
Vertrouwen is goud waard: de leerzame geschiedenis van papiergeld
In het kielzog van de Franse Revolutie in 1789 voltrok zich in Frankrijk ook nog een monetaire revolutie: de invoering van het papiergeld. Met de tijd is het onderpand van dat geld echter vervallen. Edin Mugajic maakt zich zorgen, maar ziet ook de zonnige kant: ‘Na de omwenteling ligt de weg naar betere tijden open.’
Na de Franse Revolutie, die in 1789 een einde maakte aan de monarchie, erfden de nieuwe bazen van Frankrijk een land dat er financieel zeer slecht voorstond. Terwijl de belastinginning niet functioneerde, vergde de revolutie wel grote uitgaven. Ook de rentemeter op de oude staatsschuld liep gewoon door. Kortom, Parijs had een enorm probleem: er moesten uitgaven worden gedaan en de schuldeisers bonkten op de deur, terwijl de inkomsten opgedroogd waren.
Om een financiële krach van de Eerste Republiek te voorkomen, besloot het nieuwe Franse parlement in november van het revolutiejaar 1789 om kerkelijke bezittingen te onteigenen. De kerk was een grootgrondbezitter: volgens schattingen bezat deze een vijfde van het Franse grondgebied — rijkdom die de nieuwe bestuurders zich graag wilden toe-eigenen. Het verzilveren van die rijkdom bleek echter een probleem. Zou alle grond in één keer worden verkocht, dan zou de prijs door zoveel aanbod fors dalen. Gespreid verkopen was niet aan de orde, want de revolutionairen hadden dringend — en veel — geld nodig.
Schuldbewijzen
Men vond echter een prima tussenoplossing. Alle kerkelijke bezittingen werden aangemerkt als onderpand voor nieuw uit te geven schuldbewijzen; iets wat we tegenwoordig 'bankbiljetten' zouden noemen. Daarmee zou de Eerste Republiek geld kunnen uitgeven en rente en aflossingen van oude schulden kunnen opbrengen. Ondertussen zouden die kerkelijke bezittingen langzaam aan verkocht worden.
Een stuk papier ruilen voor goederen, dat was voor iedereen nieuw
Met de opbrengst van elke verkoop kon Parijs dan weer een deel van die schuldbewijzen, assignaten genoemd, terugkopen. Op die manier zouden de assignaten in loop der tijd uit de roulatie verdwijnen, tot er alleen 'echt' geld overbleef. In die tijd waren dat munten; bankbiljetten bestonden er nauwelijks. Een stuk papier ruilen voor goederen, dat was voor iedereen iets nieuws. Omdat goud- en zilvermunten werkelijke waarde vertegenwoordigden en bankbiljetten maar ‘gewoon’ papier waren, was het vertrouwen in de assignaten bijzonder laag.
Monetaire terreur
Dat gebrek aan vertrouwen was natuurlijk wel een probleem voor de nieuwe Franse bestuurders. Immers, als de Fransen de assignaten wantrouwden, zouden ze die niet voor handel gebruiken. Daarmee zouden de waardepapieren die Parijs van de financiële ondergang moesten redden, in de praktijk vrij nutteloos blijken. Aldus besloten de nieuwe machthebbers op 17 april 1790 dat de assignaten een wettig betaalmiddel zouden worden.
De revolutionairen konden de verleiding echter niet weerstaan te veel assignaten in omloop te brengen, hetgeen funest was voor de koopkracht van de waardepapieren. In 1793 bedroeg dit koopkrachtverlies maar liefst 60 procent; in 1796 was het aantal assignaten in omloop tien keer zoveel waard als de totale waarde van het onderpand.
"Wat heeft dit allemaal met Nederland te maken? Heel veel"
Engeland, waarmee Frankrijk op dat moment in staat van oorlog verkeerde, strooide zout in de wond door vervalste assignaten in Frankrijk in omloop te brengen. De enorme inflatie zorgde ervoor dat de Fransen, die de assignaten toch al wantrouwden, het papiergeld gingen mijden als de pest. De revolutionairen deden wanhoopspogingen om de bevolking te dwingen assignaten te gebruiken: op een weigering ze aan te nemen stond de doodstraf. Deze monetaire terreur mocht echter niet baten.
