
Onze economie is in zijn wezen niet duurzaam. Was ze dat wel, dan zou de wereld er een stuk beter uitzien. Het goede nieuws is dat dat mogelijk is, als de economie een echte wetenschap wordt. Maar daar is nogal wat voor nodig. Een omslag in denken, om te beginnen. En een boek. Lees meer
Onze wereld wordt geteisterd door grote structurele problemen. Klimaatverandering, armoede, instortende economieën, om er een paar te noemen. We beschikken over tal van middelen om deze op te lossen. Dat de problemen desondanks blijven bestaan, is volgens wetenschapper Niko Roorda een kwestie van economie. Vrijwel alle grote tragedies in de wereld, meent hij, zijn er doordat we economisch gezien niet begrijpen wat we doen. We moeten toe naar een economisch systeem dat intrinsiek duurzaam is, en hebben een economische wetenschap nodig die dat ontwerpt en invoert. Hierover schrijft Niko Roorda zijn nieuwste boek, en dat wil hij samen met de lezers van FTM doen.
Het achtvoudige pad naar de wetenschap
Een andere economie begint met anders denken over geld
Kunnen we vooruitgang meten?
Waarheid en werkelijkheid
Is winst hetzelfde als motivatie?
Groei moet, zegt de economie
Groei en rechtmatig eigendom
Economische impetuswoorden
Gekopieerde methoden
Vanzelfismen en andere mythen
Gekopieerde methoden
Vandaag geen wiskunde, zo verzekert Niko Roorda zijn lezers; dus als je daar geen ster in bent: maak je geen zorgen. Maar weet wel: de eindconclusie van deze aflevering is een nieuwe mythe. Een die nog ernstiger is dan alle voorafgaande.
[Noot van de redactie, 11:40: helaas ontbraken aanvankeliijk de tweede figuur en de alinea's daaronder. Onze oprechte excuses.]
Na de lange reeks mythen van de afgelopen week, voorafgegaan door de mythe van de golfbewegingen, onderzoek ik nu een ander kenmerk van protowetenschap, namelijk het toepassen van methoden die in andere vakgebieden succesvol waren, zonder voldoende na te gaan of dat in het nieuwe vakgebied ook het geval is. Dat betreft onder meer de toepassing van wiskundige technieken. Ik ga vandaag geen wiskunde gebruiken, dus als je daar geen ster in bent: maak je geen zorgen.
De eindconclusie van deze aflevering is een nieuwe mythe. Een die nog ernstiger is dan alle voorafgaande.
2.5. Gekopieerde methoden
Tot nu toe heb je voorbeelden gezien van verschillende soorten activiteiten om een economische wetenschap tot stand te brengen. Het ging over schoolvorming, over patroonherkenning (zoals het vermoeden van golfbewegingen), en het ging over mythevorming. Maar kersverse wetenschapsontwikkelaars hebben nog meer opties. Zo kun je ook proberen om succesvolle methoden van andere wetenschapsgebieden na te bootsen. Maar dat gaat niet altijd goed.
Wetenschap en wiskunde
In zijn jonge jaren bedacht Isaac Newton, die later de doorbraak van de natuur- en sterrenkunde als wetenschap zou bewerkstelligen, een geheel nieuwe tak van de wiskunde: de differentiaalrekening. Voor zijn natuurkundige theorieën bleek deze vorm van wiskunde absoluut onmisbaar. Samen met andere innovaties, nieuwe instrumenten bijvoorbeeld, gaf de nieuwe wiskunde een krachtige impuls aan het ontstaan van het eerste wetenschappelijke vakgebied.
‘Elke poging om wiskundige methoden te gebruiken bij de studie van chemische vragen moet als zeer irrationeel worden beschouwd en in strijd zijn met de geest van de chemie... Als wiskundige analyse ooit een prominente plaats in de chemie zou moeten innemen – een aberratie die gelukkig bijna onmogelijk is – zou dat een snelle en wijdverspreide degeneratie van die wetenschap veroorzaken.’
Dat is in de chemie later allemaal drastisch veranderd. Maar bij de biologie, die in de 19e eeuw doorbrak, was er een geheel andere tak van de wiskunde die een onmisbare rol speelde. Dat was de kansrekening, die voor de erfelijkheidsleer, meer in het bijzonder voor de Wetten van Mendel, een cruciale betekenis had. Gregor Mendel, die de resultaten van zijn jarenlange experimenten met het kruisen van erwten in 1865 bekendmaakte, kreeg tijdens zijn leven weinig erkenning. Darwin kende zijn werk niet, dus de bijdrage van Mendel aan de biologie vormt een aparte ingang van het biologische succesverhaal.
De geneeskunde en de sociale wetenschappen hebben profijt van weer een andere tak van de wiskunde: de statistiek.
Uit dat alles kun je twee belangrijke lessen trekken. De eerste les is, dat de wiskunde vaak, maar niet altijd, een cruciale bijdrage heeft geleverd aan het ontstaan of de voortgang van een bepaald wetenschapsgebied. De tweede les is dat het van doorslaggevend belang is dat iedere tak van wetenschap zijn eigen methoden en technieken selecteert of zelf ontwikkelt. Het is naïef en verkeerd om de methoden van andere wetenschappen klakkeloos over te nemen, simpelweg omdat die daar succesvol waren.
Fysicalisering, simplificering
En wat deed de economie? Die trachtte om de successen van de natuurkunde te evenaren door er de methoden van te kopiëren. Dat proces wordt fysicalisering genoemd. Er zijn zelfs pogingen gedaan om het concept ‘zwaartekracht’ (‘gravity’) letterlijk over te nemen, teneinde handelsstromen te berekenen op basis van de economische omvang (de ‘zwaarte’) van handelende landen. Denk niet dat dat een primitieve beginnersfout was in de 18e eeuw of zo: de gedachte werd ingevoerd door Isard in 1954, uitgebreid door Jan Tinbergen en wordt, met de nodige ad hoc aanpassingen, nog steeds gebruikt.
Bij zo’n aanpak hoort natuurlijk, dat je net als in de fysica je grootheden van afkortingen voorziet en er wiskundige formules mee bouwt. Die taak is vooral gereserveerd voor een speciale onderafdeling, de econometrie. Daarin creëert men modellen in wiskundige taal. Zoals het Arrow-Debreu Model.
DSGE
Een paradepaard van de hedendaagse economie is de theorie van het Dynamic Stochastic General Equilibrium (DSGE). Even de termen uitleggen: Een evenwicht (equilibrium) is algemeen (general) als vraag en aanbod van alle producten en diensten gezamenlijk met elkaar in balans zijn. Het is stochastisch evenwichtig als het bestand is tegen willekeurig optredende schokken en verstoringen. En als het een dynamisch evenwicht is, blijft het in de loop van de tijd in balans, zelfs als diverse systeemgrootheden veranderen, zoals de arbeidsinzet en het nationale inkomen, doordat die voldoende met elkaar meebewegen onder invloed van krachten die elkaar in evenwicht blijven houden.
Het DSGE-principe lijkt daarmee behoorlijk op wat ik in hoofdstuk 1 definieerde als de opdracht van de omniconomie: de Brede Holle Weg. Die overeenkomst is heel mooi. Maar de econometristen gingen een flinke stap verder, door aan het model wiskundige vormen te geven. Een populair voorbeeld is het Arrow-Debreu Model. De ontwerpers ervan bewezen strikt mathematisch dat Léon Walras in 1854 gelijk had: in een perfecte markt is altijd een situatie mogelijk waarin evenwicht bestaat. Nauwkeuriger gezegd: Onder bepaalde economische aannamen moet er op theoretische gronden noodzakelijk een samenstelling van prijzen zijn, zodanig dat het totale aanbod van goederen en diensten gelijk is aan de totale vraag daarnaar. Tot de noodzakelijke aannamen behoort onder meer een perfecte concurrentie, dus een perfecte markt zonder enige overheidsbemoeienis.
Een opvallende zwakte van het Arrow-Debreu Model is dat het weliswaar theoretisch aantoont dat elke perfecte markt een dynamisch evenwichtspunt moet bezitten, maar niet hoe stabiel dat evenwichtspunt is. Het bewijs sluit niet uit dat een uiterst kleine (‘stochastische’, dus willekeurige) verstoring te groot is voor de stabiliteit, waardoor het systeem uit de hand loopt. Herinner je je Figuur 1.7 uit hoofdstuk 1? Ik heb hem voor je gemak even herhaald, in het linker gedeelte van Figuur 2.10. Bovenop de berg is een klein stabiel gebiedje – het kuiltje – maar er is weinig verstoring nodig om buiten dat evenwichtsgebied te geraken. Bij het zien van deze bergtop, met afgronden aan alle kanten, lijkt zo’n DSGE-model toch opeens veel minder op mijn Brede Holle Weg dan voorheen.
Daar komt bij, dat de voorwaarden die Arrow & Debreu hanteren hun model wel erg ver weg van de werkelijkheid plaatsen. Als symbool voor die extreme vereenvoudiging heb ik een tweetal andere figuren uit hoofdstuk 1 (Figuur 1.18 en 1.19), waarin ik de economische versimpeling symbolisch tekende, herhaald in het rechter gedeelte van Figuur 2.10.
