Gevangen in de babbelwinkel

De afgang van Fons de Poel legt iets pijnlijks bloot: dat journalisten weliswaar open zijn over hun bijverdiensten, maar dat daarmee nog niet is gezegd dat ze hun klanten niet naar de mond praten.

Een gedwongen afscheid doet altijd pijn. Brandpunt-anchorman Fons de Poel weet er inmiddels alles van. Hij verliet maandag het journalistieke televisieprogramma nadat hij vorige week op een gênante wijze het voor Rik van Slingelandt, de president commissaris van ABN Amro, had opgenomen. Groenlinks-politicus Jesse Klaver had hij een ‘snotneus’ genoemd alvorens hij zijn famous last words als Brandpunt-presentator uitsprak. Het probleem was dat De Poel ook commerciële activiteiten voor ABN Amro verrichtte. Een combinatie die het niet lekker doet als je zo opzichtig voor de ABN Amro-commissaris in de bres springt. Exit Fons de Poel.

Hoe kritisch kun je nog zijn?

Het is treurig dat een gelouterde journalist als De Poel op deze wijze zijn positie moet verlaten. Je gunt hem beslist een ander lot. Toch mag het als een waarschuwing gelden voor veel meer journalisten die in hun vrije tijd tegen forse tarieven als spreker of dagvoorzitter door bedrijven worden ingehuurd. Niet zelden overstijgen de jaarlijkse inkomsten uit deze activiteiten het jaarsalaris dat de journalist via de omroep of andere werkgever binnenhaalt. Je mag je afvragen of die journalisten hun klanten niet naar de mond gaan praten. Hoe kritisch kun je nog zijn als die aardige mensen van die bank of verzekeraar je zo royaal belonen voor je geringe inspanningen? Gaan ze je nog vragen als je een keer keihard naar ze uithaalt? Ik betwijfel dat ten zeerste.
Je mag je afvragen of journalisten hun klanten niet naar de mond gaan praten
NRC Handelsblad kwam gisteren met een treffend artikel over deze kwestie. Journalisten Hugo Logtenberg en Wilfred Takken legden pijnlijk bloot hoe schnabbeljournalisten kunnen denken. De hoofdrol in het artikel was weggelegd voor Sven Kockelmann, ex-collega van Fons de Poel bij Brandpunt. Kockelmann hoorde een dag na de omstreden uitzending van Brandpunt zijn telefoon rinkelen. Of hij niet een praatje kon houden voor verzekeraar Nationale Nederlanden. De NRC-journalisten wisten dat De Wereld Draait Door-presentator Matthijs van Nieuwkerk de eerste gegadigde was voor de klus, maar dat hij had afgezegd. Omdat het onderwerp bonussen en het boek van Joris Luyendijk niet ter sprake gebracht mochten worden en daar ging Van Nieuwkerk niet mee akkoord. Kockelmann accepteerde de klus wel. En volgens eigen zeggen kon hij wél over de bonuscultuur spreken. Kockelmann tegenover NRC: ‘De opdrachtgever heeft aangegeven dat ze het niet op prijs zouden stellen als het alleen maar daarover zou gaan. Dat begrijp ik maar ik heb direct gezegd dat ze niet van mij, als onafhankelijke journalist, kunnen verlangen dat ik niet inga op zoiets actueels.’ De krant wist echter precies dat de als bikkelharde interviewer bekend staande Kockelmann, op zijn inleiding na, het onderwerp niet meer ter sprake had gebracht. Auw.

Gevangene van je klanten

Het menselijke gedrag van Kockelmann is precies waar ik op doel. Het is logisch en ook voorspelbaar dat je opdrachtgevers niet tegen de haren in gaat strijken als ze ongeveer 7,5 duizend euro (geschat gemiddeld tarief Kockelmann) voor je neertellen. De vraag die je mag stellen is wat journalisten nog meer doen en laten om hun babbelwinkeltje zo goed mogelijk te laten renderen. Dat het hier om meer gaat dan alleen transparantie wil ik graag nog even benadrukken. Je kunt wel aangeven door wie je je allemaal laat inhuren, maar in hoeverre je een gevangene bent geworden van de klanten van je winkel, staat daar niet bij. Er is nog iets dat ik over het NRC-artikel kwijt moet. De krant had een rijtje van bekende bijklussende journalisten gemaakt en tot mijn verbazing stond ik daar ook bij. Met een woeste kop met haren stond ik zelfs naast Fons de Poel. U kunt mij bestellen voor een bedrag tussen de 750 en de 2000 euro. Dat laatste bedrag zou ook mijn gemiddelde tarief zijn.  

babbelwinkel Smit Screendump van een deel van het artikel in NRC Handelsblad

  Ik vond het beslist eervol dat ik tussen al die bekende Nederlanders een plek had gekregen. Ik heb de laatste tijd hard aan mijn beroemdheid gewerkt, dus klaarblijkelijk begint dat zijn vruchten af te werpen. Tegelijkertijd moest ik er hartelijk om lachen. Ik ben namelijk een tragisch geval in dit circuit. Mijn babbelwinkel loopt voor geen meter, want ik word vrijwel nooit door bedrijven ingehuurd. Als ik eens in de zoveel tijd een aanvraag krijg, dan is het meestal voor een journalistiek evenement waarvan – daar kun je de klok op gelijk stellen – de organisatie bij voorbaat laat weten dat het budget beperkt is. Dit jaar mocht ik tot nu toe drie keer ergens komen opdraven. Eenmaal gaf ik een soort van college op de Erasmus Universiteit en dat ging over ethiek in het zakenleven. Vind ik een belangrijk onderwerp. Ik mocht 750 euro factureren. Een andere keer trad ik op voor een groep journalisten van de Weekbladpers om iets over Follow the Money te vertellen (opbrengst: 500 euro). Afgelopen vrijdag leidde ik tegen een vergoeding van 750 euro het debat over TTIP. De opbrengsten vloeien immer terug in de kas van Follow the Money, maar daar is ons bedrijf dus niet heel erg mee geholpen. Ik doe iets verkeerd. Ik kan beter, zoals Joris Luyendijk mij gisteravond via Twitter adviseerde, ‘wat vaker hardop zeggen dat de tijd voor bankier-bashen nu wel echt voorbij is’. Levert vast klantjes op.   tweet luyendijk