Wat heeft dit allemaal met Nederland te maken? Heel veel. In 1795, toen de assignateninflatie welig tierde, trokken de Fransen namelijk de Bataafse Republiek binnen. Met de Franse soldaten kwamen ook de assignaten naar de nieuwe vazalstaat: de Franse soldaten betaalden ermee als ze bijvoorbeeld eten kochten.
Het nieuws over de pijlsnelle waardedaling van de assignaten had de lage landen echter al bereikt, vandaar dat lokale overheden de mogelijkheid boden assignaten in te wisselen tegen eigen papiergeld. Dat gebeurde in de praktijk echter nauwelijks, omdat de regels voor omwisseling nogal omslachtig waren. Het gevolg was dat de Franse assignaten wijd verspreid raakten in de Bataafse Republiek en dat de bevolking veel schade leed door de enorme waardedaling ervan.
Pas na circa 1850 begonnen de Nederlanders de bankbiljetten van DNB te accepteren
Die ervaring zou nog lang in het collectieve geheugen van de 'Batavieren' gegrift blijven. Toen op 1 april 1814 De Nederlandsche Bank (DNB) werd opgericht, begon die meteen eigen bankbiljetten uit te geven. Het volk bleef echter munten gebruiken en weigerde de bankbiljetten van DNB vaak überhaupt aan te nemen. Sterker: de Nederlanders meden die bankbiljetten als de pest. Wie ze toch onverhoopt in handen kreeg, wilde er zo snel mogelijk weer vanaf.
Het bleek geen kortstondig fenomeen: decennia na oprichting van DNB speelde het nog steeds. Een belangrijke reden daarvoor is de nare ervaring met de Franse bankbiljetten. Pas na circa 1850 begonnen de Nederlanders de bankbiljetten van DNB te accepteren. Dit hing ook samen met het feit dat DNB pas vanaf die tijd een echte "Nederlandsche bank" werd: de eerste decennia was de bank eigenlijk alleen in Amsterdam actief.
Referenties aan dat fiasco komen we overigens ook tegen binnen DNB zelf, bijvoorbeeld in de raad van commissarissen van de bank. Zo hield H.J. Swarth, commissaris van DNB, in een brief van 10 maart 1819 een pleidooi tegen een voorstel het aantal bankbiljetten in omloop te verdubbelen. Hij wees hierbij op andere landen — Frankrijk, bijvoorbeeld — waar men dat ook had gedaan en de gevolgen niet te overzien waren. ‘Wij, Mijne Heeren, kunnen ons dergelijke voorbeelden niet te sterk voor den geest stellen,’ lezen we in zijn brief.
De 'Grijsaard'
Het assignaten-fiasco stond dus zo diep in het collectieve geheugen gegrift, dat de generatie die het nog had meegemaakt moest verdwijnen voordat papiergeld als een gewoon verschijnsel kon worden gezien. Het wantrouwen was desondanks ook vele decennia later nog steeds niet helemaal uit de Nederlandse geest verdwenen. Een voorval uit 1934 laat dat mooi zien.
Het ontbreken van het 'betaalt aan toonder' was een monetaire schok
Op 3 april van dat jaar bracht DNB namelijk het zogeheten Grijsaard-bankbiljet in omloop. Dit biljet werd zo genoemd omdat 'Het portret van een grijsaard' van Rembrandt erop prijkte. Hoewel in de ontwerpfase de zinsnede die op alle bankbiljetten voorkwam — namelijk ‘De Nederlandsche Bank betaalt aan toonder’ — ook op dit biljet te vinden was, nam DNB het besluit die zinsnede van het uiteindelijke bankbiljet weg te halen. Daardoor kwam op 3 april 1934 voor het eerst een Nederlands bankbiljet in circulatie zonder ‘betaalt aan toonder’ erop. Dat betekende overigens niet dat de bezitter ervan zijn bankbiljet niet kon inwisselen voor een vastgestelde hoeveelheid goud bij DNB; de wet schreef die verplichting nog steeds voor. Desondanks was er nogal wat ongerustheid over de stap. Het was in die tijd een monetaire schok voor mensen.
