https://videos.pexels.com/nl-nl/foto/akkerland-beest-bladeren-boerderij-422202/

https://videos.pexels.com/nl-nl/foto/akkerland-beest-bladeren-boerderij-422202/ © Matthias Zomer / Pexels

Hoe boert de boer?

Moeten we nog wel de ambitie hebben de wereld te voeden, als grootste agrarische exporteur na de VS? Vooral de Nederlandse intensieve en grootschalige veehouderij staat volop ter discussie, vanwege haar uitstoot van stikstof en broeikasgassen. De belangen achter de huidige vlees- en zuivelproductie zijn tegelijkertijd formidabel. Follow The Money onderzoekt wat verandering in de weg staat, en hoe het anders zou kunnen. We beginnen op het boerenbedrijf: wat beweegt de boer, en wat is zijn bewegingsvrijheid?

0:00
Audioserie Landbouw, industrie

Landbouw, industrie

Aflevering 1 van 6

Bekijk audioserie

Het ligt aan Carola Schouten, aan Tjeerd de Groot, aan Johan Vollenbroek, het RIVM, dierenactivisten, de banken en de supermarkten. Protesterende boeren hebben een ris tegenstanders, en verwijten die dat ze hun het runnen van een bedrijf onmogelijk maken: de prijzen voor hun producten zijn te laag en de milieueisen te hoog. Maar de Nederlandse boeren moeten de hand in eigen boezem steken, stelde Dirk Duijzer half juni in Het Financieele Dagblad.

Duijzer is geen linkse politicus of milieuactivist, maar topman bij de Rabobank en voorzitter van de Topsector Agri & Food, waar hij de met de boerenprotesten sympathiserende Aalt Dijkhuizen opvolgde. Duijzers analyse: de eenzijdige fixatie op bulkexport naar verre landen heeft in Nederland geleid tot enorme milieuproblemen (stikstof, fosfaat, broeikasgas). De toekomst is in zijn ogen aan de kringlooplandbouw, met minder boeren en minder landbouwgrond. En als de boeren de schuld aan zijn bank willen geven, zijn ze in Duijzers ogen ‘onvolwassen’. ‘Het waren altijd de bedrijven zelf die de schaalvergroting wilden.’

Welke keuzevrijheid heeft de boer, hoe komt hij rond en moet hij daarvoor voortdurend uitbreiden?

Is dat zo, moeten boeren niet zeuren? Hadden ze er zelf de hand in dat de Nederlandse landbouw steeds grootschaliger en intensiever is geworden? Of werden ze door de supermarkten, de zuivelbedrijven, de slachthuizen en niet te vergeten de consument gedwongen om zich op die bulkproductie richten?

Binnen de landbouw ligt de veehouderij het meest onder vuur als uitstoter van ammoniak en broeikasgassen, en dan met name de melkveehouderij en de varkenshouderij. Dat zijn ook de sectoren waar de schaalvergroting het meest is opgetreden.

Tijd om eens op het boerenerf te kijken, in dit geval een gangbare melkveehouderij in het Zuid-Hollandse Leimuiden en een eveneens gangbare varkenshouderij in het Brabantse Erp. De hoofdvragen voor beide: welke keuzevrijheid heeft de boer, hoe komt hij rond en moet hij daarvoor voortdurend uitbreiden?

De melkveehouder

Aan de rand van de provincie, met uitzicht op de verkeerstoren van Schiphol, boert Sjaak Straathof met vrouw Marijke en zoon Mark op 36 hectare grond. Ze hebben 70 melkkoeien en 35 ‘stuks’ jongvee, die opgefokt worden tot melkkoeien. Daarmee is het bedrijf kleiner dan de gemiddelde melkveehouderij, die een kleine 100 melkkoeien en 50 kalfjes en pinken telt. Toch houdt de familie Straathof het hoofd boven water, door een combinatie van gerichte investeringen en een sobere bedrijfsvoering.

