We onderzoeken de banden tussen Shell en de Nederlandse overheid. Help je mee? Lees meer

We onderzoeken de banden tussen Shell en de Nederlandse overheid. Help je mee?

Zo kun jij bijdragen:

Wij willen weten welke documenten belangrijk zijn. Hoe meer mensen naar de documenten kijken, hoe sneller dat gaat. Dit kun jij doen:

  1. Ga naar de documenten en toets in onze zoekmachine een term in waarvan jij denkt dat het resultaat oplevert.
  2. Neem zoveel documenten door als je wil.
  3. Kom je iets tegen waarvan je vindt dat de redactie ernaar moet kijken? Klik dan op het duimpje omhoog bij ‘is dit document belangrijk?’. Laat eventueel ook weten waarom je het document relevant vindt voor het onderzoek.

Bekijk deze video voor meer uitleg:

We verwachten niet dat je alle documenten voor ons doorneemt. Je helpt ons al enorm als je één document leest.

Waarom dit onderzoek?

Sinds zijn oprichting eind 19e eeuw onderhoudt Shell nauwe banden met de Nederlandse overheid. Al eerder dook de naam van de olie- en gasgigant op rond economisch, fiscaal, internationaal, milieu- en zelfs onderwijsbeleid.

Dat roept vragen op. Hoe — en door wie — vindt de afweging van de verschillende belangen plaats? Hoe steekt de relatie tussen Shell en de overheid in elkaar? En wat zijn de gevolgen?

Hoe onderzoeken we dit?

In april 2019 stuurde Platform Authentieke Journalistiek (PAJ) zeventien Wob-verzoeken naar evenzoveel overheidsorganen. In die verzoeken vraagt PAJ om alle documenten – denk aan e-mails, memo’s, beleidsstukken en zelfs WhatsAppjes – sinds 2005 die afkomstig zijn van, gericht zijn aan, of gaan over Shell.

Inmiddels hebben we duizenden documenten binnen. Een team van journalisten is hard aan het werk om de documenten door te nemen. Daarbij kunnen we alle hulp gebruiken.

Als volger van dit dossier blijf je op de hoogte van alle ontwikkelingen rond de Wob-procedure, ontvang je vrijgegeven documenten en kun je daar zelf mee aan de slag. Bovendien draag je bij aan het succes van dit project: hoe meer volgers, hoe zichtbaarder de interesse in de documenten.

Wil je meer weten over de redenen en mensen achter deze Wob? Kijk dan bij onze veelgestelde vragen.

43 artikelen

© JanJaap Rypkema

De boekhouding van ‘klimaatscepticus’ Böttcher

Eind februari onthulden Follow the Money en De Volkskrant dat emeritus hoogleraar in de chemie Frits Böttcher in de jaren negentig van 25 bedrijven en organisaties financiering ontving voor zijn ‘frontale aanval’ op de klimaatwetenschap. Vandaag publiceren we een overzicht van alle donaties aan Böttchers ‘CO2-project’, en leggen we uit hoe we de bedragen achterhaalden — ondanks pogingen destijds om de financiering middels creatieve boekhouding te verhullen.

Dit stuk in 1 minuut
  • Frits Böttcher (1915-2008), emeritus hoogleraar in de chemie, adviseur van Shell en één van de oprichters van de Club van Rome, ontving tussen 1990 en 1998 in totaal 1,13 miljoen gulden van 25 bedrijven en organisaties voor zijn rol in het klimaatdebat. In deze periode voerde Böttcher naar eigen zeggen een ‘frontale aanval’ op de heersende klimaatwetenschap.
  • De top vijf donateurs waren Shell (fl. 271.849), staalgigant Hoogovens (tegenwoordig Tata Steel, fl. 166.000), chemieconcern DSM (fl. 85.000), Bovag (fl. 75.000) en de NAM (fl. 60.000). Het geld kwam binnen op een aparte rekening van Böttcher’s Global Institute for the Study of Natural Resources.
  • Omdat bedrijven in de latere jaren van Böttchers zogeheten ‘CO2-project’ uit vrees voor de publieke opinie steeds voorzichtiger werden in het financieren, was het achterhalen van de bedragen niet altijd eenvoudig.
  • Een stichting die Böttcher in 1994 met Britse gelijkgestemden oprichtte, het European Science and Environmental Forum, stelde onafhankelijk te zijn van externe belangen en enkel inkomsten uit de verkoop van publicaties te ontvangen. Honderden van hun boeken die kritieken op de klimaatwetenschap bevatten, werden echter door bedrijven uit de olie-, kolen-, chemie- en staalindustrie gekocht.
  • Ook voor en na het CO2-project (1990-1998) werd Böttcher door bedrijven gefinancierd. Zo ontving zijn stichting al in 1979 30.000 gulden van Shell om het broeikaseffect te onderzoeken. De band met zijn voormalig werkgever bleef tot zijn overlijden in 2008 bestaan: tussen 2006 en 2008 ontving Böttcher van Shell 90.000 euro voor een autobiografisch project, dat nooit werd afgerond.
Lees verder

