
Precies 24 jaar geleden brak de hel los in Rwanda. In drie maanden tijd vond een volkenmoord plaats met zo’n 800.000 slachtoffers. Wat bijna niemand weet is dat bier, uit de brouwketels van Heineken, bij die genocide een belangrijke rol speelde.
Tussen 7 april en 15 juli 1994 was Rwanda veranderd in een luguber slagveld, bezaaid met dode lichamen. Monopolist Heineken bleef het kleine land in Midden-Afrika van vers bier voorzien. Volgens talrijke getuigen was het bier van belang om daders te motiveren en had de regering, die de genocide had voorbereid en uitvoerde, de accijnsinkomsten hard nodig. Hoe raakte Heineken in dit conflict betrokken? En had het bedrijf het ook anders kunnen doen? Een reconstructie.
1. Oktober 1990 - april 1994: gouden tijden
In oktober 1990 breekt in Rwanda een burgeroorlog uit, als Tutsi-rebellen in verzet komen tegen de Hutu’s die het land politiek en economisch domineren. De burgeroorlog is een complex conflict, waarin behalve etnische ook regionale, economische en politieke belangen een rol spelen, maar sterk vereenvoudigd komt het neer op: de Hutu’s tegen de Tutsi’s. Hutu’s maken 85 procent van de bevolking uit, Tutsi’s de rest. Zij zijn in veel opzichten tweederangsburgers.
De lokale Heineken-dochter, Bralirwa, ervaart begin jaren negentig dat een oorlog uitstekende gevolgen kan hebben voor de bierverkoop. ‘Bralirwa raast als een sneltrein,’ jubelt het internationale personeelsblad van de multinational in december 1991. De verkoop piekt als nooit tevoren: het zal tot na de eeuwwisseling duren voor de biervolumes van die tijd geëvenaard worden.
De reden daarvoor: veel Rwandezen zijn wanhopig, geloven niet meer in de toekomst en geven al hun geld uit aan bier. Heineken profiteert bovendien dankbaar van het dorstige leger van Rwanda: dat heeft bier nodig om het moraal van de troepen op peil te houden en is zodoende grootafnemer. De brouwer introduceert een nieuw merk en sleept vrachtwagens vol Amstel uit de Heineken-brouwerij in buurland Burundi aan om aan de vraag te kunnen voldoen.
Ook bij Heineken circuleert een lijst met adressen van Tutsi’s
Bralirwa is op dat moment het grootste particuliere bedrijf in Rwanda. Het brouwt bier in het stadje Gisenyi in het noordwesten van het land en het hoofdkantoor en de frisdrankfabriek staan in hoofdstad Kigali. De brouwerij werkt nauw samen met de regering, die een minderheidsaandeel heeft van 30 procent, en is ’s lands grootste belastingbetaler. Net als bij andere grote bedrijven geldt een quotum van maximum 10 procent Tutsi: ‘Kwam je daarboven, dan had je een probleem,’ zegt een Rwandese directeur van destijds.
De etnische spanning neemt toe als het extremistische radiostation Mille Collines (RTLM) in de zomer van 1993 begint uit te zenden en dag in dag uit oproept de ‘kakkerlakken’, zoals de Tutsi’s worden genoemd, uit te roeien. De directie van Heineken beseft dat het menens is: tijdens zijn afscheidsspeech in september 1993 waarschuwt scheidend topman Max Boreel voor ‘een zeer gevaarlijk virus’ dat zich in de samenleving heeft genesteld. Ook bij Heineken circuleert een lijst met adressen van Tutsi’s en op de werkvloer wordt naar RTLM geluisterd op transistorradiootjes van werknemers. De directie weet ervan, maar onderneemt geen actie.
2. 6 april 1994 - 15 juli 1994: bier brouwen in een mortuarium
Op 6 april 1994 keert president Habyarimana terug van een regionale topontmoeting in buurland Tanzania, met aan boord onder meer zijn raadgever, die ook president-commissaris is bij de Heineken-dochter. De landing naar Kigali is ingezet als het vliegtuig wordt getroffen door twee raketten; niemand overleeft de crash. De precieze toedracht is tot op de dag van vandaag onopgehelderd.