Daarom roept dit DSGE-model een vraag op. Wat heeft het voor zin om mathematisch te bewijzen dat een geïdealiseerd, ver van de werkelijkheid staand systeem theoretisch in een toestand van evenwicht moet kunnen verkeren, als je (a) daarbij niet aantoont dat dat een stabiel evenwicht is, en (b) gewoon weet dat het model totaal niet klopt? Het werkelijke systeem is al eeuwen niet in evenwicht, integendeel: het raakt steeds weer zo ernstig uit evenwicht dat er aldoor rampen optreden. En er zijn tal van dreigingen die kunnen veroorzaken dat het systeem in de niet te verre toekomst volledig zal exploderen. Waarom heb je het dan eigenlijk überhaupt over zo’n model?
Figuur 2.10. Herhaling van enkele figuren uit hoofdstuk 1
Economische kritiek uit eigen kring
Gelukkig mag ik een flinke kanttekening bij dit hele verhaal plaatsen. Niet alle economen zijn zo naïef, in tegendeel. Er is genoeg kritiek op dit soort versimpelde modellen uit de hoek van de economie zelf. Ik geef een paar citaten. Ik begin met Joseph Stiglitz, die al eens eerder werd genoemd. Hij was hoofdeconoom van de Wereldbank en winnaar van de Nobelprijs voor Economie. Hij schreef vorig jaar:
‘Ik geloof dat de meeste kerncomponenten van het DSGE-model verkeerd zijn: zozeer verkeerd dat ze niet eens een goed uitgangspunt bieden voor het opbouwen van een goed macro-economisch model. Dat heeft betrekking op (a) de theorie over consumptie; (b) de theorie over verwachtingen, zowel rationele als intuïtieve verwachtingen; (c) de theorie over beleggen; (d) het model van representatieve agenten (…); (e) de theorie van financiële markten en geld; (f) aggregatie (…); (g) schokken, de bronnen van verstoring van de economie; en (h) de theorie van aanpassing aan schokken.’
Dat heeft kortom betrekking op zo’n beetje alles van het favoriete model van het hedendaagse economische denken.
Als volgende citeer ik Ricardo Reis. Hij was een van de jongste hoogleraren ooit aan Columbia University, voordat hij een professoraat aanvaardde aan de London School of Economics. Ook Reis was niet mals toen hij, refererend aan de Geldmythe en aan de Grote Recessie van 2008, schreef:
‘Een (…) kritiek op de macro-economie is dat het financiële factoren negeert. Macro-economen hebben blijkbaar de crisis niet voorspeld omdat ze verliefd waren op modellen waarbij financiële markten en instellingen ontbraken, omdat alle financiering als efficiënt werd beschouwd.’
De derde die ik aanhaal is Olivier Blanchard, hoofdeconoom van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) van 2008 tot 2015. Hij schreef over DSGE:
‘De huidige DSGE-modellen (...) zijn niet alleen gebaseerd op het vereenvoudigen van aannames, zoals elk model moet doen, maar de aannames zijn sterk in tegenspraak met wat we weten over consumenten en bedrijven.’
‘Het nieuw-Keynesiaans model, waaraan de DSGE's hun botstructuur ontlenen, bestaat uit drie vergelijkingen (...). Tenminste de eerste twee zijn ernstig vervormde beschrijvingen van de werkelijkheid.’
‘De modellen komen (...) met een zeer groot aantal te bepalen parameters, zodat een klassieke schatting van de volledige reeks onhaalbaar is. Dus wordt een aantal parameters a priori ingesteld via ‘kalibratie’. Deze aanpak (...) is zeer verdacht.’
Over een oplossing voor de eeuwige strijd tussen de economische scholen is Blanchard ronduit vernietigend:
‘Het nastreven van een algemeen aanvaarde analytische macro-economische kern, waarin discussies en uitbreidingen kunnen worden gevonden, zou wel eens een waandenkbeeld kunnen zijn.’
Als dat vermoeden klopt, zal de macro-economie dus nooit meer kunnen worden dan een protowetenschap. Ik denk dat hij gelijk heeft, want een volwassen wetenschap kan pas ontstaan als het vakgebied ruimer wordt gedefinieerd en er een complete omniconomische wetenschap wordt ontwikkeld.
Dat betekent in feite, dat het huidige vakgebied ‘economie’ zelf een mythe is. Niet alleen om de genoemde redenen, ook nog om een andere. Om die aan te tonen laat ik eerst zien hoe de reeds genoemde Joseph Stiglitz het vakgebied definieert. Het citaat komt uit de vierde editie van zijn gezaghebbende universitaire studieboek over economie, een editie waaraan is meegewerkt door Carl Walsh.
Economie is het vakgebied dat:
‘bestudeert hoe individuen, bedrijven, overheden en andere organisaties in onze samenleving keuzes maken en hoe deze keuzes het gebruik van de hulpbronnen door de samenleving bepalen. Waarom koos de consument in de jaren ‘70 voor kleine, energiezuinige auto’s en in de jaren ‘90 voor grote sportauto’s? Wat bepaalt hoeveel personen werken in de gezondheidszorg en hoeveel in de computerindustrie? Waarom steeg de inkomenskloof tussen arm en rijk in de jaren tachtig? Om te begrijpen hoe keuzes worden gemaakt en hoe deze keuzes van invloed zijn op het gebruik van de hulpbronnen van de samenleving, moeten we vijf concepten onderzoeken die een belangrijke rol spelen: afwegingen, prikkels, handel, informatie en verdeling.
- Keuze heeft te maken met afwegingen: besluiten om meer uit te geven aan één ding laat minder over aan iets anders; meer tijd besteden aan het studeren van economie laat minder tijd over om natuurkunde te studeren.
- Bij het maken van keuzes reageren individuen op prikkels. Als de prijs van Zen MP3-spelers daalt ten opzichte van de prijs van iPods, is er een grotere stimulans om een Zen te kopen. Als de salarissen voor ingenieurs stijgen ten opzichte van de salarissen van mensen met een MBA, is er een verhoogde prikkel om te kiezen voor een ingenieursdiploma in plaats van een bedrijfsdiploma.
- Wanneer we met anderen handelen, wordt ons keuzeaanbod groter.
- Intelligente keuzes maken vereist dat we informatie hebben en gebruiken.
- Tot slot bepalen de keuzes die we maken – over hoeveel onderwijs we wensen, welk beroep we kiezen en welke goederen en diensten we kopen – de verdeling van rijkdom en inkomen in onze samenleving bepalen.
Deze vijf concepten definiëren de kernideeën die essentieel zijn voor het begrijpen van de economie. Ze begeleiden ook de manier waarop economen nadenken over thema’s en problemen. Leren ‘denken als een econoom’ betekent, leren hoe de afwegingen en prikkels waarmee men geconfronteerd wordt, de implicaties van afwegingen, de rol van informatie en de gevolgen voor de verdeling kunnen worden ontdekt.’
In deze breed aanvaarde definitie gaat het over verdelen, over handel, over productie en consumptie. Tegelijk missen er tal van essentiële aspecten, en dat maakt de definitie fundamenteel verkeerd.
Vergelijk het eens met een businessplan voor een bedrijf. Wat zou je denken, als je in dat plan van alles leest over de klanten en over de producten of diensten die de onderneming aan hen levert; maar helemaal niets over de toeleveranciers, de inkoop van grondstoffen, het voorraadbeheer, een vergelijking van de uitgaven en de inkomsten en de fysieke vestigingsplaats? Een dergelijk plan zou ernstig incompleet zijn. Ging je met zo’n plan naar een bank om financiering te krijgen, dan zou je een dikke onvoldoende krijgen – en geen geld.
Beschouw nu – voor even – de wereldeconomie als een onderneming. Laten we die de ‘BV Planeet’ noemen. In het Engels: ‘Planet, Limited’, afgekort ‘Planet, Ltd’. De grote toeleverancier is in dat geval vanzelfsprekend de natuur. De verkrijging van grondstoffen wordt verzorgd door de landbouw en de mijnbouw. Het voorraadbeheer heeft niet alleen betrekking op half- of eindproducten maar ook op grondstoffen en energie, en dus ook op de toekomstverwachting omtrent de leveringszekerheid, dat wil zeggen op het behoud van de natuur.
De vergelijking tussen inkomsten en uitgaven heeft aan de ene kant betrekking op de financiële en andere inkomsten uit de productie, en aan de andere kant op de uitgaven in de vorm van ontlening aan de natuur, inclusief schade, verlies en risico’s. De winst zou gedefinieerd moeten zijn als het verschil daartussen. Maar in werkelijkheid wordt de ‘winst’ die landen jaarlijks boeken, gedefinieerd als het bruto binnenlands product (bbp), uitsluitend berekend op basis van de inkomstenkant en geeft dus per definitie een verkeerde uitkomst. Het bbp is een impetuswoord. Hetzelfde geldt voor de optelsom van de bbp’s, de jaarwinst van de gehele wereld: het Gross World Product (gwp), dus het Bruto Wereldproduct (bwp).
Tenslotte: wat de fysieke vestigingsplaats betreft: voor de wereldeconomie is dat uiteraard de planeet Aarde. Waar een bedrijf voor ieder investeringsplan (wettelijk verplicht!) een milieueffectrapportage (MER) maakt, daar ontbreekt zo’n MER in het ‘businessplan’ zoals Stiglitz en Walsh het definieerden.
