Onze economie is in zijn wezen niet duurzaam. Was ze dat wel, dan zou de wereld er een stuk beter uitzien. Het goede nieuws is dat dat mogelijk is, als de economie een echte wetenschap wordt. Maar daar is nogal wat voor nodig. Een omslag in denken, om te beginnen. En een boek. Lees meer

Onze wereld wordt geteisterd door grote structurele problemen. Klimaatverandering, armoede, instortende economieën, om er een paar te noemen. We beschikken over tal van middelen om deze op te lossen. Dat de problemen desondanks blijven bestaan, is volgens wetenschapper Niko Roorda een kwestie van economie. Vrijwel alle grote tragedies in de wereld, meent hij, zijn er doordat we economisch gezien niet begrijpen wat we doen. We moeten toe naar een economisch systeem dat intrinsiek duurzaam is, en hebben een economische wetenschap nodig die dat ontwerpt en invoert. Hierover schrijft Niko Roorda zijn nieuwste boek, en dat wil hij samen met de lezers van FTM doen.

55 artikelen

Groei moet, zegt de economie

Zodra de economische groei afneemt, zie je in het journaal deskundigen hun wenkbrauwen fronsen. Is de groei twee achtereenvolgende kwartalen negatief, dan heet dat een recessie. Een economisch systeem heeft, zeggen de meeste economen, voortdurend groei nodig. Maar waarom eigenlijk? En kan het ook anders?

Ha, de discussie over ‘eigendom’ waarop ik vorige week al hoopte, brandde deze week goed los in het forum. Joep 1 bracht Pierre-Joseph Proudhon naar voren, die ‘eigendom’ gelijkstelde aan ‘diefstal’. Mz59 opperde dat ik misschien beweeg in de richting van utopisch communisme (wat niet het geval is). JoostdeV gaf een uitstekende samenvatting van wat ik wil zeggen en schreef op waarom ‘eigendom’ een impetuswoord was. En zo waren er nog meer inzendingen van hoog niveau.

Toch lag het accent niet op ‘eigendom’ maar op ‘groei’. Ik concludeerde dat de wereldwijde productie sinds 1750 verduizendvoudigd is: een duizelingwekkend gegeven. 

Met die groei is iets eigenaardigs aan de hand. “Groei is noodzakelijk,” zeggen de meeste economen. En dat blijkt, want zodra de economische groei in een bepaald kwartaal laag of zelfs negatief uitvalt zie je in het tv-journaal hoe deskundigen hun wenkbrauwen fronsen. Is de groei in twee achtereenvolgende kwartalen negatief dan heet dat een recessie. Dan weet je dat binnenkort bedrijven failliet gaan en mensen worden ontslagen, vooral als de recessie omslaat in een echte depressie. Een economisch systeem heeft voortdurend groei nodig. Maar dat is raar: een mens stopt toch ook een keer met groeien en is daarna (meestal) nog jarenlang kerngezond? Waarom zou de economie dat niet kunnen?

Over die vraag schrijf ik deze week. Het antwoord is niet eenduidig.

3.1 (vervolg). Groei moet, zegt de economie

Waarom ‘moet groei’? Het grappige is dat als je die vraag aan de experts stelt, je de indruk krijgt dat ze het zelf ook niet precies weten. Nee, wacht: dat zeg ik niet goed. Ze weten het allemaal wél, alleen: iedereen weet iets anders.

Laat ik beginnen met de manier waarop Winter en Leenaarts het uitleggen. Weet je nog dat ik (in de aflevering van 27 januari) vertelde hoe het leeuwendeel van het geld dat in omloop is, gecreëerd wordt door commerciële banken? Dat gebeurt op het moment dat je er een lening afsluit, bijvoorbeeld een hypotheek. Winter en Leenaarts vertellen:

“Als de lening na verloop van tijd weer wordt terugbetaald, wordt het gecreëerde geld weer aan de reële economie onttrokken en is het saldo tussen geldcreatie en geldvernietiging in feite nihil. Daar is echter niet alles mee gezegd. Over de lening dient immers rente betaald te worden, terwijl het geld daartoe niet gecreëerd is. Dit rentebedrag moet door de participanten in de reële economie bijeengebracht worden door inkomsten te genereren. (…) In feite moet de samenleving steeds harder werken om geld te vergaren dat nodig is voor het betalen van schulden en rente. Dat kan alleen als men erin slaagt de inkomsten aanzienlijk te laten stijgen. (…) Zo komen we als samenleving terecht in een noodgedwongen situatie van exponentiële groei.” 

