Kunnen we ons monetaire systeem op een eerlijker manier organiseren? Lees meer

Waarom is de creatie van geld in handen van – particuliere – banken? En moet dat altijd gepaard gaan met schuld? Ofwel: kunnen we ons monetaire systeem op een eerlijker manier organiseren?

Dat zijn vragen waar menig econoom zijn tanden op heeft stukgebeten. Toneelgroep De Verleiders zette een brede discussie in gang door op te roepen tot een burgerinitiatief. Met 120.000 handtekeningen moest de politiek wel reageren en nadenken over de aard en het wezen van ons geld en hoe het wordt gecreëerd. Dat leidde tot een opdracht voor de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) om onderzoek naar geldschepping te doen.

Op Follow The Money begon het debat in 2015, toen auteur en voormalig bankenlobbyist Robin Fransman reen open brief aan het toneelgezelschap schreef, die werd beantwoord door Martijn Jeroen van der Linden, bestuurder van de stichting Ons Geld. Daarnaast gaven tientallen lezers in het discussieforum hun visie op wat misschien wel de grote vraag van het moment is: van wie is ons geld eigenlijk?

80 artikelen

© ANP / Lex van Lieshout

Geldschepping door banken is geen valsemunterij

Vorige week schreef Thomas Bollen op deze website zijn eerste artikel, over de kredietcrisis en het monetaire stelsel. Het stuk maakte nogal wat los bij ons publiek. Zo ook bij gastauteur en econoom Ewoud Jansen, die vandaag met zijn repliek komt.

In zijn stuk 'De gevaren van de geldpers' beschrijft Thomas Bollen hoe hij door de kredietcrisis geïnteresseerd was geraakt in het monetaire systeem. Een onderwerp waar hij tijdens zijn studie weinig over had gehoord.

Er is in de afgelopen jaren veel gebeurd waarover je kunt discussiëren. Vrij van risico’s is het monetaire systeem inderdaad niet. Maar de manier waarop Bollen het geldscheppen door banken beschrijft — en het zelfs vergelijkt met ‘valsemunterij’ — is feitelijk onjuist. Hij suggereert daarmee dat banken zichzelf met het simpelweg maken van geld kunnen verrijken. Daar is echter absoluut geen sprake van.

Laten we nog even kort kijken hoe banken ‘geldscheppen’. Banken creëren geld als uitvloeisel van het kredietverleningsproces. Indien iemand een lening aanvraagt van €500 en de bank honoreert die, dan zien we de volgende veranderingen op de balans van de bank:

Bezittingen: Vordering op klant +€500

Schulden: Rekening couranttegoed van klant +€500

Een bank kan geen gratis geld voor zichzelf maken

Geldschepping is een proces van wederzijdse schuldaanvaarding. Bij de bank nemen zowel bezittingen als schulden toe. Anders dan bij een valsemunter die met een zelfgemaakt eurobiljet een dure auto kan kopen, is er voor de bank winst noch verlies. Bij de klant gebeurt hetzelfde — maar dan omgekeerd. Het couranttegoed op zijn rekening is een vordering op de bank. Deze vordering kan hij gebruiken om te betalen voor datgene waarvoor de lening was aangevraagd. Net zoals wij allemaal onze banktegoeden als dagelijks betaalmiddel gebruiken — als geld dus. Daarom is een bank een geldscheppende instelling. Maar een bank kan dus geen gratis geld voor zichzelf maken. 

Basisboekjes

Dit verhaal was in ieder geval in mijn tijd basisstof van het vak Economie I op het VWO. Wat in de basisboekjes echter te weinig aan de orde komt, is dat iedereen schuldtitels kan uitgeven die als betaalmiddel kunnen worden gebruikt. En dat het heel logisch is dat juist schuldtitels als betaalmiddel worden gebruikt.  

Om dat te illustreren, stellen we ons een economie voor waar geen algemeen betaalmiddel bestaat. Alle transacties worden onmiddellijk via ruilhandel afgewikkeld. Een graanboer wil de reparatie van zijn lekkende schuur echter niet uitstellen tot na de nieuwe oogst. Hij vraagt daarom aan de timmerman of die een paar tegoedbonnen als betaling accepteert. De timmerman gaat akkoord, maar vraagt wel aanspraak op elf zakken graan — waar hij anders met tien genoegen had genomen.