Sjaak Straathof: ‘Ik begon in 1978 met 12 hectare die ik van mijn vader overnam, met 35 koeien, 20 fokzeugen en wat schapen en kippen. Ik ben telkens blijven investeren in grond, productierechten en huisvesting. Je ontwikkelt door, want je hebt een minimale hoeveelheid nodig om er een inkomen uit te halen.’ Zo begon hij met een ouderwetse grupstal, waarbij de koeien vastgebonden stonden en de mest aan de achterkant in een goot (grup) terechtkwam. Het afvoeren van de mest vraagt dan veel werk. In 1988 liet hij een ligboxenstal bouwen met een mestkelder. Veertien jaar geleden kwam er een ruimere moderne stal, van waaruit de koeien zelf de wei in kunnen lopen.

In de loop der jaren wist Straathof het aantal koeien te verdubbelen, maar dat ging niet zonder slag of stoot. ‘Bij de start van het melkquotum in 1984 werd een korting toegepast en moest ik 20 procent van mijn melkvolume inleveren. Later kon je melkquota kopen van andere boeren. Dat moest je wel doen om het bedrijf rendabel te houden, elk jaar weer iets meer. Op de top molk ik tachtig koeien.’

Zuinig boeren

Het melkquotum was bedoeld om van de beruchte boterberg en melkplas in de EU af te komen, maar de boeren zagen het als een rem op hun ondernemerschap. De afschaffing van het quotum in 2015 beleefden ze als ‘bevrijdingsdag’. Omdat melkveehouders daarna de productie meteen stevig opvoerden, kelderde de melkprijs en werd er zoveel mest geproduceerd dat Nederland door het Europese fosfaatplafond brak. Daarop besloot het kabinet-Rutte II, op voorstel van staatssecretaris Dijksma (PvdA), in 2018 fosfaatrechten toe te kennen, die bepalen hoeveel mest een melkveebedrijf mag produceren.

Mark: ‘Ik snap dat ze na de afschaffing van het quotum in Europa naar een systeem van productierechten wilden om de productie in Nederland toch te reguleren en de prijs te beschermen. Maar voor ons bedrijf pakte het heel onrechtvaardig uit. In juli 2015, op de peildatum voor het toekennen van de fosfaatrechten, waren we net niet ‘grondgebonden’ – om in die categorie te vallen mocht je jaarlijks niet meer dan 20.000 liter melk per hectare produceren. Net in dat jaar hadden we geen extra grond gehuurd, zodat we boven die 20.000 liter per hectare uitkwamen. Daardoor kregen we de maximale korting en moesten we koeien inleveren, terug naar 70. Boeren die meer melk produceerden dan hun quotum toeliet, moesten daarvoor een boete betalen – de superheffing. Maar ze hielden wel meer koeien over omdat ze op de peildatum – tegen de regels in dus – veel vee hadden. Dat klopt niet.’

Tegen bezwaar aantekenen – wat zo’n negenduizend boeren deden – zagen ze op, dus moesten ze hun bedrijfsvoering opnieuw tegen het licht houden. De nieuwe stal stond nu niet meer vol met koeien, dat was een streep door de rekening. Maar het recept was en bleef: kosten terugbrengen. De strategie van de familie Straathof heeft vier elementen:

De koeien halen zelf het gras van het land af, daar hoef je geen loonwerker voor in te schakelen

1: Weidegang. Voor de familie Straathof is de koeien weiden geen pr-verhaal met dansende koeien in het gras, maar een bedrijfseconomisch besluit. Sjaak Straathof: ‘Wij hebben de koeien tweehonderd dagen per jaar buiten, dat levert het meeste op. De koeien halen zelf het gras van het land af, daar hoef je geen loonwerker voor in te schakelen. Met de koeien binnen zou je meer mest in de kelder hebben, die je weer moet uitrijden. De energiekosten zijn dan ook veel hoger.

Omdat we beweiden, werken we niet met een melkrobot. Een melkrobot verdient zichzelf terug door driemaal daags te melken, dat red je alleen door de koeien het hele jaar op stal te hebben. Ons verste land ligt twee kilometer weg, da’s een hele afstand voor een koe. Wij laten de koeien twee keer per dag door onze handen gaan, dan voel je precies hoe het met de koe is. Koeien zijn ook altijd blij als ze naar buiten kunnen, het is goed voor ze. En je krijgt 1,5 cent meer voor weidemelk. Dat is niet doorslaggevend, het is hele plaatje dat telt.’

