© De Waag (BY-NC-SA)

Het internet is stuk

5 Connecties

Relaties

Energieverbruik data 5g datahandel

Werkvelden

Privacy
55 Bijdragen

Internet moet nodig gerepareerd worden, stelt Marleen Stikker. Onze digitale omgeving, ooit ontstaan als vrije ruimte, wordt nu bepaald door grote platforms waar wij burgers ‘te gast’ zijn en onze data als grabbelton fungeren. We zijn de grip op ons online leven aan het kwijtraken, betoogt Stikker in haar boek ‘Het internet is stuk (maar we kunnen het repareren)’. Het boek verschijnt vandaag. FTM heeft een voorpublicatie: over dataschuld en energiehonger.

Geografische en demografische data, weerkundige statistieken, mobiliteitsdata en onderzoeksgegevens: ze zijn interessant voor hergebruik, zei Neelie Kroes in 2011 als Europees commissaris voor Mededinging. Bij de introductie van de nieuwe opendatastrategie van de EU opende ze met een ‘positieve aankondiging’: ‘Net als olie gezien werd als het zwarte goud,’ meldt ze de lidstaten, ‘krijgen ook data een nieuwe relevantie en waarde in het digitale tijdperk. [...] Uw data zijn meer waard als u die weggeeft, dus begin daar ogenblikkelijk mee.’

De Europese Commissie heeft uitgerekend dat de directe en indirecte economische impuls van betere toegang tot Europese overheidsdata 140 miljard euro zou kunnen bedragen. De vraag is alleen wie die miljarden opstrijkt. Willen we echt dat steden hun mobiliteitsdata met Uber delen, terwijl dat bedrijf zijn data voor zichzelf houdt? De Commissie gaat ook voorbij aan de vraag naar het belang van de burger: hoe beschermen we de privacy van EU-burgers als we demografische informatie delen? Ook hier zien we weer die frappante tweedeling in het Europese standpunt: aan de ene kant is met de komst van de AVG een grote stap gezet in het terugwinnen van onze digitale soevereiniteit, aan de andere kant komen diezelfde rechten door toedoen van diezelfde Europese Unie in het geding doordat consumenten worden overgeleverd aan de markt

Zijn data echt het nieuwe goud?

Wat betekent het eigenlijk dat data 140 miljard euro waard zijn? Hoe moeten we dat zien? Om dat te begrijpen, moeten eerst de dynamiek achter geldcreatie en kapitaal doorgronden.

Het idee dat er voor elke gulden een equivalent van goud opgeborgen ligt in de kelders van De Nederlandsche Bank, de zogenaamde ‘gouden standaard’, is een oud, romantisch beeld. Het wekt de suggestie van veiligheid. Begin jaren zeventig wordt de gouden standaard opgeheven en raakt geld zijn koppeling met de goudvoorraad definitief kwijt. Niet alleen zijn er niet voldoende goudstaven, ook economische bedrijvigheid, onroerend goed en spaargeld verdwijnen als ijkpunten. De financiële wereld raakt losgezongen van de reële economie.

Bovenal zorgt de digitalisering van geld vanaf de jaren tachtig ervoor dat het gaat zwerven in wereldwijde digitale netwerken. Banken met een publieke taak, zoals de Postbank, bestonden daarna niet lang meer. Alle banken zijn nu commerciële banken: bedrijven die ten dienste van aandeelhouders winstmaximalisatie nastreven. We hebben centrale banken om toezicht te houden; maar die zijn terughoudend in het opleggen van regels. Het is verontrustend dat banken in handen zijn van particulieren, die op basis van eigen inzichten geld kunnen scheppen.

Dat geld scheppen is een bijzonder proces. Op het moment dat een bank een lening verstrekt, wordt geld gecreëerd. Dat gebeurt letterlijk door een paar nullen toe te voegen in de computer. Er hoeft niet eerst spaargeld aangetrokken te worden; het is een eenvoudige boekhoudkundige handeling waarmee aan beide kanten van de balans van de bank hetzelfde bedrag wordt bijgeschreven. Een bank moet een zekere ratio houden tussen zijn bezittingen en de leningen die ze verstrekt, maar dat legt weinig beperkingen op om geld te creëren voor bedrijven en doelen waar ze in gelooft.