De economie moet groeien doordat we lenen, dus. Of komt het doordat we sparen? Beunder:

“Wanneer spaartegoeden niet worden geïnvesteerd zal een deel van het verdiende inkomen niet terugvloeien in de economie met een recessie tot gevolg.” 

Dat kan alleen voorkomen worden indien het spaargeld weer geïnvesteerd wordt. In uitbreidingsinvesteringen, zegt Beunder, anders helpt het niet. Waarbij hij verwijst naar de gezaghebbende Heilbroner.

Maar nee, daar gaat het niet om, menen Ayres en Jackson. Het zit ‘m in de toename van de arbeidsproductiviteit! Doordat we met minder werk steeds meer kunnen produceren, moeten we wel groeien teneinde werkeloosheid te voorkomen. Je zou zeggen dat het juist fijn is als we minder hoeven te werken, want vrije tijd is hetzelfde als werkeloosheid, alleen beter verdeeld. Maar dat verdelen schijnt niet goed te lukken, vandaar dat bepaalde mensen nog steeds te veel werken en anderen te weinig. Daarnaast is groei ook nodig in verband met een voortdurende toename van kosten voor bijvoorbeeld de gezondheidszorg. Dus doordat we steeds gezonder zijn moeten we steeds harder werken.

Kalshoven heeft weer een andere verklaring. De oorzaak is, zegt hij, de toename van de welvaart. Want als je buren rijker worden, dan wil jij dat ook. Kalshoven spreekt van een ratrace en beweert: “Een beetje groei – gemiddeld een procent of twee per jaar, zou ik zeggen – is een onvermijdelijke keuze.” Het grappige is dat Kalshoven volgens mij eigenlijk zegt dat groei moet omdat er groei is.

En dan is daar ook nog de milieu- en klimaatscepticus Bjørn Lomborg. Volgens hem is economische groei nodig teneinde de milieuproblemen op te lossen: dankzij die groei beschikken we over voldoende kapitaal om technologische oplossingen te creëren en implementeren. Zijn opvatting staat in schril contrast met het vrijwel algemeen geaccepteerde standpunt dat de milieuproblemen juist het gevolg zijn van de groei.

Dat waren tot nu toe vijf verschillende theorieën over de rampspoed die over ons komt als we zouden stoppen met groeien. Mulder en Koster beschreven zelfs nog meer gangbare hypothesen, die te maken hebben met onder meer overheidsinvesteringen; concurrentiepositie; en armoedebestrijding. Voor dat laatste is zeker iets te zeggen, want ondanks de duizelingwekkende welvaartstijging leven nog steeds honderden miljoenen mensen in schrijnende en onaanvaardbare armoede. Daar komt bij: armoede is een belangrijke ‘motor’ van bevolkingsgroei, want zolang er onvoldoende pensioen opgebouwd wordt, vormen kinderen de voornaamste oudedagsvoorziening; en bij een gebrekkige of onbetaalbare gezondheidszorg is de kindersterfte hoog, zodat wie op de oude dag verzekerd wil zijn van kinderen, die zorgt dat er veel geboren worden. Overal waar de welvaart toeneemt daalt direct de bevolkingsgroei scherp. Dat betekent, dat zowel vanuit het oogpunt van medemenselijkheid en solidariteit als om de bevolkingsgroei af te remmen (wat in ieders belang is, ook van de rijken), voor de armen een inhaalslag nodig is in hun welvaartsniveau. Daarvoor is een wereldwijde economische groei noodzakelijk, tenzij de economische groei van de armen gecompenseerd kan worden door een bescheiden krimp elders in de wereld. Herverdeling dus, maar dat is volgens Joseph Stiglitz niet realistisch, en dus “zet hij toch maar in op algehele groei”.

