Bronmateriaal van o.a. PvdA en IISG; beeldbewerking door Luuk van der Sterren.

Bronmateriaal van o.a. PvdA en IISG; beeldbewerking door Luuk van der Sterren. © CC BY-SA

In Memoriam: de Sociaaldemocratie

Afgelopen maart werd pijnlijk duidelijk wat vier jaar rechts beleid de PvdA had gebracht: de partij werd met de grond gelijk gemaakt. Ze is niet alleen: in heel Europa is de sociaaldemocratie op sterven na dood. Waar ging het mis? Ewald Engelen schreef een necrologie.

Hoe rooskleurig zag de toekomst er midden jaren negentig voor de sociaaldemocraten uit.

Onder leiding van charismatische aanvoerders als Tony Blair, Wim Kok en Gerhard Schröder onderging de beweging een ware moderniseringsgolf. ‘Neoliberalisme met een menselijk gelaat’, zo heette het project. Voor even leek het een (electoraal) niet te kloppen combinatie.

Twintig jaar later is van die onoverwinnelijkheid weinig overgebleven. Het grote verhaal van het voorbije verkiezingsseizoen is niet dat het politieke midden onverwacht weerbarstig bleek. Het is ook niet dat het ‘verkeerde soort populisme’ is afgestopt, of dat het politieke landschap desondanks almaar verder is versplinterd. Het echte verhaal is het dramatische verlies van de Europese sociaaldemocraten. 

Anderhalve eeuw na haar onstaan — geboren uit het verzet van fabrieksarbeiders tegen de uitwassen van het industriële kapitalisme — is de sociaaldemocratie hard op weg om roemloos ten onder te gaan. In Griekenland, Frankrijk, Spanje, Nederland en Tsjechië is de beweging waarschijnlijk voorgoed weggevaagd; in Duitsland en Oostenrijk is ze veroordeeld tot onbetekenende bijrolletjes.

En keer op keer is de reden voor de teloorgang dezelfde: het opmerkelijke sociaaldemocratische onvermogen om een geloofwaardig antwoord te vinden op de uitwassen van het kapitalisme van de 21e eeuw.

Waar je ook kijkt, overal zie je de rokende puinhopen van wat ooit geoliede politieke machines waren

Rokende puinhopen

Toenemende ongelijkheid, groeiende uitbuiting, uitputting van natuurlijke hulpbronnen, corpocratisering van de democratie, onbeschrijflijk dierenleed, onstuitbare klimaatverandering, ideologische verdorring – de sociaaldemocratie heeft maar één reflexmatig antwoord paraat: we moeten het beter uitleggen. Beter uitleggen waarom de overheid helemaal geen antwoord kan bieden.

Het resultaat liegt er niet om. Waar je ook kijkt, overal zie je de ruïnes van wat ooit trotse en geöliede politieke machines waren. Soms letterlijk, zoals in Gent of Berlijn: Droeg de sociaaldemocratie daar haar macht van oudsher uit via grote, iconische gebouwen die spraken van een betere wereld; anderhalve eeuw later rest deze steden slechts nog wat doodse gevels.

Bij sommige panden is de sociaaldemocratische geschiedenis ‘op zijn kapitalistisch’ uitgewist. De muren zijn beplakt met de posters van popconcerten en films; in de voormalige vakbondskantoren en uitgeverijen zitten cafés en restaurants die worden gefrequenteerd door millennials die werken in de gig-economie. Hen zal het evenwel een rotzorg wezen dat er vanuit deze gebouwen ooit een politieke strijd werd gevoerd om idealen die anno 2017 door dezelfde sociaaldemocraten al lang weer te grabbel zijn gegooid.

Ik kan enig plezier in mijn ramptoerisme niet verhullen

En soms zijn de ruïnes figuurlijk. Zoals in Nederland, waar het socialisme vooral op gemeentelijk niveau zijn beslag heeft gekregen — al was het maar in de naamgeving van de woningbouwcorporaties. In de jaren twintig waren zij verantwoordelijk voor ware architectonische hoogstandjes; ze spraken van hoop, verheffing, daadkracht, idealen en van de expertise en middelen om ze te verwezenlijken. Ook vandaag de dag nog komen liefhebbers van over de hele wereld naar Nederland om deze gebouwen te bezichtigen.