Banken hebben analisten in dienst die inschattingen maken van de kansen van sectoren en ondernemers. De agrarische sector heeft een ander risicoprofiel dan de farmaceutische industrie, een ondernemer in Schin op Geul een ander profiel dan een ondernemer in de Sahara. Ook de tech-industrie heeft haar eigen logica, opgebouwd uit verhalen, vergezichten, voorspellingen, modellen en projecties. Als we geloven dat data een goudmijn zijn, dan is miljarden investeren in bedrijven die dat goud willen mijnen, een rationele afweging geworden.

Datagraaien door het vlies van de toekomst

Degene die een lening op zijn bankrekening bijgeschreven krijgt, belooft dat later terug te betalen. Geld scheppen is in feite schulden creëren. Het is graaien in de toekomst. Yanis Varoufakis, die korte tijd de Griekse minister van Financiën was, beschrijft het mooi in zijn boek De economie uitgelegd aan mijn dochter (2015). Daarin stelt hij dat we een ‘greep door het vlies van de toekomst’ doen. We halen waarde van straks naar het nu, op basis van voorspellingen en verhalen: ‘De bankier is de allegorische “hand” van de ondernemer die door de tijdgrens heen waarde uit de toekomst grijpt, waarde die dus nog niet gecreëerd is. Hij brengt die naar het heden en leent haar uit aan de ondernemer, zodat die zijn productie in gang kan zetten, waarde kan produceren en de bankier kan afbetalen; en zo kan waarde die van de toekomst is “gestolen” aan de [...] toekomst worden teruggeven.’

Met een greep door het vlies van de toekomst worden onze privacy en soevereiniteit te gelde gemaakt. Data moeten goud worden

We moeten dus vooral massaal blijven geloven in het verhaal dat data goud waard zijn; dan blijft het scenario intact dat bedrijven die eigenaar zijn van digitale platforms veel geld waard zijn. Het is in dat licht goed verklaarbaar waarom banken en private investeerders miljarden lenen aan Uber, terwijl dat bedrijf jaarlijks miljarden verlies lijdt. Ze gokken erop dat Uber een monopolie opbouwt op het gebied van mobiliteit en het de data die het over ons vergaart, in de toekomst kan verzilveren. Met een greep door het vlies van de toekomst worden onze privacy en soevereiniteit te gelde gemaakt. Data moeten goud worden, anders kan de schuld niet worden terugverdiend. Zo is de cirkel rond.  

Door de waarde van Europese data op 140 miljard euro te schatten, gaf de Europese Commissie de tech-industrie een vrijbrief om miljarden te lenen, en banken een aansporing om miljarden te scheppen. En wij zijn het onderpand. We zijn al verkocht. Het cynische effect is dat betere privacywetgeving niet in het belang is van onze banken en financiële instellingen: al zou je verwachten dat zij de data van hun eigen klanten liever voor zichzelf houden, ze hebben er juist baat bij dat bedrijven door hun datahandel hun verplichtingen na kunnen komen. En nog cynischer: betere privacywetgeving lijkt niet langer in ons belang te zijn, omdat onze pensioengelden belegd zijn in de bedrijven die hun winsten baseren op het schenden van onze privacy. We wedden allemaal op hetzelfde paard.

De klimaatbelasting van digitalisering

Weinig mensen staan stil bij de immense energiebehoefte van internet. Internet is een groeiende grootverbruiker: de hoeveelheid data die wij wereldwijd produceren, verdubbelt elke achttien maanden. Zou internet een land zijn, dan was het qua energieverbruik het zesde land in de wereld. Het energiegebruik van een datacentrum is al snel vergelijkbaar met dat van een middelgrote stad. Als je bedenkt dat datacenters wereldwijd voor meer dan 50 procent worden gestookt op fossiele brandstoffen, zoals Greenpeace in het onderzoek Click Clean concludeert, kun je je de enorme CO2-uitstoot voorstellen die het gevolg is van onze toenemende datahonger.

Ook zijn de zogenaamde hyperscale rekencentra in opkomst: datacenters zo groot als meerdere voetbalvelden met tienduizenden servers. Over de hele wereld zijn dat er eind 2019 al vijfhonderd, met een verwachte groei van 25 procent. Nederland neemt hier gretig aan deel. De Stichting Dutch Datacenter Association meldt trots: ‘Nederland, en vooral Amsterdam, wordt gezien als “Digital Gateway to Europe” vanwege zijn uitmuntende connectiviteit en volledig ontwikkelde ecosysteem. Na jarenlange groei met dubbele cijfers, was het een kwestie van tijd voordat Amsterdam andere hubs zou inhalen.’