Vervolgens wil de timmerman bij de slager biefstuk kopen, maar die zit op dat moment niet te wachten op timmerklusjes. Maar kijk: de timmerman kan als betaling (een deel van) zijn vordering op de graanboer overdragen aan de slager. En vervolgens kan de slager de vordering op de graanboer gebruiken om er elders mee te betalen. Het principe is duidelijk. De door de graanboer uitgegeven schuldbekentenis gaat functioneren als betaalmiddel — als geld dus. Er is niemand die aan valsemunterij doet; het is een proces dat heel natuurlijk ontstaat. Als de graanboer dit soort schuldtitels uitgeeft, dan kunnen en zullen anderen dat natuurlijk ook doen om op die manier op krediet bepaalde goederen of diensten te kunnen kopen. En zo gaan er dus eveneens titels circuleren die recht geven op bepaalde hoeveelheden aardappels, steenkolen en tal van andere goederen en diensten die deze economie voortbrengt. 

Er is niemand die aan valsemunterij doet; het is een proces dat heel natuurlijk ontstaat

Dankzij de mogelijkheid om dit soort claims uit te geven kunnen er transacties voltrokken worden die anders niet – of pas later verricht waren. En dat komt de bedrijvigheid en welvaart ten goede. Een grote vooruitgang, maar het kan nog beter en makkelijker. Want het is natuurlijk praktischer wanneer er, in plaats van tientallen verschillende, slechts één type schuldtitel gebruikt wordt om betalingen mee te doen. In de situatie zoals boven beschreven zijn we nog steeds bezig om te bepalen wat de ruilverhouding moet zijn tussen timmerwerk en graan. En tussen graan en biefstuk en alle andere mogelijke combinaties. 

Kredietcentrale

Een volgende stap in de ontwikkeling van het monetaire stelsel is dus de oprichting van een betalings— en kredietcentrale, waar al die door de graanboer en anderen uitgegeven certificaten worden ondergebracht. Alle houders, zoals de timmerman en de slager, leveren er hun waardebonnen in. In ruil ontvangen zij door de centrale uitgegeven certificaten. Het zijn deze vorderingen op de centrale die voortaan gebruikt worden als algemeen betaalmiddel.

Met deze nieuwe stap is er een verschil ontstaan met de eerdere situatie. Zonder de tussenkomst van de centrale fungeerden de schuldtitels van degene die krediet had genomen als betaalmiddel. Nu zijn het de schuldtitels van de kredietverstrekker die de functie van betaalmiddel krijgen. In eerste instantie was het de timmerman die de lening verstrekte en ook het risico accepteerde dat de graanboer door een misoogst wellicht niet zou kunnen leveren. Nu is het echter de centrale die het recht op het graan, maar ook het risico van niet leveren door de graanboer, overneemt van de timmerman. Uiteraard is het logisch dat de centrale voor dit risico een vergoeding wil. Een vergoeding die we ‘rente’ noemen. Het tarief van de timmerman was 10%.

Aldus is in onze voorbeeldeconomie een bank ontstaan. Niet omdat het zo lucratief is voor valsemunters, maar omdat dit instituut een aantal vitale economische functies vervult. Voortaan zullen mensen zich daar melden voor een kredietaanvraag, in plaats van rechtstreeks daarover te onderhandelen met diegene waar zij iets van willen kopen. Een bank is een intermediair die kredieten verstrekt en tegelijkertijd schuldtitels uitgeeft. Titels die vervolgens overal als algemeen betaalmiddel worden geaccepteerd.

Een bank is een intermediair die kredieten verstrekt en tegelijkertijd schuldtitels uitgeeft 

Het geld ontleent zijn waarde aan de beloften van de oorspronkelijke leningnemers zoals de graanboer. Aan de economische prestaties die zij (gaan) leveren dus. In de echte economie is dat precies hetzelfde. Dat is inderdaad niet vrij van risico’s — zoals we door de kredietcrisis weer eens hebben mogen ervaren. Het is prachtig wanneer mensen zich door de actualiteit gaan interesseren voor monetaire zaken en er is zeker aanleiding om te discussiëren over de implicaties van ons huidige geldstelsel. Maar laten we dat wel doen vanuit een juiste weergave van basale principes.