Sinds het einde van Koude Oorlog heeft Nederland fors gesneden in Defensie. De opeenvolgende kabinetten gebruikten de kaasschaaf om te beknibbelen op budgetten. Tegelijkertijd moest de gemankeerde krijgsmacht wel alles kunnen. Met de grote jongens meedoen, naar Afghanistan. De kaasschaafmethode raakte het bot van de krijgsmacht en Nederland maakt nog steeds geen echte keuzes op basis van visie.

Wat willen we met de krijgsmacht in de toekomst? De regering komt eerst met een budget en daarna volgt ‘visie’, in de praktijk een boekhoudkundige invuloefening. De kaalslag bij de Nederlandse krijgsmacht is inmiddels van vooroorlogse proporties.

33 artikelen

© ANP/Bart Maat

Het lot van de nieuwe minister van Defensie lijkt nu al bezegeld

5 Connecties
51 Bijdragen

Ank Bijleveld (CDA) moet als beoogd minister van Defensie in Kabinet Rutte-III een einde maken aan de kaalslag bij het departement. Dat wordt een klus: met de erfenis van Hennis en een krijgsmacht die structureel overvraagd wordt door de politiek, ligt voor Bijleveld eenzelfde aftocht als haar voorganger in het verschiet. Haar lot ligt in handen van de politiek.

‘Het stopt hier vandaag. Ik stop als minister van Defensie.’ Met die woorden beëindigde Jeanine Hennis-Plasschaert haar ministerschap. Zij deed dit in het debat over de bevindingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Het onderwerp van dat onderzoek: het mortierongeval waar de militairen Henry Hoving (29) en Kevin Roggeveld (24) in Mali in juli 2016 om het leven kwamen en een derde militair zwaargewond raakte. De conclusie van OVV luidt dat Defensie ernstig tekort is geschoten in de zorg voor de veiligheid van de uitgezonden militairen. De mortiergranaten waren onveilig en de medische voorzieningen waren onvoldoende. Hennis trok uiteindelijk haar eigen conclusies: ‘Ik ben politiek verantwoordelijk. Ik neem die verantwoordelijkheid ten volle.’

En zo gaat Jeanine Hennis-Plasschaert de geschiedenisboeken in. Het roerige einde van haar termijn is niet slechts een rimpeling in een ministerschap, waarin ze veroordeeld was tot puinruimen na eerdere stevige bezuinigingen op Defensie. Integendeel: haar aftocht is de culminatie van een reeks onaangeroerde fundamentele problemen, die er uiteindelijk toe leidden dat er in Mali twee soldaten het leven lieten.

Problemen in bedrijfsvoering

‘De bedrijfsvoering klopt niet meer,’ zo stelde voormalig Commandant der Landtrijdkrachten, generaal b.d. Mart de Kruif, afgelopen week in een interview met de Volkskrant. ‘De kern van het probleem is dat defensie is doorgeschoten in het streven naar efficiency. Tijdens de Koude Oorlog hadden we van alles te veel, maar nu ligt alles gelijk stil als ook maar iets kapot gaat.’

De cosmetische ingrepen van Hennis kunnen niet meer verhullen dat fundamentele problemen onaangeroerd zijn gebleven

Ook de Algemene Rekenkamer wijst in haar jaarlijkse rapportages op problemen in de bedrijfsvoering: ‘Voldoende personeel moet zijn getraind, reserveonderdelen moeten op tijd beschikbaar zijn en onderhoudsbeurten moeten vlot verlopen.’ Dat blijkt echter jaar op jaar niet het geval te zijn. Defensie is geen geoliede machine, aldus de Rekenkamer. Kritische geluiden van onderaf worden echter steevast genegeerd of lopen vast in interne procedures. Met als pijnlijk resultaat: een tekort aan munitie, een tekort aan materieel en zelfs een tekort aan basale veiligheid — zowel tijdens trainingen als op missie.