Zou internet een land zijn, dan was het qua energieverbruik het zesde land in de wereld

De industrie is wel op zoek naar oplossingen. Zo is in een fjord in Noorwegen een van de grootste datacenters ter wereld in aanbouw. Het Lefdal Mine Datacenter moet zestien voetbalvelden aan datacontainers herbergen, en wordt CO2-neutraal: het zal worden gevoed met hydro-elektriciteit. Er zijn ook voorbeelden van initiatieven op Nederlandse bodem die servers naast landbouwkassen plaatsten: de overtollige hitte van de één is de verwarming van de ander. Het is het begin van een ontwikkeling naar green tech, en het zijn goede initiatieven, maar fundamenteel lossen die nog niet veel op.

Recent hebben Japanse en Amerikaanse onderzoekers berekend dat in 2025 liefst 20 procent van alle elektriciteitsbehoefte, en 5,5 procent van de mondiale CO2-uitstoot, zal worden veroorzaakt door de ict- en telecomindustrie (waaronder 5G), datacenters, en het Internet of Things: al die objecten die aan het internet en aan elkaar verbonden zijn, zoals landbouwmachines, zelfrijdende auto’s, thuisassistenten, maar ook hele steden en fysieke infrastructuren.

1,5 miljoen zelfrijdende auto’s verbruiken per dag meer data dan de volledige wereldbevolking die nu online is

Hoveel energie kost Alexa’s weerbericht?

Neem Amazons thuishulpje, Alexa. Kate Crawford, Director of Research van het Artificial Intelligence Now Institute in New York, en Vladan Joler, hoogleraar aan de Academy of Arts in Novi Sad (Servië̈), pakten een schroevendraaier, maakten Alexa open, en plozen haar volledig uit. In hun essay ‘Anatomy of an AI System’ (2018) laten ze zien wat er allemaal nodig is om het apparaatje te laten werken: van de benodigde arbeid en de grondstoffen en mineralen voor de hardware en de verpakking, tot de complexe datanetwerken die Alexa nodig heeft.

Ogenschijnlijk simpele commando’s als ‘Alexa, doe het licht aan’, of ‘Alexa, wat voor weer is het morgen?’ zijn in werkelijkheid enorme exercities waar talloze satellieten en servers aan te pas komen. De AI-modellen van digitale assistenten als Alexa trainen om onze taal te begrijpen, kost ook bergen energie. Onderzoekers van de University of Massachusetts hebben uitgezocht hoeveel kilogram CO2-uitstoot het trainen van een dergelijk algoritme tot gevolg heeft: gemiddeld zo’n 300 ton. Daarvoor kun je 125 keer tussen New York en Beijing op en neer vliegen.

Datastapel inperken

Als dat het verbruik van een thuisassistent is, wat zullen ‘zelfrijdende’ auto’s dan verbruiken? Zij moeten hun omgeving permanent scannen en vergelijken met driedimensionale datakaarten. Voor de versies die nu rondrijden, waarbij automobilisten geassisteerd worden door technologie, is het dataverbruik 25 gigabyte per uur. Bij volledig autonoom rijdende auto’s wordt het dataverbruik geschat op 250 gigabyte per uur. Het datagebruik van een robottaxi die 24 uur per dag rondrijdt, loopt op tot 4000 gigabyte op een dag. Als er 1,5 miljoen van dergelijke auto’s zouden rondrijden, verbruiken die per dag meer data dan de volledige wereldbevolking die nu online is. Daar kan geen enkele besparing op de hoeveelheid blik op de weg tegenop.

In een tijd dat we onder grote druk staan om onze ecologische voetafdruk wereldwijd terug te dringen, helpt het kritiekloos inzetten van het internet daar allerminst bij. We moeten geen digitale bedrijvigheid stimuleren wanneer die niet klimaatneutraal is. Dat zou kunnen betekenen dat we voorlopig geen 5G uitrollen en een moratorium afkondigen op de bouw van datacentra. Het zijn ingrijpende beslissingen, maar niet verbazingwekkend gezien de klimaatcrisis. Als we de veestapel drastisch moeten inperken, waarom dan niet ook de datastapel? Dat laatste lost twee zaken tegelijk op: het verlaagt de energiebehoefte en verbetert de bescherming van onze privacy en onze soevereiniteit.

 

‘Het internet is stuk (maar we kunnen het repareren)’ verschijnt vandaag bij uitgeverij De Geus.