelentransactie rond het Slotervaartziekenhuis goedkeurde. Beiden werden door de tuchtrechter op de vingers getikt. Eind 2019 werd de Larense notaris Martijn le Coultre uit zijn ambt gezet wegens grootschalige zelfverrijking. En afgelopen februari trof de Almeerse notaris Maarten Prinsze hetzelfde lot: volgens de tuchtrechter werkte hij mee aan het witwassen van crimineel geld. 

Het aantal tuchtklachten neemt evenwel af: van 485 klachten in 2017 tot 371 klachten in het afgelopen jaar. ‘Het aantal klachten daalt al een paar jaar, terwijl het aantal aktes dat wordt opgemaakt alleen maar gestegen is,’ stelt KNB-voorzitter Van Buitenen. 

Hij vervolgt: ‘Notarissen zijn echt kritischer geworden in het vragen naar de herkomst van gelden. We hebben een strenge toezichthouder en de angst voor de tuchtrechter zit er behoorlijk in. Tijdens de oorlog vreesden notarissen er nog last mee te krijgen als ze dienst zouden weigeren. Die angst is er helemaal niet meer. Elke notaris vreest nu juist een tuchtklacht omdat er een foute cliënt doorheen is geglipt. Als notarissen moeten we een stevig ethisch kompas hebben en altijd onze eigen rol ter discussie durven stellen. Het is pijnlijk dat dat 75 jaar geleden niet gebeurd is.’