Nadeel is wel dat de boerderij mest moet afvoeren voor een paar duizend euro per jaar, juist door de beweiding. Mark Straathof: ‘Omdat we veel weiden, komen we in de Kringloopwijzer ongunstig uit, dat is heel krom. Het kan gebeuren dat een boer die de koeien het hele jaar op stal heeft, minder mest hoeft af te voeren. Dat komt omdat de mestinjecteur de mest efficiënt in de grond brengt, terwijl een koe in de wei het op een hoop gooit.’

2. Minder krachtvoer aankopen. Mark Straathof: ‘Door de beweiding heb je minder krachtvoer nodig. Gras – ruwvoer – is een hoogwaardig product en je verliest er niets van als de koeien het direct van het land vreten. Er komt wel wat graslandbeheer bij. Je moet zorgen dat ze altijd het beste gras vreten. Elke dag bakenen we een nieuw stuk af met schrikdraad, dat heet ‘stripgrazen’. Je hebt gras nodig met veel eiwit. Dat is een zaak van op het juiste moment kunstmest strooien, het gras vijf tot zes weken laten staan, en dan maaien. Als de basis goed is, dan hoef je niet veel te corrigeren. Wij zitten hier gelukkig ook op rijke kleigrond. Als je een slechte ‘kuil’ hebt [ingekuild gras voor de winter, red.], moet je dat met veel duur krachtvoer compenseren.’

‘Sober boeren is onze kracht. Het is ook bittere noodzaak’

3. Geen loonwerkers inhuren voor het uitrijden van de mest, alleen het ‘inkuilen’ van het gras tot grote balen laten ze doen. Sjaak Straathof: ‘Wij rijden veel met de mesttank en de injecteur. Telkens als de koeien een stuk afgegraasd hebben, bemesten we. Als je op maat bemest, perceel voor perceel, is het niet interessant om een loonwerker te laten komen. Die werkt met een enorme sleepslang. Da’s efficiënter dan een mesttank, maar ook kostbaar.’

4. Geen personeel. Al het werk op de boerderij doet de familie zelf. Voor extra inkomsten werkt zoon Mark nog vier dagen per week op een landbouwmechanisatiebedrijf.

Eerlijke melkprijs

Met hun sobere bedrijfsvoering komen de Straathofs uit op een kostprijs van bijna 14 euro per 100 kilo melk. Afnemer Vreugdenhil, een poedermelkfabrikant, betaalt op dit moment 32 euro per 100 kilo. Sjaak Straathof: ‘Onze kostprijs is de laagste binnen twee studiegroepen waar mijn zoon en ik in zitten. Misschien zou je nog meer melk uit je koeien kunnen halen, maar die laatste liters kosten veel geld. Je hebt dan meer krachtvoer nodig en de koeien zien de dierenarts vaker. Elke koe erbij kost je ook nog eens 10.000 euro aan fosfaatrechten. Sober boeren is onze kracht. Het is ook bittere noodzaak, wat we uit het verleden hebben meegekregen toen het bedrijf van mijn vader onder zeven kinderen moest worden verdeeld. Er zijn zat boeren in de studiegroepen die meer dan honderd koeien melken, en geen euro meer verdienen dan wij.

‘Ik zag een laatst een staatje in een agrarisch blad. In 1998 was je een kwartje kwijt aan krachtvoer, nu is dat een kwartje in euro’s. Nestlé betaalde toen 75 cent voor een liter, nu 32 eurocent. Dat zegt alles.’

Biologisch boeren is geen alternatief, zeggen ze. Als er al grond beschikbaar zou zijn, is die niet rendabel te maken

Zouden de Straathofs willen groeien? ‘Qua stal kunnen we groter worden,’ zegt Sjaak Straathof. ‘Maar je moet het werk wel alleen af kunnen en de mest op eigen land kunnen plaatsen. Je moet oppassen dat je de extra opbrengst niet kwijt bent aan de loonwerker en de mest die je moet afzetten. Het mooiste is als je helemaal zelfvoorzienend bent, geen mest hoeft af te voeren, en al het voer van eigen land haalt. Maar dan moet je grond bijkopen en die is hier schaars. De omgeving van Leimuiden is een oude droogmakerij, de grond is ook prima geschikt voor akkerbouw en de prijzen liggen hoog.’ 

