‘GMO’s zorgen juist voor een toename van pesticides’ [interview]

Deze week verlengde de EU de toelating voor de onkruidverdelger glyfosaat met anderhalf jaar. Op Amerikaanse akkers staan al 20 jaar genetisch gemodificeerde gewassen, die resistent zijn gemaakt tegen dit gif. Maar ook veel onkruid is inmiddels resistent, waardoor er steeds meer van nodig is. Wég kostenvoordeel. ‘Dit jaar wordt al op een kwart van de akkers verlies gemaakt,’ stelt landbouweconoom Charles Benbrook. Follow the Money sprak met hem.

‘Jullie publicaties worden hier en in het buitenland vaak aangehaald als argumenten om aan te tonen dat genetisch gemodificeerde gewassen "veilig" zijn. Ik nodig deze commissie uit om de lezers van dit rapport in scherpere taal uit te leggen wat voorgaande publicaties precies hebben verkend en uitgezocht. En ik daag deze commissie uit om op basis van de onderzoeksmethode de stelling dat GMO’s veilig zijn, te verdedigen.’

Op maandag 15 september 2014 spuit Charles Benbrook tijdens een hoorzitting zijn ongenoegen tegenover Fred Gould. Die laatste is belast met de zware taak een commissie voor te zitten, die namens de National Academies of Sciences onderzoek doet naar de impact en de toekomst van genetisch gemodificeerde gewassen. Die eerste, Benbrook, was eind jaren ’80 en begin jaren ’90 zélf voorzitter van die commissie.

Op dat moment bevonden Gould en consorten zich nog in de beginperiode van een lang onderzoeksproces. Naast het horen van 80 experts, onder wie Benbrook, hield de NAS-commissie ruim 900 wetenschappelijke publicaties tegen het licht, nam zij ruim 700 publieke bijdragen in ogenschouw en organiseerde vijftien online discussies. Dat alles leidde in mei van dit jaar tot een 388-paginatellend rapport.

In de tijd dat Benbrook nog aan de andere kant van tafel zat, hadden zich de contouren van veelbelovende technologie afgetekend. De wetenschap bruiste van enthousiasme over langere houdbaarheidsdata, verhoogde voedingswaarde en ziekteresistenties, binnen handbereik dankzij genetische modificatie. De NAS-commissie moet dit keer weer een conclusie trekken. De wetenschap staat door nieuwe technieken als Crispr/Cas aan de vooravond van de tweede generatie GMO's. Droogteresistentie en de potentie om fotosynthese op te schroeven loeren ditmaal aan de horizon. 

De eerste generatie GMO's zou echter uitmonden in een van de heetste hangijzers binnen de landbouw. De techniek wist slechts één belofte in te lossen; twintig jaar geleden verschenen de eerste gemodificeerde maïs-, soja- en niet veel later katoenplanten op de Amerikaanse akkers. Vanaf 1996 zijn deze gewassen uitgerust met een gen dat ze resistent maakt tegen herbiciden (onkruidverdelgers zoals glyfosaat, beter bekend als Roundup), of hebben ze een gen gekregen, waardoor ze zelf de natuurlijke insecticiden (Bacillus thuringiensis) gingen aanmaken. Deze zogenaamde Roundup Ready- en BT-gewassen hebben sindsdien de Amerikaanse markt veroverd.

Wetenschap als mistbank 

Benbrook begon na zijn tijd als voorzitter van de NAS-commissie de effecten van bestrijdingsmiddelen te onderzoeken. Als landbouweconoom met een bachelor aan Harvard en een master en PhD aan de University of Wisconsin – Madison geldt hij als een zwaargewicht op dit gebied. Op het moment van de hoorzitting in 2015 was hij actief als research professor aan de Washington State University Institute for Sustainable Agriculture and Resource Centre. Ook was hij de wetenschappelijke leider van het Organic Institute, een biologische lobbyorganisatie die zich inzet voor het labelen van GMO’s.