Een definitie van ‘economie’ die zulke essentiële aspecten volledig negeert is verregaand incompleet. Kun je nog duidelijker laten zien dat de economie de natuur ten onrechte als een externaliteit beschouwt? Dit alles bewijst dat het verhaal genaamd ‘economie’ niet deugt. Het is een mythe.
De Mythe van de Economie: Economie is een zelfstandig vakgebied met de status van wetenschap, met een afgebakend studieterrein.
Gebrek aan experimenten
‘Jammer voor de werkelijkheid’, schreef ik een paar pagina’s terug. Dat had betrekking op de talloze situaties waar de economische modellen iets anders beweren dan wat we in de echte wereld terugzien. Dat lijkt op de situatie in de middeleeuwen, waarover ik in het begin van dit hoofdstuk schreef:
Zulke beweringen werden niet regelmatig empirisch getoetst. Dat was geen wonder, want niet alleen de juiste apparatuur ontbrak daarvoor, ook de interesse. Het testen van vermoedens werd vooral in het hoofd gedaan en niet met de ogen: intuïtie en gevoel voor logica waren de toetssteen, niet de waarnemingen.
Inderdaad is de interesse in empirische toetsing van economische modellen niet groot. Maar eerlijk is eerlijk: het vakgebied beschikt ook niet over een heel groot scala aan mogelijkheden om experimenten uit te voeren. Waar bij andere vakgebieden uitgebreid gelegenheid is om een experiment talloze malen te herhalen, al dan niet voorzien van variaties, daar heeft de economie weinig tot zijn beschikking.
Je kunt ruwweg vier categorieën van experimenten onderscheiden die de economie kan inzetten.
In de eerste plaats zijn er de onderzoeken naar het gedrag van mensen: in hun rol van verantwoordelijke burger, in die van consument, of in die van professional in een werkomgeving. Feitelijk gaat het hier eerder om psychologische of sociale dan om economische experimenten. Een nadeel van zulke experimenten is dat ze bijzonder moeilijk reproduceerbaar zijn. In de laatste jaren zijn tal van oude onderzoeken herhaald, waarbij vaak bleek dat de eerdere resultaten niet bevestigd werden. Een ander bezwaar is, dat de experimenten doorgaans kleinschalig zijn en weinig zeggen over het gedrag van veel grotere groepen mensen, terwijl dat is waar de studie van de wereldeconomie behoefte aan heeft.
De tweede categorie experimenten is wel echt van economische aard. Het gaat daarbij om lokaal opgezette economieën, vaak met een eigen munt- of ruilsysteem, meestal met alternatieve visies op de relaties tussen mensen, bedrijven en de natuur. Permacultuur, biologische landbouw, lokale producten en voedselparken en ‑bossen behoren tot de kernwoorden van deze benadering. De kracht, en daarmee tegelijk de zwakte van deze experimenten is dat ze plaatsvinden op een schaal waar de afstand tussen de mensen klein is. Vaak kent iedereen elkaar, of in elk geval is zelfs de hoogste ‘degree of separation’ maar klein. Deze lokaliteit met het daaruit voortvloeiende ‘wij-gevoel’ is een belangrijke factor in het succes. De zwakte, gezien vanuit macro-economisch perspectief, is dan ook dat er een grote kans is dat deze experimenten falen zodra je probeert om ze op te schalen naar de omvang van een groot land of zelfs de hele wereld.
In de derde categorie worden bestaande bedrijven, overheden en andere organisaties bestudeerd. Hun kenmerken en gedrag worden afgezet tegen de resultaten die ze behalen, in positieve zin (financiële winst, maatschappelijke bijdrage) of in negatieve (schade en vervuiling, overlast en gevaar, gebruik van schaarse grondstoffen). De schaal van zulke onderzoekingen varieert; de herhaalbaarheid is meestal maar klein.
En dan is er tenslotte een categorie van experimenten die werkelijk grootschalig is. De invoering van de euro is er een voorbeeld van, net als Brexit, het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, die trouwens zelf ook zo’n experiment is. Niet alleen zijn zulke experimenten zelden of nooit herhaalbaar, ze houden bovendien een enorm risico in. Dat blijkt uit andere voorbeelden van zulke experimenten: de invoering van het communisme in de Sovjetunie, eerst vormgegeven onder leiding van Lenin en daarna van Stalin, en de Chinese variant daarvan, ingevoerd door Mao Zedong. Beide experimenten zijn rampzalig verlopen en veroorzaakten de dood of andere ellende voor honderden miljoenen mensen. Niet alleen zijn zulke experimenten niet herhaalbaar, ze zijn ethisch ontoelaatbaar.
En dus kampt de economie met een lelijk probleem. Is het gebrek aan mogelijkheden voor relevante grootschalige en herhaalbare experimenten de oorzaak van het gebrek aan interesse in empirische toetsing? Of komt dat voort uit eigenbelang van de vaak vermogende onderzoekers en bestuurders, die misschien meer geïnteresseerd zijn in handhaving van de gevestigde orde dan in nieuwe experimenten? Wellicht is het allebei een beetje waar.
Conclusie: protowetenschap
Denk nu even terug aan de definitie die ik gaf van ‘protowetenschap’. Daarin staat een checklist van zeven eigenschappen. Daarvan heb ik er nu vijf besproken: een veelheid aan scholen; mythen die het vakgebied domineren; gekopieerde, niet goed toegepaste methoden; overversimpeling; en een gebrek aan empirische toetsing. Op alle vijf eigenschappen scoort de economie hoog.
Over een ander kenmerk, een gebrek aan succes, gaat het gehele volgende hoofdstuk. Vooreerst resteert nu één ander kenmerk: impetuswoorden in de economie.
Tenslotte
Over scholen gesproken: dankzij de hulp en de adviezen van FtM-lezers heb ik de afbeelding die ik daarover op 10 maart liet zien bijgesteld. Dank aan de commentatoren! Het (voorlopige) resultaat laat ik hier zien. Verdere opmerkingen zijn vanzelfsprekend welkom.
Figuur 2.2 (bijgesteld). Enkele economische scholen
Impetuswoorden (ik introduceerde de term op 3 maart) in de economie, ik kondigde ze zojuist aan: die vormen het onderwerp van de volgende aflevering, waarmee ik Hoofdstuk 2 ga afronden.
Misschien vind je het prettig om een overzicht te krijgen van de gepubliceerde en de geplande hoofdstukken. Je kunt de inhoudsopgave downloaden. Dat geldt ook voor de literatuurlijst.
Een korte introductie van het boek is beschikbaar in het Nederlands en het Engels.
Tot volgende week.
85 Bijdragen
Braavos 2
... Het (voorlopige) resultaat laat ik hier zien. ..
Waar is hier?
Niko Roorda 6
BraavosIk zal ze een berichtje sturen. Het is nu zondag, ik verwacht niet dat ze het vandaag al repareren. Dus even geduld...
Karin Spaink 5
Niko RoordaNiko Roorda 6
Karin SpainkBraavos 2
Karin SpainkHetty Litjens 6
Natuur was het laatste bastion dat nog niet geprivatiseerd was. Dat gebeurt nu op grote schaal in het NNN en zelfs in Natura2000, gebieden die gereserveerd waren voor behoud en versterking van natuur en biodiversiteit. Die ontwikkeling heeft mede tot gevolg dat de alarmerende berichten over teloorgang van fauna en flora, van biodiversiteit steeds dringender worden. Dan zijn we op de weg van Rapa Nui, het Paaseiland. Ontbossing heeft daar bewoning onmogelijk gemaakt. En jawel, er was daar wel een poging om nieuwe bomen aan te planten, maar wat wij doen is precies hetzelfde, hier en daar wat nieuwe windmolens zetten maar de economie dendert verder met steeds meer consumptie en uitputting van onze natuurlijke bronnen.
Groenbeleid is rommelen in de marge, met kaboutertuintjes, daktuinen, minibosjes enz. zodat de echte grotere natuurgebieden vercommercialiseerd kunnen worden. Sommige stadsecologen prijzen de stad als paradijs voor dieren. De boodschap is: burger wees tevreden met het kleinschalige groen dat er is. De meerkoeten in de stad bouwen hun nesten op met zwerfvuil, condooms en drugszakjes.
Hetty Litjens 6
Jip Kruis 1
Enkele kanttekeningen wat mij betreft.
Onder andere de Duitse denker Wilhelm Dilthey kwam tot een onderscheid in de natuurwetenschappen en de 'geesteswetenschapen' door het eerste te benoemen als verklaren en het tweede als begrijpen. Hoewel de modellen door hun cijfermatigheid verklaring suggereren, lijkt het me interessant om na te gaan wat je kunt leren van de modelvorming wanneer het bedoeld is / je het verstaat als een poging om (het gedrag van mensen) te begrijpen. Wat jij doet lijkt me in die richting te gaan: door aan te geven welke aannamen er onder de modellen zitten, ga je begrijpen waarom het al of niet 'werkt' als verklaring (en het dus in jouw aanpak geen wetenschap is).
Ook de definitie van Joseph Stiglitz zou je kunnen opvatten als realiteitszin om de economie niet te koppelen aan die behoefte om te verklaren, maar om het begrijpen voorop te stellen: en ja, dan vallen er dingen uit het mandje.
Niko Roorda 6
Jip Kruis(Om eerlijk te zijn: ik heb het betreffende stuk al geschreven, alleen duurt het nog even voordat het aan de beurt is voor publicatie.)