Daarom is biologisch boeren, met hogere prijzen, geen alternatief, zeggen ze. Als er al grond beschikbaar zou zijn, is die niet rendabel te maken, zegt Mark Straathof. ‘Het is een beperkte markt omdat consumenten er niet massaal voor willen betalen. Voor ons was het prijsverschil lange tijd te klein. Biologisch krachtvoer is duurder en je moet meer ruimte voor je koeien hebben. Per hectare produceer je zo maximaal 10 à 11 duizend liter melk. Dan moet er minstens 10 tot 15 cent per liter bij, en die prijs krijg je niet voor biologische melk.’

Het huishoudboekje van de familie Straathof

Gefinancierde investeringen:

  • 2006: nieuwe stal 300.000 
  • 2011: aankoop land 700.000

Kleinere investeringen, zoals in fosfaatrechten en machines, gaan van de lopende rekening.

Inkomsten:

  • De Straathofs rekenen met gemiddeld 8500 kilo melk per koe per jaar, een gemiddelde productie voor Nederlands melkvee, veel minder dan ‘topkoe Nora’
  • Ze ontvangen een Europese subsidie van in totaal ruim 11.000 euro, waarvan ruim 4000 voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken. Daarnaast ontvangen de Straathofs nog een kleine Nederlandse subsidie voor weidevogelbeheer op een deel van het perceel – vooral voor later maaien om de nesten te ontzien.
  • De bewerkingskosten van de grond liggen op 3,50 euro per 100 kilo melk. De gemiddelde bewerkingskosten van de groep melkveehouders bij PPP Agro Advies – de studiegroep van de Straathofs – bedragen 9,10 euro per 100 kilo melk. Ook de kosten voor de dierenarts en de fokkerij liggen onder het gemiddelde van die referentiegroep.

Kostprijs en omzet:

  • De totale kostprijs is 13,90 euro per 100 kilo melk.
  • De totale omzet bedraagt 250.000 euro.
Lees verder Inklappen

De melkproductie is en blijft hun voornaamste inkomstenbron. Marijke Straathof: ‘Je verkoopt daarnaast wat vee, maar dat doet niet veel. Melkkoeien die naar de slacht gaan, brengen wel wat op, maar bij nuchtere kalfjes is de opbrengst minimaal. De stierkalfjes, die afgemest worden in de vleesveehouderij, konden ze lange tijd niet kwijt omdat de horeca tijdens de lockdown stillag. Een licht kalfje wilden ze niet eens meenemen. Dat moet je dan langer houden. Een zwartbont stierkalf van normaal gewicht, zo’n 40 kilo bij de geboorte, doet nu 50 à 60 euro.’

Boerenlandbouw en ondernemers

Met hun manier van boeren past de familie Straathof perfect in de ‘boerenlandbouw’ zoals de Wageningse emeritus hoogleraar Jan Douwe van der Ploeg die definieert. Het zijn kleinere familiebedrijven die inzetten op kostenreductie, geen grote financiële risico’s aangaan, en daardoor ook minder vatbaar zijn voor schommelingen in de (melk)prijs. Deze bedrijven, zo betoogde hij eind vorig jaar in de Volkskrant, optimaliseren uit kostenoverwegingen ook de kringlopen op hun bedrijf. Hun stikstofverlies, in de vorm van ammoniakuitstoot, is beperkt omdat ze weinig krachtvoer en kunstmest gebruiken. Bij hen is de uitstoot vaak de helft van die van ‘agrarisch ondernemers’, die met hoog krachtvoer- en kunstmestgebruik hun productie willen maximaliseren.

De overheid heeft het landbouwbeleid nooit willen differentiëren’, constateert Van der Ploeg. ‘Maatwerk dat aansloot bij de reële verschillen werd afgewezen. Alle boeren moesten, ongeacht hun feitelijke situatie, dezelfde maatregelen treffen. De relatief schone gebieden en bedrijven werden geconfronteerd met een generieke aanpak die bedoeld was voor de meest vervuilende bedrijven. Dat leidde tot fricties, ongenoegen en onnodige kosten. Gevolg: frustraties alom.’ Het waren die frustraties die een verenigd boerenfront per trekker naar het Malieveld dreven, stelt Van der Ploeg.