Dat zijn een heleboel redenen. Je zou zeggen: in werkelijkheid is groei dan misschien noodzakelijk om een combinatie van al die hypothesen. Maar dat blijkt niet uit de genoemde bronnen, want die claimen stuk voor stuk dat ‘hun’ reden ‘de’ reden is. Al met al krijg je de indruk dat er iets anders aan de hand is. Economen, politici, directeuren en burgers willen gewoon groei, en dat is de eigenlijke, achterliggende reden. Politici willen groei om hun kiezers tevreden te houden. Directeuren willen groei van hun onderneming omdat ze ondernemen zien als een spel dat ze willen winnen. Burgers willen groei omdat welvaartsstijging snel went en ‘gewoon’ wordt, waarna de ontevredenheid toeslaat die alleen gedempt kan worden door méér stijging. 

Groei is dan ook niet zozeer een noodzaak, maar meer een doel op zichzelf geworden. Ik ben niet de enige die dat denkt, want anderen schreven: “Voor de meeste samenlevingen is economische groei een fundamenteel doel.” En: “Economische groei is de ultieme wens, het doel van het gehele economisch beleid.” Feitelijk gaat het om een mythe: Het gaat beter met ons wanneer de economie groeit.

Dat groei noodzakelijk is om economische instorting te voorkomen wordt dan ook door diverse auteurs betwist. Dat wil zeggen: in het huidige economische systeem leidt een gebrek aan groei inderdaad tot recessie of erger. Maar dat systeem kunnen we veranderen. Dus: groei is een keuze, geen noodzaak.

Rekenvoorbeeld. De pensioenleeftijd: een keuze, geen noodzaak

Toen in Nederland in 1956 de AOW ingevoerd werd, begon de uitbetaling op de leeftijd van 65 jaar. De levensverwachting in Nederland was op dat moment 72. Het oorspronkelijke stelsel ging dus uit van een verwachte pensioenduur van 7 jaren.

Maar mensen worden steeds ouder. Toen in 2012 de levensverwachting was opgelopen tot 81 en de pensioenverwachting tot 16 jaren, vond de regering in Den Haag het te gek worden. Het pensioen zou onbetaalbaar worden! Zeker als de levensverwachting tot 2060 verder zou oplopen naar 88 jaar, zoals experts vermoedden. Onder protest van veel burgers werd de pensioenleeftijd in stapjes verhoogd, eerst maar eens naar 67 jaar en drie maanden.

Hadden ze gelijk? Dreigde het pensioenstelsel onbetaalbaar te worden? Misschien. Maar de manier waarop dat beargumenteerd werd klopte niet. Want de vraag of de pensioenen in de toekomst betaald kunnen worden, hangt af van meer factoren dan alleen de verwachte pensioenduur. Hoeveel de pensioenen kosten als percentage van wat we samen opbrengen, hangt ook af van (1) de arbeidsdeelname van de werkende bevolking, inclusief vrijwilligerswerk, en (2) de arbeidsproductiviteit per werkende. Beide zijn tussen 1956 en 2012 reusachtig opgelopen. Kijk eens naar mijn privésituatie: ik was kind in een gezin van negen personen, van wie alleen mijn vader een betaalde baan had. Mijn moeder deed het huishouden. Er was 1 betaalde FTE op 9 mensen: 11%. Later, toen ik zelf vader was, werkte ik met een aanstelling van 0,75 FTE, net als mijn vrouw. Samen deden we het huishouden en zorgden voor ons enig kind. Opgeteld was er 1,5 betaalde FTE op 3 personen: 50%. In één generatie steeg de arbeidsparticipatie met 350%. Herkenbaar?

Goed, zo’n minionderzoek is statistisch niet sterk. Maar je kunt ook naar heel Nederland kijken. In 1960 was het bbp per persoon – uitgedrukt in US-dollars van 2019 – $1069. In 2012 was dat $49.475. Dat is een stijging, gecorrigeerd voor inflatie, met 4530%. Zouden we daar werkelijk een verlenging van de pensioenperiode van 7 naar 18 jaar (157% stijging) niet van kunnen betalen? 

Misschien niet… is het verrassende antwoord. Want aan die inkomensstijging zijn we intussen helemaal gewend geraakt. We zijn schatrijk geworden: onze welvaart groeit en groeit. De reden dat de pensioenleeftijd omhoog moet is niet omdat we de pensioenen niet zouden kunnen betalen. Maar omdat we dan wellicht onze voorgezette welvaartsgroei in de komende jaren niet zouden kunnen betalen.