Het was een verhelderende reactie, die de ANWB op dinsdag 25 februari op Twitter gaf. De zaterdag ervoor hadden Follow the Money en de Volkskrant onthuld dat de ‘peetvader’ van de Nederlandse klimaatontkenners, emeritus hoogleraar in de chemie Frits Böttcher, in de jaren negentig door de ANWB en 24 andere organisaties werd betaald om de klimaatwetenschap in twijfel te trekken.

In een driedelige reactie op Twitter zei de vereniging dat zij Böttcher destijds sponsorde vanwege zijn ‘uitstekende wetenschappelijke reputatie’. De eigen milieuafdeling was hier echter kritisch over, vanwege ‘het gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing van de beweringen die Böttcher deed’ en drong bij ‘toenmalig directeur Paul Nouwen aan op het stopzetten van de financiering.’

Die verklaring stemt overeen met wat de documenten in Böttchers persoonlijk archief vertellen: na de subsidie van 20.000 gulden van de ANWB in 1990 volgt geen nieuwe geldstroom vanuit deze vereniging naar zijn ‘CO2-project’.

Niet alle reacties gaven zoveel openheid. Zo leverde Shell slechts een — in de woorden van communicatie-expert Lars Duursma in de Volkskrant — ‘niet-ontkennende ontkenning’. Shell benadrukte vooral hoezeer het bedrijf zich vandaag de dag achter de klimaatdoelstellingen van Parijs schaart. De reactie van Tata Steel was vergelijkbaar; DSM, Bovag en de NAM gaven, naast hun eerder gegeven beknopte reacties op vragen, geen verdere toelichting.

Mogelijk graven de betrokken bedrijven op dit moment in hun eigen archief, op zoek naar informatie over de sponsoring aan en samenwerking met Böttcher. Dat is in ieder geval wel wat Shell heeft beloofd: ‘We gaan hiernaar kijken,’ zei het oliebedrijf in haar reactie op vragen van PAJ over de sponsoring.

In afwachting van verdere antwoorden, publiceren we vandaag alvast een overzicht van alle donaties die we tot dusver hebben kunnen achterhalen. Daarin laten we zien om welke bedragen het precies gaat, van welke bedrijven ze kwamen, en hoe we hebben vastgesteld dat dit geld aan de twijfelzaaiende activiteiten van Böttcher is besteed — ook wanneer het in de boekhouding anders genoteerd stond.

Overzicht alle donaties

Tussen 1990 en 1998 ontving Frits Böttcher ruim een miljoen gulden van zijn sponsors voor zijn rol in het klimaatdebat. De top vijf donateurs daarbij waren oliebedrijf Shell (fl. 271.849), staalgigant Hoogovens (tegenwoordig Tata Steel, fl. 166.000), chemieconcern DSM (fl. 85.000), Bovag (fl. 75.000) en de NAM (fl. 60.000).

In de onderstaande grafiek hebben we alle organisaties gesorteerd op de omvang van het totale donatiebedrag: 

De originele donaties waren veelal in guldens, maar bevatten ook enkele bedragen in buitenlandse valuta. Deze hebben we met de historische wisselkoersen van De Nederlandsche Bank omgerekend naar guldens. Vervolgens hebben we de bedragen in guldens gecorrigeerd voor inflatie en naar euro’s omgerekend via een omrekentool van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis.