De timing was ook beroerd: enkele jaren eerder had het Verenigd Koninkrijk, in die tijd een belangrijk monetair anker voor Nederland, onverwacht de goudstandaard verlaten, iets wat DNB zeer veel geld kostte (de bank zou pas tien jaar later de schade inhalen). DNB schrok blijkbaar zelf ook van alle commotie, want op de bankbiljetten die na de Grijsaard werden gedrukt was het zinnetje ‘betaalt aan toonder’ weer prominent zichtbaar.
Fiatgeld
Na de oorlog zouden die woorden, en de belofte van inwisselbaarheid van de Nederlandse biljetten in goud, voorgoed van de Nederlandse bankbiljetten verdwijnen. Het bankbiljet van 25 gulden met daarop een vrouwenportret met bloesem uit de biljettenserie "Flora", in omloop gebracht op 3 februari 1949, luidde het begin in van de periode van het zogenoemde fiatgeld: geld dat zijn waarde niet ontleent aan het materiaal waarvan het gemaakt is (goud of zilver) of dat, in geval van een bankbiljet, onvoorwaardelijk in te wisselen is voor goud dan wel zilver, maar aan het vertrouwen dat de uitgevende instantie er verantwoord mee om zal gaan en dat anderen het zullen accepteren in ruil voor goederen en diensten.
"Ervaringen met fiatgeld leren dat de gemiddelde levensduur van zo’n stelsel 27 jaar is; de onze is inmiddels 46 jaar oud"
Dat fiat-geldstelsel is dus in feite het stelsel dat we sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog kennen. Dit stelsel werd vervolmaakt in 1971, het jaar waarin de Amerikaanse dollar losgekoppeld werd van goud. Tussen 1945 en 1971 waren vele munten, waaronder de gulden, gekoppeld aan de dollar; zo bezien waren ze indirect alsnog vastgeklonken aan goud. Sinds 1971 is echter ook die indirecte koppeling komen te vervallen.
Ervaringen met fiatgeld uit het verleden — de periode sinds 1971 is slechts uniek in de zin dat het fiat-geldstelsel voor het eerst op mondiaal niveau domineert — leren dat de gemiddelde levensduur van zo’n stelsel 27 jaar is. Ons fiat-geldstelsel, dat inmiddels 46 jaar oud is, lijkt zijn langste tijd ruimschoots te hebben gehad. Het is goed denkbaar dat toekomstige monetaire historici de huidige crisis aanmerken als de overgang van fiat-geldstelsel naar een nieuwe monetaire standaard.
Monetaire revoluties
Dat baart mij grote zorgen. De monetaire historie kent namelijk twee zulke monetaire omwentelingen: de Grote Depressie van de jaren ’30 (overgang van goudstandaard naar semi-goudstandaard) en het stagflatiedecennium van de jaren ’70 (overgang van semi-goudstandaard naar fiat-geldstelsel). Beide perioden waren economisch én (geo)politiek gezien behoorlijk turbulent en beide duurden lang, zo’n 10 tot 15 jaar. Als de huidige crisis inderdaad een derde monetaire omwenteling is, dan wijst de historie er sterk op dat het einde van de crisis nog lang niet in zicht is en de ergste pijn nog moet komen.
Het goede nieuws is dat er na een omwenteling een weg naar betere tijden openligt. Schrijven monetaire historici in 2090 over ongedekte bankbiljetten zoals ik dat nu doe over de Franse assignaten? En zal het beleid van de Europese Centrale Bank worden vergeleken met de mislukte assingatenstrategie van de Franse revolutionairen? Het is niet ondenkbaar.