Conclusie: Over de pensioenleeftijdsverhoging wordt net gedaan alsof die een noodzaak is, maar het is in werkelijkheid een keuze. Want de mate van welvaart is een keuze, en de groei daarvan is ook een keuze. In plaats van verdere groei kunnen we ook kiezen voor het handhaven van de pensioenleeftijd. Dan hebben we wat minder luxe méér dan nu, maar net zo veel vrije tijd. Of meer, als we inderdaad ouder worden.

Lees verder Inklappen

Dematerialisatie

Of groei wel of niet noodzakelijk is, is één vraag. Een andere is, of het schadelijk is als de groei onbeperkt voortzet. Wat betreft de groei van de menselijke populatie heb ik vorige week al laten zien dat het fysisch onmogelijk is dat die oneindig doorgaat. Maar geldt dat ook voor economische groei?

Vanaf de jaren 1970 verschenen er publicaties die aangaven dat een onbeperkte economische groei uiteindelijk tot catastrofes zal leiden. Verderop in dit hoofdstuk ga ik aandacht besteden aan “Grenzen aan de groei” van het team van Meadows, dat voor veel opschudding zorgde. Maar verreweg de meeste economen verguisden rampenscenario’s als die van Meadows. Zo schreef Robert Solow: “Ik denk dat de Doemdag-modellen slechte wetenschap zijn en daarom slechte gidsen voor het overheidsbeleid”. De critici legden de nadruk op de verwachting dat de vrije markt de eventuele problemen vanzelf zou oplossen, bijvoorbeeld doordat we steeds efficiënter leren omgaan met grondstoffen, waardoor volgens Solow “doorschieten en instorten niet langer het onvermijdelijke traject van het wereldsysteem zijn, en de typische aanname-conclusie van het Doemdag-model overboord valt.” 

De door Solow verwachte verhoging van de efficiëntie van grondstoffen, die volgens hem onbeperkt kan worden volgehouden, wordt dematerialisatie genoemd, en ook ontkoppeling (decoupling): economische groei wordt meer en meer losgekoppeld van materiële groei, zo is de veronderstelling. Dat kan bijvoorbeeld bereikt worden met behulp van nieuwe materialen en slimme technologieën, waaronder miniaturisatie (micro- en nanotechnologie), en verder door hergebruik en recycling, of meer in het algemeen door de kringloopprincipes van de circulaire economie. Verder vindt economische groei deels plaats in de vorm van nieuwe digitale producten, die niet per se leiden tot materiële groei.

De hamvraag is dus: zijn er tekenen dat deze dematerialisatie succesvol is? Dat is meerdere malen onderzocht. Men constateerde dat er wel sprake is van enige, helaas bescheiden ontkoppeling, maar dat die nauwelijks leidt tot een daadwerkelijke afname van de groei van grondstoffen, en al helemaal niet tot afname van de schade aan het milieu. De conclusie is: dematerialisatie is een aardige theorie, die bij een 100% ontkoppeling zou toestaan dat de economie doorgroeit tot in het oneindige terwijl het materiaal- en het milieugebruik binnen gezonde grenzen blijven. Maar vooralsnog wijst alles erop dat de ontkoppeling de 100% niet haalt, zelfs lang niet, met als gevolg dat een oneindig volgehouden economische groei uiteindelijk leidt tot een situatie waarin ons materiaalgebruik iedere fysieke grens voorbijgaat. De economische groei moet dus stoppen, goedschiks of kwaadschiks. Jeremy Lent stelt ‘groene groei’ dan ook gelijk aan ‘magisch denken’, en Herman Daly verzuchtte: “Duurzame groei is een oxymoron”, een inwendige tegenspraak, vergelijkbaar met termen zoals ‘de enige keuze’, ‘vloeibaar gas’, ‘dwingend advies’, werkvakantie’. 

‘Duurzaam’ en ‘groei’ zijn niet te combineren, in ieder geval niet op de lange termijn. Is dat in het huidige economische systeem niet mogelijk, dan volgt daaruit dat het systeem moet worden vervangen door een waarin dat wel kan. Er wordt zelfs aangedrongen op structurele krimp (‘degrowth’), op “een radicaal politiek project dat een nieuw verhaal (…) biedt voor een sociale coalitie die is gevormd rond de ambitie om een samenleving te bouwen die beter leeft met minder.”