Vanwege zijn wetenschappelijke achtergrond geldt iemand als Benbrook in het GMO-debat als autoriteit én doelwit. De New York Times kreeg vorig jaar e-mails in handen waaruit blijkt dat bedrijven zoals Monsanto wetenschappers fêteert en inzet voor een agressieve lobbystrategie. ‘Hoogleraren, onderzoekers en wetenschappers zijn in dit debat de mensen met veel autoriteit. Ze hebben ook veel steun in hun thuisstaten, van producenten tot politici.’ Aldus Bill Mashek van pr-bureau Ketchum, dat is ingehuurd door de biotech-industrie. Hij richt zijn woorden tot Kevin Folta, een academicus verbonden aan de Florida State University. ‘Keep it up!'

De onderzoekscommissie van de NAS heeft gemerkt dat zij van meer dan de helft van de onderzochte publicaties de financiering niet weet te achterhalen. Volgens de NAS zijn er ook veel onderzoeken gedaan die statistisch gezien niet representatief zijn, bijvoorbeeld doordat steekproef of populatie te beperkt zijn, statistieken worden toegevoegd die moeilijk te correleren zijn en meer. Het bekendste voorbeeld daarvan is misschien wel de Séralini studie over carcinogeniteit van GMO’s. De wetenschappers met hun status als expert blijken door beide lobbykampen te zijn gerekruteerd voor het eigen gelijk. 

Wie is Benbrook?

Benbrook, Los Angeles 1949, is als landbouweconoom gespecialiseerd in de biotechnologie. Hij studeerde als econoom cum laude af aan Harvard, om vervolgens aan de universiteit van Wisconsin zijn master en doctoraat in landbouweconomie te behalen. Hij houdt zich bezig met onderzoek naar bestrijdingsmiddelen, risico’s rond GMO’s en beleid. Benbrook was tussen 1984 en 1990 voorzitter van de landbouwcommissie van de National Academies of Sciences. Ook is hij consultant voor de Amerikaanse overheid, zo zit hij onder andere in de adviesraad voor biotechnologie van de United States Department of Agriculture (USDA). Zijn volledige CV is hier te zien.

Lees verder Inklappen

De gezondheidsrisico’s van genetische modificatie zijn beschreven in het NAS-rapport. De conclusie van het rapport is dat er met dierproeven voldoende bewijs is om te zeggen dat GMO's veilig zijn. Hebben we ons voor niets zorgen gemaakt over de schadelijkheid van GMO’s?

Benbrook: ‘Een van de dingen die de Academie heeft nagelaten is het onderzoeken van de nieuwe genetisch gemodificeerde groentes en vooral het gemodificeerde fruit dat op de markt verschijnt. Die producten worden veelal rauw en ongekookt gegeten. Dat is een belangrijk verschil met de nieuwe generatie GMO’s ten opzichte van de eerste generatie. Er zijn meerdere redenen waarom wetenschappers geen significante gezondheidsrisico’s zien in de gewassen die sinds 1996 op de markt verschenen zijn. Er zijn maar weinig mensen die gele veldmaïs of genetisch gemodificeerde sojabonen eten. Het overgrote deel van die gewassen wordt verwerkt tot olie of, in het geval van maïs, als suikersstroop of ethanol.’

‘Verder wordt 60 procent van al het geproduceerde GMO-maïs en soja gevoerd aan vee. De manier waarop de GMO’s tot nu toe zijn gebruikt in de voedselketen sluit in essentie de genetische eiwitten uit die tijdens de oogst nog wel in de maïs en soja zitten. Daarom is er geen grote bezorgdheid over de blootstelling aan mensen. Maar tegenwoordig is er ook genetisch gemodificeerde zoete maïs. Die heeft na drie jaar nog niet echt een groot marktaandeel. Maar die maïs heeft twee soorten BT-gen en is Roundup ready. Als een kind vanaf nu twee decennia lang die maïs eet, wordt het blootgesteld aan veel hogere waardes van BT-toxines die in de maïs zit. Het koken van maïs zorgt ervoor dat die toxines wat worden afgebroken, maar dit is wel het moment waarop de bevolking van de Verenigde Staten aan veel hogere doseringen van genetisch gemodificeerde eiwitten wordt blootgesteld. Een heel ander verhaal dan de gemodificeerde gewassen die we tot nu toe op de akkers zagen.