Naar mijn gevoel is er niet echt verschilt tussen begrijpen en verklaren. Misschien dat het ene begrip meer de ambitie heeft om een relatie te leggen met de 'waarheid'. Maar ik bestrijd sowieso dat de wetenschap tot taak heeft om waarheden op te sporen. Zowel begrijpen als verklaren hebben dus volgens mij niets met 'waarheid' te maken.
Het kan zijn dat jij aan iets anders denkt, wanneer je die twee woorden gebruikt. Wil je dat toelichten?
Jip Kruis 1
Niko RoordaHet gaat ook volgens Dilthey (voor zover ik m begrijp) inderdaad niet over waarheid - daar zijn wij het in ieder geval ook over eens! -, maar over verschillende aspecten van de werkelijkheid, waarbij je in het ene geval een subject en een object kunt definiëren en in het andere geval het ene subject iets formuleert (tegen)over een andere subject - de waarnemer neemt deel aan de waarneming / het onderzoek). Ik vind dit een begrijpelijk onderscheid in de wetenschappen - hoewel je daar - o.a. vanuit de filosofie - best kritiek op kunt hebben: maak je deel uit van je onderzoeksterrein of sta je er (relatief) duidelijk buiten?
Vergelijk ook het idee dat sommigen hebben van economie als geloof: dat werkt vrij goed ... voor de gelovigen, maar niet voor de ongelovigen.
Niko Roorda 6
Jip KruisToch verschillen de twee benaderingen in mijn ogen minder dan het lijkt. Causaliteit en holisme of complexiteit zijn allemaal door mensen bedachten verklaringsbeginselen. Uiteindelijk komt het dus op hetzelfde neer: bedenk een of meer verklaringsbeginselen die je goed liggen of die behoorlijk blijken te werken, en bouw met behulp daarvan je wereldbeeld op. Dat is 'begrijpen', en het is tegelijk 'verklaren', d.w.z. terugvoeren op jouw favoriete verklaringsbeginselen.
Ook om andere redenen ben ik er geen voorstander van om een grens te trekken tussen natuur- en sociale wetenschappen. Economie wordt vaak een sociale wetenschap genoemd, maar dat is te beperkt, want het gaat ook over fysieke activiteiten waarvoor fysische, chemische en biologische wetten gelden. Mijnbouw, materiaalkunde, landbouw, noem maar op. Economie is geen sociale wetenschap. Het is zelfs geen wetenschap, dus ik moet eigenlijk zeggen: omniconomie is geen sociale wetenschap. En ook geen natuurwetenschap.
Jip Kruis 1
Niko RoordaHet is ook dat ik betwijfel of we kunnen wachten op de ontwikkeling van een omniconomische wetenschap en of dat enig nut heeft.
Ik kijk met belangstelling uit naar het vervolg.
Niko Roorda 6
Jip KruisVoor die definitieve oplossing is de weg via de wetenschap noodzakelijk, want zonder werkelijk inzicht blijven we maar wat proberen, en dan zullen sommige dingen lukken en andere dingen tragisch fout gaan, precies zoals in de afgelopen paar duizend jaar. We hebben nu voor het eerst in de wereldgeschiedenis de mogelijkheden in huis om aan die (bijna) eindeloze lus te ontsnappen. Dat is waar mijn boek over gaat.
Jan Ooms 10
Niko Roorda 6
Jan OomsJan Hee 1
Terecht dat je de bestaande definitie van economie onder de loep neemt, en daarbij met jouw aanvulling komt.
Aanvullende aspecten die ik mbt het onderwerp associeer zijn:
Ruimtelijke aspect:
Het inzicht in het heelal neemt toe, waarbij er afgelopen maand een artikel verscheen met de melding dat er zicht is op miljoenen nieuwe sterren. Wetende dat onze tijd op aarde beperkt is, verkennen wij het heelal, met ruimte reizen niet beperkt tot de maan en mars. De eerste vlaggen in de ruimte zijn al geplaatst. Wie claimt welke planeet? Wie wordt eigenaar van de grondstoffen aldaar? Wat nemen wij mee in onze economische modellen? De gehele waarneembare werkelijkheid van de ruimte? Lijkt mij prima ons te beperken tot onze aarde, maar vanzelfsprekend is het niet.
Culturele aspecten:
Cultureel gezien is het nogal een verschil hoe er gekeken werd en wordt naar economie, hoe de economie zich ontwikkeld heeft, en momenteel ervaren wordt in de diverse culturen. Zijn halal-banken ook onderdeel van duurzame economie? Beschouwen wij alleen de westerse cultuur? Vanzelfsprekend is het niet.
Sociale aspecten:
Dan hebben wij nog de sociale aspecten. Welke sociale ordes betrekken wij in het lopen van het pad naar een duurzame economie? Hoe ziet die sociale orde eruit voor en na de industriële revolutie, voor en na de revolutie van de artificiële intelligentie? Hoe passen dit in onze sociale structuren? Duurzaam houdt ook in, houdt met name in, het kunnen omgaan met veranderingen.
Esthetische aspecten:
In welke harmonie willen wij met elkaar leven. Hoe past de wereld problematiek (immigratie, oorlog, hongersnood, milieurampen,…) in dit plaatje? Of is duurzame economie slechts voor de westerse wereld?
Het gaat mi niet om antwoord op bovenstaande vragen, maar om een duurzaam econische context, een verhaal, waarbinnen de vragen een betekenis krijgen.
nick 4
Als alles wat wij zien gebeuren, ook menselijk gedrag, ten slotte op niets anders is terug te voeren dan processen met een noodzakelijk verloop, dan bestaat er geen reden om iets dat niet bestaat, het maken van keuzes, te bestuderen, dat is een onmogelijkheid.
Iets van het hierboven veronderstelde is al te vinden in de in Niko's aflevering van deze week: "Bij het maken van keuzes reageren individuen op prikkels".
Steeds meer bevindingen in de 'niet-protowetenschappen' wijzen in de richting van processen met een noodzakelijk verloop.
Niko heeft wat mij betreft voldoende aangetoond dat 'de economie' een mythe is.
Gaat het hem lukken te voorkomen dat een nieuwe mythe het levenslicht gaat aanschouwen?
Mensen kunnen zich niet aan natuurwetten onttrekken.
Mensen, wij, weten nog niet hoe ver natuurwetten strekken.
Een voorbeeld:
De advocate, mevrouw Ficq, verwijt de tabaksindustrie te profiteren van het feit dat verslaafden geen keuze hebben. De prikkels waaraan die zijn blootgesteld nopen hen te roken.
R. Eman 8
Heel netjes omschreven, hoewel ik denk dat het "wij-gevoel" te weinig zeggend is om daar iets mee te kunnen doen. Persoonlijk denk ik dat vanwege het kleine en lokale karakter er automatisch een soort van sociale controle ontstaat. Deze sociale controle maakt ook dat vaak ethische vraagstukken als vanzelf worden opgelost. Omgekeerd zou dat dan automatisch inhouden dat je op macro-economisch niveau uit moet gaan van individueel egoïsme, onethisch gedrag tot zelfs laissez-faire.
R. Eman 8
bestudeert hoe individuen, bedrijven, overheden en andere organisaties in onze samenleving keuzes maken en hoe deze keuzes het gebruik van de hulpbronnen door de samenleving bepalen.'
Deze omschrijving roept bij mij veel meer de associatie op met logistiek dan met economie, eerlijk gezegd.
Co Pater 7
R. EmanWat je wel zou kunnen zeggen is dat economen dit ook doen te behoeve van het verkrijgen van inzicht in hoe mensen ( geconditioneerd vooral ) keuzes maken. Maar dit is dan eerder bijzaak aan wat economie in de kern is, een geen hoofdzaak.
Het beschrijft dus niet de kern van wat economie als vakgebied is en moet zijn.
R. Eman 8
Co PaterDe kern van de economie zou in mijn ogen vooral een ondersteunende dienst moeten zijn voor de fysieke product-stromen. Dat zijn dus alle stadia van hulpbronnen, omzetting naar half-fabrikaten en gereed product (lees: producten die nodig zijn voor het leven en welzijn van de mens). Tot en met afvalverwerking en recycling (lees: activiteiten die de schade aan het leefmilieu teniet doen, danwel tot een minimum beperken).
Misschien geldt voor de economie wel hetzelfde van wat je ziet in de logistiek: Mensen die dagelijks in de logistiek werken en daarvoor gestudeerd hebben hebben de neiging om het belang van de logistiek nogal eens te overschatten en geven het daarom de hoogste prioriteit. Men vergeet vaak dat logistiek een ondersteunende dienst is voor de product-stromen en niet een (levens-)doel op zich.
Mz59 7
Hetty Litjens 6
Mz59Co Pater 7
Een van de eerste, die deze mythe ontmaskerde was Walter Bagehot, met zijn Lombard street, 1873.
Belangrijkste fout van de klassieke school is de opvatting dat geld zelf een verkoopbaar product is, net als andere producten. O.a. Ook Keynes zag deze fout in. Kenmerkend aan de klassieke school is dan ook zijn geldloze doctrines. Ook de nutteloze zaken die Ricardo en Say hebben voorgebracht vallen hieronder.