In de zoekmachine hieronder staat een volledig overzicht van de donaties die we tot dusver hebben gevonden:

Hoe hebben we de data verzameld?

Helaas vonden we in Böttchers archief geen overzicht van álle donaties die het CO2-project gedurende zijn negenjarige bestaan (1990-1998) heeft ontvangen. Wel kwamen we voor enkele jaren een overzicht tegen van alle donaties die dat jaar waren binnengekomen. 

Zo zijn er tabellen met totaaloverzichten van 1990 en 1991, getiteld ‘Subsidies voor het project: CO2-emissies en het Arrhenius-effect’. Deze subsidies werden toegezegd nadat Böttcher in 1989 zijn eerste omstreden kritieken op de ‘koolstofdioxidehetze’ publiceerde in NRC Handelsblad. Böttcher gebruikte de fondsen onder andere voor het onderzoek dat zou resulteren in het boekje Science and Fiction of the Greenhouse Effect and Carbon Dioxide. Dit eveneens omstreden boek werd jarenlang verspreid onder het indrukwekkende netwerk van Böttcher, en kwam zodoende terecht op de bestuurstafels van de politiek en het bedrijfsleven.

Het laatste jaaroverzicht van donaties dateert uit december 1994 en vonden we terug in de bijlagen van een brief aan Texaco. Voor de overige jaren moesten we de bedragen destilleren uit gespreksverslagen, notities en briefwisselingen, verspreid over de 30 archiefdozen die alle documenten over Böttchers werk rond klimaat bevatten.

Zo schrijft de algemeen secretaris van BOVAG in 1995: ‘naar aanleiding van uw subsidie-aanvraag met betrekking tot de CO2/broeikasactiviteiten verheugt het ons u mee te kunnen delen dat de BOVAG wederom een bedrag van 15.000 gulden beschikbaar stelt.’

En DSM, in maart 1997: ‘Het doet mij genoegen u te kunnen mededelen, dat DSM voor het jaar 1997, evenals in voorgaande jaren, een bedrag van ƒ 10.000 heeft gevoteerd. Ik wens u veel succes in Uw activiteiten voor een objectieve benadering van de broeikasproblematiek.’

De stichting en de aparte rekening

De financiering aan Böttchers CO2-project verliep via het Global Institute for the Study of Natural Resources. Deze stichting — opgericht in 1976 en voornamelijk bestaande uit Böttcher zelf — voerde wel vaker onderzoeks- en lobbywerk uit voor het bedrijfsleven. Vanuit het Global Institute onderzocht Böttcher bijvoorbeeld diverse waterkwesties en de energievoorraden van de aarde, met sponsoring van bedrijven die zijn inzichten konden gebruiken in hun bedrijfsplannen. Hierdoor was niet elke transactie naar het Global Institute bedoeld als sponsoring voor klimaatontkenning.

Gelukkig heeft Böttcher het speurwerk zelf vereenvoudigd. De financiering voor het CO2-project werd overgemaakt naar een ‘conto separato’ van het Global Institute, getiteld ‘CO2’. Böttcher opende deze aparte rekening speciaal voor bijdragen aan het ‘CO2-project’. Gezien uit overige correspondentie overduidelijk was geworden dat al het geld voor het ‘CO2-project’ gebruikt werd voor Böttchers werk rond het klimaatdebat, konden we donaties naar deze rekening direct in onze spreadsheet zetten.

Lees verder Inklappen

Puzzelen

In andere gevallen maakten Böttcher en zijn sponsoren het ons iets lastiger. Niet iedere sponsor vond het een prettig idee om openlijk klimaatontkenning te steunen.

Zo schrijft toenmalig NAM-directeur Henk Dijkgraaf op 21 juli 1994 aan Böttcher dat zijn bedrijf na het ‘interessante gesprek’ eerder die week bereid is een eenmalige donatie van vijfentwintigduizend gulden te doen. In de brief doet Dijkgraaf het lijken alsof deze donatie bedoeld is voor algemeen advies van Böttcher over milieukwesties: ‘Wij stellen uw aanbod om voor de diverse milieuonderwerpen als gesprekspartner te fungeren bijzonder op prijs en zullen daar ongetwijfeld in de toekomst gebruik van maken.’