We zien nu bijvoorbeeld in Bangladesh en Pakistan de intrede van de BT-aubergine. Dat gewas wordt veel gegeten, vaak ongekookt. De niveaus van toxines in die aubergine zijn relatief hoog. Het is absoluut onbekend hoeveel blootstelling dat met zich meebrengt voor de mens. De NAS-commissie heeft nagelaten deze zorgen te delen. Je zou toch zeggen dat er vanwege die verhoogde blootstelling genoeg redenen zijn om de effecten zorgvuldig te onderzoeken.

Meerjarig onderzoek voor goedkeuring op de markt is nu nog belangrijker geworden. De Amerikaanse overheid heeft geen financiële middelen voor onderzoek naar voedselveiligheid in publieke instanties vrijgemaakt. Het is echt roekeloos om niet bijvoorbeeld gedurende twee jaar de ontwikkelingen in het gen te onderzoeken. Ik denk dat mede daarom de bezorgdheid in wetenschappelijke kringen en zeker onder consumenten groeit.  Door die verhoogde inname is het van belang het voedsel te blijven monitoren en om het te labelen. Dat laatste is zo belangrijk omdat niemand nu gezondheidsproblemen, zoals bijvoorbeeld een allergische reactie, kan herleiden tot GMO’s. Mensen weten niet eens dat ze gemodificeerd voedsel eten.'

Charles Benbrook

Stel je eens voor dat er straks BT-spinazie, BT-appels, BT-bessen, BT-meloenen, BT-tomaten en BT-aubergines zijn, dan worden mensen echt aan substantiële hoeveelheden van dat gif blootgesteld

De commissie heeft het over de oude en de nieuwe generatie GMO’s. Wat is het verschil tussen die twee en zijn ze goed onderzocht?

‘Nee, daar heeft de commissie relatief gezien weinig aandacht aan besteed. Een echte tekortkoming van het rapport is dat de commissie er niet in is geslaagd de unieke risico’s van gestapelde modificaties te adresseren. Gestapelde modificaties zijn gewassen met meer dan één gemodificeerd kenmerk. Nu heeft Monsanto de zogenaamde ‘Smart Stax’ ontwikkeld. Het is een nieuwe variant op de nummer 2 gele veldmaïs (GMO maïs dat sinds 1996 op de markt is, red.). Die Smart Stax maïs heeft maar liefst acht verschillende modificaties die BT-endotoxines aanmaken. Op een hectare maakt dit maïs tot bijna 1,5 kilogram van die endotoxines aan, een behoorlijke omvang voor dat gif.'

'Het is wel een relatief goedaardig gif, dat bepaalde insectensoorten uitschakelt, maar er is voldoende bewijs dat die BT-kristallen en proteïnes problemen in het DNA van zoogdieren kunnen veroorzaken. Het gif kan ook problemen veroorzaken in het verteringsproces van vee en misschien zelfs bij mensen. Stel je eens voor dat er straks BT-spinazie, BT-appels, BT-bessen, BT-meloenen, BT-tomaten en BT-aubergines zijn. Voedsel dat veelal in rauwe vorm wordt gegeten, dan worden mensen echt aan substantiële hoeveelheden van dat gif blootgesteld.’

‘We weten dat de promotors die de gemodificeerde genen actief maken met elkaar kunnen communiceren en dat ze elkaar beïnvloeden. Bepaalde genen zouden zich anders kunnen ontwikkelen ten opzichte van de rest en daarmee weer allerlei complicaties met zich meebrengen. Ik ben erg teleurgesteld over het feit dat de NAS hier nauwelijks aandacht aan besteedt, daarmee geeft ze de FDA [de Amerikaanse Food & Drug Administration, red.] een vrijbrief om het toe te laten op de markt. Zo werkt het overheidsbeleid op dit gebied. De FDA zegt nu gewoon: ‘Nou, we hebben alle BT-modificaties individueel beoordeeld en geen gekke dingen gevonden. Daarmee is er geen basis om ervan uit te gaan dat een combinatie wel gevaarlijk zou zijn.’ Dat is eigenlijk niet eens hún conclusie, maar die van de bedrijven die ze hebben ontwikkeld. De FDA neemt die conclusies gewoon over zonder eraan te twijfelen. Stel je voor dat de FDA ook zo om zou gaan met farmaceutische producten, dat doen ze niet!’