Ondanks de kritiek op de klassieke school bleef deze toch zijn onzin verspreiden door in eerste instantie Walras en veel later door Arrow en Debreu. Met name de theorieën van Arrow en Debreu blinken uit in nietszeggendheid ( zoals Niko in dit artikel ook laat zien ) en kregen dan ook meteen kritiek omdat hun modellen alleen iets bewijzen over een economie zonder geld ( geld was immers een product en verdiend dan ook geen speciale aandacht, toch ? ).
De klassieke school blijft in zijn eigen dogmatische tekortkomingen geloven door een blind navolgen van de wet van Say. Ook zijn de stupide theorieën van Arrow en Debreu in een dusdanige mate stupide omdat ze alles binnen stupide veronderstellingen kunnen verklaren als kloppend.
Een verkeerde opvatting van wat geld is ligt dus oorzakelijk aan de foute economische theorieën. Geld is een samenvoegsel van ideeën, en als zodanig een systeem, een sociale technologie en geen ding.
Simon 73 3
Een aspect van klassieke economie, of huidige marktwerking, wat ik onduidelijk vind is het vertrouwen of leunen op de keuzes die mensen maken.
Neurowetenschap en andere takken van biologie laten steeds vaker zien dat vrije wil ( in de breedste vorm) eigenlijk een illusie is. Dat zou impliceren dat alle vormen van keuze, en dus ook consument keuze, een farce is. Ik zag dat je eerder al hebt aangewezen dat de aanname door de economische wetenschap, dat de mens een rationeel wezen is, nogal de plank mis slaat.
Alleen probeer ik voor mezelf uit te werken / te denken, wat een acceptatie van gebrek aan vrije wil zou impliceren voor hoe de samenleving een economisch systeem inricht.
Excuses voor de misschien wat onsamenhangende post, ben er zelf ook niet helemaal uit.
Marla Singer 7
Annemiek van Moorst 11
Wellicht moet je zelfs de ruimte rond de aarde meenemen die in toenemende mate vervuild raakt door brokstukken. Terwijl de lancering van raketjes een enorme vlucht aan het nemen is. VPRO had een mooie uitzending hierover.
"Kunstenaar en innovator Daan Roosegaarde is op een missie voor een schone ruimte. Rondom de aarde zwerven nu al meer dan 100 miljoen stukken ‘ruimteafval’, brokstukken van afgedankte satellieten en raketten. Ze hebben een snelheid van 25.000 km per uur en een botsing kan catastrofale gevolgen hebben voor de communicatie op aarde. Hoe kunnen we de ruimte opruimen en wie gaat dat doen?"
https://www.vpro.nl/programmas/tegenlicht/kijk/afleveringen/2018-2019/Ruimtepuinruimers.html
Niko Roorda 6
Annemiek van MoorstNet in het nieuws: NASA is boos op India.
Pieter Jongejan 7
Economie is wel degelijk een empirisiche wetenschap, maar alleen als economen zich aan de regels houden. Regels die in de loop der tijd zijn opgesteld door Hume, Popper, Kuhn en Lakatos.
De klassieke economen (Smith, Ricrado, Malthus en Marx) zaten op het goede spoor, maar hun theoriëen waren gebaseerd op een zwak fundament te weten de arbeidswaardeleer. Daar kun je terecht kritiek op hebben. Een energiewaardeleer als fundament biedt veel meer perspektief..
Helaas is het paradigma van de klassieke economen vervangen door het paradigma van de neoklassieken, dat bestaat uit het verklaren van economische verschijnselen dmv vraag en aanbod. Vraag en aanbod zijn echter van elkaar afhankelijk en behoeven een anker. Bij de neoklassieke school ontbreekt zo'n anker. Zonder een theory of value is het wetenschappelijk huis van de neoklassieken op drijfzand (Popper spreekt over een moeras) gebouwd en zal onvermijdelijk gaan verzakken.
Het probleem van praktiserende economen is dat zij zich vaak niet aan de spelregels houden. Onder druk (van de opdrachtgever) wordt alles vloeibaar ook de spelregels. Dat heeft niets met economische wetenschap te maken, maar alles met politieke belangen en problemen die om een oplossing vragen.
Bedenk dat de gouden standaard (en goudwisselstandaard) een proxy is voor een energiewaardestandaard. Het afschaffen van de goudwisselstandaard in 1971 en het introduceren van het fiatgeld op basis van de petrodollar in 1974 is een grote fout geweest waar we nu de wrange vruchten van plukken. Bedenk verder dat de prijs van ruwe olie sinds 1970 harder gestegen is dan de prijs van goud. Zijn olie en gas zo schaars of heeft dit wellicht iets te maken met geopolitiek, oorlog en met naïeve mensen die niet beseffen dat ze gebruikt worden?
Het wegzetten van de economische wetenschap als een protowetenschap gaat mij te ver.
Jan Ooms 10
Pieter JongejanDat heeft er alles mee te maken. Juist omdat de ‘spelregels’ niet vaststaan (onomstotelijk bewezen) kun je er alle kanten mee op, zoals je zelf ook betoogt. Probeer dat maar eens in bijv. de natuurkunde.
Precies daarom is economie geen wetenschap.
Pieter Jongejan 7
Jan OomsLieshout noemt 7 spelregels, waaronder spelregel 1 simpel gaat boven ingewikkeld (afkomstig van Hume) en spelregel 2 theorieën moeten consistrent zijn (maar een consistente theorie hoeft nog niet actueel te zijn). spelregel 3 Theorieën met veel inhoud (minder restricties naar tijd en plaats) zijn te prefereren boven theorieën met veel restricties.
Denk bij spelregel 3 aan de comparatieve kostentheorie van Ricardo waarmee je de huidige politieke onrust in alle Westerse landen (Griekenland, italië, gele hesjes in frankrijk, Baudet in nederland en brexit in de UK) uitstekend kunt verklaren. Dat Ricardo door Nico als een protowetenschapper wordt weggezet geeft te denken. Moet de comparatieve kostentheorie van Ricardo soms vergeten worden en zo ja waarom??
Niko Roorda 6
Pieter JongejanVoor het verklaren van de onrust heb ik de comparatieve kostentheorie van Ricardo niet nodig.
Het feit dat een theorie iets verklaart is geen bewijs dat de theorie zinvol is.
Mz59 7
Niko RoordaNiko Roorda 6
Mz59En ik heb hier een aardig boekje liggen van Stephen Unwin waarin hij met Bayes "The probability of God' berekent (zo heet het boekje ook). Serieus bedoeld, mede daardoor erg grappig.
Persoonlijk heb ik ernstige bedenkingen tegen het inschatten van de Bayesiaanse waarschijnlijkheid van hypothesen en theorieen die niet wetenschappelijk (want niet falsificeerbaar) zijn.
Dat staat volgens mij allemaal los van de vraag, wat 'verklaren' is.
Mz59 7
Niko RoordaDat gaat over de likelihood ratio: als ik een paar modellen heb dan is er altijd wel eentje bij die relatief het beste met de data overeenkomt. Dat noemt men dan "confirmation", terwijl die ratio niets zegt over de likelihood van het best fittende model.
Ik trap daar nooit in.
Niko Roorda 6
Mz59Ik broed erop.
Mz59 7
Niko Roordaa) kans op harten is 1/4, en gegeven harten dan is de kans op een aas 1/13. Dus 1/4 * 1/13=1/52.
b) kans op een aas is 4/52=1/13, en gegeven een aas dan is de kans op harten 1/4. Dus 1/13 * 1/4 = 1/52.
Dat is dus triviaal, 1/4*1/13=1/13*1/4.
In het algemeen heb je dus P(A en B)= P(A gegeven B)*P(B)= P(B gegeven A)*P(A). Zo simpel is het.
Dus met hypothese H en data D heb je P(H¦D)*P(D)=P(D¦H)*P(H). Men wil graag P(H¦D) krijgen, dus P(H¦D)=P(D¦H)*P(H)/P(D).
Je kan dit met een pak speelkaarten uitleggen.
P(D¦H) is meestal wel bekend. Maar die P(D), de a priori kans op data D, is vaak, b.v. in de cosmologie, helaas niet bekend. P(H), de a priori kans op hypothese H, is vaak ook niet bekend.
Bayes maakt onderscheid tussen P(D¦H) en P(H¦D). De eerste is de kans op data D gegeven hypothese H, b.v. de kans op D als H een Gaussische verdeling is. De tweede is de kans op H gegeven data D, dat heet inferentie. Dat zijn twee heel verschillende waarschijnlijkheden.
Er zijn dus twee manieren om Bayes te gebruiken:
c) de Bayes ratio, dan heb je geen a priori waarschijnlijkheden nodig maar dan krijg je geen likelihood van je "confirmed" hypothese
d) Bayes regel gebruiken, maar dan heb je a priori waarschijnlijkheden nodig.
Bij een pak speelkaarten is het triviaal, omdat je de a priori waarschijnlijkheden al hebt, maar b.v. in de cosmologie heb je vaak geen flauw idee over de a priori waarschijnlijkheden. Dan maar de Bayes factor, maar die geeft geen absolute waarschijnlijkheid, alleen maar relatieve, wat ook weer niemand wil. Dan maar de a priori waarschijnlijkheden uit de duim zuigen en hopen dat niemand het ziet.
Dus eigenlijk zijn er vragen, b.v. in de cosmologie of in de macro economie, waarbij je door gebrek aan informatie geen conclusie kunt trekken over de waarschijnlijkheid van een "verklaring", die is dan hete lucht.