In een verslag van Böttchers hand wordt echter duidelijk wat er in het ‘interessante gesprek’ met de NAM-directeur is besproken: ‘Dijkgraaf stelt zich positief op t.o.v. een subsidie. Past in het algemeen in het donatiebeleid (men steunt wetenschappelijk onderzoek). Wil echter wel met een medewerker overleggen over de vraag of steun aan G.I. verenigbaar is met steun aan Greenpeace en of het de relatie met die club niet in gevaar brengt!’

Het verslag eindigt met: ‘Nog dezelfde avond belde Lindenhovius op. [..] Hij is Manager Externe Betrekkingen bij de NAM en gaat ook over de donatie. Ik heb hem uitvoerig ingelicht. Hij vroeg o.a. of de subsidie speciaal op CO2/broeikas betrekking moet hebben.’ In het jaaroverzicht van donaties aan het CO2-project dat de chemicus in december dat jaar naar Texaco stuurt, vinden we de 25.000 gulden van de NAM nochtans netjes terug.

Ook van ‘hoofdsponsor’ Shell was het niet altijd makkelijk te achterhalen hoe de geldstromen liepen. Nadat Shell Nederland de sponsoring aan het CO2-project na 1994 stopzette – volgens Böttchers notities stond directeur Jan Slechte wel achter het project, maar moest hij bezuinigen – zocht Böttcher via Shell-commissaris Huub van Engelshoven contact met de Britse tak van het oliebedrijf. Met succes: in 1996 maakten de Britten 7.500 pond (19.749 gulden) over.

Daarna wordt het ingewikkelder. Was de transactie in 1996 nog expliciet bedoeld als steun aan het ‘CO2/Broeikas Project van het Global Institute’, de donaties in 1997 (80.000 gulden) en 1998 (30.000 gulden) — wederom van de Britse tak — zijn geoormerkt voor het project ‘Energie en Duurzame Ontwikkeling’. In de eerste instantie lijkt het hier te gaan om een ander thema: het project Energie en Duurzame Ontwikkeling is gericht op de ‘overheersende rol van energie in de samenleving’, zo legt Böttcher zijn contacten in Shell destijds uit. Echter blijkt ook hier uit andere correspondentie hoe de vork aan de steel zit.

Shell vindt het geen probleem dat haar donaties aan het project Energie en Duurzame Ontwikkeling werden gebruikt voor klimaatontkenning

Op 26 november 1997 verzoekt Shell-functionaris Peter Langcake Böttcher per brief, met directielid Jeroen van der Veer in cc, om verslag te doen van zijn activiteiten. Langcake wil weten hoe Shell’s donatie aan het project ‘Energie en Duurzame Ontwikkeling’ precies is besteed. Böttchers antwoord komt op 15 december, vier dagen nadat het Kyoto-klimaatakkoord is gesloten, in de vorm van een engelstalig jaarverslag. Daarin geeft de chemicus toe dat hij nog nauwelijks aan het nieuwe project is toegekomen, omdat hij onder andere vanwege het Kyoto-verdrag ‘veel meer tijd dan voorzien’ heeft moeten besteden aan zijn werk rond het klimaatdebat.

Ter rechtvaardiging voegt hij toe: ‘In al deze activiteiten werden we aangemoedigd door vijf voormalige bestuursleden van de Royal Dutch Shell Group: Gerrit Wagner, Ernst Werner, Jan Choufoer, Huub van Engelshoven en Henny de Ruiter.’

Nadat blijkt dat Böttcher de financiering voor ‘Energie en Duurzame Ontwikkeling’ gebruikt heeft om zijn klimaatontkennende werk voort te zetten, besluit Shell nog éénmaal 30.000 gulden aan Böttchers Global Institute te doneren, maar daarna houdt het op. Op 5 maart 1998 schrijft Langcake Böttcher dat het voor Shell ‘niet langer gepast’ is om zijn klimaatwerk te financieren, nu het oliebedrijf haar positie hierover heeft bepaald: ‘We zullen u NLG 30.000 leveren om u in staat te stellen uw activiteiten af te ronden rondom dit project, en die namens ons uitgevoerd zijn rond klimaatverandering’.