Charles Benbrook

De FDA neemt de conclusies van de industrie gewoon over zonder eraan te twijfelen

U onderzoekt de impact van pesticides en herbiciden. Aanvankelijk beloofde genetische modificatie het gebruik van bestrijdingsmiddelen terug te dringen. Is dat gelukt?

‘De NAS heeft in ieder geval dit keer in heldere en klare taal beschreven wat er sinds 1996 in gang is gezet voor wat betreft bestrijdingsmiddelen. Eigenlijk bevestigt dat wat mensen zoals ik al jaren zeggen; als je maïs zodanig genetisch modificeert dat hij resistent is tegen een middel als glyfosaat, en de zaadveredelingsindustrie en de biotechindustrie zorgen ervoor dat 90 procent van de gewassen deze eigenschap hebben, laat je de akkerbouwers geen keus. Ze móeten die producten haast wel aanschaffen. Onthoud dat ze 12 tot 15 dollar per hectare extra betalen voor deze kenmerken. Dus ze hebben alle redenen om die kenmerken te benutten. Dat is bovenmatig veel gebeurd sinds 1996.'

'Daarom ben ik dat in 2003 en 2004 gaan onderzoeken. Mijn rapport toonde aan dat GMO’s juist voor een toename van pesticides heeft gezorgd, geheel tegen de PR-strategie van de industrie in. Ik onderzoek al twee decennia het gebruik van landbouwgif.'

'In het begin gebruikten akkerbouwers ongeveer 800 gram glyfosaat per hectare. Daarmee verving het twee tot drie herbiciden die tot dan toe altijd werden gebruikt, de ratio van die middelen zat tussen de ruim 100 gram tot slechts 10 gram per hectare. Het klopt dat sommige herbiciden in grotere doseringen werden aangebracht, maar het merendeel zat rond deze ratio’s. Daarmee reduceer je de herbiciden met ongeveer 150 gram per hectare, maar komt er ruim 300 gram aan glyfosaat voor in de plaats. De rekensom is uitermate simpel, vooral in het geval van genetisch gemodificeerde soja. Soja was in het begin alleen gemodificeerd voor resistentie tegen herbiciden. Er is dus geen terugdringen van insecticiden. In het begin van de GMO-revolutie gebruikten akkerbouwers 1,3 kilogram per hectare, tien jaar later, vanaf 2006, was dat getal al naar 1,6 kilogram per hectare gestegen.'

‘Akkerbouwers die veel gebruik hebben gemaakt van glyfosaat zitten nu gevangen in een tredmolen. Het onkruid wordt resistenter tegen het middel en daarom moeten ze er steeds meer van gebruiken. De industrie heeft al lang door hoe lucratief dit voor ze is. Ze modificeren het zaad zodat ze tot wel drie tot vier keer zoveel geld voor het extra kenmerk kunnen vragen. Dat is dan gekoppeld aan het gebruik van de bestrijdingsmiddelen die diezelfde bedrijven ook verkopen. En de verkoop van die bestrijdingsmiddelen neemt alleen maar toe omdat er weer meer resistente insecten en onkruid ontstaan.’

'Eigenlijk zijn de gewassen nu verslaafd. Niet aan drugs, maar aan die bestrijdingsmiddelen'

‘Eigenlijk zijn de gewassen nu verslaafd. Niet aan drugs, maar aan die bestrijdingsmiddelen. Dit jaar nog gaat er gemiddeld vier tot vijf keer zo vaak gespoten worden in vergelijking met 1996. De akkerbouwers moeten steeds meer en steeds vaker herbiciden spuiten. Dat terwijl de soja inmiddels twee BT-genen en maïs zelfs zes BT-genen heeft. Daarnaast wordt er steeds later in het seizoen gespoten.’

‘In 1996 werd 90 procent van de herbiciden in een periode van zes weken gespoten. Het tijdsframe begon grofweg twee weken voor het zaaien; eind april tot midden mei. Tegenwoordig spuiten akkerbouwers in begin juni, eind juni en in het noorden van de Amerikaanse cornbelt zelfs tot augustus! Dat creëert een situatie waarin mensen op het platteland te maken hebben met een periode van vier maanden per jaar waarin ze worden blootgesteld aan herbiciden.’