Willen we uiteindelijk overleven in welvaart, dan zullen we op zijn minst een steady state economie moeten ontwikkelen, want de huidige economie waarin groei onmisbaar is leidt volgens Tim Jackson “naar een van deze twee toestanden: expansie of ineenstorting.”

Lasten en baten

Wie meer uitgeeft dan ontvangt, zal na verloop van tijd blut raken en failliet gaan: dat is een bekend financieel-economisch feit. Je zou verwachten dat financieel-economen beter dan wie ook zouden begrijpen dat we niet meer natuur mogen opmaken dan er kan bijgroeien. Gek genoeg is dat niet helemaal het geval, want de planetaire lasten – de ecologische voetafdruk – zijn al jaren hoger dan de baten – de biocapaciteit

Net als de wereldwijde ecologische voetafdruk is ook de totale biocapaciteit niet een constante. Hij daalt als gevolg van natuuraantasting en verstedelijking, maar hij groeit tegelijkertijd, onder meer door natuurbeheer, irrigatie, verbeterde landbouwtechnieken en veranderingen in het gebruik van grond. Ook klimaatverandering heeft invloed op de productieve en herstellende waarde van grondgebieden. Het netto-effect is dat de biocapaciteit langzaam toeneemt. Maar helaas stijgt de wereldwijde voetafdruk veel sneller. Die trend bestaat al heel veel jaren en zal vermoedelijk nog lang doorgaan.

De mensheid is, zoals eerder verteld, pakweg driehonderdduizend jaar oud. Aan het begin van die periode mag je de gezamenlijke menselijke voetafdruk gerust gelijkstellen aan nul: zo niet exact, dan toch in goede benadering. Rond 1950 was de voetafdruk gestegen tot de helft van de biocapaciteit van de planeet. Anders gezegd: over het economisch in gebruik nemen van één helft van de planeet deden we driehonderd millennia. De andere helft, versnipperd over delen van landen en zeeën, was in 1950 nog aan de vrije natuur overgelaten.

Wie denkt dat we dus opnieuw een periode van driehonderd millennia beschikbaar hebben om ook die tweede helft in gebruik te nemen, komt bedrogen uit, want dat resultaat was 21 jaar later al bereikt. Dat was op 21 december 1971, de dag waarop de gezamenlijke menselijke voetafdruk 100% van de biocapaciteit bedekte. Alles was voor de mens, niets meer voor de vrije natuur.

En toen? Toen de mensheid de volledige biocapaciteit in gebruik had genomen, op die gedenkwaardige dag in december 1971? Toen stopte de groei van de voetafdruk vanzelfsprekend, want méér dan alles kun je niet pakken. Logisch, niet? 

Was het maar waar. De groei ging gewoon verder. Dat betekent dus dat de mens vanaf dat moment meer neemt dan de natuur kan aanleveren. Lokaal gebeurde dat al veel eerder, want het beslag op de natuur varieerde natuurlijk van plaats tot plaats. Maar vanaf 1971 komt de optelsom wereldwijd op een negatieve waarde uit. Sinds 1971 wordt op de gehele Aarde roofbouw gepleegd. 

Met nare gevolgen. Oeroude bossen worden omgeploegd tot akkers. Vruchtbare grond wordt uitgeput door intensieve landbouw. Door erosie slijt de bodem weg na het verdwijnen van wortels van bomen en planten, waardoor waardevolle bodemstoffen wegwaaien of -spoelen. Weiden worden omgezet in steden, dus in steenvlakten. Monocultuur overheerst de landbouw, die daardoor blootgesteld is aan plagen. Rivieren worden rechtgetrokken ten behoeve van de scheepvaart, waardoor ze sneller overstromen. Het koraal op de bodem van de oceanen sterft en brokkelt af. Ooit vruchtbare gebieden veranderen in woestijnen, waar stofstormen over duizenden kilometers uitwaaien. Planten- en diersoorten sterven uit in een tempo dat de Aarde in geen 66 miljoen jaar gezien heeft. Het klimaat verandert, de temperatuur loopt op, de zee stijgt.