Omdat Shell het blijkbaar geen probleem vond dat hun donaties aan het project Energie en Duurzame Ontwikkeling werden gebruikt voor klimaatontkenning, telden we ook deze bedragen mee als financiering van het CO2-project.

Dossier

Dossier: Shell Papers

FTM en Platform Authentieke Journalistiek (PAJ) onderzoeken de verwevenheid van Shell en de Nederlandse overheid door middel van 17 Wob-verzoeken naar meerdere ministeries, provincies en gemeentes. Op het Wob-dashboard vind je een overzicht van alle procedures:

Dossier

Volg de Shell Papers

FTM en Platform Authentieke Journalistiek (PAJ) onderzoeken de verwevenheid van Shell en de Nederlandse overheid door middel van 17 Wob-verzoeken naar meerdere ministeries, provincies en gemeentes. Op het Wob-dashboard vind je een overzicht van alle procedures:

Wob-dashboard

Wil je op de hoogte blijven van de ontwikkelingen in dit dossier? Meld je aan, dan krijg je een seintje zodra er een nieuw artikel online staat.

Volg dit dossier

Het is niet verrassend dat de sponsoren juist rond de laatste jaren van het CO2-project voorzichtiger worden met hun steun aan Böttcher. Zo vraagt Texaco Böttcher in 1997 om het CO2-project zoveel mogelijk ‘voort te zetten’, maar ‘zogenaamd aan iets anders te werken’. Böttcher doopte de ‘Conto Separato CO2’ daartoe om tot ‘SD’, voor Sustainable Development (duurzame ontwikkeling). Maar ook Texaco’s bijdragen in deze jaren werden voor het CO2-project gebruikt, blijkt uit de brieven.

In oktober 1997 beklaagt Böttcher zich in een brief aan een bekende over de situatie: ‘Greenpeace en andere milieu-organisaties hebben gedreigd de oliemaatschappijen op één lijn te stellen met de tabaksindustrie als zij niet openlijk erkennen dat CO2-emissie schadelijk is. Niet alleen Shell is voor de taal van dreigende milieuministers gezwicht. De andere oliemaatschappijen bekennen openlijk schuld en kondigen aan veel te zullen doen aan alternatieve energiebronnen.’

Onvolledig

Het resultaat van al dit puzzelwerk: een financieel overzicht waar we met zekerheid van kunnen stellen dat de bedragen voor Böttchers CO2-project zijn gebruikt.

Wat níét zeker is, is of het financieel overzicht volledig is. Het is mogelijk dat er nog meer geldstromen waren, waarvan in Böttchers archief geen sporen te vinden zijn. Of dat de bedragen van de bedrijven en organisaties die we wel konden achterhalen, incompleet zijn. Dat is zelfs waarschijnlijk: de gevonden totaalbedragen schommelen van jaar tot jaar, terwijl Böttcher over het algemeen het gros van de financiering besteedde aan de vaste salarissen van zijn twee tot drie assistenten. Daarvoor had hij een redelijk stabiel jaarlijks budget nodig van zo’n 200.000 gulden.

Ook indirecte vormen van steun zijn niet meegerekend in het bovenstaande overzicht. De verkoop van boeken bijvoorbeeld: Böttcher vermeldt deze bron van inkomsten in de vergadernotulen van het European Science and Environmental Forum (ESEF), een in 1994 opgericht Europees netwerk dat Böttcher mede aanstuurde en dat eveneens de klimaatwetenschap ter discussie stelde. Tijdens een vergadering in mei 1996 maken de ESEF-leden de verkoop-balans op: er zijn 1288 versies van hun omstreden boek The Global Warming Debate verkocht, goed voor 17.295 pond (destijds 45.541 gulden). De kopers: vooral bedrijven uit de olie-, kolen-, chemie- en staalindustrie.