‘De situatie is nog ernstiger als je naar het water kijkt. In het begin van de lente zijn de beekjes, rivieren en meren nog vol water. Het regent veel en de waterkringloop zorgt er dan voor dat het snel van de boerderijen wegspoelt naar de Golf van Mexico. Maar in juli is het vaak erg droog en er is weinig wateromloop. Daardoor blijft er een tienvoud aan herbiciden achter in de beekjes en rivieren. Het is bekend dat herbiciden de flora in het water aantasten. Als waterplanten uit een ecosysteem verdwijnen, heeft dat een enorme impact op ons milieu. Dit is allemaal niet in bekeken door de commissie.’

U betoogt in uw blog dat de kosten van GMO’s nu al hoger zijn dan de baten. Hoe komt u tot die berekening?

‘Het is onmogelijk om een precieze berekening te maken. Er zijn geen wetenschappelijke tools of analyses waarmee je alle neveneffecten in kaart kunt brengen. Maar ik zou zeggen dat ergens rond 2010 de economische waardepropositie van genetisch gemodificeerde soja, maïs en katoen, negatief is geworden. Vanaf dat moment waren er meerdere soorten onkruid resistent tegen glyfosaat. In sommige staten werden miljoenen hectare overgenomen door dit onkruid. Het onkruid ganzenvoet, dat resistent is tegen glyfosaat heeft de katoenindustrie in het zuidoosten al gedecimeerd. De ganzenvoet was simpelweg niet te stoppen omdat het ook resistent was tegen andere beschikbare herbiciden.’

‘Veel katoenboeren waren gedwongen om te stoppen met het verbouwen van katoen. De overgebleven boeren moesten de onkruidzaden diep onderploegen om er geen last meer van te hebben. 

Dit was nadat ze al 75 tot 150 dollar extra per hectare hadden uitgegeven om de resistente onkruiden te bestrijden. Dit scenario speelt nu ook in de Midwest van de VS, het epicentrum van de Amerikaanse voedselproductie waar de overgrote meerderheid van de maïs en de soja wordt verbouwd. Het is de ruggegraat van de Amerikaanse voedselvoorziening.

'De meeste boeren hebben inmiddels te maken met minstens één glyfosaatresistente onkruidsoort ergens op de akkers'

De meeste boeren hebben inmiddels te maken met minstens één glyfosaatresistente onkruidsoort ergens op de akkers. Ik gok dat ongeveer de helft van de boeren er al twee en een kwart al met drie verschillende soorten resistente planten te maken heeft. Elke resistente onkruidsoort vraagt om een extra herbicide ergens in het seizoen. Dat betekent dat er weer tien tot veertig dollar per hectare moet worden uitgegeven aan een bestrijdingsmiddel. Sommigen moeten dat bedrag dus zelfs twee of drie keer ophoesten.'

‘In het eerste jaar waarin Roundup Ready-sojabonen en maïs werden geplant, werkte het goedje fantastisch. Het was zelfs zó makkelijk dat het bijna onmogelijk was to fuck it up. Het enige wat de nieuwe manier van onkruidbestrijden kon verpesten was als het binnen twee dagen na het spuiten ging regenen. Monsanto gaf ze dan gewoon nieuw materiaal, als een soort garantie. Als de boer garandeerde dat hij zijn middelen bij Monsanto zou kopen, zouden zij garant staan voor eventuele schade door regenbuien.’

‘Omdat akkerbouwers nu niet meer bezig hoefden te zijn met hun grootste uitdaging, namelijk onkruidbestrijding, waren ze meer dan bereid om voor sojazaden drie keer en in het geval van maïs zelfs vier keer zoveel geld neer te leggen. Ze verdienden hun investering terug door de tijdsbesparing van de onkruidbestrijding. Economische berekeningen van de overheid lieten in de eerste tien jaar zien dat het ondanks de extra investeringen zeker economische voordelen had. Ze hoefden alleen maar één keer in het jaar glyfosaat te gebruiken.’