De varkenshouder

Jan Vogels, eigenaar van het ‘Varkenshotel’ te Erp, voldoet net als veel andere varkenshouders meer aan de definitie van ‘agrarisch ondernemer’. Grondgebonden, zoals in de boerenlandbouw gebruikelijk is, zijn de varkenshouderijen in Nederland zelden, en het percentage biologische bedrijven – waar varkens ook naar buiten kunnen – is te verwaarlozen: minder dan 1 procent.

Vogels’ hoofdactiviteit is een fokkerij met 1150 zeugen. De biggen blijven vier weken bij de moeder, dan nog zes weken op het bedrijf totdat ze 25 kilo wegen. Daarna gaan ze – met 500 à 600 per week – op transport naar Duitsland, waar ze worden afgemest tot 125 kilo en dan geslacht. Vijftien jaar geleden kocht Vogels het vleesvarkenbedrijf van zijn buurman erbij, waar 7000 varkens per jaar worden afgemest.

‘Mijn vader had hier een gemengd bedrijf, dat-ie uitbouwde tot een varkenshouderij met 500 vleesvarkens – dat was heel wat voor die tijd. Zeugen en biggen hadden we niet. Ik twijfelde of ik het bedrijf wilde overnemen, ik wilde eigenlijk leraar worden. Op mijn twintigste heb ik een stal gehuurd met 200 zeugen, om te kijken of het iets voor me was. Het eerste jaar moest ik al meteen 25 duizend gulden bijpassen, de prijzen waren slecht destijds. Mijn vader kon intussen onder de interimwet van Gerrit Braks zijn vleesvarkens, waar geen brood in zat, inruilen voor 250 zeugen. Tegen mijn dertigste besloot ik dat ik verder wilde als varkensboer en het bedrijf wilde overnemen. Prijstechnisch gezien moest ik wel uitbreiden, eerst naar 700 zeugen, en in 2015 naar mijn huidige omvang – met vier man personeel inmiddels.’

‘Het moet allemaal passen, qua afstand tot andere huizen, ammoniakemissies en geur’

Vogels’ bedrijf zit ver boven de gemiddelde grootte van 1670 vleesvarkens en 530 zeugen. Wat is de optimale omvang? Jan Vogels: ‘Dat je volle bulkwagens kunt bestellen met voer, en dat ook de vrachtwagens die varkens en biggen afvoeren volgeladen zijn. Dat is voordeliger, je krijgt kwantumkorting bij het voer, en je gaat ziekteverspreiding tegen. De varkenshandelaar die mijn beesten ophaalt, mag bij niet meer dan twee bedrijven varkens laden. Ik eis dat ze hier met een schone wagen komen, waar geen varkens van een ander bedrijf in hebben gezeten.’

‘Veel mensen zijn het eens dat dit een mooie omvang is om schaalvoordelen te boeken. Als je bedrijf groter wordt, moet je meteen meer bulkwagens met voer laten komen en zijn de voordelen een stuk kleiner. Bovendien zit ik hier op één locatie met alle stallen en heb ik een milieuvergunning voor maximaal 1150 zeugen. Het moet allemaal passen, qua afstand tot andere huizen, ammoniakemissies en geur. Dat is hier het geval.’

Luchtwassers en sensoren

Anders dan de vleesvarkens van veel Brabantse bedrijven eindigen de dieren van Vogels niet bij de slachterijen van VION, opgezet door de investeringsmaatschappij van boerenorganisatie ZLTO. ‘De handelaar aan wie ik mijn varkens lever, doet zaken met de slachterijen van Compaxo in Zevenaar en Westfort bij Rotterdam. Dat heeft te maken met het type varken dat ik afmest. Mijn soort varken, het Piétrain-ras, is bestemd voor de Duitse markt. Het is een vleesrijker varken dan het gangbare, met weinig spek. Spek geeft juist smaak, zeggen ze. Ik laat voor mezelf elk jaar wat vlees bij de slager hier klaarmaken, dan zoek ik altijd een vettere borg [gecastreerd mannetje, red.] uit.