Dat wil niet zeggen dat Hennis Defensie compleet op haar beloop heeft gelaten. Met een nieuwe communicatiestrategie wist Hennis het imago van Defensie op te poetsen, waardoor meer Nederlanders voorstander zijn van een ruimer budget voor Defensie. Mede daardoor heeft Hennis het totale defensiebudget stapje voor stapje weten te verhogen tot op het niveau van vóórdat kabinet Rutte-1 er de hakbijl in zette.

Ze heeft echter niet weten te voorkomen dat de krijgsmacht verder werd uitgehold. De Algemene Rekenkamer concludeerde vorig jaar dat onder het toeziend oog van Hennis de operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht was gedaald van 77 procent in 2013 naar een dieptepunt van 59 procent in 2015.

De cosmetische ingrepen van Hennis en de fixatie op financiële stapjes kunnen niet meer verhullen dat onder haar bewind fundamentele problemen onaangeroerd zijn gebleven: kwesties waar Ank Bijleveld (CDA) als beoogd minister van Defensie in Kabinet Rutte-3 mee aan slag zal moeten, wil zij een einde maken aan de kaalslag bij Defensie.

‘Wie denkt dat we er zijn met anderhalf miljard, vergist zich’

Een belangrijk begin om orde op zaken te stellen is er al. De nieuwe minister krijgt extra geld te besteden, oplopend naar zo’n 1,5 miljard euro extra per jaar. Dat lijkt een forse verbetering: in de begroting voor 2017 ging er bijna negen miljard euro naar defensie, dus dit betekent dat er 17 procent bij komt.

Maar afgezet tegen de gaten die moeten worden gevuld is het een schijntje. Bijleveld zal munitievoorraden moeten aanvullen, de arbeidsvoorwaarden van het personeel moeten aanpakken en technisch personeel moeten aantrekken. Volgens generaal De Kruif komt Defensie met 1,5 miljard dan ook niet erg ver: ‘Je hebt al 1 miljard nodig om het huishoudboekje op orde te krijgen. Een half miljard om te investeren in materieel en personeel is niet veel. Wie denkt dat we er zijn met anderhalf miljard, vergist zich.’ 

De erfenis van Hennis

Naast geld voor de bedrijfsvoering moet er ook geïnvesteerd worden in de toekomst. De financiële bewegingsruimte van de nieuwe minister wordt hierin echter ernstig gehinderd door de aanschaf van de JSF. Bijleveld zal het als minister van Defensie in Rutte-3 daarom verdomd lastig krijgen om keuzes te maken. De zeer prijzige straaljager drukt zwaar op het toch al beperkte investeringsbudget en staat hiermee investeringen in andere wapensystemen in de weg. De Marine en de Landmacht hadden zo het nakijken, toen Hennis definitief had besloten tot aankoop van de JSF.

Met het spiksplinternieuwe gevechtsvliegtuig kan de Luchtmacht decennia vooruit, terwijl de Landmacht en Marine verschillende grote wapenaankopen hebben moeten annuleren of voorlopig hebben stilgelegd. Dat is de erfenis van Hennis en haar voorgangers.

Een grote visie op de toekomst van de Nederlandse krijgsmacht is er simpelweg niet

Het JSF-besluit bepaalt de toekomst van de Nederlandse krijgsmacht. En dat is eigenlijk de omgekeerde wereld. Hoe die toekomst eruit moet zien, zou normaal gesproken moeten blijken uit een op te stellen visie: zo zien wij de wereld, de veiligheidssituatie en de rol van Nederland daarin. Zo ziet de daarbij passende krijgsmacht eruit, en die moet dit soort missies kunnen uitvoeren. Op basis van zo’n toekomstbeeld kunnen concrete doelen en ambities geformuleerd worden: op welke manier, hoe vaak en hoe lang moet de krijgsmacht ingezet kunnen worden? Als de minister dit volgens het boekje doet, komt daarna pas het kostenplaatje. Met het formuleren van een visie gaat het echter al jaren mis. Die grote visie op de toekomst van de Nederlandse krijgsmacht is er simpelweg niet.