Niko Roorda 6
Mz59Het probleem zit 'm niet in de regel van Bayes zelf (zeg maar: de eerste helft van je reactie), want die is prima, maar in de manier waarop die wordt toegepast als kansen niet bekend zijn, teneinde ons te verleiden om een niet-falsificeerbare hypothese of theorie te geloven: ruwweg de tweede helft van je reactie.
Mijn probleem is: hoe leg ik de tweede helft uit zonder de eerste helft, om geen lezers weg te jagen.
Mz59 7
Niko RoordaNiko Roorda 6
Mz59Ik neem een blinde stapel van, zeg, 100 speelkaarten (om het getal 52 te vermijden). Nu moet ik dus een hypothese bedenken. Bijvoorbeeld:
"Er zitten niet meer dan 4 kleuren in deze stapel".
Vervolgens trek ik een paar kaarten en constateer na 4 kaarten dat de hypothese nog steeds klopt; dat kan ook niet anders. Ik trek een 5e, een 6e, enz.
Maakt nu elke volgende kaart (mits geen 5e kleur) de hypothese waarschijnlijker? Hoeveel? Mag ik na een stuk of 15 kaarten concluderen dat de hypothese geloofwaardig is? Ga ik hem na 20 kaarten vertrouwen?
Dit begint te lijken op de paradox van de zwarte raaf. Misschien trek ik wel 60 kaarten met slechts 4 kleuren, maar blijkt de 61e kaart een (ik verzin iets:) 'balken'. De hypothese blijkt onwaar.
De hypothese is volledig toetsbaar, want de stapel is eindig. Wat nu als de stapel oneindig groot is...
Wat vind je: maak ik de zwakte van de Bayesiaanse logica zo een beetje duidelijk?
Mz59 7
Niko RoordaNiko Roorda 6
Mz59Wat ik wil overbrengen is de onbehaaglijkheid die ik voel als mensen proberen om principieel niet-falsificeerbare theorieen over bijv. multiversums geloofwaardig te maken m.b.v. Bayes-achtige redenaties.
Dat is belangrijk, omdat economen hetzelfde doen met economische theorieen.
Mz59 7
Niko RoordaPieter Jongejan 7
Niko RoordaRicardo's comparatieve kostentheorie is niet zomaar een theorie, maar een zeer eenvoudig verklarend principe met een enorme reikwijdte. Volgens de spelregels van de emprirische wetenschap scoort Ricardo dus heel hoog.
Daarom doe je Ricardo als empirische wetenschapper wiens theorie na ruim 200 jaar nog uiterst actueel is, volgens mij ernstig tekort.
Niko Roorda 6
Pieter JongejanPieter Jongejan 7
Niko RoordaStel dat in land A (Frankrijk) diensten worden geproduceerd tegen een kostprijs van 100 en computers tegen een kostprijs van 100; in land B (Nederland) worden diensten geproduceerd tegen een kostprijs van 80 en computers tegen een kostprijs van 75. Nederland is dus in beide sectoren efficiénter dan Frankrijk.
Volgen sRicardo kan het bedrijven van handel toch voor beide landen voordelig zijn. Voorwaardeis dat de wisselkoers tussen beide landen tussen 100/80 en 100/75 ligt ofwel tussen 1,25 en 1,33. Als de Franse munt devalueert tot slechts 1,25 gaan alle voordelen van vrijhandel naar Frankrijken als de Franse munt devalueert tot 1,33 gaan allevoordelen van vrijhandel naar Nederland. Devalueert de franse munt naar 1,50 dan geniet Nederland voordeel en Frankrijk nadeel. vanuuit algemeern belang zou Frankrijk dus nooit verder willen devalueren dan 1,33.De franse autoindustrie heeft het echter moeilijk.Omvoldoend ete kunnen produceren en exporteren heeft de franse autoindustrie een lage wisselkoers van 1,50 nodig. De kapitaalintensieve sector wordt dan met electrische auto's weer concurrerend op de wereldmarkt. Maar zo'n devaluatie gaat wel ten koste van de koopkracht van de Franse bevolking. Hun reélelonen zullen dan door de devaluatie moeten dalen. Bij eengemeenschappelijke munt (de euro) krijgt de Franse kapitaalintensieve exportsector steun van de kapitaalintensieve sectorin andere eurolanden. Het gevolg is dat overal in de eurozone de reële lonen moeten dalen om de inefficiënte kapitaalintensieve exportsector op de been te houden. En overal in de eurozone moet de binnenlandse sector, die het van de koopkrachtontwikkeling moet hebben inleveren.
Ik raad de SP en andere partijen aan om zich in de comparatieve kostentheorie van Ricardo te verdiepen, want de theorie is actueler dan ooit omdat de Fransen en Itaianen aansturen op een zo laag mogelijke koers van de euro middels een zo laag mogelijke reële rente
Niko Roorda 6
Pieter JongejanPieter Jongejan 7
Niko RoordaHet historisch gemiddelde ligt rond de 2%. Daarom gaat Taylor uit van 2%. Wie zegt de toekomst belangrijker te vinden dan het heden (het CDA? GL?) zou van een hogere reële rente moeten uitgaan. Wie het heden belangrijker vindt dan de toekomst zal niet sparen en zal voorstander zijn van een lagere of zelfs negatieve reële rente.
Jouw stelling dat een duurzame economie (waar je over schrijft) niets met Ricardo, de hoogte van de reële rente en de wisselkoers te maken zou hebben is niet vol te houden. Dit vormt juist de essentie van een duurzame economie hebaseerd op instandhouding. Zonder instandhouding kachelen we steeds verder achteruit.
Niko Roorda 6
Pieter JongejanJe legt jezelf een keurslijf op. Want je gaat uit van een massa aan vooronderstellingen. Rente bijvoorbeeld. Een rentepercentage, zelfs. Wisselkoersen. En dus ook, logischerwijs: verschillende munteenheden naast elkaar. Lenen. Geld. Betalen.
Voor mij staat niets op voorhand vast. Het zou heel goed kunnen zijn dat een intrinsiek duurzame economie geen rente kent. Geen wisselkoersen. Een fundamenteel ander soort geld. Of zelfs geen geld, dus ook geen lenen of betalen.
Vergeet niet dat geld een middel is en geen doel. (Voor velen is het een doel geworden, dat wel.) Het doel is: een vlotte productie en distributie; geen armoede; geen crashes; geen milieuverwoesting, enz. Het zou best kunnen blijken dat er voor dat doel een slimmer middel is dan geld. In dat geval hebben we Ricardo echt niet nodig.
Op dat niveau van abstractie zit ik. Niets staat op voorhand vast. Het staat je vrij om dat naïef te vinden. Of om mijn benadering zo dom te vinden dat je uitstapt uit deze discussie. (Ik hoop dat je blijft.) Maar volgens mij moet jij veel meer out-of-the-box denken dan je nu doet. Je hebt jezelf hand-, voet- en vooral hersenboeien aangebonden.
Co Pater 7
Niko RoordaBedenk alleen al dat geld een systeem - is en geen ding - in samenlevingen die complexe systemen zijn. Dit geldsysteem staat niet vast en is moduleerbaar naar de wensen van mensen en tijd.
Co Pater 7
Pieter JongejanConstance 4
Pieter JongejanDe relevantie van Ricardo's theorie ( en haar latere varianten/uitbreidingen ( Heckser-Ohlin, Haberler, etc. ) als verklaring van of voorschrift voor economisch handelen moet niet overschat worden.
De Noorse econoom Erik Reinert (van ''How Rich Countries Got Rich and Why Poor Countries Stay Poor'' ), die een groot deel van z'n leven wijdde aan onderzoek naar handelstheorieën komt uiteindelijk tot de conclusie "to have buried [the significance of] the theory of comparative advantage under an avalanche of fact".
De vooronderstellingen waaronder de theorie zou gelden, zijn simpelweg niet realistisch waarbij dan ook nog formele modellen voor meer dan drie landen zo gekunsteld worden dat hun relatie met de realiteit ook lijkt te verdwijnen.
Voor een simpele kritiek;
"The whole rationale why international trade exists according this theory is deficient. The New Trade Theory, which claims to enhance the theory of comparative advantage, is unconvincing as a complement. It is concluded that the theory of comparative advantage should be dismissed. International trade theory, by relying on this theory,risks ignoring the most relevant and important elements with regard to international trade."
http://wer.worldeconomicsassociation.org/files/WEA-WER2-Schumacher.pdf
Waar een zo triviaal en beperkt geldig optimaliseringsprobleem als Ricardo's theorie desondanks nog zoveel status geniet, kan men m.i. zonder bezwaar van proto wetenschap spreken.
Pieter Jongejan 7
ConstanceOp blz. 91 staat terecht:
"Thus money is not only a means of exchange. It is foremost a means of payment and is also used to store value, settle debts, transfer wealth and make extraordinary payments.Thus contrary to the barter assumption of the theory of comparative advantage money is not like any other commodity, It is rather of practical importance to possess specifically money rather than any commodities at all". Zo ver akkoord. Maar juist voort die andere functies heb je waardevast geld nodig. Sparen voor je oude dag bij een negatieve reële rente is diefstral en slavernij, behalve als je een grachtenpand met een hoge hypotheek hebt.