Earth Overshoot Day

Ik noemde de datum van 21 december 1971, waarop de planeet 100% in gebruik werd genomen. Maar dat is iets te exact, want de dag waarop voor het eerst de voetafdruk gelijk was aan de biocapaciteit is in werkelijkheid niet zo nauwkeurig te bepalen. Zoals gezegd: de berekening van de ecologische voetafdruk is geen exacte wetenschap, de uitkomst wordt deels bepaald door aannames, keuzen en de stand van de wetenschap op een bepaald moment. Als wetenschappelijke modellen krachtiger worden, verschuiven de uitkomsten. Als meetgegevens worden gewijzigd of toegevoegd, verschuiven de uitkomsten eveneens.

Datzelfde geldt voor de berekening van de biocapaciteit. Beide kanten van de balans hebben dus een ruime onzekerheidsmarge: zowel de biocapaciteit als de voetafdruk. 

Toch komt de datum van 21 december 1971 niet helemaal uit de lucht vallen. Dat is, volgens de meest recente berekeningen, de allereerste ‘Earth Overshoot Day’, de dag waarop, in een bepaald jaar, de ‘gebruiksruimte’ waarover we wereldwijd beschikken op is voor dat jaar. Het is de dag waarop het ecologische ‘jaarbudget’ helemaal verbruikt is. 

In 1971 werd dat punt bereikt toen het jaar nagenoeg om was, op 21 december. In de jaren ervoor kwam het überhaupt niet zo ver: de biocapaciteit was nog toereikend voor het gehele jaar. Maar na 1971 werd het budget steeds sneller besteed en arriveerde Earth Overshoot Day steeds vroeger in het jaar, zoals Figuur 3.5 laat zien.

Een logische vraag is nu: hoe zinvol is het noemen van zulke exacte datums voor elk jaar als ze niet erg betrouwbaar zijn, en als nieuwe gegevens of rekenwijzen volgend jaar misschien andere uitkomsten geven? Het antwoord is: de precieze datum is inderdaad niet heel relevant. Maar vergelijking van de datums geeft een belangrijk resultaat, en dat resultaat is concreet genoeg. Kijk naar het jaar 2018: in dat jaar viel Earth Overshoot Day al op 1 augustus. Die datum kan bij andere berekeningswijzen wellicht een week eerder of later in het jaar vallen, maar dat geldt dan eveneens voor de datums in andere jaren. De datum in 2018 is significant eerder dan het eind van dat jaar. De trend tussen 1971 en 2017 is onmiskenbaar: we komen steeds meer natuurbestedingsruimte te kort. We plegen steeds meer roofbouw. We verwoesten onze planeet.

Tenslotte

Als je gaat reageren op deze aflevering, kan het zijn dat je ingaat op mijn rekenvoorbeeld over de pensioenen. Alsjeblieft, kijk naar wat ik erover heb opgeschreven. Om misverstanden bij voorbaat te vermijden merk ik op:

Ik zeg niet dat de pensioenleeftijd niet omhoog moest, ik zeg alleen dat de wijze waarop die kennelijke noodzaak beargumenteerd werd niet klopte.

Ik zeg niet dat mijn moeder, die het huishoudelijk werk deed, niet keihard werkte – want dat deed ze wel, zonder koelkast, wasmachine, oven of centrifuge maar wel met zeven kinderen – of dat haar werk minder waard was dan dat van mijn vader. Ik zeg alleen dat het geen betaalde baan was.

Vanzelfsprekend is het fair als mensen in zware beroepen eerder met pensioen mogen dan anderen. Je creëert daarmee wel een lastig definitieprobleem: welke beroepen zijn zwaar, welke zijn minder zwaar?

Ik hoop trouwens dat de reactie niet in de eerste plaats over die pensioenen gaan, want dat is maar een voorbeeldje. De grote rode draad van deze aflevering is natuurlijk de vraag waarom ‘groei moet’. Ik hoop jullie inzichten daarover te lezen. Ken je wellicht auteurs die nog andere redenen noemen dan degen die ik heb beschreven?

Voordat ik binnenkort inga op de consequenties van de voortdurende roofbouw op de natuur, zijn er eerst nog wat andere onderwerpen te bespreken. Want groei voorbij grenzen is nog maar één probleem. Er zijn er meer. En ze beïnvloeden elkaar. Volgende week pak ik het volgende cruciale thema: winst.