De kloof tussen middelen en ambities

Het ontbreken van een visie heeft consequenties, zoveel is inmiddels duidelijk. Dat probleem wordt erger wanneer de politieke ambities omgekeerd evenredig zijn aan de middelen die daarvoor beschikbaar zijn. En dat kan levens kosten.

Militaire missies vormen een belangrijk instrument van het Nederlandse buitenlandbeleid, één waar de Tweede Kamer mee instemt of initiatief toe neemt. Jaren achtereen heeft de krijgsmacht capaciteit moeten inleveren, maar toch deed de politiek beroep op de manschappen; alsof zij in een parallelle wereld leefde. Op naar Mali om inlichtingen te verzamelen, op naar Irak om Peshmerga en Irakese militairen te trainen. De F-16’s moesten ondertussen van de Baltische Staten door naar het Midden-Oosten om IS te bombarderen. Het defensiebudget daalde, maar de ambitie volgde een ander spoor. Kabinet Rutte-1 ging daarin het verst: Defensie moest het jaarlijks doen met een miljard euro minder, maar de krijgsmacht moest evenveel blijven leveren als vóór de bezuiniging.

Militair meedoen

Nederland doet mee met militaire missies onder de VN-vlag, in EU-verband en met de NAVO-bondgenoten. Op zich zit er een logische gedachte achter: het is bij grondwet bepaald dat Nederland met haar krijgsmacht bijdraagt aan de internationale rechtsorde. Daar komt bij dat Nederland alleen niet in staat is om het eigen grondgebied te verdedigen – ons land is afhankelijk van bondgenoten en daar iets tegenover: je moet laten zien dat je zelf ook een goede bondgenoot bent.

De ultieme manier om dat te laten zien, is mee te doen met de missies van bondgenoten. Dus niet alleen genoeg geld besteden aan defensie, maar ook daadwerkelijk leveren. En bij voorkeur in alle fasen van een conflict. Vooral sinds het einde van de Koude Oorlog draait het binnen militair-politieke allianties nog meer om solidariteit en het delen van risico’s. 

Met operaties in het zogenaamde hoge geweldsspectrum – missies waar echt gevochten gaat worden – zijn de meeste punten te scoren: in Afghanistan toonde Nederland zich een goede bondgenoot door zich te mengen in de strijd tegen de Taliban. De missie in Uruzgan was de grootste uitzending van Nederlandse militairen overzee sinds de dekolonisatieoorlog in Indonesië in de jaren 1945-1949. Gerekend naar percentages van de operationeel inzetbare krijgsmacht, nam Nederland als leverancier van militairen de derde plaats in na de VS en Groot-Brittannië. Nederland deed in Afghanistan dus mee met de grote jongens. En wat eerst nog politiek verkocht werd als ‘opbouwmissie’, bleek later een serieuze ‘vechtmissie’. Niet alleen in omvang, maar dus ook in termen van risico leverde het kleine Nederland een grote bijdrage binnen bondgenootschappelijk verband.

In 2006 spraken de NAVO-leden hun intentie uit om twee procent van hun bnp uit te geven aan Defensie. Nadat er onvrede was ontstaan binnen de NAVO over bezuinigingen door de meeste landen, is in 2014 afgesproken om toe te werken naar die twee procent. Toch blijft Nederland hangen rond de 1,1 tot 1,2 procent. Bondgenootschappelijke afhankelijkheid in combinatie met het relatief lage defensiebudget zorgt voor een perverse prikkel. Om toch de gewenste ‘actieve en relevante’ bijdrage te leveren, kon Hennis weinig anders doen dan alle mogelijke inzet uit de krijgsmacht te persen.

Lees verder Inklappen

Dat is de reden waarom Commandant der Strijdkrachten Tom Middendorp in het kielzog van minister Hennis opstapte . Het is een signaal naar de politiek, schrijft defensie-expert Ko Colijn in NRC Handelsblad: ‘De professional die zijn vertrouwen heeft verloren in de politiek, die de krijgsmacht nu al 25 jaar klussen laat doen die onuitvoerbaar waren. In Haags parlando: een te wijde spagaat tussen ambitieniveau en middelen.’