Heineken bevindt zich midden in het strijdgewoel
Wel staat vast dat de crash het startschot is van de ‘efficiëntste massamoord sinds de atoombommen van Hiroshima en Nagasaki’. Het leger, de politie en aan de macht verbonden milities (de zogenoemde Interahamwe) hebben de operatie voorbereid en voeren die uit met hulp van gewone burgers. Met het meest primitieve wapentuig — denk aan houten knuppels en kapmessen — gaan ze zowel Tutsi’s te lijf als Hutu’s die zij als verraders beschouwen, bijvoorbeeld omdat ze met een Tutsi zijn getrouwd. Het aantal doden wordt geschat op 800.000, van wie 90 procent Tutsi; het aantal daders op 200.000.
Heineken bevindt zich midden in het strijdgewoel. Binnen enkele dagen is de directeur Afrika, de Fransman Jean Louis Homé, zich ervan bewust dat het ‘het ergste’ werkelijkheid is geworden. Op of nabij beide locaties van Heineken vinden bloedbaden plaats, waarbij vrijwel alle Tutsi’s die bij het het bedrijf in dienst zijn worden gedood — vaak door collega’s. Een Nederlandse expat op de brouwerij in Gisenyi probeert nog een Tutsi-gezin te verbergen in zijn villa. Tevergeefs: ze worden gevonden en vermoord. Later zegt een bron die op hoog niveau bij Heineken werkte daarover: ‘Dat was een onhandige actie van de expat, want het doorbrak onze neutraliteit.’
Het stoffelijk overschot van de president wordt van Kigali naar de koelcel van de brouwerij in Gisenyi gebracht. Waarom precies en door wie, is onduidelijk: Heineken zegt dat vandaag de dag ook niet weten. Zeker is dat er in het Rwanda van 1994 weinig koelcellen waren en dat brouwer en regering zeer warme banden onderhouden.
De brouwerij mag dan in een presidentieel mortuarium zijn veranderd, de productie draait gewoon door. De regering heeft daar alle belang bij, want de fiscale inkomsten zijn hard nodig tijdens het conflict. Op het dak van de brouwerij komt afweergeschut te staan, soldaten beschermen de brouwerij en Tutsi-chauffeurs worden vervangen door Hutu’s.
Rwanda is het toneel van massamoorden zonder weerga, maar het bier blijft gewoon vloeien. Heineken vestigt het tijdelijke hoofdkwartier, bemand door topman Edwin Botterman en brouwerijdirecteur Luc Jolie (beiden Belgen), in Goma in Zaïre (de huidige Democratische Republiek Congo), een stad die tegen Gisenyi aan ligt aan de noordzijde van het Kivumeer. Daar hebben Botterman en Jolie elke dag contact met technische managers van de brouwerij die de grens oversteken. Ook heeft Heineken waarschijnlijk de beschikking over een radioverbinding over de korte golf tussen Gisenyi en Goma. Brouwerijen zijn op dat moment nog niet zo geautomatiseerd als nu; strikte aansturing is vereist om het brouwproces in goede banen te leiden.
Bier speelt een belangrijke rol in de volkenmoord. Uit latere getuigenverklaringen blijkt dat moordenaars hun gruwelijkheden vaak begaan onder invloed van alcohol en drugs, met grote flessen Primus, het lokale merk van Heineken, en bananenbier als voornaamste boosdoeners. Ooggetuigen maken melding van ‘tropische SS’ers, dronken van de alcohol en de zuiverende woede’ of genocideplegers die ‘tussen de moorden door’ Primus dronken, wat hen nog gewelddadiger maakte.
Het belang van bier blijkt ook uit de verhalen van een groep daders in het boek Seizoen van de machetes van de Franse journalist Jean Hatzfeld, waarin de verschillende functies van de drank duidelijk zichtbaar zijn gemaakt. Na een dag moorden kijken de daders reikhalzend uit naar hun beloning: een feestmaal van rundvleesspiezen en Primus. Het bier dient daarnaast ook om de moordenaars op te hitsen en juist agressiever te maken.
In Nederland sijpelt weinig door over de rol die Heineken in de genocide speelt. Dagblad Trouw is voor zover bekend het enige medium dat de bierbrouwer tijdens de volkenmoord de vraag stelt of het niet vreemd is dat Heineken stug doorbrouwt in een land waar de ene bevolkingsgroep de andere uitroeit. Een woordvoerster ziet het probleem niet en maakt zich vooral zorgen of er voldoende schoon water, brandstof en grondstoffen zijn: ‘Het gebrek aan deze drie zaken is op dit moment eigenlijk het grootste probleem,’ zegt ze.