Vanwege de Duitse markt doet Vogels niet mee aan het Beter Leven-keurmerk van de Dierenbescherming. ‘Mijn biggen hebben 0,4 vierkante meter leefruimte, dat komt overeen met één Beter Leven-ster. Ik heb extra speelmateriaal in het hok hangen en gooi er stro en luzerne in. Maar in Duitsland willen ze vlees van gecastreerde beren (mannetjes), om van de typische berengeur af te zijn, en dat mag weer niet bij één ster.’

Anders dan de melkveehouders – van wie de meesten aan FrieslandCampina leveren, en bij wie concurrentie niet aan de orde is – proberen varkenshouders zich te onderscheiden. Jan Vogels zoekt dat in twee richtingen: technologie en vleeskwaliteit. Hij heeft een geavanceerd systeem om het klimaat in de stal te monitoren, dankzij zoon Jari die fiscaal recht studeerde en een bedrijfje in stalsensoren (Stal Data) heeft opgezet.

‘Zolang er vraag is naar vlees, moet er schaalvergroting plaatsvinden, anders kunnen we het niet duurzaam houden’

Om de uitstoot van ammoniak en de geuroverlast te dempen heeft hij drie luchtwassers, een chemische, een biologische die bacteriën het werk laat doen, en een combiwasser. Achter de luchtwassers zit een systeem voor warmteterugwinning waarmee hij op de verwarming bespaart. ‘Dat kost 50.000 euro, maar dankzij een gunstige fiscale regeling kan ik het terugverdienen. Ook in de klimaatsystemen, het automatische voersysteem en de luchtwassers kun je alleen investeren als je een bepaalde schaal hebt. Een collega is vorig jaar gestopt als varkenshouder, op zijn 51e. Hij hield 250 zeugen in een buurdorp, en moest investeren in een luchtwasser. “Dat kost me 80.000 euro,” zei hij, “dan moet ik 500 zeugen houden om het rendabel te maken en personeel aannemen.” Daar had hij geen zin meer in.’

Zoon Jari voegt toe: ‘Je ziet een voortgaande professionalisering van de sector. Er komt steeds meer techniek bij kijken, en dat vereist investeringen. Je moet echt ondernemer willen zijn, groter willen groeien. Zolang er vraag is naar vlees, moet er schaalvergroting plaatsvinden, anders kunnen we het niet duurzaam houden. Er is tenslotte maar beperkt plaats in Nederland.’

Door zijn technologische voorsprong kijkt Jan Vogels zonder woede naar Den Haag of naar het provinciehuis in Den Bosch. ‘Ik voldoe al aan de nieuwe eisen, ik hoef niet per se de straat op. Ik hoor wel over jonge boeren in de provincie die het ouderlijk bedrijf wilden overnemen en alles hadden uitgerekend, inclusief een investering in luchtwassers in 2028. Van het vorige Brabantse college moest dat ineens al in 2022. Als dat alleen in Brabant geldt, is het rechtsongelijkheid en ga je op de trekker naar het provinciehuis, dat snap ik wel.’

Stress vermijden

Vogels lonkt naar nieuwe ‘varkensconcepten’ om zich te onderscheiden. ‘Ik heb een kleine twee jaar samengewerkt met slager Havermans in Wagenberg, West-Brabant. Hij wilde een speciaal varken hebben, met een betere smaak. Daarvoor moest er duurder voer in, en moesten de vleesvarkens meer ruimte krijgen. En hij wilde alleen gecastreerde beren, geen gelten (vrouwtjes), omdat die het mooiste vlees hebben. Hij slachtte zo 90 varkens per week van mij, en verkocht ze allemaal zelf. Een gemiddelde slagerij slacht er vier in de week, hooguit in de barbecuetijd wat meer.’

‘Veel varkenshouders zouden wel een combi willen met biologische varkenshouderij, maar de wetgeving zit vaak in de weg’

‘Het was een interessante samenwerking. Ik beurde 15 cent per kilo meer dan voor een gangbaar varken. Hij won prijzen met het vlees, voor het beste worstenbroodje bijvoorbeeld. Maar op een gegeven moment wilde hij dat niet meer betalen. Toen hield het voor mij op, uiteindelijk gaat het om je verdiensten. Maar ik vond het wel leuk om te doen. Ik kreeg meer inzicht in vleeskwaliteit. Dan stuurde hij een foto: dit vlees is te nat. Ik ging het dan bijsturen met ander voer, meer rogge bijvoorbeeld, dan krijg je een steviger bite. En ik zorgde voor zo min mogelijk stress bij het laden van de varkens. Rust voor het slachten is heel belangrijk.’