23 Bijdragen
Roland Horvath 7
De stagflatie van de jaren 1965- 1970 werd veroorzaakt door stijging van prijzen van de grondstoffen en klassieke anti inflatie maatregels als kredietbeperking. De prijsstijging van de input kon niet ongedaan gemaakt door een uitbreiding van de productie. Een uitbreiding van de productie resulteert veelal in een prijsdaling gezien de relatieve vermindering van de vaste kosten in de product prijs. De verkeerde maatregelen resulteerden ook hier in geld gebrek, dit maal bij de ondernemingen.
Fiat geld en goudstandaard verschillen slechts in de tegenwaarde van het geld. In beide is er vertrouwen dat men een tegenwaarde kan kopen: Bij de goudstandaard is dat goud, bij het huidige geld zijn dat alle beschikbare goederen en diensten. Dat laatste is te verkiezen, daar gaat het om, en overigens is de hoeveelheid en de waarde van het onderpand gepast en geen onveranderlijke goudvoorraad.
Geld is er om de handel te betalen, anders moet er ruilhandel bedreven worden, onhandig: Dat is in feite de -enige- functie van geld. Het geld is ook spaarmiddel maar oppotten bvb door de superrijken zoals nu kan een geldtekort in de handel creëren. Geld in ook rekeneenheid, ook een secundaire functie.
Roland Horvath 7
In de beschreven crises was er telkens te weinig geld in omloop of werd er te weinig gecreëerd onder de vorm van krediet. De crises hadden in elk geval niet zo veel te maken met het soort geld, ze hadden te maken met onbegrip van de overheid, de media en de burgers over wat geld is en wat er zou moeten gebeuren. Door hun achterhaalde, niet gefundeerde, rigide, egoïstische en dogmatische denkbeelden over geld, en over economie in het algemeen. Vandaag de dag is de overheid ook niet in staat en bereid om overal voldoende geld ter beschikking te stellen: De euro lekt weg uit zuiderse landen, en daar wordt ruilhandel bedreven. De EU is niet in staat en bereid een -normale- geldtransfer te creëren van overschot landen naar tekort landen. Ze weigert bovendien en 2e, niet converteerbare munt in te voeren in iedere euro staat. Er wordt bijkomend geld gecreëerd door QE: Schadelijk, onhandig en corrupt.
Het enige doel van de politiek hierin is voldoende en niet te veel geld ter beschikking te stellen om de handel te kunnen betalen. Dat hangt niet zo zeer af van het geld systeem maar van het begrip voor - en de wil om gepaste maatregels te nemen.
Pieter Jongejan 7
Roland Horvath 7
Pieter JongejanNog iets, de overheid is nog niet in staat geld te voorzien voor iedereen bvb in de eurozone, maar ze wil wel naar louter elektronisch geld. De overheid: Onbekwaam maar arrogant en corrupt. De EU/NL/BE overheden staan alleen voor de superrijken en de GMO.
pieter prior 3
Pieter Jongejan 7
pieter priorAnton Van de Haar 8
Er is sinds de tijd van de assignats namelijk nogal wat veranderd. De belangrijkste verandering is wel dat in onze tijd circa 97% van al het geld in omloop bestaat uit banksaldo. En dat is iets heel anders dan die ongedekte munten en bankbiljetten. Want het is gecreëerd door de banken, in ruil voor schuldverklaringen van geldleners, vooral particulieren en bedrijven die er onroerend goed voor hebben gekocht, waarbij dat onroerend goed dient als onderpand.
Goed beschouwd is banksaldo daarmee niet vergelijkbaar met ongedekt fiatgeld, want het heeft immers dat onroerend goed als onderpand. Nu zou je daar tegenin kunnen brengen dat de prijs van dat onroerend goed in de afgelopen decennia nogal is opgepompt, dus dat de waarde die we eraan toekennen op dit moment nogal twijfelachtig is. Maar dat geldt eveneens voor goud, het gedroomde onderpand van de goldbugs. Want ook de prijs van goud is sinds het eind van de vorige eeuw flink opgepompt.
Al met al is er naar mijn idee goed beschouwd nauwelijks sprake van dat we leven in een tijd van ongedekt geld. Want er is er eigenlijk niet zoveel verschil tussen geld gedekt door goud en banksaldo gedekt door onroerend goed..