Bij een aantal bedrijven – Esso Nederland, API (American Petroleum Institute), IISI (International Iron and Steel Industry), Solvay en Texaco – wordt Böttcher persoonlijk als de betrokken verkoper aangeduid. De door Böttcher binnengesleepte order van Texaco van 100 boeken blijkt van groot belang, toont een andere notitie: ‘Op 8 december [1995] deelde Lois [Johnston, Böttchers contactpersoon binnen Texaco, red.] per fax mee dat Texaco 100 exemplaren van het ESEF-boek bestelde om de publicatie mogelijk te maken. Ik had haar daartoe overgehaald. Het was de eerste grote order (die vooruit betaald werd).’

De verkoop van boeken blijkt voor zowel sponsors als het ESEF een nuttige manier om de onderlinge relatie te verhullen, zo blijkt uit andere documenten in Böttchers archief. Notulen uit oktober 1996 melden dat bepaalde bedrijven een ‘afstand willen behouden’ met het ESEF — ‘vandaar de verkoop van boeken’. Dat lijkt ook in het belang van het ESEF zelf, dat destijds naar buiten toe stelt dat het: ‘geen externe financiering [accepteert] vanuit welke bron dan ook. Het enige ontvangen inkomen komt uit de verkoop van zijn publicaties.’

Al in 1979 werkt Böttcher een groot aantal van zijn argumenten uit

Uit andere archiefdocumenten blijkt dat Böttchers Global Institute ondertussen onkosten bij het ESEF declareert voor werk dat Böttcher en zijn assistenten voor deze club uitvoeren. Geld van betrokken bedrijven stroomt zo indirect ook naar Böttchers stichting. We hebben echter niet kunnen achterhalen om hoeveel geld het hier precies ging.

Meer dan een CO2-project

Ook na de afronding van het CO2-project in 1998 blijft Böttchers stichting jaarlijks zo’n 200.000 gulden van het bedrijfsleven ontvangen voor advies-, onderzoeks- en lobbyactiviteiten rondom energiekwesties. Veel hiervan had niets met het klimaatdebat te maken, maar een aantal geldstromen zijn het evenwel toch nog waard te vermelden.

Zo ontvangt Böttchers stichting al in 1979 30.000 gulden van Shell om, onder andere, onderzoek te doen naar het broeikaseffect. Een engelstalige brief van Shell, gedateerd op 15 maart 1979, meldt dat Shell de bijdrage doet 'vanuit het geloof dat het werk dat wordt uitgevoerd door het Gaia Institute in het algemeen en wat is gericht op het CO2-effect in het bijzonder, van belang en waarde is voor de samenleving als geheel'.

In datzelfde jaar werkt Böttcher al een groot aantal van zijn toekomstige klimaatontkennende argumenten uit, getuige zijn handgeschreven notities. In een artikel in NRC Handelsblad uit december 1979 noemt hij het broeikaseffect ook zijdelings. Toch tellen we deze 30.000 gulden niet mee in het overzicht, omdat ‘het CO2-project’ pas officieel in 1990 van start gaat.

Ook de band met Shell blijft bestaan. In 2006 toont het oliebedrijf zich nog zo gul om Böttcher te financieren voor zijn autobiografische ‘historisch project’: het uitvoerig vastleggen van zijn eigen herinneringen en werkzaamheden in de publieke en private sector. Uit het archief blijkt dat Shell-ceo Jeroen van der Veer en Shell Nederland-directeur Rein Willems dat jaar 30.000 euro toekennen aan Böttchers Global Institute.

Tot en met Böttchers dood in 2008 zou Shell nog tweemaal hetzelfde bedrag overmaken, waamee het totaal uitkomt op 90.000 euro. In een groot interview met het tijdschrift Shell Venster, eind 2006, zegt Böttcher dat dit ‘historisch project’ moet uitmonden in een boek, getiteld Innoveren op het grensvlak van wetenschap, industrie, en overheid: Frits Böttcher 1945 - 2005.

Volgens Ernst Homburg, de historicus die het zou schrijven, zou het boek vooral moeten gaan over Böttchers rol in het wetenschaps- en innovatiebeleid en zijn tijd als onderzoeksadviseur voor Shell. Homburg: ‘Zijn projecten over het CO2-vraagstuk zouden hierin maar weinig aandacht hebben gekregen.’

Dat boek is er niet meer gekomen: Frits Böttcher overlijdt op 23 november 2008 op 93-jarige leeftijd.