Het loslaten van de goudwisselstandaard en het introduceren van fiatgeld in 1971 door de Amerikanen heeft de deur wijd opengezet voor politieke spelletjes, waar de Amerikanen (investment bankers, overheid, defensie en de rijke Amerikanen) rijk van zijn geworden. Hazius van Goldman Sachs begon in de jaren negentig te protesteren tegen de geldgroeidoelstelling. Vanaf 1995 zie je dan ook een groei van de geldvoorraad (M3) die ver uitgaat boven de economische groei. Speculeren met derivaten wordt troef en als de dotcom bubbel in 2001 barst volgt een verlaging van de federal funds rate tot minder dan 1% om de speculatieverliezen van de investeringsbanken te compenseren.
De kunstmatig lage rente om de rijken te bevoordelen heeft tot gevolg dat onze pensioenfondsen geld tekort komen en dat onze pensioenen niet meer geïndexeerd worden.
Het artikel verzuimt bovendien dat zelfs bij vaste wisselkoersen vrijhandel alleen voor beide partijen voordelig is binnen vrij nauwe grenzen. Grenzen die bepaald worden door de relatieve productiviteitsverschillen. Daarbuiten zul je het leger moeten inzetten (wat de Amerikanen en de Nederlanders ook vaak gedaan hebben) om anderen te dwingen om handel te drijven.
Niko Roorda 6
Pieter Jongejannick 4
Pieter JongejanKun je uitleggen wat het woord proxy betekent?
Wat hebben we ooit gehad aan de gouden standaard?
Als mensen geld niet vertrouwen maar goud wel vertrouwen is dat slechts een verschuiven van vertrouwen. Op zich kan het een meer vertrouwd worden dan het ander, dat is nooit meer dan een persoonlijke appreciatie. Het kan zijn dat persoonlijke appreciaties met meerdere mensen gedeeld worden. Dat is dan niet een toename van vertrouwen maar een delen van vertrouwen. Ik kan bijv. koning Willem Alexander meer vertrouwen dan koningin Maxiama (of andersom).
Wie goud meer vertrouwt (dan geld) maar de waarde van goud wel in geld moet uitdrukken en dat goud ook weer in geld moet omzetten ten einde betalingen te kunnen doen, zal moeten wachten tot zijn verkoopprijs van goud hoger is dan zijn aankoopprijs. Pas dan betaalt zijn 'meer' vertrouwen in goud zich uit.
Dit noem ik speculeren. Hoe verenig je speculeren met standaard? Een standaard wordt toch geacht een vaste waarde aan te geven. Een waarde waaraan iets anders gemeten wordt?
Het jojoën van een waarde (goudprijs, bitcoin) levert nu juist nooit een vaste waarde, een standaard.
Pieter Jongejan 7
nickArbeid is een vorm van energie, maar niet de enige. Zolang geldschepping gebaseerd was op goud/energie heb je geen oplopende inflatie 9tot ongeveer 1965) en heb je een normale reële rente van 2 à 3%. Geef je teveel geld uit aan oorlog (VietNam) dan kom je energie/geld/goud tekort en gaat de koers van de dollar dalen. Dat gebeurde begin jaren zeventig. Kort na het loslaten van de gouden standaard in 1971 is de petro dollar ingevoerd.
De petrodollar betekent niet dat de lonen worden uitgedrukt in vaten olie (was het maar waar), maar dat de USA een deal hebben weten te sluiten met Saoedie Arabië, die vervolgens ook de andere Opec landen zo ver heeft weten te krijgen om hun olie alleen nog tegen dollars te verkopen. Het gevolg was dat de vraag naar dollars na 1979 (tweede oliecrisis) sterk ging stijgen. Hoe hoger de olieprijs hoe hoger de dollarkoers en hoe groter de tekorten van de Amerikaanse overheid en de tekorten op de Amerikaanse betalingsbalans mogen oplopen zonder dat dit gevolgen heeft voor de waarde van de dollar.
Slim he.
Nu de USA zelf geen olie meer hoeven te importeren, maar schalieolie en schaliegasoverschotten hebben is het dus in Amerikaans belang om overal op de wereld waar olie en gas geproduceerd wordt politieke onrust te stoken en te zorgen dat er minder olie en gas geproduceerd wordt (Midden Oosten, Rusland, Venezuela). Liefst zien de Amerikanen Westerse landen hun oilieoorlogen voeren en betalen. Dan winnen ze dubbel.
Nog slimmer. Vooral als je beseft dat Goldman Sachs ondertussen de grootste oliehandelaar ter wereld is geworden. En Nederland maar vliegtuigen naar het midden oosten sturen om de olieprijzen verder omhoog te jagen, waardoor gewone mensen hun energierekening niet meer kunnen betalen.
nick 4
Pieter JongejanLevert gas als energiebron de (een?) standaardmaat? Of doet olie dat? Of doen kolen dat? Of doet kernenergie dat?
Energie als standaardmaat?????voor mij abracadabra!
Niettemin bedankt voor jouw uitleg.
Ludovica Van Oirschot 15
Als mijn kat ervoor kiest om op mijn bed te springen, is dat dan economie? Als ik ervoor kies om haar te aaien, is dat dan economie?
Niko Roorda 6
Ludovica Van OirschotOf bedoel je dat je niet weet hoe Stiglitz en Walsh eraan zijn gekomen? In dat geval voel ik met je mee. Het antwoord is, neem ik aan: de opgebouwde 'kennis' en denkbeelden in de loop van jaren.
Vermeldenswaard is dat het boek van Stiglitz en Walsh al decennia lang door miljoenen studenten in tal van landen is bestudeerd en ongetwijfeld in aanbidding als de ultieme waarheid is geaccepteerd. De eerste editie van het boek (toen nog alleen van Stiglitz) is uit 1993, een kwart eeuw geleden.
Ludovica Van Oirschot 15
Niko RoordaIk zou dus verwachten dat je het gebruik van deze definitie ófwel toelicht vanuit je eigen keuzes, óf in de tekst problematiseert. Gezien je doelen de economie te herschrijven, moet dit toch losstaan van de veelvuldigheid waarmee de definitie wordt gehanteerd.
Niko Roorda 6
Ludovica Van Oirschot(De definitie is duidelijk genoeg om keuzen omtrent het gedrag van of voor jouw kat uit te sluiten.)
Ik heb deze definitie gekozen omdat hij van een gezaghebbende auteur komt en uit een universitair studieboek dat in economische kringen al evenzeer als een gezaghebbende bron wordt beschouwd. Het veelvuldig hanteren en derhalve de brede acceptatie ervan in economische kring is de 'waarde' ervan in het kader van mijn betoog.
Ik kan in plaats daarvan andere definities van 'economie' in de vakliteratuur kiezen. Die komen vrijwel allemaal behoorlijk goed met de door mij gekozen definitie overeen. Maar die zijn dan vermoedelijk minder gezaghebbend, dus daarmee is mijn bewijs minder sterk dat mainstream economics hun vakgebied op deze, zeer foute, manier definieert.
Als ik het echt grondig aanpak, zet ik alle definities van 'economie' die ik maar vinden kan op een rijtje en trek dan conclusies. Maar dat gaat voor mijn boek echt veel te ver. Een mooie afstudeeropdracht voor een student...
Het tweede voordeel van de definitie van Stiglitz (en toegevoegd: Walsh) is dat hij behoorlijk uitgebreid en (dus) concreet is. Dat biedt me veel aanknopingspunten voor commentaar.
Ludovica Van Oirschot 15
Niko RoordaIk denk dan dat ik niet goed begrijp wat het punt is dat je wilt maken, wat de grens of het onderscheid is tussen enerzijds de wetenschap die jij bekritiseert en anderzijds de gedachte die jij daartegenover stelt.
Ludovica Van Oirschot 15
Niko RoordaOp Wikipedia lees ik bijvoorbeeld: "De economie bestudeert keuzes die mensen maken bij de productie, consumptie en distributie van schaarse goederen en diensten."
Nu wil ik niet zeggen dat Wikipedia gezaghebbender is dan Stiglitz, maar hier zien we wel de toevoeging "bij de productie, consumptie en distributie van schaarse goederen en diensten". Deze inperking van het domein (niet alle keuzes, maar bepaalde keuzes) lijkt mij essentieel. Hierin zit juist het onderscheid tussen "economie" en allerlei andere sociale wetenschappen. Ethiek bestudeert bijvoorbeeld ook het maken van keuzes, maar is toch iets anders dan economie.
Ik heb het boek dat jij citeert niet dus ik kan het zelf niet nagaan. Maar wat ik me afvraag is of de wijdlopigheid (dwz: het niet inperken tot productie, consumptie en distributie van schaarse goederen en diensten) een bewuste keuze is van Stiglitz, of dat het iets is wat buiten jouw citaat valt (maar wat wel zo bedoeld is door hem).
Anders gezegd: hanteert Stiglitz echt zo'n brede definitie van economie, of geeft de weergave hier een onvolledig beeld?
Niko Roorda 6
Ludovica Van Oirschot"News headlines frequently focus on economic issues, and these six point to some of the key topics that economists study: the role of incentives and information, globalization and exchange, competition and government regulation, costs and business decisions. The study of economics will give you new insights into the news stories you see in the paper, it will give you insights into the world of business, and it will help you understand the world of economics you participate in every day.