De krant meldt dat er berichten de ronde gaan dat de moordpartijen vaak volgen op drankgelagen, maar Heineken ziet geen aanleiding de activiteiten in Rwanda te staken. ‘Waarom? Zolang er vraag is en we kunnen produceren, lijkt me dat niet aan de orde,’ zegt de woordvoerster.
‘Bralirwa is niet het Rode Kruis’
‘Zaken zijn zaken’, bevestigt een voormalige Rwandese manager van destijds. ‘Bralirwa is niet het Rode Kruis. Als je grondstoffen, lege flessen, machines en voldoende personeel hebt en er is vraag, dan moet je produceren. Je kunt de productie zelfs proberen op te schroeven om aan alle vraag te voldoen. Doe je dat niet, dan loop je het risico als saboteur te worden beschouwd. Dat was pas erg geweest. Dat zou betekenen dat we aan de kant van de Tutsi’s stonden. Besef je dat?’
3. Voorjaar 2017: ‘We konden niets doen’
Flash forward naar het voorjaar van 2017. Ruim vier jaar doe ik inmiddels onderzoek naar de Afrikaanse activiteiten van Heineken en na al die jaren elk contact te hebben afgehouden, toont de brouwer zich voor het eerst bereid tot interviews. In april en mei voer ik uitgebreide gesprekken met topman Jean-François van Boxmeer en directeur Afrika Roland Pirmez, ook twee Belgen.
Beiden beginnen tot mijn verbazing uit zichzelf over Rwanda. Ze hebben een nieuw verhaal: de brouwerij in Rwanda was tijdens de genocide een autonome onderneming geworden, waarover Heineken geen enkele controle meer had.
Om die lezing kracht bij te zetten, wordt in juni de Rwandese marketingdirecteur van destijds ingevlogen. Uit zichzelf vertelt deze Eugène Ubalijoro dat de bierproductie bestemd was voor het moordende leger ‘om hen te motiveren om zeker te zijn dat ze blijven vechten.’ Dat is van groot belang: Heineken wist wat er met het bier gebeurde.
Het nieuwe officiële verhaal luidt als volgt: de brouwerij bleef inderdaad produceren tijdens de genocide, maar was overgenomen door geradicaliseerde werknemers die op eigen houtje bleven brouwen. Het moederbedrijf — Heineken dus — had daar niets meer mee te maken. De verantwoordelijkheid was volgens het hoofdkantoor van Heineken komen te liggen bij een slim maar kwaadaardig brein: de lokale manager, Emmanuel Sinayobye geheten.
Er was dagelijks contact tussen onze mensen in Goma en het kader van de brouwerij in Gisenyi
Even recapituleren: het ging dus om Heineken-personeel, betaald door Heineken, dat in contact stond met het Heineken-management in Goma, om in de Heineken-brouwerij het Heineken-merk Primus te blijven brouwen. Maar het moederbedrijf Heineken zou daar niets mee te maken hebben.
Tijdens een interview leg ik de kwestie voor aan Homé, de toenmalige directeur Afrika, die het tijdelijke hoofdkwartier in Goma tijdens de genocide bezocht. Was de brouwerij in Gisenyi volledig autonoom geworden? Hij maakt een wegwerpgebaar. ‘Zeggen ze dat bij Heineken? Nee, dat is echt overdreven. Er was dagelijks contact tussen onze mensen in Goma en het kader van de brouwerij in Gisenyi.’
Als de brouwerij inderdaad volledig zou zijn afgesneden van Heineken, zoals de multinational claimt, betekent dat dat het moederbedrijf of nabijgelegen vestigingen in Zaïre de fabriek niet langer konden bevoorraden. Gep Mannak, die tussen 1982 en 1989 hoofd technische dienst was in Gisenyi en de brouwerij door en door kent, zet daar vraagtekens bij. Het zou volgens hem wel heel toevallig zijn als er genoeg brandstof, mout, reinigingsmiddel, flessen, etiketten en kroonkurken aanwezig waren om drie maanden door te blijven brouwen. Hij wijst er bovendien op dat gist elke zeven weken moest worden vervangen. Hoe groot hij de kans acht dat de brouwerij volledig autonoom was geworden, als je al deze factoren bij elkaar optelt? ‘Onmogelijk.’
Verder loopt het verhaal van Heineken spaak op het ‘kwade brein’ van Sinayobye. Los van de vraag of hij daadwerkelijk een kwaadaardig brein was — een rechtbank in Ghana bepaalde in 2014 dat hij niet kon worden uitgeleverd aan Rwanda, waarna hij niet verder vervolgd is — staat vast dat hij niet in Rwanda was toen de genocide uitbrak en dat hij pas in de tweede helft van mei 1994 terugkeerde naar de regio. Ook zonder hem bleef de brouwerij echter zeker een maand draaien.