‘Dat deden ze, jaar in jaar uit. Vrijwel elke akkerbouwer in het middenwesten van Amerika heeft het ene jaar Roundup ready-sojabonen en Roundup ready-maïs het andere jaar. Al heel snel ontstonden er daardoor resistente planten en een scala aan onkruidsoorten die niet zo gemakkelijk te controleren zijn door glyfosaat te gebruiken. Dus hebben we nu akkerbouwers die de hoofdprijs betalen voor de genetisch aangepaste kenmerken en die ook nog steeds een flinke prijs betalen voor hun glyfosaat en die soms ook nog tot wel 100 dollar per hectare kwijt zijn voor extra herbiciden. Dat zijn nogal bedragen. Tussen 2006 en 2013 hadden ze door de historisch hoge prijs van soja en maïs geen last van die kosten. Het deed ze geen pijn.

Maar toen begonnen Brazilië, Argentinië en wat Europese landen ook veel maïs en soja te produceren. Door dat stijgende aanbod zijn de prijzen gezakt. De prijs is nog niet zo laag als voor 2006, maar het economisch onderzoeksbureau van de USDA [U.S. Department of Agriculture] en veel landbouweconomen voorspellen dat akkerbouwers op de helft van hun te verwachten oogst verlies draaien.’

‘Het is tegenwoordig ook niet meer zo dat de akkerbouwers alleen maar meer geld kwijt zijn aan de bestrijdingsmiddelen, ze hebben ook meer land. Ze hebben meer, grotere en duurdere machines. Ze hebben daardoor hogere productiekosten en ze proberen een kostentoename van 30 á 40 procent te dekken. Naar het er nu uitziet zal de overheidssteun via het Crop Insurance Program flink toenemen. Het is een heel ernstige situatie, de akkerbouwers is een pistool op hun hoofd gezet, ze zitten in economisch zwaar weer én ze weten dat hun gewassen niet gezond zijn. Het enige wat de industrie ze wil blijven verkopen is meer van het spul dat het probleem in gang heeft gezet. In de Verenigde Staten lijken we geen uitweg te hebben uit deze tredmolen van landbouwgif.’

Is er een weg uit dit doemscenario?

‘Natuurlijk, akkerbouwers moeten veel minder glyfosaat gebruiken. Als de VS serieus werk willen maken van dit probleem, maken ze met maïs- en sojaproducenten afspraken over het gebruik van glyfosaat. Ze zouden een maximum van één glyfosaatbehandeling per drie jaar moeten toestaan. Dat stopt de verspreiding van resistentie. Dat draait het niet terug, maar het probleem kan op deze manier in ieder geval niet erger worden. De regering zou dezelfde regels moeten hanteren op plekken waar onkruidsoorten resistent zijn tegen andere herbiciden. Het belangrijkste blijft dat de akkerbouwers een divers geïntegreerd programma ontwikkelen om onkruid te kunnen bestrijden. In zo’n programma moeten uiteraard herbiciden gebruikt worden, maar er moet veel meer gewasrotatie komen, ze moeten andere grondbewerkingen toepassen, vloergewassen gebruiken en veel meer luzerne verbouwen. Het middenwesten van Amerika is uitermate geschikt voor het verbouwen van luzerne, het kan tot wel vier keer per jaar geoogst worden.’

‘Er zijn dus alternatieven, maar het landbouwbeleid van de regering en de industrie hebben veel profijt gehad van de boeren die niet anders kunnen dan soja en maïs verbouwen. Er zijn boerenbedrijven met maar twee werknemers die ruim 800 hectare moeten onderhouden. Voordat die denken; ik ga op 200 hectare van mijn land luzerne verbouwen, moet ze eerst tot het besef komen van hoe ze dat gaan doen.

'Zowel publieke als private investeringen hebben in de afgelopen vijftig jaar tot dit systeem geleid'

Die boeren hebben geen idee hoe ze dat moeten aanpakken. Het ontbreekt ze aan de mankracht, apparatuur en ervaring om dat te kunnen doen. Daarnaast hebben ze natuurlijk zwaar geïnvesteerd in grote, dure machines. Het hele bedrijf is, van opslagfaciliteiten en marketing tot onderzoek, ingericht op het verbouwen van soja en maïs, niets anders. Dat zijn doorslaggevende belemmeringen voor het kunnen bewerkstelligen van die transitie. Zowel publieke als private investeringen hebben in de afgelopen vijftig jaar tot dit systeem geleid. De steun voor de alternatieve systemen is, zeker in vergelijking met het huidige systeem, te verwaarlozen.’