Zeugen die geworpen hebben, mogen van Vogels even bijkomen in een met stro bekleed buitengedeelte tussen twee stallen in. ‘Dat is eigenlijk tegen de regels, want volgens de milieuvergunning staan al mijn varkens onder de luchtwassers. Ik heb ook collega’s die een kraamhok met vrije uitloop hebben, zodat de zeugen zich kunnen bewegen – dan moet je wel oppassen dat ze de biggen niet dooddrukken. Veel varkenshouders zouden wel een combi met biologische varkenshouderij willen en hun varkens uitloop naar buiten willen geven, maar de wetgeving zit vaak in de weg.’

Milieuregels jagen de kostprijs in Nederland omhoog, zegt Jan Vogels. ‘Ik moet 60 procent van de mest aan een mestverwerker geven, of zelf verwerken. Ik doe het zelf, dat is voordeliger. Twee keer per jaar huur ik een mobiele mestscheider die dan vijf dagen aan het draaien is. Dan houd je dikke en dunne fractie over van je drijfmest. De dunne mest, waar bijna geen fosfaat meer in zit, wordt via een loonwerker bij akkerbouwers hier in de buurt afgezet. De dikke fractie gaat naar een composteringsbedrijf of een andere mestverwerker. Alles bij elkaar is de mest op mijn bedrijf een kostenpost van een ton. Terwijl mest eigenlijk een voedingsstof is. In het oosten van Duitsland bijvoorbeeld kun je de mest gratis kwijt, alleen tegen wat transportkosten.’ Het maakt de Nederlandse concurrentiepositie lastig, zegt Vogels, ‘maar door ons vakmanschap kunnen we internationaal toch nog meekomen’.

Het huishoudboekje van Jan Vogels

Inkomsten 2018

  • Verkoop vleesvarkens: 7000 varkens van 120 kg levend à 170 euro = 1,2 miljoen
  • Productie 34.500 biggen (25 kg levend) waarvan:
    • 7000 mest hij zelf af, tot 120 kg
    • 27.500 varkens à 25 kg exporteert hij naar Duitsland à 60 euro = 1,5 miljoen
  • 400 zeugen verkoopt hij voor de slacht à 160 euro = 65.000
  • Opbrengst van de 1140 zonnepanelen op zijn dak = 16.500
  • Uit de basisbetalingsregeling van het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid ontving Jan Vogels in 2018 1227,15 euro, daarnaast 529,50 euro voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken.

Totale jaaromzet: 2.765.000 euro

Kosten 2018

  • 70 procent van de kosten bestaat uit voer, voornamelijk restproducten van de menselijke voedselproductie, aangevuld met soja en granen
  • Investeringen: 101.000
  • Aflossing: 216.000
  • Rentekosten: 37.000
  • Personeelskosten: 198.000
  • Energiekosten: 65.000 (gas, water, elektra)
  • Voerkosten: 1.425.000
  • Mestkosten: 117.000
  • Dierenarts (85 procent inentingen, 10 procent advies, 5 procent medicijnen): 175.000

Totaal kosten: 2.287.100 euro

Vergunning

Vogels heeft een omgevingsvergunning van de gemeente voor de 2589 vleesvarkens, met een PAS-melding die nog wordt omgezet in een natuurbeschermingswetvergunning. Emissie vergund: 2416 kg NH3.

Daarnaast een aparte omgevingsvergunning voor 1150 zeugen, 7200 speenbiggen (6 tot 25 kg), 320 opfokgelten/vleesvarkens (jonge, nog nooit gedekte zeugen van 2 tot 6 maanden). Daarvoor heeft hij ook een natuurbeschermingswetvergunning van de provincie. Emissie vergund: 1700 kg NH3.