[Titel, vet:]What Is Economics?
Headlines can illustrate many of the important issues with which economics deals, but now a definition of our subject is in order.
Economics studies how individuals, firms, government, and other organizations within our society make choices, and how these choices determine society’s use of its resources. Why did consumers
choose to buy small, energy-efficient cars in the 1970s and large sports utility vehicles in the 1990s? What determines how many individuals work in health care industries and how many work in the computer industry? Why did the income gap between rich and poor rise in the 1980s? To understand how choices are made and how these choices affect the use of society’s resources, we must examine five concepts that play an important role: trade-offs, incentives, exchange, information, and distribution.
...
Niko Roorda 6
Ludovica Van Oirschot1. Choice involves trade-offs—deciding to spend more on one thing leaves less to spend on something else; devoting more time to studying economics leaves less time to study physics.
2. In making choices, individuals respond to incentives. If the price of Zen MP3 players falls relative to the price of iPods, there is a greater incentive to buy a Zen. If the salaries for engineers rise relative to the salaries of people with an MBA, there is an increased incentive to choose to study for an engineering
degree rather than a business degree.
3. When we exchange with others, our range of choices becomes larger.
4. Making intelligent choices requires that we have, and utilize, information.
5. Finally, the choices we make—about how much education to get, what occupation to enter, and what goods and service to buy—determine the distribution of wealth and income in our society.
These five concepts define the core ideas that are critical to understanding economics. They also guide the way economists think about issues and problems. Learning to “think like an economist” means learning how to discover the trade-offs and incentives faced, the implications of exchange, the role of information, and the consequences for distribution. These key concepts are emphasized throughout the text in “Thinking Like an Economist” boxes.
[Titel, vet:]TRADE-OFFS
Each of us is constantly making choices—students decide to study at the library rather than in the dorm, to have pizza rather than sushi, to go to college rather than work full-time. Societies, too, make choices—to preserve open spaces rather than provide more housing, to produce computers and import televisions rather than produce televisions and import computers, to cut taxes rather than increase government expenditures. In some cases, individuals or governments explicitly make these choices. You decided to study economics rather than some other subject. ...
Niko Roorda 6
Ludovica Van OirschotScarcity figures prominently in economics; choices matter because resources are scarce. For most of us, our limited income forces us to make choices. We cannot afford everything we might want. Spending more on rent leaves less available for clothes and entertainment. Getting a sunroof on a new car may mean forgoing leather seats to stay within a fixed budget. Limited income is not the only reason we are forced to make trade-offs. Time is also a scarce resource, and even the wealthiest individual must decide what expensive toy to play with each day. When we take time into account, we realize scarcity is a fact of life for everyone. One of the most important points on which economists agree concerns the critical role of scarcity. We can summarize this point as follows: There is no free lunch. Having more of one thing requires giving up something else. Scarcity means that trade-offs are a basic fact of life."
De tekst laat onmiskenbaar zien dat het hier om een formele definitie gaat. Daarop volgt een nieuw paragraafje met een eigen titel waar scarcity genoemd wordt.
De vertaling is van mij, als daarin fouten zitten mag je mij die aanrekenen.
Ludovica Van Oirschot 15
Niko RoordaWat ik niet goed begrijp is dat je de definitie van Stiglitz afwijst, maar toch wel op dezelfde manier lijkt te kijken: alles is economie. Zie mijn post van 23:12.
Ludovica Van Oirschot 15
Niko RoordaEnerzijds lijk jij uit te gaan van een soort materialistisch determinisme, en weinig ruimte te laten voor facetten als ideologie, ethiek, religie, macht, politiek.
En tegelijkertijd lijk je te denken dat het nut heeft zaken te doorgronden. Maar als ideeen de werkelijkheid niet kunnen veranderen, wat voor zin heeft dat denken dan?
Vat dit niet op als kritiek. Het is verwondering.
Ludovica Van Oirschot 15
Niko RoordaJe stelt bv dat het communisme gefaald heeft in Rusland en China. De vraag is of communisme als economisch systeem hier gefaald heeft (wat jij lijkt te beweren) of dat er iets anders aan de hand was. Misschien heeft het gehanteerde politieke systeem, of het ethische systeem gefaald. Misschien had het economische systeem met een ander politiek systeem (bijvoorbeeld) best kunnen werken. Of misschien was de ontwikkeling van de productiemiddelen simpelweg niet ver genoeg gevorderd in de betreffende landen om welk economisch systeem dan ook te laten slagen.
Als je dit soort onderscheiden niet helder maakt, kun je ook niet zo'n vergaande conclusies trekken.
Mz59 7
Ludovica Van OirschotLudovica Van Oirschot 15
Mz59En faalt het communisme in China nu nog steeds? Meer of minder dan het kapitalisme?
Het kapitalisme en het communisme als politieke systemen hebben beiden zo'n 100 miljoen doden op hun geweten. Wat dat betreft doen ze weinig voor elkaar onder.
Het kapitalisme als economisch systeem heeft daarnaast de bijna-vernietiging van het aardse ecosysteem op zijn geweten. Het kapitalisme zal zichzelf niet stoppen. De vraag is wat wel?
Mz59 7
Ludovica Van OirschotHet kapitalisme zal pas reageren als er echt problemen gaan ontstaan. Bv
https://www.zerohedge.com/news/2019-03-30/midwest-apocalypse-satellite-data-show-least-1-million-acres-us-farmland-devastated
Co Pater 7
Mz59Communisme werd vooral gezien als een toekomstig ideaal, waar nog een lange weg voor is te gaan. O.a. Lenin was daar heel helder over. In deze uitleg moeten we communisme eerder zien als een soort van utopisch verlangen ( doel was een samenleving zonder klassen ) en nooit als een al gerealiseerde realiteit.
Dus dit in ogenschouw nemende kun je dan ook niet stellen dat Rusland al een communistische samenleving is of was.
Het lijkt me überhaupt al bezopen om landen kapitalistisch of communistisch te noemen.
Mz59 7
Co PaterCo Pater 7
Mz59vergeet niet dat het kapitalisme ook een totalitair systeem is en aldus is het net zo goed een dictatuur.
Mz59 7
Co Pater"It was the last book the outstanding mathematician, mechanician and lecturer S.G. Mikhlin took an active part in writing. Having been completed during his lifetime, this book could not be published in Russia due to well know difficulties."
En u wilt het vrije Westen vergelijken met de Sowjet-Unie dictatuur? Weet u wel wat u zegt?
Co Pater 7
Mz59Er bestaan ook nog zachte dictaturen, zoals Nederland dat is. Het vrije westen bestaat dus niet.
Ik zelf vind vrijheid niet zo belangrijk, juist ook omdat vrijheid heel negatief kan uitpakken. Negatieve vrijheid is alomtegenwoordig in Nederland. Twee opvattingen van vrijheid: Isaiah Berlin.
Mz59 7
Co PaterCo Pater 7
Mz59Gelijkheid betekend echter niet dat iedereen hetzelfde moet zijn. mensen zijn verschillend maar dus toch gelijk.
Vrijheid in jouw optiek betekend dat iedereen zijn of haar capaciteiten vrij kan ontwikkelen. Vanuit die insteek is vrijheid dus al niet aanwezig, want Nederland voldoet niet aan jouw criteria, geen enkel land trouwens.
zijn er ook nog andere zaken die van belang zijn behalve vrijheid?
want dat zou wel een erg minimalistische opvatting over het leven betekenen ?
Mz59 7
Co PaterCo Pater 7
Mz59zo moeilijk is dat toch niet te begrijpen.
Co Pater 7
Mz59Co Pater 7
Ludovica Van Oirschotde uitleg op wikipedia : Economie (uit het Griekse oikos (οἶκος), huis en nomos (νόμος), regel; letterlijk dus huishoudkunde) is een wetenschap die zich bezighoudt met de menselijke behoeftebevrediging.
De economie bestudeert keuzes die mensen maken bij de productie, consumptie en distributie van schaarse goederen en diensten.
zijn benamingen uit verschillende tijdvakken: eerste deel is afkomstig uit de Griekse oudheid. 2de deel is nog niet zo oud en is afkomstig van Lionel Robbins.
Het tweede gedeelte is nu gangbaar als definitie en de eerste wordt daarmee vergeten.
Persoonlijk denk ik dat we hiermee behoorlijk op het verkeerde been gezet worden. zie bijvoorbeeld al de accentverschuiving naar : mensen die keuze's maken.
Ludovica Van Oirschot 15
Co PaterIk heb daarom liever een enge definitie van het begrip economie, dan kun je het oprukken van het economisch denken in andere domeinen beter benoemen. Dat laat meer ruimte voor de mooie kanten van het leven.
Dan kun je fantaseren over een toekomst waarin het economische denken weer in zijn hok is teruggedrongen, en het leven voor iedereen goed is. Een toekomst zonder uitbuiting, onderdrukking of uitsluiting. En zonder dat we onze omgeving vernietigen.
Daarom heb ik ook vaak moeite met de benadering van Roorda. Hij lijkt hetzelfde te willen maar door zijn manier van redeneren maakt hij dat juist moeilijk.
Co Pater 7
Ludovica Van OirschotNiko is daar ook wel bewust van denk ik, want hij zoekt ook juist naar woorden die wel recht doen aan de materie. Hoe dan ook, het blijft een lastig onderwerp.