De Europese Commissie moet begin volgende maand beslissen of glyfosaat nog gebruikt mag worden. Als ik u zo hoor, kunnen ze het maar het beste verbieden?

‘Ik kan me niet voorstellen dat de Commissie het gebruik van glyfosaat gaat verbieden. Ik verwacht dat ze het voor een korte periode gaan verlengen, zeg twee jaar. In die tijd kan er gedegen onderzoek gedaan worden, betaald door de publieke sector, niet de industrie. Het zit ‘m vooral in het overmatig gebruik van glyfosaat, vlak voor de oogst. Graanverbouwers gebruiken het middel in Europa vooral om het oogstproces te versnellen. Dat zorgt voor hele hoge residuen in het graan en dat is waarom een groot deel van de graanproducten het middel bevat. Het is niet zo gek dat alle Europarlementariërs positief werden getest op glyfosaat toen ze hun urine afstonden voor het testen, dat komt ervan als je consequent voor de oogst een veelgebruikt ingrediënt als graan bespuit. I'll be shocked als ze het spuiten vlak voor het oogsten niet zullen verbieden.’

U bent kritisch over de hedendaagse toepassingen van genetische modificatie, maar de NAS-commissie benadrukt ook de toekomstige mogelijkheden ervan. Bent u het daarmee eens?

‘Uiteraard, ik ben van mening dat er ook waardevolle toepassingen zijn ontwikkeld dankzij genetische modificatie. Daarnaast wordt de techniek steeds beter en meer waard. Roundup had ook een waardevolle plaats in deze ontwikkeling als het meer strategisch was ingezet. Het hele probleem met herbicidenresistente gewassen is ontstaan door te veel op het middel te vertrouwen. Als Monsanto zich meer had bekommerd over de duurzaamheid van dit middel, en zich minder had blindgestaard op winstmaximalisatie, waren die problemen er niet geweest. De industrie wist dat glyfosaat uiteindelijk zijn waarde zou verliezen.’

'Ik heb in al die tijd nog nooit een technologie zo kritiekloos ontvangen zien worden'

‘Ik ben ook heel kritisch over de nonchalante manier waarop de Amerikaanse overheid de zorgen van de wetenschap naast zich neerlegt. Ik zeg niet dat ik vind dat de wetenschap aantoont dat GMO’s schadelijk zijn, maar ik kan je vertellen dat ik inmiddels al veertig jaar werk als onderzoeker aan landbouwkundige inputs en ik adviseer overheden al bijna net zo lang over het te voeren beleid, en ik heb in al die tijd nog nooit een technologie zo kritiekloos ontvangen zien worden.’

‘Veel mensen hadden gehoopt dat de NAS-commissie met een rapport op de proppen zou komen waarmee ze tegen de overheid hadden kunnen zeggen: “Dit is hoe we met de eerste generatie GMO’s zijn omgegaan, daar hebben we deze fouten gemaakt. Nu hebben we te maken met een nieuwe lichting GMO’s, en op deze manier zorgen we ervoor dat we die fouten niet nog eens maken.” Het was de uitgelezen kans om het congres, de overheid, wetenschappers, de industrie, de grondstoffenhandelaren en iedereen die deze techniek als het grote wondermiddel verkocht heeft, te vertellen dat we het anders moeten aanpakken als we vooruit willen. Helaas heeft dit rapport dat niet kunnen waarmaken. Dat betekent dat de Amerikaanse overheid de verantwoordelijkheid die ze zou moeten dragen voor zich uit blijft schuiven. Het gaat ook voor meer spanningen in de wereld zorgen tussen de landen die bezorgd zijn over het genetisch modificeren en de landen die het omarmen. Als we die andere weg maar niet inslaan, worden de problemen van nu alleen maar groter.’