4. Het heden – Medeplichtig aan genocide?
Laten we voor alle zekerheid voorop stellen: niemand zal beweren dat de genocide in Rwanda zonder de aanwezigheid van Heineken niet had plaatsgevonden. Ook is het zeer de vraag hoeveel invloed het brouwbedrijf had kunnen uitoefenen op het verloop ervan: slechts weinigen zagen de schaal van de slachtpartijen aankomen en de invloed van de multinational moet, ondanks de sterke banden met het regime, niet worden overdreven.
Toch is de vraag gerechtvaardigd of Heineken, als grootste bedrijf, grootste belastingbetaler én als maker van een belangrijk product, iets had kunnen doen. Had het bedrijf de eigen werknemers beter kunnen beschermen, de bierkraan dicht kunnen draaien en belastingafdracht stop kunnen zetten? Met andere woorden: heeft het bedrijf zijn verantwoordelijkheid genomen?
Voormalige Rwandese medewerkers van Heineken denken dat de bescherming die het bedrijf Tutsi-werknemers en bedreigde Hutu’s had kunnen bieden, beperkt was. De directie wist dat er lijsten circuleerden, maar wat kon je doen? Alle Tutsi’s preventief evacueren? Toen de genocide uitbrak heeft het bedrijf de expats snel in veiligheid gebracht en zich ook ingespannen voor de veiligheid van twee Rwandese managers die op de dodenlijst stonden, maar daarmee hield de betrokkenheid bij het personeel op. Oud-medewerkers, ook een Tutsi die de verschrikkingen overleefde, nemen dat hun voormalige werkgever niet kwalijk.
De bierproductie en fiscale bijdragen aan het regime zijn ogenschijnlijk een ander verhaal. Of het nu mogelijk was of niet, Heineken heeft geen enkele poging gewaagd om de brouwerij tot stilstand te brengen. Bralirwa bleef de autoriteiten tot het einde toe trouw, bevestigt de toenmalige bedrijfsarts van Heineken: ‘In die tijd noemden we Bralirwa de grote broer van de regering. Ook tijdens de genocide bleven ze belasting betalen. Als Heineken de brouwerij had gesloten, was dat een tegenslag geweest voor de moordenaars. Het had de moorden niet gestopt, maar het bedrijf had invloed kunnen uitoefenen.’
Kan de rol van Heineken tijdens de genocide in Rwanda nu nog gevolgen hebben?
Mannak, de voormalige chef technische dienst van Heineken in Rwanda, vindt dat zijn voormalige werkgever op z’n minst had moeten proberen de brouwerij te sluiten en de toelevering, als die inderdaad plaatsvond, had moeten stoppen. ‘Alleen al het idee dat de genocide voor een deel gefinancierd kan zijn geweest door de belasting die de brouwerij heeft gegenereerd, vind ik ongelooflijk kwalijk. Ik heb begrepen dat een flink deel van de genocideplegers de misdaden begingen onder invloed van alcohol en verdovende middelen. Als je daar als westers bedrijf direct of indirect betrokken bent — dat vind ik nogal wat. Persoonlijk schaam ik me daarvoor.’
Het is inmiddels lang geleden; Heineken-topman Jean-François van Boxmeer waarschuwt regelmatig dat je het verleden niet door een hedendaagse bril moet bekijken. Maar toch: kan de rol van Heineken tijdens de genocide in Rwanda nu nog gevolgen hebben? Strafrechtadvocaat Michiel Pestman van advocatenkantoor Prakken d’Oliveira acht de kans niet groot dat we het bedrijf Heineken of de verantwoordelijke managers van destijds ooit in de beklaagdenbank zullen zien, ‘maar het kan wel’: ‘Genocide verjaart niet en er is in Nederland ook wel een zekere bereidheid verdachten van genocide te vervolgen. Als er serieus onderzoek wordt gedaan, is het in theorie mogelijk dat ze Heineken of de leidinggevenden vervolgen.’
Hij benadrukt wel dat het ontzettend ingewikkeld is: ‘Je moet bewijzen dat Heineken wist dat het bier een substantiële bijdrage leverde aan de genocide. Dat is de eerste hobbel. En vervolgens moet je bewijzen dat het bedrijf wist dat de genocide plaatsvond, en dat ze desondanks zijn doorgegaan met het leveren en produceren van bier.’