We weten wat er van is geworden. Corporaties met kerstbomen aan derivaten; gewetenloze bestuurders met Maserati's en goudgerande pensioenen; universiteiten met campussen in China en portfolio's aan onroerend goed; schoolbesturen met kantoorruimte aan de Zuidas. Voor verheffing, lees zelfverrijking. Voor daadkracht, lees de bullshit van de manager. Voor hoop, lees de kille achteloosheid van de rendementsmaximalisatie. Voor idealen, lees de verheerlijking van de markt. En voor de weg erheen — het knopentellersidioom van de econoom.

Idealen als behangpapier

Ik kan enig plezier in mijn ramptoerisme niet verhullen. Het gebeurt immers niet elke dag dat een politieke beweging die werd opgericht om het kapitalisme te temmen, wordt weggevaagd tijdens de grootste kapitalistische crisis sinds de jaren dertig. Dachten de kinderen van Kok nu werkelijk dat kiezers dom genoeg zouden zijn om opnieuw te stemmen op een partij zonder soortelijk gewicht?

Als de macht lonkt, blijken de beginsels van de PvdA zo dun als behangpapier

Het cynisme van de generatie Asscher-Dijsselbloem-Samsom spatte er dan ook af toen in 2010, na jaren blijmoedig bouwen aan de neoliberale renovatie van Nederland, plotseling iedereen die iets voorstelde in de PvdA opzichtig zwaaide met het pamflet Ill fares the Land van Tony Judt. Deze schrijver bracht ons een nostalgisch pleidooi voor de sociaaldemocratie van de civiele techniek van Tinbergen en de collectieve verzekeringen van Drees.

Ill fares the Land vormde destijds de Bijbel voor het zogenaamde Van Waarde-project van de Wiardi Beckman Stichting. Het document had een ideologische herbronning moeten opleveren, maar anno 2017 oogt het als het zoveelste monument voor de eigen buigzaamheid.

Want als de macht lonkt, dan blijken de beginselverklaringen van de PvdA nogal eens zo dun als behangpapier: de neoliberale kaalslag ging ook onder het kabinet-Rutte II gewoon door.

‘Burgemeesters in oorlogstijd’, zo noemden Asscher, Dijsselbloem en Samsom zich. Iemand moest het doen — en als zíj het deden, zou het in ieder geval socialer gebeuren dan wanneer het aan een ander zou worden overgelaten.

Wat over het hoofd werd gezien, was dat sociaal of asociaal niet afhankelijk is van het beleid zelf: het wordt bepaald door de beschikbare begrotingsruimte. Wie in een economie waar de helft van het bbp voor rekening van de overheid komt het begrotingstekort wil verminderen, speelt automatisch een zero sum game. Wat er bij de overheid (in de vorm van lagere uitgaven of lastenverzwaringen) bij komt, gaat er in de private sector af. En omdat de VVD aan Samsom en consorten had opgedragen om van het bedrijfsleven af te blijven, waren huishoudens per definitie het haasje.

Ooit had de PvdA het monopolie op ideëenvorming

Toen minister van Financiën Dijsselbloem zich vervolgens ook nog eens tot het ordoliberalisme van Wolfgang Schäuble bekeerde en ook de rest van de eurozone aan de paal van misplaatste soberheid nagelde, was het pleit beslecht. Deze partij was het exacte tegendeel geworden van wat ze ooit was geweest: geen volkspartij, maar een machtspartij. Geen idealistische partij, maar een technocratische partij. Geen ledenpartij, maar een kaderpartij. Geen emancipatiepartij, maar een banenpartij.

Progressief intellectualisme

Je kan het je nu nauwelijks meer voorstellen, maar ooit had de PvdA het monopolie op ideëenvorming. Je komt ze soms nog wel eens tegen tussen de tweedehandsboeken bij De Slegte: jaargangen Socialisme en Democratie uit de jaren zeventig, tachtig en negentig, eigendom van onlangs overleden sociaaldemocraten. Geen enkele politieke publicatie kon er aan tippen: doorwrocht, internationaal georiënteerd, academisch onderbouwd, creatief, utopisch. Geen wetenschappelijk bureau dat kon concurreren met de Wiardi Beckman Stichting.

Er bestond in Nederland een soort Wahlverwandschaft tussen de sociaaldemocratie en de academische sociologie-, bestuurskunde- en economiebeoefening; een lidmaatschap van de PvdA hoorde in de jaren zeventig, tachtig en negentig net zo bij een hoogleraarstitel als een eigen toga en baret. Links, maar realistisch en keurig — dat idee. En het leverde je via de WRR, SCP, SER, hoorzittingen en bilateraaltjes ook nog eens periodieke toegang tot de macht op.