Lees verder Inklappen

Hij klaagt niet. De verdiensten waren heel goed het afgelopen jaar, dankzij de varkenspest in China – ‘het is een wereldwijde markt’. ‘Ik ben tevreden. Deze zomer ga ik een stal bouwen voor 600 biggen. Dan kan ik ze nog wat meer ruimte geven, want elk jaar neemt de biggenproductie toe, dankzij betere genetische selectie. Daarmee is het dan klaar.’

Jan Vogels mijmert nog wel over een eigen varkensmerk, samen met een lokale slager. ‘Ik heb nog een halve hectare bos met een vijver, daar zouden mijn vleesvarkens kunnen scharrelen – niet alle tweeduizend tegelijk, natuurlijk.’

De toekomst

Anders dan melkveehouder Straathof heeft varkensondernemer Vogels geen opvolger, verwacht hij. Zoon Jari wil door in de sensoren. ‘Het bedrijf is helemaal up-to-date, het kan zo overgenomen worden. Ik ben nu 58, ik wil nog vijf jaar door. Maar als er in die periode een koper komt met een goede prijs, is het ook goed.’

Om hem heen heeft hij al veel collega’s zien stoppen. ‘We blijven met steeds minder over. In Erp hebben we een studieclubje van varkenshouders, van de veertig leden dertig jaar geleden zijn er nu nog zo’n tien over. In heel Nederland zijn er nog vierduizend varkenshouders over, dat kunnen er op termijn duizend worden.’

Ook aan de Vriezekoop, in het buitengebied van Leimuiden, houdt de ene na de andere melkveehouder ermee op, meestal bij gebrek aan opvolgers. Bij de familie Straathof neemt zoon Mark, die al twaalf jaar in de maatschap zit, binnenkort het bedrijf over. Sjaak Straathof: ‘Als Mark niet verder had gewild, hadden we ook niet verder geïnvesteerd en die laatste 12 hectare er niet bij gekocht. Dat doe je omdat je hem een goede basis wilt geven.’

‘Maar zo is het met boeren: het zit in je en dan wil je ook niet anders meer’

Omdat er geen koper komt, is er dus ook geen riante oude dag voor Sjaak en Marijke Straathof. Ze blijven op het erf wonen, en meehelpen op de boerderij – zoals dat in de ‘boerenlandbouw’ vaak gebeurt. Marijke Straathof: ‘Op een gegeven moment moet je bedrijf worden overgenomen, dat zijn de moeilijkste dingen. Je pensioen moet uit het boerenbedrijf komen. Alleen als je aan een vreemde verkoopt, krijg je een zak met geld. Nu heb je een heel leven hard gewerkt, en houd je nog niks over. Van de ene kant streelt het je dat je zoon het wil overnemen. Van de andere kant zeg ik wel eens tegen hem: zoek ergens een gewone baan, dan verdien je meer en heb je nog vrije tijd ook. Maar zo is het met boeren: het zit in je en dan wil je ook niet anders meer.’

Zo is er een significant verschil tussen de perspectieven voor het melkvee- en varkensbedrijf. In de melkveebusiness kunnen bedrijven zonder grote aantallen koeien en zonder grote investeringen in technologie en machines met slim calculeren nog steeds overleven. Ze kunnen op meer sympathie rekenen dan de intensieve, niet-grondgebonden bedrijven die hun dieren het hele jaar op stal houden en ze met krachtvoer tot maximale melkgift aanzetten.

In de varkenshouderij is het eerder andersom. De stoppersregelingen werden tot nu toe vooral gebruikt door kleinere bedrijven die niet meer in emissiearme stallen en luchtwassers konden of wilden investeren. Voor de nieuwe saneringsregeling van minister Schouten ligt dat ook voor de hand. De verwachting is dat vooral grote, op de biggenexport naar Duitsland gerichte vermeerderingsbedrijven als die van Vogels overblijven. Mits ze een opvolger of koper vinden uiteraard, en mits de dorpelingen het allemaal oké vinden. Vogels maakt zich wat dat betreft geen zorgen. ‘Ik ben actief in de buurtvereniging en geef elk jaar een varken weg aan de buurtbarbecue. Ik wil ook weer eens een open dag houden met de bedrijven bij mij in de straat, dat is altijd een succes. We hebben hier een pluimveebedrijf, een melkveehouderij en vleesveebedrijf, diverse dieren dus. Laat de burger maar komen kijken.’