Ook de belastingafdracht biedt volgens Pestman aanknopingspunten. ‘Ook hier moet je bewijzen dat het om een substantiële bijdrage ging. Je moet dus kijken wat er met dat belastinggeld is gebeurd. Werd het gebruikt om Interahamwe [de milities, red.] te financieren? Zouden die zonder dat geld niet hebben gefunctioneerd? Ik ben toch wel benieuwd. Dat is zeker de moeite van het onderzoeken waard.’
Wat vindt hij van de volledige autonomie die Heineken aanvoert? ‘Ik begrijp dat het hun verweer is dat ze niks meer te vertellen hadden over wat er in Rwanda gebeurde. Het toont aan dat ze nattigheid voelen.’
Deze reconstructie is gebaseerd op gesprekken met vijftien toenmalige werknemers van Heineken, in Rwanda en daarbuiten, en op aanvullend historisch onderzoek. De meeste bronnen die ik benaderde wilden me te woord staan, maar Edwin Botterman (huidig topman van Heineken in België) en Luc Jolie (met pensioen), die beiden in Goma zaten en precies weten wat er is gebeurd, behoren tot de schaarse weigeraars.
Reactie Heineken
We hebben Heineken om een reactie op dit verhaal gevraagd. De bierbrouwer stuurde daarop het volgende:
Door de totale paniek en chaos in Rwanda gedurende de genocide (april – juli 1994) had de directie van Bralirwa [De dochteronderneming van Heineken, red.] de controle over de brouwerij in Gisenyi verloren. De directie was tijdens de genocide deels in het buitenland, deels op de vlucht voor de genocideplegers. Als gevolg daarvan leidde de lokale brouwerijmanager de brouwerij, zonder instructies of aansturing van de directie. Na enige tijd waren er twee directieleden in Goma aanwezig met als doel duidelijkheid te krijgen over de situatie in Rwanda.
Vergeet niet dat er toen geen mobiele telefoons waren en dat men geen internet of e-mail had. De Franstalige radio RFI was de belangrijkste bron van informatie. Sommige Bralirwa-medewerkers staken de grens over met Zaïre en werden in Goma opgevangen. Er vonden in Goma wat gesprekken plaats met mensen van de brouwerij, maar dit betekent absoluut niet dat Heineken de controle had over de brouwerij. Het was nagenoeg onmogelijk om een beeld te krijgen van de situatie ter plekke, laat staan precies te weten wat er daadwerkelijk allemaal in Gisenyi gebeurde.
8 Bijdragen
Willem Oderkerk
Maar met een repressieve overheid en alle krachten daaromheen moet je daar als journalist wel voor je leven vrezen.
Lodewijk 6
Ik heb dat gedicht tijdens mijn middelbare schooltijd uit het hoofd geleerd. I.e.d.e.r.e fucking dag sindsdien is het nog steeds van toepassing. Ook op dit bedrijf, wat (toen) werd geleid door een jood! Als er één die uitspraak zich moest aantrekken, was hij het wel.
Joods-Grristelijke waarden, waarop onze Nederlandse samenleving zou zijn gebaseerd? Ik kots ervan.
Bert Van Baar 6
Marla Singer 7
Geloof niet eens dat deze figuren enige empathie hadden met de slachtoffers of soms zelfs intern genoten van deze genocide.
Annemiek van Moorst 11
Marla Singeren Interview met Jacques Pauwels naar aanleiding van de publicatie van de Franse vertaling van zijn boek Big Business met nazi-Duitsland. http://www.marx.be/nl/content/hitler-de-‘sterke-man’-van-de-duitse…-en-amerikaanse-bedrijfswereld
Joost Visser 5
'Het nieuwe officiële verhaal luidt als volgt: de brouwerij bleef inderdaad produceren tijdens de genocide, maar was overgenomen door geradicaliseerde werknemers die op eigen houtje bleven brouwen'. Wordt dit niet ontzenuwd door de jaarverslagen van die tijd?
Doet mij denken aan de Nederlandse Cocaine Fabriek.
Annemiek van Moorst 11
Jan Roos 1
Annemiek van MoorstIk heb enkele jaren gevaren op de West-Afrika kust. We haalden er boomstammen, boomstammen en nog meer boomstammen, van een duur houtsoort. We brachten er bier, bier en nog meer bier. O ja, we haalden er ook jonge apen.