En zo gingen wetenschap, partij, politiek en bestuur meer en meer dezelfde technocratische taal spreken. Wat politiek nog wel en wat niet meer acceptabel was, werd onderling bepaald. Den Uyl's smalle marges van de democratie kwamen niet alleen van buiten, maar bevonden zich ook in het collectieve brein van de Nederlandse sociaaldemocratie. Het resoneerde met de breed levende gedachte dat intellectualisme per definitie progressief was.

Intellectuelen bestaan niet meer: van de pen kan je in Nederland nu eenmaal niet leven

Ik kan mij nog goed herinneren dat ergens in de jaren negentig het filosofisch tijdschrift Krisis een themanummer aan rechtse intellectuelen wijdde. ‘Foute intellectuelen’, luidde de titel. Het nummer kwam maar moeizaam tot stand: de combinatie rechts en intellectueel bleek een eenhoorn. Je moest ze met een kaarsje zoeken: De Sade, Nietzsche, Spengler, Heidegger, De Man en Cioran – dat was het wel zo'n beetje.

Het is allemaal verleden tijd, want intellectuelen bestaan niet meer. Van de pen kan je in het kleine, geestelijk arme Nederland nu eenmaal niet leven. En academici zijn vrijwel allemaal technocraten geworden die keurig binnen de lijntjes kleuren. Daar heeft de publicatiedruk wel voor gezorgd.

Paard van Troje

Teveel paternalistische ingenieurs, het is iets waar de sociaaldemocratie altijd last van heeft gehad. Met de neoklassieke gelijkschakeling van de Nederlandse economiebeoefening is de PvdA in de jaren tachtig en negentig uitgegroeid tot het grootste neoliberale paard van Troje van alle Nederlandse middenpartijen.

De PvdA heeft zich laten gijzelen door haar neoliberale kinderen. Aangevoerd door economen als Rick van der Ploeg, is het binnen de partij nog altijd deze kliek die het denken over sociaal-economische vraagstukken bepaalt. Het levert het bizarre (maar o zo herkenbare) beeld op van verkiezingsprogramma's die aan de ene kant wanhopig aansluiting zoeken bij de heersende mode over postmoderne identiteitskwesties (dichte versus open grenzen), maar tegelijkertijd op sociaaleconomisch gebied slechts Kurieren am Symptom

De PvdA heeft zich laten gijzelen door haar neoliberale kinderen

Een herziening van de detacheringsrichtlijn — vier jaar lang het stokpaardje van Asscher — gaat de al decennia dalende trend van de arbeidsinkomensquote echt niet keren. Daar is een fundamentele analyse van de machtsonevenwichtigheden in het kapitalisme voor nodig. En op zo’n analyse heb ik de PvdA al decennia niet kunnen betrappen. 

Pas als zij zich van de houdgreep van deze economische loodgieters weet te ontdoen en weer een vrijplaats wordt voor het type politieke verbeelding waar het in de jaren zeventig patent op had, heeft de PvdA als ideëenpartij misschien een (kleine) bestaansreden. Maar zelfs dan blijft haar ongeloofwaardigheid haar parten spelen. De partij heeft in de loop der jaren domweg te veel bestuurders gebaard die de sociaaldemocratische principes met voeten hebben getreden.

Nooit had de partij moeten toestaan dat oud-premier Kok zich verschanste in de raad van commissarissen van ING. En het was een flater van jewelste om de vice-premier van een van de meest rechtse kabinetten sinds de Tweede Wereldoorlog tot lijsttrekker te maken. Hoe ging Lodewijk Asscher ooit geloofwaardig gehakt maken van hetzelfde beleid waar hij vier jaar lang zijn handtekening onder had gezet?

Wat je de PvdA als sympathiserende buitenstaander zou wensen, is een Corbyn-achtige paleisrevolutie. Het is veelzeggend dat de enige Europese sociaaldemocratische partij die het tij wist te keren, het Britse Labour was. De boodschap laat zich raden: de kiezer heeft tabak van de trui van Spekman. En ze zit al helemaal niet te wachten op de zoveelste bekering van Lodewijk Asscher. Echte authenticiteit, dát is wat ze wil.