Om terug te komen op dat oppompen, een veel wezenlijker probleem is dat in onze tijd een groot deel van dat nieuw gecreëerde banksaldo (en al bestaand banksaldo) wordt uitgeleend voor per saldo speculatieve doeleinden, zoals het tegen steeds hogere prijzen kopen van onroerend goed, het oppompen van aandelenprijzen door de inkoop van eigen aandelen, het opkopen van bedrijven met geleend geld, etc. Dat, en de daaruit resulterende zeer hoge (en verder stijgende) private schulden, dat is het echte monetaire probleem van onze tijd.
Pieter Jongejan 7
Anton Van de Haar.
Jan Smid 8
Pieter JongejanMomenteel is de basis van de te verkrijgen hypotheek nog steeds op basis van Loan to Value.
Pieter Jongejan 7
Jan SmidEdin Mujagic 4
Anton Van de HaarAnton Van de Haar 8
Edin MujagicMaar ik vraag me dan wel af wat je bedoelt met de volgende zin: 'Schrijven monetaire historici in 2090 over ongedekte bankbiljetten zoals ik dat nu doe over de Franse assignaten? '
Daaruit meen ik te mogen opmaken dat die bankbiljetten door iets gedekt moeten worden, en dat dit een zodanig ernstig punt is dat wetenschappers zich daar 75 jaar later nog druk over maken. Wat zou die dekking dan wel moeten zijn?
Matthijs 11
Anton Van de HaarPapiergeld of cash wordt in sommige economenkringen niet voor niets "Outside money" genoemd. Cash speelt slechts secundair een rol. Geld ontstaat als krediet, electronisch gecreëerd op een computer. Gaat eindeloos rond. En in een heel klein deel van die transacties komt het even "buiten" dat systeem, als het geld als cash uit een automaat rolt, uitgegeven wordt, om vervolgens door bijv de winkeleigenaar weer terug te gaan als electronisch geld.
Het probleem tegenwoordig is dus niet meer een staat die met een letterlijke geldpers te veel briefjes drukt en zo de waarde van het geld vermindert. Het probleem is (het ontbreken van) de regelgeving van de financiele sector waardoor bijv vastgoedbubbels gestimuleerd worden (leve hypotheekrenteaftrek! leve belastingontduiking! leve de schaduwbanksector!). En de mainstream economen die krediet en de financiele sector geheel uit hun modellen weglaten, waardoor die bubbels niet gezien worden.
Edin Mujagic 4
MatthijsAnton Van de Haar 8
Edin MujagicEdin Mujagic 4
Anton Van de HaarAnton Van de Haar 8
Edin Mujagic"Daaruit meen ik te mogen opmaken dat die bankbiljetten door iets gedekt moeten worden, en dat dit een zodanig ernstig punt is dat wetenschappers zich daar 75 jaar later nog druk over maken. Wat zou die dekking dan wel moeten zijn?"
Het gaat dus om deze vraag.
W. Van Den Broeck 5
MatthijsDat verschilt niet van de periode die Edin beschrijft, of het nu electronisch is of niet, krediet werd toen op dezelfde manier gecreëerd: https://books.google.be/books?id=jvuvCwAAQBAJ&pg=PA137&lpg=PA137&#v=onepage&q&f=false
Inflatie was dus wel maar niet enkel een gevolg van de assignats oftewel de te hoge overheidsuitgaven. Daarom dat het artikel terecht ook "vertrouwen" de titel heeft.
Hoe dan ook heb je wel gelijk dat de productie van diensten en goederen explosief gestegen is door de hogere productiviteit en dat inflatie ten gevolge van schaarste enkel daar een probleem is waar er bewust schaarste wordt gecreëerd, bv op de woningmarkt bij ons, of op veel meer vlakken in de ontwikkelingslanden.