Generaal b.d. Mart de Kruif

We draaien niet langer mee in de eredivisie. We zijn Achilles '29 uit Groesbeek

Dit is ook waarom generaal b.d. De Kruif opstaat en zijn kritiek uit. De voormalig Commandant der Landstrijdkrachten laakt het gebrek aan middelen dat de politiek ter beschikking stelt: ‘Opportunisme overheerst. Ik begrijp dat ze liever een miljoen extra uitgeven aan zorg dan aan defensie. Dat is makkelijker te verkopen.’ En dat heeft volgens hem gevolgen voor wat de krijgsmacht kan leveren: ‘We draaien niet langer mee in de eredivisie. We zijn Achilles '29 uit Groesbeek, tweede divisie. Dat is ernstig, want we hebben het niet over de hervorming van de btw of de aanleg van een snelweg, maar over een overheidstaak waarbij mannen en vrouwen hun leven wagen.'

De Algemene Rekenkamer hamert al jaren op het dichten van deze ‘kloof’ tussen middelen en ambities. De oplossing oogt simpel: de politiek kan aan twee knoppen draaien. Óf de ambities drastisch verlagen zodat ze aansluiten op de beperkte middelen, óf de middelen stevig laten toenemen, zodat zij passen bij de ambities.

Vijf miljard extra

De huidige staat van de krijgsmacht schreeuwt om lagere politieke ambities. Maar de Onderzoeksraad bereidt de nieuwe minister van Defensie alvast voor op wat er nog meer op Defensie af zal komen. De politiek heeft niet alleen in het verleden te veel gevraagd van de krijgsmacht, de OVV verwacht dat de krijgsmacht door de ‘huidige geopolitieke ontwikkelingen (…) in de komende decennia structureel overvraagd blijft.’ De veiligheidssituatie is er dus eigenlijk niet naar om het ambitieniveau te laten dalen. 

Het is de vraag of Rutte-3 gaat leren van het recente verleden

De Kruif sluit zich daarbij aan: 'De politiek bepaalt de ambitie, de militair voert uit. We kunnen achter onze dijken schuilen en hopen op genade. Maar zeg dan ook tegen de wereld dat we ons niet betrokken voelen en meldt de NAVO dat we even niet meedoen. Mijn mening: we zijn de zestiende economie ter wereld en we zouden niet in staat zijn 1100 mensen op een missie te sturen? Waar hebben we het dan over?'

De logische consequentie moge duidelijk zijn: Defensie heeft meer extra geld nodig dan 1,5 miljard. De Adviesraad Internationale Vraagstukken adviseert voor de totale uitgaven het gemiddelde van de Europese NAVO-landen: 1,6 procent van het bnp. Voor Nederland zou dat in totaal op zo’n 14 miljard euro uitkomen. Het nieuwe kabinet zou daarvoor zo’n vijf miljard extra per jaar moeten uitgeven.

Die vijf miljard komt niet van het nieuwe kabinet. En het is de vraag of Rutte-3 gaat leren van het recente verleden. In het regeerakkoord staat namelijk ook dat de missies groter moeten worden, en langer volgehouden. Er wordt dus gedraaid aan beide knoppen: een hoger budget, maar ook een nog hoger ambitieniveau.

Met die opdracht ligt voor Bijleveld als minister van Defensie hetzelfde lot als haar voorganger Hennis in het verschiet. Het OVV concludeerde immers dat het overvragen van en de daardoor ontstane druk op Defensie mede heeft geleid tot de omstandigheden waaronder het fatale mortierongeluk in Mali kon plaatsvinden.

Dat er door ondeugdelijk materieel vaker dodelijke ongelukken in het buitenland hadden kunnen gebeuren, blijkt wel uit het verhaal dat een klokkenluider van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) aan Follow The Money vertelde. Zolang de nieuwe minister niet kan voorkomen dat er te veel gevraagd wordt van de krijgsmacht, is het wachten tot het weer mis gaat.