Matthijs 11
W. Van Den BroeckVerder is denk ik vooral het verhaal van Dirk Bezemer belangrijk in de discussie rond geldsystemen: dat het er vooral om gaat wáár krediet voor gemaakt wordt. Krediet voor productie van goederen en diensten versus krediet voor opkopen van bestaande bezittingen. Dat eerste is goed, dat tweede zorgt voor problemen (asset bubbels, balance sheet recessies). En aangezien de mainstream economie krediet en waar het voor gemaakt wordt grotendeels negeert (zie ook werk van Steve Keen), begrijpt men dus niet hoe recessies ontstaan of wat er aan te doen is.
Als je de huidige economische problemen wilt begrijpen en er een oplossing voor wilt vinden, is het wel belangrijk de juiste diagnose te stellen. Hernieuwde goudkoppelingen of staatsgeld (Stichting ons Geld ed) zijn dan niet de oplossing.
W. Van Den Broeck 5
Matthijs"En volgens Bezemer is geld altijd al ontstaan als krediet."
Bezemer en Keen zeggen ook dat om te vermijden dat de hele economie op private schuld draait en daardoor instabiel wordt, de overheid een begrotingstekort moet lopen dat voldoende hoog is om recessie te vermijden.
"Hernieuwde goudkoppelingen of staatsgeld (Stichting ons Geld ed) zijn dan niet de oplossing."
Inderdaad. Ons Geld lijkt de noodzaak van krediet voor economische groei niet te begrijpen. Ze zeggen dat de ECB al de geldgroei voor haar rekening zal nemen. Dan zal de ECB ook alle bedrijfs- en woonkrediet moeten verschaffen en dat lees ik nergens in hun voorstel.
Zoals je zegt is schuld en bankkrediet niet slecht, wanneer het productief wordt aangewend.
W. Van Den Broeck 5
Dit lijkt me juist maar niet noodzakelijk pijnlijk. Men is voorzichtiger met inflatie dan vroeger. Zelfs zo voorzichtig dat de grote industriële landen hun inflatiedoelstellingen niet meer halen. Japan kent geen inflatie sinds meer dan 20 jaar. Desondanks is de werkloosheid sinds eind jaren 90 teveel maar niet enorm opgelopen.
Men leert dus gaandeweg dat er meer gaande is dan alleen de Phillips-curve. De veronderstelde tegenstelling uit de na-oorlogse periode dat lage werkloosheid en lage inflatie incompatibel zijn, dient genuanceerd.
Europa is een uitzondering en loopt achter in het erkennen van deze wijsheid. De enige ontwikkelde landen met werkloosheidscijfers van een ontwikkelingsland vind je in Europa.
Als uitgever van fiat geld kan de overheid zeker inflatie opwekken. Maar evenzeer kan een teveel aan bankkrediet dat. Of een plotse daling van de spaargelden. Een belastingsysteem dat snel kan inspelen op fluctuaties in het BBP, kan hieraan verhelpen.
Ook prijsankers zijn essentieel in het beteugelen van inflatie: de overheid is met het monopolie op de uitgifte van de munt price-setter en kan het prijspeil voor wat haar uitgaven betreft beperken; werklozen kunnen een (fatsoenlijk) minimumloon toegewezen krijgen en zijn daarmee een prijsanker voor de jobmarkt; indexatie van lonen kan vervangen worden door loonafspraken per sector om alleen productiviteitsstijgingen te verlonen en een Marxiaanse looninflatie te vermijden; en last but not least moet de financialisering aangepakt zodat wilde speculatie met derivaten op essentiële goederen (en ruimer) uit de CPI-index niet meer toegelaten is, daarbij zal de transitie naar fossielvrije energie een enorm verschi maken met de historische cost-push inflatie door de olieprijs.
bps 12
Ad Van Heeswijk 6
Er moet in de toekomst wel brood zijn anders heeft je spaarsaldo weinig waarde. In die zin had je - hoewel onpraktisch tegenwoordig - meer aan de egyptische graanschuren.
Iedere vorm van geld die we kiezen herbergt risikos. De diskussie hierover en over de hoeveelheid in omloop zijn waardevol en we zouden de bijdragen ook langs die lijnen moeten structureren.